gepubliceerd op 19 juni 2009
Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de nadere procedureregels voor de organisatie van een provinciale volksraadpleging
5 JUNI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de nadere procedureregels voor de organisatie van een provinciale volksraadpleging
De Vlaamse Regering, Gelet op het provinciedecreet van 9 december 2005, artikel 205bis, § 3, eerste lid, toegevoegd bij het decreet van 30 april 2009, artikel 212 en artikel 214;
Gelet op het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het Provinciedecreet en van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, artikel 137, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 juli 1999 tot bepaling van de nadere regels voor het houden van een provinciale volksraadpleging;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 maart 2009;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De bepalingen van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen zijn van overeenkomstige toepassing voor het houden van een provinciale volksraadpleging, voor zover het huidig besluit in geen andere regeling voorziet.
Art. 2.De potentiële deelnemers worden door het college van burgemeester en schepenen in stemafdelingen verdeeld.
Als er niet meer dan duizend tweehonderd potentiële deelnemers per gemeente aan de provinciale volksraadpleging zijn, vergaderen zij in één enkele stemafdeling.
Zijn er meer, dan worden zij door het college van burgemeester en schepenen ingedeeld in stemafdelingen van ten hoogste duizend tweehonderd en ten minste driehonderd potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging.
Het college van burgemeester en schepenen wijst voor elke stemafdeling een afzonderlijk stembureau en stemlokaal aan.
Verschillende stemafdelingen kunnen in de lokalen van hetzelfde gebouw worden bijeengeroepen.
Als de stemming anders verloopt dan aan de hand van een stembiljet, kan het aantal potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging per stemafdeling worden verhoogd door de Vlaamse minister bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, zonder dat het aantal ervan echter hoger ligt dan tweeduizend vijfhonderd potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging.
Art. 3.§ 1. Elk provinciaal kiescollege voor de volksraadpleging bevat een provinciehoofdbureau, kantonhoofdbureaus, stemopnemingsbureaus en stembureaus. § 2. Het provinciehoofdbureau is gevestigd in de hoofdplaats van de provincie.
Het wordt voorgezeten door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de hoofdplaats van de provincie of, bij zijn afwezigheid, door de magistraat die hem vervangt.
Het provinciehoofdbureau bestaat, behalve de voorzitter, uit vier bijzitters, vier plaatsvervangende bijzitters en een secretaris. De bijzitters en plaatsvervangende bijzitters worden door de voorzitter aangewezen uit de potentiële deelnemers van de gemeente waarin het provinciehoofdbureau gevestigd is.
De secretaris wordt door de voorzitter aangewezen uit de potentiële deelnemers van de provincie.
Het provinciehoofdbureau oefent een controle uit op alle verrichtingen die betrekking hebben op de volksraadpleging en bepaalt zo nodig de dringende maatregelen die de omstandigheden zouden kunnen vereisen.
Na inzage van de informatie die het provinciehoofdbureau overeenkomstig § 3 ontvangen heeft van de kantonhoofdbureaus, controleert het of het percentage van 10 % van de inwoners van de provincie, vermeld in artikel 205 van het provinciedecreet bereikt is en of er vervolgens al dan niet overgegaan moet worden tot het opnemen van de resultaten van de volksraadpleging.
Als blijkt dat minder dan 10 % van de inwoners van de provincie deelgenomen hebben aan de volksraadpleging, brengt de voorzitter van het provinciehoofdbureau de voorzitters van de kantonhoofdbureaus daarvan onmiddellijk op de hoogte, die op hun beurt zo snel mogelijk aan de door hen aangewezen voorzitters en bijzitters van de stemopnemingsbureaus meedelen dat hun bureau niet zal moeten bijeenkomen.
Indien minstens 10 % van de ingeschreven inwoners van de provincie deelgenomen hebben aan de volksraadpleging, brengt de voorzitter van het provinciehoofdbureau de voorzitters van de kantonhoofdbureaus daarvan onmiddellijk op de hoogte, die op hun beurt zo snel mogelijk de door hen aangewezen voorzitters en bijzitters van de stemopnemingsbureaus daarover inlichten.
Ingeval de opneming van de resultaten van de volksraadpleging moet plaatsvinden, centraliseert het provinciehoofdbureau de desbetreffende verrichtingen op het niveau van de hele provincie. § 3. Om het voor het provinciehoofdbureau mogelijk te maken overeenkomstig § 2 te bepalen of er al dan niet overgegaan moet worden tot het opnemen van de resultaten van de volksraadpleging, bezorgen de voorzitters van de stembureaus, onmiddellijk na het beëindigen van hun verrichtingen, aan de voorzitter van het kantonhoofdbureau een overzicht met het aantal deelnemers die ingeschreven zijn in hun bureau en het aantal deelnemers die daadwerkelijk deelgenomen hebben aan de raadpleging.
Wanneer de voorzitter van het kantonhoofdbureau dit overzicht ontvangen heeft voor alle kantonstembureaus, stelt hij een samenvattend overzicht op met deze twee aantallen voor alle kantonstembureaus en deelt het zo snel mogelijk mee aan de voorzitter van het provinciehoofdbureau. § 4. Het kantonhoofdbureau is belast met het toezicht op de verrichtingen met betrekking tot de raadpleging in het hele kanton.
Het verwittigt de voorzitter van het provinciehoofdbureau onmiddellijk van elke omstandigheid die zijn controle vereist.
Wanneer de opneming van de resultaten van de raadpleging moet plaatsvinden, centraliseert het de desbetreffende verrichtingen op het niveau van het hele kanton. § 5. Het stembureau bestaat, naast een voorzitter en een secretaris, uit drie bijzitters en drie plaatsvervangende bijzitters. § 6. Het aantal potentiële deelnemers, dat ingeschreven is in de stembureaus waarvan de biljetten toevertrouwd worden aan eenzelfde stemopnemingsbureau, mag niet meer dan zeven duizend bedragen.
Art. 4.De provinciegouverneur of de door hem aangewezen ambtenaar ziet erop toe dat het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente van de provincie ten minste vijftien dagen voor de provinciale volksraadpleging een oproepingsbrief stuurt naar elke potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging op het adres waar die is ingeschreven in het bevolkingsregister.
Als een oproepingsbrief niet aan de potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging kan worden bezorgd, dan wordt de oproepingsbrief op de gemeentesecretarie neergelegd, waar de potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging of zijn volmachtdrager hem kan afhalen tot op tot op de dag van de raadpleging tot 12 uur.
De oproepingsbrief vermeldt de dag waarop en het lokaal waar in de potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging kan deelnemen aan de provinciale volksraadpleging, alsook de uren van opening en sluiting van de stemming. De oproepingsbrief vermeldt dat de stemming niet verplicht is. Bovendien vermeldt hij de vraag of vragen van de raadpleging.
Het bericht van oproeping tot de provinciale volksraadpleging wordt ten minste twintig dagen voor de raadpleging door aanplakking aan het provinciaal gouvernement en een eventuele publicatie op de website van de provincie meegedeeld. Het wordt eveneens in elke gemeente van de provincie door aanplakking en een eventuele publicatie op de website van de gemeente meegedeeld.
Art. 5.Het provinciehoofdbureau maakt het stembiljet op met inachtneming van de volgende voorschriften : 1° het stembiljet vermeldt de vraagstelling;2° onder de vraag of vragen staan op één regel telkens de woorden « ja » en « nee »;3° de woorden « ja » en « nee » worden telkens voorafgegaan door een stemvak.De stemvakken zijn zwart met in het midden een stipje van dezelfde kleur als het papier; 4° het stempapier is wit van kleur;5° alle stembiljetten zijn volledig identiek. Het provinciehoofdbureau beveelt de druk ervan in het vereiste aantal.
Hiervoor bezorgen de voorzitters van de kantonhoofdbureaus, van zodra de provinciegouverneur of de door hem aangewezen ambtenaar hen twee voor echt verklaarde uittreksels uit de lijst der deelnemers, opgemaakt per stemafdeling, gezonden heeft, zo snel mogelijk een overzicht met het totale aantal potentiële deelnemers, dat in hun respectieve kantons ingeschreven is, aan de voorzitter van het provinciehoofdbureau.
Van zodra het stembiljet gedrukt is, bezorgt de voorzitter van het provinciehoofdbureau aan de voorzitters van de kantonhoofdbureaus de hoeveelheid stembiljetten die nodig is voor de volksraadpleging van hun kanton. Zij zenden op hun beurt aan elk van de voorzitters van de stemafdelingen van hun kanton, onder verzegelde omslag, de stembiljetten die nodig zijn voor de volksraadpleging in hun afdeling.
Het opschrift op de buitenkant van de omslag vermeldt, behalve het adres van de geadresseerde, het aantal stembiljetten dat de omslag bevat. Deze omslag mag alleen ontzegeld en opengemaakt worden in aanwezigheid van het regelmatig gevormde bureau. Het aantal stembiljetten wordt onmiddellijk gecontroleerd en het resultaat van de controle wordt vermeld in het proces-verbaal.
Art. 6.De voorschriften voor de handhaving van de orde, vermeld in artikel 108, eerste lid, artikel 109, 110, 111 en 114 van het Kieswetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de provinciale volksraadpleging.
Art. 7.Er is ten minste één stemhokje per driehonderd potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging.
Art. 8.Voor de stemopnemingsbureaus overgaan tot het opnemen van de stemmen, worden alle stembiljetten van alle stembureaus door elkaar gehaald.
Art. 9.§ 1. De voorzitter en de leden van het stemopnemingsbureau vouwen de stembiljetten open en delen ze in de volgende categorieën in : 1° stembiljetten met geldige stemmen;2° twijfelachtige stembiljetten;3° blanco of ongeldige stembiljetten. Als de indeling van de stembiljetten, vermeld in het eerste lid, is beëindigd, worden ze zonder verandering van de indeling onderzocht door de leden van het stemopnemingsbureau, die hun opmerkingen en bezwaren aan het stemopnemingsbureau voorleggen.
De bezwaren en de beslissing van het stemopnemingsbureau worden in het proces-verbaal opgenomen.
De twijfelachtige stembiljetten en die waartegen bezwaar is aangetekend, worden volgens de beslissing van het stemopnemingsbureau gevoegd bij de categorie waartoe ze behoren.
De stembiljetten van elke categorie worden achtereenvolgens door de leden van het stemopnemingsbureau geteld. § 2. Alle stembiljetten, in de indeling vermeld in paragraaf 1, worden in afzonderlijke enveloppen gestoken.
Het stemopnemingsbureau stelt vervolgens het totale aantal geldige stembiljetten vast, het aantal blanco of ongeldige stembiljetten en voor elke vraag het aantal ja- en nee-stemmen.
Al die getallen worden in het proces-verbaal vermeld.
Art. 10.De volgende stembiljetten zijn ongeldig : 1° alle andere stembiljetten dan die welke krachtens dit besluit mogen worden gebruikt;2° de stembiljetten waarop een of meer vragen tegelijk met ja en nee werden beantwoord;3° de stembiljetten waarvan de vorm en de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten, of die de deelnemer herkenbaar maken door een teken, een doorhaling of een niet-geoorloofd merk.
Art. 11.Van zodra het kantonhoofdbureau in het bezit is van de processen-verbaal voor alle stemopnemingsbureaus van het kanton, stelt het een verzamelstaat op die de in artikel 9, § 2, tweede lid, bedoelde gegevens bevat voor het hele kanton, en zendt het die verzamelstaat zo snel mogelijk naar de voorzitter van het provinciehoofdbureau.
Art. 12.Het provinciehoofdbureau maakt de resultaten van de raadpleging in het openbaar bekend en deelt ze mee aan de provinciegouverneur van zodra het in het bezit is van de in artikel 11 bedoelde verzamelstaat voor alle kantons van de provincie.
De provinciegouverneur maakt de uitslag van de provinciale volksraadpleging minstens bekend in de editie van het Bestuursmemoriaal van de provincie volgend op de organisatie van de provinciale volksraadpleging.
De provinciegouverneur ziet erop toe dat de gemeenten de uitslag minstens via aanplakking bekendmaken.
Art. 13.De gemeenten die beschikken over een geautomatiseerd stemsysteem, kunnen dat gebruiken om een provinciale volksraadpleging te houden.
Art. 14.Alle uitgaven die voortvloeien uit het houden van de raadpleging zijn ten laste van het budget van de provincie.
Art. 15.Het koninklijk besluit van 7 juli 1999 tot bepaling van de nadere regels voor het houden van een provinciale volksraadpleging, wordt opgeheven.
Art. 16.De Vlaamse Regering machtigt de Vlaamse minister bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden het attest vermeld in artikel 205bis, § 1, 7°, en het model van het volmachtformulier vermeld in artikel 205bis, § 3, van het Provinciedecreet vast te stellen.
Art. 17.Artikel 110 van het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het Provinciedecreet en van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking treedt in werking op 1 juli 2009.
Art. 18.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2009.
Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 juni 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN