4 JUNI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de omschrijving van de territoriale bevoegdheid van De Scheepvaart

De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Scheepvaart, naamloze vennootschap van publiek recht, inzonderheid op artikel 5, § 1;

Gelet op het advies nr. 37.110/3 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 maart 2004;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.§ 1. De binnen de grenzen van het Vlaamse Gewest gelegen gedeelten van de bevaarbare waterwegen en aanhorigheden, bedoeld in artikel 5, § 1, van het decreet van 2 april 2004 betreffende de omzetting van de Dienst voor de Scheepvaart in het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap De Scheepvaart, behorende tot het ambtsgebied van het agentschap, worden als volgt bepaald : 1° het Albertkanaal en zijn aanhorigheden;2° de waterwegen en hun aanhorigheden gelegen in het Vlaamse Gewest ten noorden en ten oosten van het Albertkanaal met uitzondering van het gedeelte van de Kleine Nete vanaf de wegbrug in de Troonstraat in Grobbendonk, inbegrepen, en zijn aanhorigheden gelegen ten noorden van het Albertkanaal. § 2. De aanhorigheden, vermeld in sub § 1, 1° en 2°, omvatten onder andere de oevers of dijken en eventuele grachten achter een dijktalud, de voet- en jaagpaden, aanlegplaatsen en dokken, wateroppervlakken die rechtstreeks in verbinding staan met deze waterweg en speciaal gebouwd werden voor de scheepvaart of industrie, insteekdokken en vluchthavens, de gronden, verworven met het doel de waterweg of een aanhorigheid aan te leggen, de terreinen, verworven met het doel er ruimings- of onderhoudsbaggerspecie op te bergen en de onbevaarbare en niet geklasseerde waterlopen vermeld in artikel 2, § 2, inclusief al hun kunstwerken en aanhorigheden.

Art. 2.§ 1. Tot de bevaarbare waterwegen en aanhorigheden, vermeld in artikel 1, § 1, 1° en 2° en 1, § 2 behoren : 1° Schelde-Rijnverbinding : vanaf het kanaaldok B3 tot de Belgisch-Nederlandse grens;2° gemeenschappelijke Maas : vanaf Smeermaas tot Kessenich, met inbegrip van haar aanhorigheden zoals sommige zomeroevers, zomerdijken, winterdijken, restgronden en verlaten beddingen en dijken;3° Maas : de rechteroever vanaf de grens van de stad Visé en de gemeente Voeren tot aan de Nederlandse grens;4° Albertkanaal : vanaf de grens tussen de gemeenten Kanne en Eben-Emael tot en met de westelijke frontmuren van de landhoofden van de voormalige Albertbrug aan de ingang van het Amerikadok in Antwerpen;5° kanaal van Briegden naar Neerharen : van het Albertkanaal tot de Zuid-Willemsvaart;6° Zuid-Willemsvaart : het Belgische gedeelte van de Zuid-Willemsvaart dat zich uitstrekt vanaf de grens in Smeermaas tot de Nederlandse grens in Lozen-Bocholt;7° kanaal van Bocholt naar Herentals : vanaf de Zuid-Willemsvaart in Bocholt tot aan het Albertkanaal in Herentals;8° kanaal naar Beverlo : vanaf het kanaal Bocholt-Herentals in Lommel tot het boveneinde van het dok in Beverlo;9° kanaal van Dessel naar Kwaadmechelen : vanaf het kanaal Bocholt-Herentals tot zijn monding in het Albertkanaal in Kwaadmechelen;10° kanaal van Dessel over Turnhout naar Schoten : vanaf het kanaal van Bocholt naar Herentals in Dessel tot de monding in het Albertkanaal in Schoten. § 2. Tot de onbevaarbare en niet-geklasseerde waterlopen behoort : de Antitankgracht : gelegen op het grondgebied van de gemeenten Oelegem, Schilde, 's-Gravenwezel, Sint-Job-in-'t-Goor, Schoten, Brasschaat, Kapellen en Stabroek.

Art. 3.De begrenzing wordt weergegeven in de plannen als bijlage gevoegd aan dit besluit. In geval van verschil tussen de op de bijgevoegde plannen aangeduide en de in dit besluit omschreven gebiedsbegrenzing, geeft de in dit besluit omschreven begrenzing de doorslag.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op het ogenblik dat het decreet van 2 april 2004 betreffende de omzetting van de Dienst voor de Scheepvaart in het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Scheepvaart in werking treedt.

Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Openbare Werken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 juni 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie G. BOSSUYT

Bijlage I bij het besluit van de Vlaamse regering houdende de omschrijving van de territoriale bevoegdheid van De Scheepvaart Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage II bij het besluit van de Vlaamse regering houdende de omschrijving van de territoriale bevoegdheid van De Scheepvaart Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld