Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 april 2009
gepubliceerd op 09 juni 2009

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere regels inzake het nutriëntenbalansstelsel als vermeld in artikel 25 van het Mestdecreet

bron
vlaamse overheid
numac
2009035462
pub.
09/06/2009
prom.
03/04/2009
ELI
eli/besluit/2009/04/03/2009035462/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 APRIL 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere regels inzake het nutriëntenbalansstelsel als vermeld in artikel 25 van het Mestdecreet


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, inzonderheid op de artikelen 4, § 3, 25, derde lid, 26, § 1, tweede lid, § 2, 1°, § 5, en 27, § 3;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van artikel 3,§ 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6,§ 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 juli 2000 en 1 juni 2007;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 januari 2009;

Gelet op advies 46.105/3 van de Raad van State, gegeven op 10 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° convenant laag-fosforvoeder : overeenkomst betreffende veevoeder met een laag gehalte aan fosfor gesloten tussen het Vlaamse Gewest en organisaties die producenten of handelaars van mengvoeders vertegenwoordigen;2° convenant laag-eiwitvoeder : overeenkomst betreffende veevoeder met een laag gehalte aan eiwit gesloten tussen het Vlaamse Gewest en organisaties die producenten of handelaars van mengvoeders vertegenwoordigen;3° laag-fosforvoeder : volledig voeder dat op het moment dat het geproduceerd is, voldoet aan de volgende twee voorwaarden : a) het gehalte aan totaal fosfor in het betrokken voeder overschrijdt het, voor de betrokken diercategorie bepaalde maximumgehalte, als vermeld in de tabel in artikel 3, § 2, niet;b) de fabrikant van het betrokken voeder : i.heeft voor het betrokken kalenderjaar een organisatie die producenten en handelaars van mengvoeders vertegenwoordigt, gemandateerd om het convenant laag-fosforvoeder te ondertekenen; ii. heeft bewezen dat hij voldoet aan de toetredingsvoorwaarden van het convenant laag-fosforvoeder; iii. heeft, als hij in het voorgaande kalenderjaar betrokken was bij het convenant laag-fosforvoeder, zich in het voorgaande kalenderjaar gehouden aan de verbintenissen voortvloeiend uit het convenant laag-fosforvoeder; 4° laag-eiwitvoeder : volledig voeder dat op het moment dat het geproduceerd is, voldoet aan de volgende twee voorwaarden : a) het gehalte aan ruw eiwit in het betrokken voeder overschrijdt het, voor de betrokken diercategorie bepaalde maximumgehalte, als vermeld in de tabel in artikel 3, § 3, niet;b) de fabrikant van het betrokken voeder : i.heeft voor het betrokken kalenderjaar een organisatie die producenten en handelaars van mengvoeders vertegenwoordigt, gemandateerd om het convenant laag-eiwitvoeder te ondertekenen; ii. heeft bewezen dat hij voldoet aan de toetredingsvoorwaarden van het convenant laag-eiwitvoeder; iii. heeft, als hij in het voorgaande kalenderjaar betrokken was bij het convenant laag-eiwitvoeder, zich in het voorgaande kalenderjaar gehouden aan de verbintenissen voortvloeiend uit het convenant laag-eiwitvoeder; 5° nutriëntenarm voeder : voeder dat zowel laag-eiwitvoeder als laag-fosforvoeder is.

Art. 2.De landbouwer die opteert voor het nutriëntenbalansstelsel heeft, per exploitatie en per diercategorie, de keuze tussen de volgende types : 1° het type convenant als vermeld in de artikelen 3 en 4;2° het type regressierechte als vermeld in artikel 5;3° het type andere voeders of voedertechnieken als vermeld in artikel 6. Wanneer een landbouwer, voor een bepaalde diercategorie, wil opteren voor het type convenant, is dit enkel mogelijk wanneer er voor die diercategorie in artikel 3 uitscheidingscijfers zijn bepaald.

Wanneer een landbouwer, voor een bepaalde diercategorie, wil opteren voor het type regressierechte, is dit enkel mogelijk wanneer voor die diercategorie de regressierechte in artikel 5 is bepaald. HOOFDSTUK II. - Het nutriëntenbalansstelsel Afdeling I. - Type convenant

Art. 3.§ 1. Wanneer de landbouwer overeenkomstig de bepalingen van artikel 25 van het Mestdecreet, voor een of meerdere exploitaties en voor een of meerdere diercategorieën, heeft geopteerd voor het nutriëntenbalansstelsel van het type convenant, moet de landbouwer, voor de betreffende exploitaties en voor de betreffende diercategorieën, hetzij laag-fosforvoeder, hetzij laag-eiwitvoeder, hetzij nutriëntenarm voeder, gebruiken.

De landbouwer kan enkel gebruik maken van laag-fosforvoeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, voor de diercategorieën, als vermeld in de tabel in § 2.

De landbouwer kan enkel gebruik maken van laag-eiwitvoeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, voor de diercategorieën, als vermeld in de tabel in § 3.

De landbouwer kan enkel gebruik maken van nutriëntenarm voeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, voor de diercategorieën, als vermeld in de tabel in § 5. § 2. Wanneer de landbouwer, voor een exploitatie en voor een diercategorie, heeft geopteerd om gebruik te maken van laag-fosforvoeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, moet hij gedurende het volledige kalenderjaar alle dieren van de betreffende diercategorie die op de exploitatie werden gehouden uitsluitend gevoederd hebben met laag-fosforvoeder.

Voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie, moet, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, worden uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en kg stikstof per dier en per jaar : Laag-fosforvoeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-fosforvoeder

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamen- stelling geattesteerd door fabrikant (kg totaalP/ton voeder)

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Biggen met een gewicht van 7 tot 20 kg

Biggen tot 20 kg

1,22

6

2,18

Beren

Beren

12,00

6

24,0

Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

4,76

5 4,7

13,0

Andere varkens : 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

4,76

5 4,7

13,0

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Zeugen incl. biggen < 7 kg

12,00

6

24,0

Andere varkens : van 110 kg en meer

Andere varkens > 110 kg

12,00

6

24,0

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

0,15

6 5,5

0,58

Legkippen [inclusief (groot)ouder-dieren]

Legkippen

0,35

5

0,70


§ 3. Wanneer de landbouwer, voor een exploitatie en voor een diercategorie, heeft geopteerd om gebruik te maken van laag-eiwitvoeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, moet hij gedurende het volledige kalenderjaar alle dieren van de betreffende diercategorie die op de exploitatie werden gehouden uitsluitend gevoederd hebben met laag-eiwitvoeder.

Voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie, moet, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, worden uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en kg stikstof per dier en per jaar : Laag-eiwitvoeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-eiwitvoeder

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg ruw eiwit/ton voeder)

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Beren

Beren

23,50

170

14,5

Andere varkens : 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

5,33

Andere varkens : 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

5,33

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Zeugen incl. biggen < 7 kg

23,50

170

14,5

Andere varkens : van 110 kg en meer

Andere varkens > 110 kg

23,50

170

14,5

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

0,52

230 215

0,22

Legkippen [inclusief (groot)ouder-dieren]

Legkippen

0,65

170

0,35


§ 4. Wanneer de landbouwer, voor een exploitatie en voor een diercategorie, heeft geopteerd om gebruik te maken van laag-eiwitvoeder en het convenant laag-eiwitvoeder gedurende een bepaalde periode wordt opgeschort, zoals bepaald in het convenant laag-eiwitvoeder, mag de landbouwer, in afwijking van § 3, gedurende de periode van opschorting van het convenant laag-eiwitvoeder, ander voeder dan laag-eiwitvoeder laten leveren of zelf produceren voor de dieren van de betreffende diercategorie.

Voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie moet, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, worden uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en kg stikstof per dier en per jaar : Laag-eiwitvoeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-eiwitvoeder

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg ruw eiwit/ton voeder)

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Beren

Beren

(M x 23,50) + (S x 24,00)

170

14,5

Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

(M x 11,87) + (S x 13,00)

180 160

5,33

Andere varkens : van 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

(M x 11,87) + (S x 13,00)

180 160

5,33

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Zeugen incl. biggen < 7 kg

(M x 23,50) + (S x 24,00)

170

14,5

Andere varkens : van 110 kg en meer

Andere varkens > 110 kg

(M x 23,50) + (S x 24,00)

170

14,5

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

(M x 0,52) + (S x 0,58)

230 215

0,22

Legkippen [inclusief (groot)ouder-dieren]

Legkippen

(M x 0,65) + (S x 0,70)

170

0,35


waarbij : M= het aantal kg laag-eiwitvoeder, die de landbouwer, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie heeft laten leveren of zelf heeft geproduceerd, ten opzichte van het totale aantal kg, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie geleverd of zelf geproduceerd voeder, uitgedrukt in %;

S= het aantal kg ander voeder dan laag-eiwitvoeder, die de landbouwer, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie heeft laten leveren of zelf heeft geproduceerd, ten opzichte van het totale aantal kg, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie geleverd of zelf geproduceerd voeder, uitgedrukt in %. § 5. Wanneer de landbouwer, voor een exploitatie en voor een diercategorie, heeft geopteerd om gebruik te maken van nutriëntenarm voeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, moet hij gedurende het volledige kalenderjaar alle dieren van de betreffende diercategorie die op de exploitatie werden gehouden uitsluitend gevoederd hebben met nutriëntenarm voeder.

Voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie, moet, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, worden uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en kg stikstof per dier en per jaar : Nutriëntenarm voeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-eiwitvoeder

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg ruw eiwit/ton voeder)

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg totaalP/ton voeder)

Beren

Beren

23,50

170

12,00

6

Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

4,76

5 4,7

Andere varkens : van 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

4,76

5 4,7

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Zeugen incl. biggen < 7 kg

23,50

170

12,00

6

Andere varkens van 110 kg en meer

Andere varkens > 110 kg

23,50

170

12,00

6

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

0,52

230 215

0,15

6 5,5

Legkippen [inclusief (groot-) ouderdieren]

Legkippen

0,65

170

0,35

5


§ 6. Wanneer de landbouwer, voor een exploitatie en voor een diercategorie, heeft geopteerd om gebruik te maken van nutriëntenarm voeder en het convenant laag-eiwitvoeder gedurende een bepaalde periode wordt opgeschort, zoals bepaald in het convenant laag-eiwitvoeder, mag de landbouwer, in afwijking van § 5, gedurende de periode van opschorting van het convenant laag-eiwitvoeder, laag-fosforvoeder laten leveren of zelf produceren voor de dieren van de betreffende diercategorie.

Voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie, moet, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, worden uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en kg stikstof per dier en per jaar : Nutriëntenarm voeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-eiwitvoeder

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg ruw eiwit/ton voeder)

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg totaalP/ton voeder)

Beren

Beren

(M x 23,50 + (S x 24,00)

170

12,00

6

Andere varkens :van 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

(M x 11,87) + (S x 13,00)

180 160

4,76

5 4,7

Andere varkens : van 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

(M x 11,87) + (S x 13,00)

180 160

4,76

5 4,7

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Zeugen incl. biggen < 7 kg

(M x 23,50) + (S x 24,00)

170

12,00

6

Andere varkens van 110 kg en meer

Andere varkens > 110 kg

(M x 23,50) + (S x 24,00)

170

12,00

6

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

(M x 0,52) + (S x 0,58)

230 215

0,15

6 5,5

Legkippen [inclusief (groot)ouder-dieren]

Legkippen

(M x 0,65) + (S x 0,70)

170

0,35

5


waarbij : M= het aantal kg nutriëntenarm voeder, die de landbouwer, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie heeft laten leveren of zelf heeft geproduceerd, ten opzichte van het totale aantal kg, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie geleverd of zelf geproduceerd voeder, uitgedrukt in %;

S= het aantal kg ander voeder dan nutriëntenarm voeder, die de landbouwer, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie heeft laten leveren of zelf heeft geproduceerd, ten opzichte van het totale aantal kg, in het desbetreffende kalenderjaar, op de betreffende exploitatie geleverd of zelf geproduceerd voeder, uitgedrukt in %.

Art. 4.§ 1. De landbouwer die in een bepaald kalenderjaar een nutriëntenbalansstelsel van het type convenant toepast, dient al de facturen of aankoopborderellen die bij elke levering van veevoeders aanwezig zijn, en waarop het gehalte aan ruw eiwit en fosfor door de veevoederfabrikant moet worden vermeld, per exploitatie waar de betreffende voeders geleverd werden, bij te houden. Deze facturen en aankoopborderellen vormen tezamen met het attest, bepaald in het derde lid, de mestuitscheidingsbalans voor het nutriëntenbalansstelsel van het type convenant.

Tijdens een controle in het productiejaar moeten de facturen of aankoopborderellen, als vermeld in het eerste lid, ter inzage kunnen worden gegeven aan de toezichthoudende ambtenaren. Zowel van facturen als van aankoopborderellen dienen de betalingsbewijzen ter inzage te zijn, binnen de twee maand na het opstellen van de betreffende factuur of het betreffende aankoopborderel.

Als bewijs van de levering van voeder wordt aan de landbouwer, per exploitatie, jaarlijks een attest afgeleverd door de voederleverancier waarop ten minste is vermeld : 1° de naam, het landbouwernummer, het adres van de landbouwer die het betrokken voeder gebruikt heeft;2° de naam en het adres van de voederleverancier die het betrokken voeder geleverd heeft;3° de naam, het adres, het uitbatersnummer en het uitbatingsnummer van de fabrikant die het betrokken voeder geproduceerd heeft en : a) hetzij indien het een Belgische fabrikant betreft het door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen aan de betrokken fabrikant toegekende erkennings- of toelatingsnummer;b) hetzij indien het een buitenlandse fabrikant betreft, het erkennings- of toelatingsnummer dat door de betreffende nationale overheid aan de fabrikant werd toegekend;4° het adres, het exploitantnummer en het exploitatienummer van de exploitatie waar het betrokken voeder gebruikt is;5° het betrokken kalenderjaar;6° van al de in het betrokken kalenderjaar geleverde voeders : a) de hoeveelheid geleverde voeders, uitgedrukt in ton, in kg totaal P en in kg ruw eiwit;b) de diercategorie waartoe de dieren behoren waaraan het betrokken voeder gevoederd wordt;c) de aanduiding of het betrokken voeder, laag-fosforvoeder, laag-eiwitvoeder, nutriëntenarm voeder of ander voeder is;7° een verklaring op eer dat de vermelde gegevens correct zijn. Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken. § 2. Voor de toepassing van het nutriëntenbalansstelsel, van het type convenant, wordt voor wat betreft de hoeveelheid voeder die per dier per jaar wordt verbruikt, uitgegaan van volgende hoeveelheden :

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-fosforvoeder en in het convenant laag-eiwitvoeder

Hoeveelheid voeder (kg/dier/jaar)

Beren

Beren

1050

Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens 20-40 kg Andere varkens 40-110 kg

700

Andere varkens : van 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens 20-40 kg Andere varkens 40-110 kg

700

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Zeugen incl. biggen < 7 kg

1050

Andere varkens van 110 kg en meer

Andere varkens > 110 kg

1050

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

30

Legkippen [inclusief (groot)ouderdieren]

Legkippen

40


Als op basis van de aangifte van de betrokken landbouwer, als vermeld in artikel 23, § 1, 1°, van het Mestdecreet, of op basis van de aangifte van producenten, invoerders of verkopers van diervoeders, als vermeld in artikel 23, § 1, 8°, van het Mestdecreet, blijkt dat de hoeveelheid laag-fosforvoeder, laag-eiwitvoeder of nutriëntenarm voeder die in dat bepaald kalenderjaar op de betreffende exploitatie geleverd werd, gedeeld door het aantal dieren van de betreffende diercategorie dat in het betreffende kalenderjaar op de betreffende exploitatie gehouden werd meer dan 10 % hoger ligt dan de voor de betreffende diercategorie in bovenstaande tabel vermelde hoeveelheid, dan kan de Mestbank na controle van de aangegeven gegevens, bepalen dat voor dat bepaald kalenderjaar en voor alle dieren van de betrokken diercategorie op de betreffende exploitatie de uitscheidingsnormen berekend worden overeenkomstig Afdeling II. Type Regressierechte.

Hierbij wordt X, als vermeld in artikel 5, § 1, bepaald door, per diercategorie, de hoeveelheid voeder die in dat bepaald kalenderjaar op de betreffende exploitatie geleverd werd en bestemd is voor de betreffende diercategorie, te delen door het aantal dieren van de betreffende diercategorie dat in het betreffende kalenderjaar op de betreffende exploitatie gehouden werd. Afdeling II. - Type regressierechte

Art. 5.§ 1. Wanneer de landbouwer overeenkomstig de bepalingen van artikel 25 van het Mestdecreet, heeft geopteerd voor het nutriëntenbalansstelsel van het type regressierechte, moet voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, worden uitgegaan van de reële uitscheidingshoeveelheden volgens de volgende regressierechten, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en kg stikstof per dier en per jaar :

Betreffende diercategorie

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Stikstof (N)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Biggen met een gewicht van 7 tot 20 kg

Y = 1,65 X - 0,819

Y = 0,10 X - 1,322

Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig

Y = 1,94 X - 1,698

Y = 0,13 X - 3,046

Andere varkens : van 20 tot 110 kg driefazig

Y = 1,94 X - 1,698

Y = 0,13 X - 3,046

Andere varkens van 110 kg en meer

Y = 1,8503 X + 0,344

Y = 0,133 X - 0,2208

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Y = 1,8503 X + 0,344

Y = 0,133 X - 0,2208

Beren

Y = 1,8503 X + 0,344

Y = 0,133 X - 0,2208

Legkippen [inclusief (groot)ouderdieren]

Y = 2,30 X - 0,115

Y = 0,16 X - 0,434

Opfokpoeljen van legkippen

Y = 2,33 X - 0,064

Y = 0,16 X - 0,107

Slachtkuikens

Y = 2,25 X - 0,221

Y = 0,15 X - 0,455

Slachtkuikenouderdieren

Y = 2,30 X - 0,107

Y = 0,16 X - 0,352

Opfokpoeljen van slachtkuikenouderdieren

Y = 2,27 X - 0,098

Y = 0,16 X - 0,173


waarbij : Y = de productie (in kg) is van respectievelijk difosforpentoxide en stikstof per dier en per jaar X = het verbruik (in kg) is van respectievelijk fosfor (P) en ruw eiwit (RE) per dier en per jaar. § 2. De landbouwer die in een bepaald kalenderjaar een nutriëntenbalansstelsel van het type regressierechte toepast, dient per diercategorie en per exploitatie waarvoor de landbouwer geopteerd heeft voor het nutriëntenbalansstelsel van het type regressierechte een mestuitscheidingsbalans op te maken conform bijlage I. Het bewijs moet geleverd worden dat de voeding voor de betreffende diercategorieën uitsluitend heeft bestaan uit veevoeders zoals opgenomen in de balans.

Ter staving van deze mestuitscheidingsbalans dienen al de facturen of aankoopborderellen die bij elke levering veevoeders aanwezig zijn, en waarop het gehalte aan ruw eiwit en fosfor door de veevoederfabrikant moet worden vermeld, per exploitatie waar de betreffende voeders geleverd werden, apart bijgehouden te worden.

Als bewijs voor de balans moeten gedurende elk moment van het productiejaar, de facturen of aankoopborderellen, als vermeld in het eerste lid, die betrekking hebben op de betreffende exploitatie, ter inzage kunnen worden gegeven aan de toezichthoudende ambtenaren.

Zowel van facturen als van aankoopborderellen dienen de betalingsbewijzen ter inzage te zijn, binnen de twee maand na het opstellen van de betreffende factuur of het betreffende aankoopborderel. § 3. Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en bijlage I. Afdeling III. - Type andere voeders of voedertechnieken

Art. 6.§ 1. Wanneer de landbouwer overeenkomstig de bepalingen van artikel 25 van het Mestdecreet, heeft geopteerd voor het nutriëntenbalansstelsel van het type andere voeders of voedertechnieken, moet voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie voor alle dieren worden uitgegaan van de reële uitscheidingshoeveelheden zoals bewezen door het opstellen van een mestuitscheidingsbalans als vermeld in bijlage II, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en kg stikstof per dier en per jaar. § 2. De landbouwers dienen, via de jaarlijkse aangifte aan de Mestbank, mee te delen dat ze gebruik wensen te maken van het nutriëntenbalansstelsel van het type andere voeders of voedertechnieken. Deze mededeling moet vergezeld zijn van een duidelijk schema met een uitvoerige onderbouwing van de in § 1 bedoelde mestuitscheidingsbalans. Bij dit schema wordt tevens duidelijk gemaakt welke bewijsstukken op elk moment ter inzage zullen liggen gedurende het volledige productiejaar. Voor aangekochte voeders is steeds als bewijs de factuur of het aankoopborderel dat bij elke levering veevoeders aanwezig is, vereist, waarop het gehalte aan eiwit en fosfor door de veevoederfabrikant moet worden vermeld. Tevens dient, het bewijs te worden geleverd dat de hoeveelheid verbruikt veevoeder in overeenstemming is met de aanwezige dieren tijdens het volledige productiejaar. § 3. Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en bijlage II. § 4. De landbouwers dienen, conform de bepalingen van art. 26, § 3, van het Mestdecreet, de bewijslast voor de nutriëntenbalans bedoeld in § 1 zelf te dragen. HOOFDSTUK III. - Controle- en strafbepalingen

Art. 7.§ 1. Behoudens in het geval als vermeld in artikel 4, § 2, wordt, wanneer bij de controle van de balansen, de controle van de voeders en andere controles uitgevoerd ter staving van het nutriëntenbalansstelsel vastgesteld wordt dat deze niet conform zijn aan de bepalingen van het Mestdecreet en van dit besluit, voor het betreffende kalenderjaar voor de dieren van de betreffende diercategorie ambtshalve door de Mestbank het forfaitaire stelsel, als vermeld in artikel 27 van het Mestdecreet, opgelegd. § 2. De Vlaamse Landmaatschappij - Afdeling Mestbank kan op elk ogenblik op de plaats waar het diervoeder geproduceerd wordt de voor de controle relevante gegevens opvragen. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepaling

Art. 8.Ter uitvoering van artikel 27, § 3, laatste lid, van het Mestdecreet, wordt in de tabel in artikel 27, § 1, eerste lid, van het Mestdecreet, hetgeen vermeld is tussen 2° VARKENS en 3° PLUIMVEE vervangen door wat volgt :

Biggen met een gewicht van 7 tot 20 kg Beren Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig van 20 tot 110 kg driefazig van 110 kg of meer

1,53 14,5 14,5 5,33 5,33 14,5

2,18 24 24 13,0 13,0 24


HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 9.§ 1. In afwijking van artikel 3, § 1, derde lid, kan de landbouwer voor het kalenderjaar 2008 enkel gebruik maken van laag-eiwitvoeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, voor de diercategorieën als vermeld in onderstaande tabel. Voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie, wordt voor alle dieren van de betreffende diercategorie uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en kg stikstof per dier en per jaar : Laag-eiwitvoeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-eiwitvoeder

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg ruw eiwit/ton voeder)

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Andere varkens : 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

5,33

Andere varkens : 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

5,33

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

0,52

230 215

0,22

Legkippen [inclusief (groot)ouder-dieren]

Legkippen

0,65

170

0,35


§ 2 In afwijking van artikel 3, § 1, vierde lid, kan de landbouwer voor het kalenderjaar 2008 enkel gebruik maken van nutriëntenarm voeder in het kader van de nutriëntenbalans, type convenant, voor de diercategorieën als vermeld in onderstaande tabel. Voor de berekening van de productie van dierlijke mest per exploitatie, wordt, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, in afwijking van artikel 3, § 5, uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en kg stikstof per dier en per jaar : Nutriëntenarm voeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-eiwitvoeder

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg ruw eiwit/ton voeder)

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamenstelling geattesteerd door fabrikant (kg totaalP/ton voeder)

Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

4,76

5 4,7

Andere varkens : van 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

11,87

180 160

4,76

5 4,7

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

0,52

230 215

0,15

6 5,5

Legkippen [inclusief (groot)ouderdieren]

Legkippen

0,65

170

0,35

5


§ 3. In afwijking van artikel 3, § 2, tweede lid, wordt voor de berekening van de productie van dierlijke mest voor het kalenderjaar 2008, per exploitatie, voor alle dieren van de betreffende diercategorie, uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en kg stikstof per dier en per jaar : Laag-fosforvoeder

Diercategorie

Omschrijving in het convenant laag-fosforvoeder

Difosforpentoxide (P2O5)-uitscheiding (kg/dier/jaar)

Voedersamen- stelling geattesteerd door fabrikant (kg totaalP/ton voeder)

Stikstof (N)- uitscheiding (kg/dier/jaar)

Biggen met een gewicht van 7 tot 20 kg

Biggen tot 20 kg

1,22

6

2,18

Beren

Beren

12,00

6

21,8

Andere varkens : van 20 tot 110 kg tweefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

4,76

5 4,7

11,6

Andere varkens : 20 tot 110 kg driefazig

Andere varkens van 20-40 kg Andere varkens van 40-110 kg

4,76

5 4,7

10,9

Zeugen, inclusief biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg

Zeugen incl. biggen < 7 kg

12,00

6

21,8

Andere varkens : van 110 kg en meer

Andere varkens > 110 kg

12,00

6

21,8

Slachtkuikens

Braadkippen tot 2 weken Braadkippen vanaf 2 weken

0,15

6 5,5

0,58

Legkippen [inclusief (groot)ouder-dieren]

Legkippen

0,35

5

0,70


Art. 10.Het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van de artikelen 3,§ 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6,§ 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 juli 2000 en 1 juni 2007, wordt opgeheven.

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008 met uitzondering van artikel 8 dat in werking treedt op 1 januari 2009.

Brussel, 3 april 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

Bijlage I De mestuitscheidingsbalans van het type regressierechte De landbouwer die opteert voor de mestuitscheidingsbalans van het type regressierechte, moet per exploitatie en per diercategorie, waarvoor hij de mestuitscheidingsbalans van het type regressierechte, toepast, een register van het voederverbruik bijhouden.

Ter identificatie van het register, dient de landbouwer op elk register de volgende gegevens te vermelden : 1° het exploitantnummer;2° het nummer van de betreffende exploitatie;3° het adres van de betreffende exploitatie;4° de naam van het betreffende bedrijf;5° de diercategorie waarop het betreffende register betrekking heeft. Voor elk voeder dat in het betreffende kalenderjaar, in de betreffende exploitatie, aan dieren van de betreffende diercategorie, gevoederd werd, dienen de volgende gegevens vermeld te worden : 1° de juiste benaming van het betreffende voeder;2° de verbruiksperiode.De landbouwer dient hiervoor de begindatum, zijnde de datum vanaf wanneer het betreffende voeder gebruikt werd, en de einddatum, zijnde de datum tot wanneer het betreffende voeder gebruikt werd; 3° de hoeveelheid van het betreffende voeder die gebruikt werd, uitgedrukt in kg;4° de voedersamenstelling van het betreffende voeder, uitgedrukt in ton totaal P per ton voeder, en in kg ruw eiwit per ton voeder; De gegevens betreffende het gebruikte voeder, dienen in het register in volgorde van begin van verbruik genoteerd te worden.

Voor aangekochte voeders wordt als begindatum van de verbruiksperiode, de aankoopdatum opgegeven, en dient op 1 januari van elk productiejaar een beginvoorraad van de betreffende voeders worden opgegeven.

Voeders die samen worden vervoederd moeten na elkaar in het register voorkomen.

Het verbruik (in kg) van respectievelijk totaalP en ruw eiwit per dierplaats/jaar (X) wordt berekend door het totale verbruik van totaalP en ruw eiwit in het jaar te delen door de gemiddelde veebezetting.

Het totale verbruik van totaalP en ruw eiwit in het jaar = hoeveelheid aangekochte voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg ruw eiwit)) + hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg eiwit) + beginvoorraad aangekochte voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg ruw eiwit) - eindvoorraad aangekochte voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg ruw eiwit). De eindvoorraad van het betreffende productiejaar dient het volgende productiejaar als beginvoorraad te worden genomen.

De hoeveelheid aangekochte voeders dient bewezen te worden aan de hand van de aankoopfacturen en betalingsbewijzen van het voeder. De samenstelling van het voeder wordt aangetoond door vermelding van de totaalP- en ruw eiwitinhoud op de aankoopfacturen of aan de hand van staalnames en analyses uitgevoerd door krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet erkende laboratoria. De samenstelling van het op het bedrijf geproduceerde voeder wordt ofwel aangetoond aan de hand van analyses uitgevoerd door krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet erkende laboratoria, ofwel bepaald door gebruik te maken van de forfaitaire samenstelling uit de tabel in bijlage III. Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en betreffende deze bijlage.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere regels inzake het nutriëntenbalansstelsel als vermeld in artikel 25 van het Mestdecreet.

Brussel, 3 april 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

Bijlage II De mestuitscheidingsbalans van het type andere voeders of voedertechnieken De mestuitscheidingsbalans van het type andere voeders of voedertechnieken, als vermeld in artikel 6, dient als volgt te worden opgesteld.

De landbouwer die opteert voor de mestuitscheidingsbalans van het type andere voeders of voedertechnieken, moet per exploitatie waarvoor hij de mestuitscheidingsbalans van het type andere voeders of voedertechnieken toepast, en per diersoort, een balans bijhouden.

Ter identificatie van de balans, dient de landbouwer op elke balans de volgende gegevens te vermelden : 1° het exploitantnummer;2° het nummer van de betreffende exploitatie;3° het adres van de betreffende exploitatie;4° de naam van het betreffende bedrijf;5° de diersoort waarop het betreffende register betrekking heeft. De balans moet in chronologische volgorde bestaan uit de posten : aanvoer, afvoer, begintoestand en eindtoestand, waarbij : 1° de post aanvoer een overzicht bevat van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof die via het voeder in de loop van het jaar op het bedrijf zijn verbruikt voor de betreffende diersoort;2° de post afvoer een overzicht bevat van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof die via dieren en dierproducten in de loop van het jaar van het bedrijf zijn afgevoerd voor de betreffende diersoort;3° de post begintoestand een overzicht geeft van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof aanwezig op het bedrijf op 1 januari van het betreffende jaar voor de betreffende diersoort;4° de post eindtoestand een overzicht geeft van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof aanwezig op het bedrijf op 31 december van het betreffende jaar voor de betreffende diersoort; De posten dienen minstens de volgende onderdelen te bevatten. Per onderdeel wordt telkens vermeld welke elementen ter staving kunnen worden bijgevoegd.

De post aanvoer dient minstens de volgende onderdelen te bevatten : 1° voederverbruik voor de betreffende diersoort;2° aangekochte voeders.Bij het onderdeel aangekochte voeders dienen de facturen en betalingsbewijzen gevoegd te worden, en dient de samenstelling van het voeder, zijnde het gehalte aan ruw eiwit en het gehalte aan totaal fosfor, vermeld op de facturen of op de analyseresultaten van het voeder, genoteerd te worden; 3° de niet aangekochte voeders, zijnde de zelf geproduceerde voeders. Hierbij dient de samenstelling van het betreffende voeder zijnde het gehalte aan ruw eiwit en het gehalte aan totaal fosfor genoteerd te worden. De samenstelling van de voeders wordt bepaald ofwel op basis van de analyseresultaten van de betreffende voeders, uitgevoerd door krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet erkende laboratoria, ofwel op basis van een forfaitaire samenstelling. Indien de samenstelling van de voeders bepaald wordt op basis van de analyseresultaten van de betreffende voeders, dienen deze analyseresultaten eveneens bij de balans gevoegd te worden; 4° de aangekochte dieren van de betreffende diersoort.Bij het onderdeel aangekochte dieren van de betreffende diersoort dienen de overeenkomstige facturen en betalingsbewijzen gevoegd te worden.

De post afvoer dient minstens de volgende onderdelen te bevatten : 1° de verkochte dieren van de betreffende diersoort.Hierbij dienen de overeenkomstige facturen en betalingsbewijzen gevoegd te worden en dienen hetzij de analyseresultaten van de samenstelling per betreffende diersoort, hetzij de forfaitaire samenstelling, genoteerd te worden; 2° de afvoer van dieren van de betreffende diersoort via Rendac. Hierbij dienen ofwel de analyseresultaten van de samenstelling per betreffende diersoort uitgevoerd door krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet erkende laboratoria, ofwel de forfaitaire samenstelling, genoteerd te worden, en dienen de bewijzen van afhaling in kg en in voorkomend geval in aantallen van de betreffende diersoort, gevoegd te worden; 3° de afvoer van producten van de betreffende diersoort, zoals ondermeer de afvoer van eieren en de afvoer van melk.Hierbij dienen de overeenkomstige leverings- en betalingsbewijzen gevoegd te worden, en dient hetzij de samenstelling vermeld op de leveringsbewijzen of analyseresultaten hetzij de forfaitaire samenstelling, vermeld te worden.

De post begintoestand dient minstens de volgende onderdelen te bevatten : 1° de hoeveelheid aangekochte voeders voor de betreffende diersoort die op 1 januari van het betreffende jaar op de exploitatie aanwezig is.Hierbij dienen de facturen en betalingsbewijzen gevoegd te worden die betrekking hebben op deze voeders, en dient de samenstelling van de betreffende voeders, zijnde het gehalte aan ruw eiwit en het gehalte aan totaal fosfor, vermeld op de facturen of op de analyseresultaten van het voeder, genoteerd te worden; 2° het aantal dieren, van de betreffende diersoort dat op 1 januari van het betreffende jaar op de exploitatie aanwezig is.Hierbij dienen ofwel de analyseresultaten van de samenstelling per betreffende diersoort uitgevoerd door uitgevoerd door krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet erkende laboratoria, ofwel de forfaitaire samenstelling, genoteerd te worden.

De post eindtoestand dient minstens de volgende onderdelen te bevatten : 1° de hoeveelheid aangekochte voeders voor de betreffende diersoort die op 31 december van het betreffende jaar op de exploitatie aanwezig is.Hierbij dienen de facturen en betalingsbewijzen gevoegd te worden die betrekking hebben op deze voeders, en dient de samenstelling van de betreffende voeders, zijnde het gehalte aan ruw eiwit en het gehalte aan totaal fosfor, vermeld op de facturen of op de analyseresultaten van het voeder, genoteerd te worden; 2° het aantal dieren, van de betreffende diersoort dat op 31 december van het betreffende jaar op de exploitatie aanwezig is.Hierbij dienen ofwel de analyseresultaten van de samenstelling per betreffende diersoort, uitgevoerd door uitgevoerd door krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet erkende laboratoria, ofwel de forfaitaire samenstelling, genoteerd te worden.

De reële difosforpentoxide- en reële stikstofuitscheiding wordt berekend als volgt : aanvoer - afvoer + begintoestand - eindtoestand waarbij alle termen uitgedrukt worden in respectievelijk kg difosforpentoxide en kg stikstof.

Voor de difosforpentoxide- en stikstofinhoud van de dieren kunnen de volgende forfaitaire cijfers gebruikt worden :

Difosforpentoxide

Stikstof

Biggen

7 kg

11,7 g/kg

25 g/kg

20 kg

11,7 g/kg

27 g/kg

Andere varkens

11,7 g/kg

27,5 g/kg

Zeugen en beren

11,7 g/kg

27,5 g/kg

Legkippen

18 weken

14,7 g/kg

28 g/kg

72 weken

12,4 g/kg

28 g/kg

Opfokpoeljen van legkippen

14,7 g/kg

28 g/kg

Slachtkuikens

12,6 g/kg

28 g/kg

Slachtkuikenouderdieren

24 weken

16,0 g/kg

28 g/kg

64 weken

12,6 g/kg

28 g/kg

Opfokpoeljen van slachtkuikenouderdieren

16,0 g/kg

28 g/kg

Melk

2,1 g/kg

5,4 g/kg

Eieren

4,6 g/kg

19,2 g/kg


Voor de forfaitaire samenstelling van de voeders wordt verwezen naar bijlage III. De mestuitscheidingsbalans dient door de landbouwer te worden ondertekend.

Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en betreffende deze bijlage en bijlage III. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere regels inzake het nutriëntenbalansstelsel als vermeld in artikel 25 van het Mestdecreet Brussel, 3 april 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS Bijlage III

Forfaitaire samenstelling van de voeders

Samenstelling

Voedermiddel

Stikstof (g N/kg product)

Ruw eiwit gehalte (g RE/kg product)

Fosfaat gehalte (g P/kg product)

Ruwvoeders

Aardappeldiksap

31,7

198

6,4

Aardappelen, rauw, ingekuild

5,0

31

0,7

Aardappelen, vers

3,2

20

0,5

Aardappelpersvezels, vers en kuil

1,9

12

0,2

Aardappelschillen ingekuild

3,2

20

0,6

Aardappelsnippers, vers

2,6

16

0,5

Aardappelsnippers, voorgebakken

3,7

23

0,8

Aardappelstoomschillen, vers en kuil

3,0

19

0,4

Aardappelzetmeel, ontsloten, vers

3,4

21

0,5

Aardappelzetmeel, vers


DS < 400 g/kg

4,0

25

0,7

DS > 400 g/kg

1,3

8

2,0

Biergist

9,1

57

1,5

Bietenblad met koppen, vers

3,8

24

0,4

Bietenblad, ingekuild

5,0

31

0,4

Bietenblad, vers

3,4

21

0,3

Bietenperspulp, ingekuild

3,4

21

0,2

Bietenperspulp, vers

3,5

22

0,2

Bladkool, vers

3,2

20

0,3

Bladramenas, vers

2,9

18

0,2

Com Cob Mix (CCM), ingekuild


met ca. 25 % van de spil (RC < 40 g/kg)

10,4

65

2,1

met ca. 50 % van de spil (RC 40-60 g/kg)

9,6

60

1,9

met ca. 100 % van de spil (RC > 60 g/kg)

9,3

58

1,9

Gras kunstmatig gedroogd, in balen

25,9

162

3,6

Gras, weide (200 kgN, 1700 kg DS/ha)


eerste snede

4,6

29

0,7

tot 1 juli

4,8

30

0,

Van 1 juli tot 1 sept

5,0

31

0,7

1 sept en later

4,8

30

0,7

Gras, weide (300 kg N, 1700 kg DS/ha)


eerste snede

5,1

32

0,7

tot 1 juli

5,3

33

0,

Van 1 juli tot 1 sept

5,4

34

0,7

1 sept en later

5,1

32

0,7

Gras, weide (400 kg N, 1700 kg DS/ha)


eerste snede

5,4

34

0,7

tot 1 juli

5,9

37

0,

van 1 juli tot 1 sept

6,1

38

0,7

1 sept en later

5,8

36

0,7

Grashooi


matige kwaliteit

16,0

100

2,5

gemiddelde kwaliteit

19,2

120

2,5

goede kwaliteit

21,9

137

2,5

Graskuil, droog (3000 kg DS/ha)


200 kg N, eerste snede

12,5

78

1,8

200 kg N, latere snede

13,0

81

1,8

300 kg N, eerste snede

13,8

86

1,8

300 kg N, latere snede

14,6

91

1,8

400 kg N, eerste snede

15,0

94

1,8

400 kg N, latere snede

15,8

99

1,8

Graskuil, vochtig (3000 kg DS/ha)


200 kg N, eerste snede

7,4

46

1,0

200 kg N, latere snede

7,7

48

1,0

300 kg N, eerste snede

8,2

51

1,0

300 kg N, latere snede

8,5

53

1,0

400 kg N, eerste snede

8,8

55

1,0

400 kg N, latere snede

9,3

58

1,0

Koolrapen, vers

2,4

15

0,2

Luzerne, ingekuild

10,4

65

1,2

Luzerne, vers

5,8

36

0,6

Luzernehooi

24,3

152

2,5

Maïsglutenvoer, ingekuild

15,4

96

4,2

Maïsglutenvoer, vers

13,3

83

3,3

Maïskolvensillage (MKS)

8,3

52

1,5

Mergkool, geheel vers

3,4

21

0,3

Snijgraan (stoppelgewas), vers

3,8

24

0,6

Snijgraan, ingekuild

4,5

28

1,0

Snijmaïs, ingekuild

4,3

27

0,6

Snijmaïs vers


Melkrijp

3,0

19

0,4

zacht deegrijp

3,4

21

0,4

deegrijp

3,8

24

0,

hard deegrijp

4,2

26

0,6

Spruitenkoppen en stengels vers

5,4

34

0,7

Spruitkool, vers

5,9

37

1,1

Stro, gerst-(zomer-winter)

5,4

34

0,9

Stro, tarwe-(zomer-winter)

5,8

36

0,7

Voederbieten, vers


bij oogsten

1,9

12

0,2

gereinigd en bewaard

1,9

12

0,3

Grondstoffen

Aardappeleiwit

123,2

770

2,2

Aardappelen, gedroogd

14,6

91

2,4

Aardappelvezels, gedroogd


RE<= 95 g/kg

7,8

49

2,2

RE 95 - 140 g/kg

15,8

99

2,2

Aadappelzetmeel

0,6

4

0,4

Bataten, gedroogd

6,1

38

1,2

Beendermeel

60,6

379

76,9

Bierbostel, gedroogd

40,3

252

4,8

Biergist, gedroogd

73,3

458

16,4

Bietenpulp, gedroogd


suikergehalte < 100 g/kg

14,6

91

0,9

suikergehalte 100-150 g/kg

14,2

89

1,0

suikergehalte 150-200 g/kg

16,8

105

0,8

suikergehalte > 200 g/kg

17,4

109

0,7

Biscuitmeel

15,8

99

1,7

Bloedmeel, spray gedroogd

140,5

878

1,9

Boekweit

18,1

113

3,3

Bonen (Phaseolus, verhit)

36,8

230

4,7

Broodmeel

19,5

122

2,4

Caseine

134,4

640

6,4

Citruspulp

9,8

61

1,1

Erwten


RE< 200 g/kg

33,0

206

3,7

RE < 200 g/kg

36,3

227

4,4

Gerst

17,1

107

3,6

Gersteslijpmeel

21,3

133

6,8

Gerstevoermeel

18,6

116

4,2

Gierst

18,4

115

3,3

Graszaad

17,1

107

-

Grondnootschilfers


ontdopt, RC < 80 g/kg

75,0

469

6,2

ged. ontdopt,RC 80-150 g/kg

64,3

402

5,6

niet ontdopt, RC > 150 g/kg

49,9

312

5,7

Grondnootschroot


ontdopt, RC < 80 g/kg

77,3

483

6,4

ged. ontdopt,RC 80-150 g/kg

80,5

503

6,3

Grondnoten


ontdopt, RC < 85 g/kg

45,9

287

4,4

niet ontdopt, RC > 85 g/kg

40,3

252

4,2

Haver

17,9

112

3,3

Haver, gepeld

21,9

137

4,2

Havermoutafvalmeel

7,5

47

1,7

Havervoermeel

14,6

91

3,5

Hennepzaad

31,2

195

8,1

Johannesbrood

6,4

40

0,4

Kanariezaad

24,2

151

5,5

Katoenzaad


ontdopt, RC < 100 g/kg

64,5

403

7,5

niet ontdopt, RC > 100 g/kg

33,1

207

6,7

Katoenzaadschilfers


ontdopt, RC < 140 g/kg

68,3

427

11,1

ged. ontdopt, RC 140-200 g/kg

56,8

355

12,0

niet ontdopt, RC > 200 g/kgr

47,2

295

11,8

Katoenzaadschroot


ontdopt, RC < 140 g/kg

69,8

436

10,7

ged. ontdopt, RC 140-200 g/kg

58,2

364

10,2

niet ontdopt, RC > 200 g/kg

53,3

333

10,3

Kokosschilfers


RVET < 100 g/kg

33,1

207

5,6

RVET > 100 g/kg

32,3

202

5,4

Kokosschroot

33,8

211

6,3

Kool-/raapzaad, onbehandeld

32,5

203

7,1

Kool-/raapzaadschilfers

54,2

339

10,8

Kool-/raapzaadschroot


RE < 380 g/kg

54,9

348

10,9

RE > 380 g/kg

62,7

392

11,3

Lijnzaad

34,9

218

5,6

Lijnzaadschilfers

49,8

311

7,8

Lijnzaadschroot

53,4

334

9,3

Linzen

36,6

229

3,8

Lupinen


RVET < 70 g/kg,RE < 335 g/kg

49,6

310

3,3

RVET > 70 g/kg,RE > 335 g/kg

57,3

358

3,9

Lupinen, hoog RVET


RVET > 70 g/kg

53,9

337

3,2

Luzernemeel/-brok


RE < 140 g/kg

16,3

102

2,5

RE 140-160 g/kg

24,3

152

2,5

RE 160-180 g/kg

27,0

169

2,6

RE > 180 g/kg

30,7

192

2,5

Maanzaad

32,8

205

7,9

Macoya vruchtvleesschilfers

15,8

99

2,6

Maïs

13,9

87

2,9

Maïs, ontsloten

14,1

88

2,8

Maïsglutenmeel

97,1

607

4,6

Maïsglutenvoer


RE < 200 g/kg

29,6

185

8,4

RE > 200 g/kg

33,4

209

9,2

Maïskiemschilfers

31,0

194

4,2

Maïskiemschroot

31,2

195

6,1

Maïskiemzemelschilfers

22,7

142

6,5

Maïskiemzemelschroot

22,9

143

5,4

Maïsspoeling, gedroogd

42,4

265

8,0

Maïsvoermeel

15,4

86

5,1

Maïszemelgrint

15,0

94

4,7

Maiszetmeel

0,6

4

0,4

Melasse, biet

17,6

110

0,3

Melasse, riet


suikergehalte < 475 g/kg

7,2

45

0,5

suikergehalte > 475 g/kg

6,6

41

0,6

Melkpoeder, mager

55,8

349

10,0

Melkpoeder, volle

44,6

279

9,2

Moutkiemen


RE < 200 g/kg

28,2

176

4,4

RE > 200 g/kg

38,1

238

4,8

Nigerzaad

33,1

207

6,5

Paardebonen, bontbloeiend

40,5

253

5,3

Paardebonen, witbloeiend

48,0

300

5,3

Palmpitschilfers


RC < 220 g/kg

23,4

146

5,5

RC > 220 g/kg

21,6

135

4,9

Palmpitschroot

24,3

152

4,6

Palmpitten

14,9

93

3,1

Rijst


ontdopt, gepolijst

12,8

80

1,2

ruw met dop

12,5

78

2,6

Rijstafval

12,2

76

10,9

Rijstevoermeel


RC < 90 g/kg

21,4

134

15,4

RC 90-150 g/kg

20,6

129

15,6

Rijstevoerschroot

23,5

147

17,6

Rogge

14,9

93

3,2

Roggegries

22,9

143

4,4

Saffloerzaad

22,9

143

-

Saffloerzaadschroot

43,2

270

6,5

Sesamzaad

33,4

209

5,6

Sesamzaadschilfers

72,2

451

9,2

Sesamzaadschroot

71,8

449

12,9

Sojabonen, verhit

57,0

356

5,4

Sojabonenschillen


RC < 310 g/kg

23,2

145

1,5

RC > 310 g/kg

18,2

114

1,4

Sojaschilfers

67,4

421

6,5

Soja schroot ,RC 50 - 70 g/kg


RE < 440 g/kg

72,6

464

6,3

RE > 440 g/kg

68,0

425

6,6

Sojaschroot, RC < 50 g/kg

74,7

467

6,4

Sojaschroot, RC > 70 g/kg

67,8

424

6,0

Sorghum


met dop, RC > 30 g/kg

14,4

90

3,0

zonder dop RC < 30 g/kg

16,2

101

3,0

Sorgumglutenmeel

71,7

448

3,0

Tapioca, gedroogd


ZET 575-625 g/kg

4,0

25

0,9

ZET 625-675 g/kg

3,8

24

0,8

ZET 675-725 g/kg

4,0

25

0,9

Tapiocazetmeel

1,8

11

0,4

Tarwe

19,0

119

3,4

Tarweglutenmeel

122,1

763

1,3

Tarweglutenvoer, gedroogd

22,6

141

7,9

Tarwegries

25,0

156

10,9

Tarwekiemen

42,9

268

8,6

Tarwekiemzemelen

28,6

179

9,2

Tarwevoerbloem

25,3

155

7,9

Tarwevoermeel

24,8

165

9,3

Tarwezemelgrint

24,0

150

12,8

Triticale

18,7

117

2,9

Verenmeel, gehydrolyseerd

131,8

824

2,4

Vinasse, biet


RE < 250 g/kg

35,7

223

1,0

RE > 250 g/kg

44,5

278

1,8

Vismeel


RE < 580 g/kg

90,2

684

23,8

RE 580-630 g/kg

99,8

624

27,0

RE > 630-680 g/kg

105,6

660

23,8

RE > 680 g/kg

113,0

706

20,9

Weipoeder

20,0

125

7,0

Weipoeder, melksuikerarm


RAS < 210 g/kg

43,2

270

13,3

RAS > 210 g/kg

36,5

228

17,2

Zonnebloemzaad


ontdopt, RC < 90 g/kg

44,3

277

7,4

ged. ontdopt,RC 90-120 g/kg

33,9

212

6,0

niet ontdopt,RC > 210 g/kg

23,8

149

4,5

Zonnebloemzaadschilfers


ontdopt,RC < 210 g/kg

61,3

383

7,5

ged. ontdopt,RC 210-325 g/kg

45,8

286

7,6

niet ontdopt,RC > 325 g/kg

34,2

214

7,6

Zonnebloemzaadschroot


RC < 160 g/kg, Ontdopt

61,8

386

10,8

Ontdopt, RC 160-200 g/kg

54,2

339

12,1

Ged. ontdopt,RC 200-240 g/kg

51,0

319

10,6

Niet ontdopt,RC > 240 g/kg

45,9

287

10,0


Voor voeders en producten welke niet op deze lijst voorkomen moet de samenstelling aangetoond worden aan de hand van analyses van de betreffende voeders en producten uitgevoerd door krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet erkende laboratoria.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de nadere regels inzake het nutriëntenbalansstelsel als vermeld in artikel 25 van het mestdecreet.

Brussel, 3 april 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

^