Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 02 februari 2001
gepubliceerd op 15 maart 2001

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning van mammografische eenheden en regionale screeningscentra voor borstkankeropsporing

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035245
pub.
15/03/2001
prom.
02/02/2001
ELI
eli/besluit/2001/02/02/2001035245/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning van mammografische eenheden en regionale screeningscentra voor borstkankeropsporing


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, I, 2°;

Gelet op het protocolakkoord van 25 oktober 2000 tot samenwerking tussen de federale overheid en de gemeenschappen inzake mammografische borstkankerscreening;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 2 februari 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat een van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen als uiteindelijk doel heeft de reductie van de sterfte door borstkanker te realiseren; dat in 1998 borstkanker op de eerste plaats kwam wat kankersterfte betreft bij vrouwen, met 41 gevallen van sterfte per 100 000 vrouwen, en borstkanker aldus onmiskenbaar een uiterst belangrijk gezondheidsprobleem stelt;

Overwegende dat kwaliteitsvolle georganiseerde borstkankerscreening door middel van mammografie toelaat om borstkanker in een vroeg stadium te diagnosticeren en na verloop van tijd de sterfte door borstkanker terug te dringen;

Overwegende dat de Europese Commissie in 1996 een tweede editie heeft uitgegeven van de Europese aanbevelingen voor kwaliteitsbewaking bij mammografische screening, waarin de uitgewerkte aanbevelingen staan waaraan een borstkankerscreeningsproject moet voldoen;

Overwegende dat het protocolakkoord van 25 oktober 2000 tot samenwerking tussen de federale overheid en de gemeenschappen inzake mammografische borstkankerscreening de hefboom is om een efficiënt borstkankerscreeningsprogramma te organiseren, aangezien het protocolakkoord het mogelijk maakt om, naast verwijzing door huisartsen en gynaecologen, te screenen zonder verwijzing door de behandelende arts;

Overwegende dat de federale overheid er zich in voormeld protocolakkoord toe verbindt per jaar, in het kader van de massascreening, het budget ter beschikking te stellen dat nodig is voor de honoraria voor het uitvoeren van het mammografisch onderzoek; dat dit budget door de federale overheid ter beschikking wordt gesteld voor een periode van drie jaar vanaf 2001 op voorwaarde dat er een georganiseerd systeem is opgezet door de gemeenschappen;

Overwegende dat de Vlaamse Gemeenschap dan ook vanaf 1 januari 2001 haar engagementen die voortvloeien uit dit protocolakkoord, moet nakomen, om zo vlug mogelijk de georganiseerde borstkankerscreening op te starten;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Vlaamse minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheid;2° administratie : de administratie Gezondheidszorg van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;3° logo : samenwerkingsverband voor bovenlokaal gezondheidsoverleg en -organisatie;4° Vlaamse Adviesraad : de Vlaamse Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen, opgericht bij het decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen;5° werkgroep borstkankerscreening : de werkgroep, opgericht door de Vlaamse minister, ter implementatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling, en waarin verschillende actoren inzake borstkankerbestrijding zijn vertegenwoordigd. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. De Vlaamse regering organiseert een systematische mammografische screening om de vermindering van de morbiditeit en mortaliteit door borstkanker bij vrouwen te realiseren. Deze systematische mammografische screening gebeurt door erkende mammografische eenheden en erkende regionale screeningscentra. § 2. De Vlaamse minister erkent mammografische eenheden.

Een mammografische eenheid is een voorziening die onder leiding staat van een erkend radioloog en technisch uitgerust is om mammografieën uit te voeren. De mammografische eenheden staan in voor het mammografisch borstonderzoek, voor de eerste lezing en voor de protocollering ervan.

De erkenning van een mammografische eenheid wordt verleend voor drie drie jaar. § 3. De Vlaamse minister erkent regionale screeningscentra.

Een regionaal screeningscentrum is een expertisecentrum inzake vroegtijdige borstkankeropsporing. Inzake het mammografisch borstonderzoek staat het regionaal screeningscentrum in voor de organisatie van de tweede lezing en de protocollering ervan en eventueel voor de derde lezing en de protocollering ervan.

De erkenning van een regionaal screeningscentrum wordt verleend voor drie jaar. HOOFDSTUK III. - Erkenningsvoorwaarden voor mammografische eenheden Afdeling I. - Algemene erkenningsnormen

Art. 3.Een mammografische eenheid moet over minstens één vast, semi-mobiel of mobiel toestel beschikken dat specifiek gebouwd is voor mammografie, en moet onder de verantwoordelijkheid van minstens één erkend radioloog werken.

Art. 4.De mammografische eenheid moet zich openstellen voor en meewerken aan het georganiseerde borstkankerscreeningsprogramma en de controles met het oog op kwaliteitsbewaking en -verbetering die door instanties worden uitgevoerd die daartoe door de Vlaamse minister gemachtigd zijn.

Om erkend te kunnen blijven moet de mammografische eenheid in staat zijn om op een elektronische manier gegevens uit te wisselen met de regionale screeningscentra op de wijze die wordt voorgeschreven door de Vlaamse minister.

De mammografische eenheid verbindt er zich toe de derde betalerregeling toe te passen voor alle mammografieën uitgevoerd in het kader van dit besluit. Afdeling II. - Fysisch-technische normen

Art. 5.De mammografie moet genomen worden met een specifiek voor de mammografie ontwikkeld toestel, dat beantwoordt aan de normen van de International Electrotechnical Commission of van de Europese Unie of van hun rechtsopvolgers. Het toestel beschikt over een belichtingsautomaat, een systeem voor borstcompressie en een rooster.

Art. 6.De toestellen die gebruikt worden bij mammografische borstkankerscreening moeten voldoen aan technische kwaliteitsnormen wat moet blijken na onderwerping aan een acceptatietest die de volgende elementen omvat : 1° gegevens over de toestellen die gebruikt worden bij mammografische screening;2° routineopname;3° geometrie;4° buisrendement en reproduceerbaarheid;5° buisspanning;6° halfwaardedikte;7° automatisch belichtingssysteem;8° compressie;9° roosterfactor;10° beeldreceptor;11° ontwikkeltoestel;12° sensitometrie en densitometrie;13° donkere kamer;of doka 14° lichtdichtheid van de cassettes;15° lichtkasten en protocolleeromgeving;16° dosimetrie;17° beeldkwaliteit;18° opnametijd. De acceptatietest omvat tevens een vraaggesprek met de persoon of personen die de bovengenoemde toestellen bedienen.

Deze testen worden nader bepaald in de tabellen die zich bevinden in de bij dit besluit gevoegde bijlage.

Telkens als een nieuw toestel in gebruik wordt genomen moet een nieuwe acceptatietest worden uitgevoerd.

Art. 7.De volgende elementen van de toestellen die gebruikt worden bij een mammografische borstkankerscreening moeten jaarlijks, te rekenen vanaf de acceptatie, testen ondergaan en voldoen aan de technische kwaliteitsnormen die hierop van toepassing zijn : 1° geometrie;2° halfwaardedikte;3° compressie;4° beeldreceptor;5° sensitometrie en densitometrie;6° lichtdichtheid van de cassettes;7° dosimetrie;8° ontwikkeltoestel;9° lichtkasten en protocolleeromgeving.

Art. 8.De volgende elementen van de toestellen die gebruikt worden bij een mammografische borstkankerscreening moeten halfjaarlijks, te rekenen vanaf de acceptatie, deze testen ondergaan en voldoen aan de technische kwaliteitsnormen die hierop van toepassing zijn : 1° buisrendement en reproduceerbaarheid;2° buisspanning;3° automatisch belichtingssysteem;4° ontwikkeltoestel;5° sensitometrie en densitometrie; 6° donkere kamer;of doka 7° opnametijd.

Art. 9.De acceptatietesten, de jaarlijkse en halfjaarlijkse testen worden uitgevoerd door deskundigen die daartoe worden gemachtigd door de Vlaamse minister, na advies van de werkgroep borstkankerscreening.

Voor mammografische eenheden die onder het beheer vallen van een regionaal screeningscentrum, bepaalt de Vlaamse minister, na advies van de werkgroep borstkankerscreening, een specifieke lijst van deskundigen.

De kosten van de testen, vermeld in het eerste lid, worden gedragen door de mammografische eenheden die een erkenning willen verkrijgen.

De resultaten van de halfjaarlijkse en de jaarlijkse testen, alsook van de acceptatietesten, worden door de deskundigen die de testen uitvoeren bezorgd aan de mammografische eenheid en aan het regionaal screeningscentrum waarmee door de mammografische eenheid in kwestie een samenwerkingsovereenkomst werd gesloten.

Art. 10.Dagelijks, rond hetzelfde tijdstip, moet er een kwaliteitscontrole gebeuren van de mammograaf, de film en de ontwikkelaar door de uitvoering van een fantoomopname en een sensitometrie, op initiatief van en onder de supervisie van de radioloog die verantwoordelijk is voor de mammografische eenheid. De resultaten van deze metingen moeten voldoen aan de normen, gesteld in de bij dit besluit gevoegde bijlage en worden dagelijks bezorgd aan dezelfde instantie die instaat voor de acceptatietesten en voor de jaarlijkse en halfjaarlijkse testen.

Art. 11.Wekelijks moet ook de beeldkwaliteit geëvalueerd worden, evenals de objectdiktecompensatie, eveneens op initiatief van en onder supervisie van de radioloog die verantwoordelijk is voor de mammografische eenheid. De resultaten van deze metingen moeten voldoen aan de normen, gesteld in de bij dit besluit gevoegde bijlage en worden wekelijks bezorgd aan dezelfde instantie die instaat voor de acceptatietesten en voor de jaarlijkse en halfjaarlijkse testen.

Art. 12.De referentiewaarden voor deze dagelijkse en wekelijkse testen worden vastgelegd aan de hand van de acceptatietesten en van de jaarlijkse en halfjaarlijkse testen. De mammografische eenheid moet de nodige maatregelen treffen om eventuele afwijkingen ten opzichte van de referentiewaarden onmiddellijk te corrigeren.

Art. 13.De mammografische eenheid moet voldoen aan de regelgeving betreffende de veiligheid in het algemeen, en het gebruik van ioniserende stralingen in het bijzonder.

Art. 14.Voor mammografische eenheden die beschikken over een digitaal mammografietoestel gelden dezelfde criteria voor beeldkwaliteit en dosimetrie. In ieder geval moet de beeldkwaliteit van een digitaal mammografietoestel evenwaardig zijn aan de beeldkwaliteit van een niet-digitaal mammografietoestel. Afdeling III. - Medisch-radiologische normen

Art. 15.§ 1. De mammografische eenheid moet voldoen aan de volgende medisch-radiologische kwaliteitsnormen, wat moet blijken na onderwerping aan een acceptatietest die de volgende elementen omvat : 1° dertig opeenvolgende mammografieën worden beoordeeld op vlak van positionering en fototechnische kwaliteit door deskundigen aangewezen door minstens twee regionale screeningscentra, andere centra dan dat waarmee de mammografische eenheid een overeenkomst moet sluiten voor de organisatie van de tweede lezing;2° inzake positionering moet een screeningsmammografie twee incidenties per borstopname omvatten : een oblique en een craniocaudale opname;3° minstens 85 % van de dertig opeenvolgende opnamen moet zo gepositioneerd zijn dat : a) op de oblique (mediolaterale schuine) opname : de musculus pectoralis te zien is als een driehoek, met de punt op tepelhoogte, en de inframammaire omslagplooi naar de buik is afgebeeld zonder superpositie;b) op de oblique en de craniocaudale (face) opname de afstand tepel - musculus pectoralis dezelfde is;c) op de oblique of op de craniocaudale opname de tepel tangentieel staat afgebeeld;4° minstens 25 % van de dertig opeenvolgende opnamen moet zo gepositioneerd zijn dat op de craniocaudale opname de rand van de musculus pectoralis te zien is;5° bij vervolgopnamen kan onder bepaalde voorwaarden, die vastgesteld worden door de regionale screeningscentra, na advies van de werkgroep borstkankerscreening, een oblique opname volstaan;6° inzake fototechnische kwaliteit moeten de deskundigen die de acceptatietest uitvoeren de volgende aspecten als voldoende beoordelen : a) de uitgevoerde compressie;b) de beeldscherpte en -belichting;c) de minimale beperking van artefacten. § 2. De deskundigen moeten hun beoordeling, bedoeld in § 1, 6°, motiveren. In geval van een negatieve beoordeling door de deskundigen van de fototechnische kwaliteitsaspecten kan de verantwoordelijke van de mammografische eenheid een nieuwe beoordeling vragen aan andere hiertoe door de administratie gemachtigde regionale screeningscentra. § 3. De deskundigen moeten hun bevindingen bezorgen aan de administratie en aan het regionaal screeningscentrum waarmee door de mammografische eenheid in kwestie een samenwerkingsovereenkomst werd gesloten. § 4. De mammografische eenheid moet steeds de nodige maatregelen treffen om eventuele afwijkingen ten opzichte van de medisch-radiologische kwaliteitsnormen onmiddellijk te corrigeren. Afdeling IV. - Samenwerking met het regionaal screeningscentrum

Art. 16.Om erkend te kunnen worden moet de mammografische eenheid een ondertekende samenwerkingsovereenkomst met het regionaal screeningscentrum kunnen voorleggen. Dit screeningscentrum wordt aangewezen door het logo van het gebied waarin de mammografische eenheid zich bevindt. In uitzonderlijke en uitdrukkelijk gemotiveerde gevallen en na akkoord van de administratie, kan aanvaard worden dat de mammografische eenheid een samenwerkingsovereenkomst voorlegt met een regionaal screeningscentrum dat niet aangewezen wordt volgens dit criterium.

De samenwerkingsovereenkomst regelt minimaal de volgende afspraken : 1° de verbintenis tot samenwerking om de tweede en, indien nodig, derde lezing van de mammografieën kwaliteitsvol uit te kunnen voeren, conform de richtlijnen hierover, zoals bekrachtigd door de Vlaamse minister;2° de uitvoering van de eerste lezing door de radioloog van de mammografische eenheid die een gestandaardiseerd en ingevuld protocolformulier met de opnamen bezorgt aan het regionaal screeningscentrum waarmee wordt samengewerkt;3° de registratie en de uitwisseling van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de voortgangscontrole en de kwaliteitsbewaking van de screening, conform de richtlijnen hierover, zoalsen bekrachtigd door de Vlaamse minister;4° de bewaring van de mammografieën;5° het evalueren van de mammografische eenheid naar gelang van de verkregen kwaliteit van de mammografieën met het oog op kwaliteitsbewaking en kwaliteitsverbetering aan de hand van periodieke visitatiecontroles;6° de terugkoppeling van de resultaten van de tweede en eventuele derde lezing naar de plaatselijke radioloog en de bereidheid tot continue evaluatie en bijsturing met het oog op het bereiken van een optimaal kwaliteitsniveau van de lezingen;7° de medewerking aan de invoering van een klantvriendelijk afsprakensysteem. HOOFDSTUK IV. - Erkenningsvoorwaarden voor de regionale screeningscentra

Art. 17.Een regionaal screeningscentrum werkt mee aan de veralgemening van de borstkankerscreening in de Vlaamse Gemeenschap, in overeenstemming met de Vlaamse gezondheidsdoelstelling hierover, volgens de wetenschappelijke methoden van een op evidentie gebaseerde preventie.

Daartoe moet een regionaal screeningscentrum samenwerkingsovereenkomsten voorleggen met minstens één logo en met andere regionale screeningscentra die aangrenzende logo's bedienen.

Een regionaal screeningscentrum moet samenwerken met mammografische eenheden overeenkomstig de samenwerkingsovereenkomsten, bedoeld in artikel 16.

Om erkend te kunnen blijven moet een regionaal screeningscentrum in staat zijn om op een elektronische manier gegevens uit te wisselen met de mammografische eenheden op de wijze die wordt voorgeschreven door de Vlaamse minister.

Art. 18.Een regionaal screeningscentrum moet kunnen beschikken over minstens één mobiel toestel dat specifiek gebouwd is voor mammografie en onder de verantwoordelijkheid van minstens één erkend radioloog werkt.

Art. 19.Een regionaal screeningscentrum moet beschikken over de nodige expertise en over gespecialiseerd personeel om tweede en derde lezingen te kunnen uitvoeren volgens de bepalingen zoals ze bekrachtigd zijn door de Vlaamse minister.

Art. 20.Een regionaal screeningscentrum moet binnen een termijn van twee jaar na het in werking treden van dit besluit een certificaat van het Europees referentiecentrum EUREF in Nijmegen, Nederland, of van een ander hiertoe door de Vlaamse minister gemachtigd Europees referentiecentrum inzake borstkankerscreening, kunnen voorleggen waaruit blijkt dat het regionaal screeningscentrum de borstkankeropsporing organiseert in overeenstemming met de Europese aanbevelingen hierover. Telkens als de Europese aanbevelingen gewijzigd of aangevuld worden, moet een nieuwe certificatie gebeuren. HOOFDSTUK V. - Procedures inzake erkenning, intrekking en schorsing van erkenning voor mammografische eenheden en regionale screeningscentra Afdeling I. - Aanvraagprocedure

Art. 21.De aanvraag voor erkenning van een mammografische eenheid is enkel ontvankelijk indien ze door de verantwoordelijke van de mammografische eenheid schriftelijk en elektronisch wordt ingediend bij de Vlaamse minister, op het adres van de administratie, en indien ze minstens de volgende elementen bevat : 1° een identificatiebestand waarvan het model beschikbaar is gesteld door de administratie;2° een attest, afgeleverd door de daartoe gemachtigde instantie, waaruit blijkt dat de mammografische eenheid voldoet aan de eisen van een fysisch-technische acceptatietest en beschikt over de meetinstrumenten voor dagelijkse en wekelijkse kwaliteitscontrole, zoals bepaald in artikel 5 tot en met 14;3° een attest, afgeleverd door deskundigen uit regionale screeningscentra, waaruit blijkt dat de mammografische eenheid voldoet aan de eisen van een medisch-radiologische acceptatietest, bepaald in artikel 15;4° een samenwerkingsovereenkomst, conform artikel 16, met het regionaal screeningscentrum;5° een verklaring waarbij de verantwoordelijke van de mammografische eenheid verklaart kennis te nemen van de intentie van de Vlaamse regering om toekomstige Europese aanbevelingen op te nemen in de erkenningsnormen.6° een verklaring waarbij de verantwoordelijke van de mammografische eenheid verklaart de derde betalersregeling te zullen toepassen voor alle mammografieën uitgevoerd in het kader van dit besluit.

Art. 22.De aanvraag voor erkenning van een regionaal screeningscentrum is enkel ontvankelijk indien ze door de verantwoordelijke van het screeningscentrum schriftelijk en elektronisch wordt ingediend bij de Vlaamse minister, op het adres van de administratie, en indien ze minstens de volgende elementen bevat : 1° een samenwerkingsovereenkomst met minstens één logo en met andere regionale screeningscentra die aangrenzende logo's bedienen;2° een attest waaruit blijkt dat het regionaal screeningscentrum zo nodig kan beschikken over een mobiel toestel dat specifiek gebouwd is voor mammografie, en onder de verantwoordelijkheid van minstens één erkend radioloog kan werken;3° een lijst van experts met naam, tewerkstellingstijd en specialisaties, die de tweede en derde lezing kunnen uitvoeren ten behoeve van het regionaal screeningscentrum;4° een aanvraag die uitgaat van het regionaal screeningscentrum, tot certificatie door EUREF in Nijmegen of een certificaat verstrekt door dit referentiecentrum, of een aanvraag die uitgaat van het regionaal screeningscentrum tot certificatie door een ander hiertoe door de Vlaamse minister gemachtigd Europees referentiecentrum inzake borstkankerscreening of een certificaat, verstrekt door dit referentiecentrum.

Art. 23.Zolang, binnen een termijn van twee jaar na het in werking treden van dit besluit, een regionaal screeningscentrum niet beschikt over een certificaat, zoals vermeld in artikel 22, 4°, maar wel voldoet aan de overige normen, wordt door de minister een voorlopige erkenning afgeleverd. Afdeling II. - Erkenningsprocedure

Art. 24.Indien de aanvraag niet ontvankelijk is, wordt de aanvraag, uiterlijk dertig dagen na ontvangst, door de administratie aan de aanvrager teruggezonden met vermelding van de reden.

In het andere geval wordt de beslissing van de Vlaamse minister om de erkenning te verlenen of het met redenen omklede voornemen van de Vlaamse minister om de erkenning te weigeren, uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager betekend. De betekening gebeurt door de administratie per aangetekende brief. Bij een voornemen om de erkenning te weigeren worden in de brief de mogelijkheid en de voorwaarden vermeld om een bezwaarschrift in te dienen als bedoeld in artikel 25, eerste lid.

Art. 25.Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de aanvrager tot uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van het voornemen tot weigering van de erkenning daartegen per aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Vlaamse minister. De aanvrager kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.

De Vlaamse minister zorgt ervoor dat het bezwaarschrift binnen vijftien dagen na ontvangst, samen met het volledige administratief dossier, bezorgd wordt aan de Vlaamse Adviesraad.

Art. 26.§ 1. Indien de aanvrager overeenkomstig artikel 25, eerste lid, een bezwaarschrift heeft ingediend, kan de Vlaamse minister alleen een definitieve beslissing over het verlenen of het weigeren van de erkenning nemen na ontvangst van het advies van de Vlaamse Adviesraad of, indien dat advies ontbreekt, na het verstrijken van de termijn waarover de Vlaamse Adviesraad overeenkomstig zijn reglementering beschikt om een advies ter kennis te brengen van de Vlaamse minister. In dat laatste geval moet de Vlaamse minister de aanvrager vooraf horen, indien de aanvrager in zijn bezwaarschrift daarom heeft verzocht.

De met redenen omklede beslissing van de Vlaamse minister wordt binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Vlaamse Adviesraad of na het verstrijken van de termijn waarover de Vlaamse Adviesraad overeenkomstig zijn reglementering beschikt om een advies ter kennis te brengen van de Vlaamse minister, door de administratie aan de aanvrager betekend per aangetekende brief. § 2. Indien de aanvrager geen bezwaarschrift heeft ingediend overeenkomstig artikel 25, eerste lid, wordt de definitieve beslissing van de Vlaamse minister omtrent het verlenen of het weigeren van de erkenning binnen dertig dagen na het verstrijken van de in artikel 25, eerste lid, bedoelde termijn door de administratie aan de aanvrager betekend per aangetekende brief.

Art. 27.Indien de erkenning door de Vlaamse minister werd geweigerd, kan de aanvrager geen nieuwe gelijksoortige aanvraag indienen, tenzij hij aantoont dat de reden voor de weigering niet langer bestaat. Afdeling III. - Toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden

Art. 28.De administratie kan ter plaatse of op stukken toezicht uitoefenen op de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de mammografische eenheden of de regionale screeningscentra die een erkenning aanvragen of die erkend zijn.

De mammografische eenheden en de regionale screeningscentra verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze verlenen aan de administratie, op haar eenvoudig verzoek, de stukken die met de erkenningsaanvraag of de erkenning zelf verband houden.

In het kader van het toezicht kan de Vlaamse minister private of openbare instanties belasten met bepaalde controles, testen en evaluaties.

De administratie kan gegevens, als bedoeld in artikel 9, 10 en 11, opvragen in het kader van de beleidsvoorbereiding en de beleidsevaluatie. Afdeling IV. - Procedure voor schorsing en intrekking van erkenning

Art. 29.Indien een mammografische eenheid of een regionaal screeningscentrum niet langer voldoet aan een of meer erkenningsvoorwaarden of indien een mammografische eenheid of een regionaal screeningscentrum niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, kan de administratie de mammografische eenheid of het regionaal screeningscentrum per aangetekende brief aanmanen om zich binnen een termijn van maximum zes maanden aan die voorwaarden of aan de regels betreffende het toezicht te conformeren.

Art. 30.Indien ondanks de aanmaning de mammografische eenheid of het regionaal screeningscentrum de erkenningsvoorwaarden niet naleeft of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, wordt het gemotiveerd voornemen van de Vlaamse minister tot schorsing of tot intrekking van de erkenning aan de mammografische eenheid of het regionaal screeningscentrum betekend. Die betekening gebeurt door de administratie per aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen, worden vermeld.

Art. 31.Artikel 25 en artikel 26 zijn van overeenkomstige toepassing voor het nemen van de definitieve beslissing tot schorsing of tot intrekking van erkenning. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 32.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2001.

Art. 33.De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 februari 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS

Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 2001 betreffende de erkenning van mammografische eenheden en regionale screeningscentra voor borstkankeropsporing.

Brussel, 2 februari 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS

^