gepubliceerd op 09 februari 2006
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het programma en de geldigheidsvoorwaarden van het klinisch onderwijs voor het bekomen van de academische graad van bachelor in de verpleegzorgen in het onderwijs voor sociale promotie voor de studenten van de afdeling Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van het brevet van ziekenhuisverpleegkundige
9 DECEMBER 2005. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het programma en de geldigheidsvoorwaarden van het klinisch onderwijs voor het bekomen van de academische graad van bachelor in de verpleegzorgen in het onderwijs voor sociale promotie voor de studenten van de afdeling Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van het brevet van ziekenhuisverpleegkundige
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1977 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (77/453/EEG), gewijzigd bij de richtlijn 89/595/EEG van 10 oktober 1989;
Gelet op het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, zoals gewijzigd, inzonderheid op de artikelen 75 en 137;
Gelet op het decreet van 27 februari 2003 tot vaststelling van de academische graden uitgereikt door de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tot vaststelling van de minimale uurregelingen, zoals gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004;
Gelet op het decreet van 31 maart 2004 ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte vna het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering vna de universiteiten, inzonderheid op de artikelen 1 en 7;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type en van stelsel 1;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 april 1994 houdende de voorwaarden waaronder het diploma van vroedvrouw en gegradueerd(e) verpleger of verpleegster wordt toegekend, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 april 1995;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 december 2005 houdende goedkeuring van het refertedossier van de afdeling « Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige » gerangschikt op het niveau van het hoger paramedisch onderwijs van het korte type van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 september 2005, bij toepassing van artikel 84, hoofdstuk 1, 1ste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister-Presidente, belast met het leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie en van de Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Inrichting voor onderwijs voor sociale promotie : inrichting in artikel 1, § 2, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;2° Vormingseenheid : vormingseenheid zoals bedoeld in artikel 13 van voornoemd decreet van 16 april 1991;3° Geïntegreerde proef : vormingseenheid bedoeld in de artikelen 17, 18, 19 en 20 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type en van stelsel 1;4° Afdeling : afdeling bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van voornoemd decreet van 16 april 1991;5° Klinisch onderwijs : deel van de opleiding in verpleegzorgen waarbij, overeenkomstig de richtlijn 77/453/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1977, de student aanleert hoe hij op basis van zijn kennis en zijn bekwaamheden in een georganiseerd kader en in rechtstreeks contact met een gezonde of zieke persoon en/of groepen, de vereiste verpleegzorgen moet programmeren, organiseren, verstrekken en evalueren.De student zal geleidelijk aan het begrip gezondheidsopvoeding integreren. In dit besluit zijn « klinisch onderwijs » en « stages » steeds synoniemen van elkaar; 6° Student : student(e) ingeschreven in een constitutieve vormingseenheid van de afdeling « Bachelor in de verpleegzorgen » voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige van het paramedisch hoger onderwijs voor sociale promotie en van het korte type van stelsel 1.
Art. 2.Het klinisch onderwijs wordt verstrekt binnen stagediensten gelegen in België en met de klinische, sociale en pedagogische middelen die nodig zijn voor de technische, psychologische, morele en sociale opleiding van de studenten onder de directie van leraren verplegers/vroedvrouwen en onder de verantwoordelijkheid van de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie.
Alle voornoemde diensten moeten erkend worden door de instanties bevoegd inzake de van kracht zijnde wetgeving.
De instellingen voor sociale promotie zullen jaarlijks aan de Inspectie van de Algemene Directie voor Gezondheid de lijst meedelen van de inrichtingen en diensten binnen welke het klinisch onderwijs georganiseerd wordt. HOOFDSTUK II. - Geldigheidsvoorwaarden
Art. 3.Om geldig te zijn, moet het klinisch onderwijs aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° De planning, organisatie en coördinatie van de uren klinisch onderwijs moeten aan een verpleger vertrouwd worden die houder is van de academische graad van « gegradueerd verpleger » of « Bachelor in de verpleegzorgen » met een nuttige ervaring van minstens zes jaar in het verpleegonderwijs;2° Het opvoedingstoezicht over de studenten moet geplaatst worden onder de verantwoordelijkheid van een leraar houder van de academische graad « Gegradueerd verpleger » of « Bachelor in de verpleegzorgen »;3° In geen geval mogen er meer dan drie studenten zijn per verpleger of vroedvrouw aanwezig in de dienst;4° De studenten worden ertoe gehouden gezondheidsverslagen op te stellen tegen, gemiddeld, één per 100 lestijden stages en minstens één per stagevak.Onder gezondheidsverslag verstaat men een document dat het bewijs moet leveren van de verwerving van een opleiding tot het oplossen van problemen aangepast aan de verpleegzorgen en anderzijds van een inleiding tot het wetenschappelijk onderzoek.
Art. 4.§ 1. Er moet voldaan worden aan de volgende werkings- en organisatievoorwaarden : 1° Een stageovereenkomst moet schriftelijk gesloten worden tussen de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie en de stage-instelling.De overeenkomst heeft tot doel de relaties tussen de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie die voor de opleiding zorgt en de stage-instelling die voor deze opleiding meewerkt, te regelen.
De overeenkomst moet minstens de volgende punten bevatten : a) de namen van de verantwoordelijken van de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie en van de stage-instelling;b) het aantal studenten per dienst;c) de betrokken vormingseenheden;d) de duur en de verdeling van de stages in de tijd;e) de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid;f) de omkadering van de stages.2° Een verpleegkundig dossier aangepast aan de behoeften van de dienst en/of de verzorgingseenheid moet systematisch gebruikt worden;3° Er moet een samenwerking bestaan tussen de verpleegkundige afdeling en de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie, overeenkomstig de regels bedoeld bij de overeenkomst bedoeld in 1°;4° Het bewijs van regelmatige discussies betreffende de patiënten en/of de aanpassing van de verzorgingsplannen moet door de stagedienst worden verstrekt;5° De verantwoordelijke van de stage-instelling moet het hoofd zijn van de verpleegkundige afdeling of een gegradueerd verpleger of bachelor in de verpleegzorgen die ermee kan worden gelijkgesteld of die op functioneel vlak eraan verbonden is. § 2. Door de stagedienst te kiezen, zal de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie ervoor zorgen dat de studenten geconfronteerd worden met een waaier sanitaire en/of pathologische situaties en psycho-medisch-sociale aspecten alsmede met verscheidene verpleegkundige zorgen die overeenstemmen met de te bereiken eindbekwaamheden die opgenomen worden in de pedagogische dossiers van de afdeling « Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige ».
Gedurende de stages moeten de studenten de mogelijkheid krijgen opdrachten uit te voeren in verband met hun bekwaamheidsniveau en in staat zijn die methodisch te evalueren.
De opleidingservaringen die opgedaan zijn door de studenten moeten besproken worden met de leraren verplegers/vroedvrouwen alsmede met de verpleger die verantwoordelijk is voor de dienst telkens als het mogelijk is. § 3. De Minister tot wiens bevoegdheid de Gezondheid behoort, kan voor de keuze van de dienst of van de verzorgingseenheid van klinisch onderwijs, een afwijking toekennen onder de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 2 en 4, inzonderheid wanneer het gaat om nieuwe ervaringen inzake gezondheidszorgen. HOOFDSTUK III. - Verdeling van het klinisch onderwijs voor het bekomen van de academische graad van « Bachelor in de verpleegzorgen »
Art. 5.Het klinisch onderwijs dat leidt tot de academische graad van « Bachelor in de verpleegzorgen » moet minstens 620 lestijden van 50 minuten omvatten.
Art. 6.Voor elke student vult de inrichting voor onderwijs voor sociale promotie een tabel in met een samenvatting van de stages die op het einde van de geïntegreerde proef van de afdeling die leidt tot het bekomen van de graad bedoeld in dit besluit een visum moet krijgen van de Inspectie van de Algemene Directie Gezondheid.
Art. 7.De vormingseenheden « Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige » : Stage in de algemene en gespecialiseerde geneeskunde »; « Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige : Stage in de algemene en gespecialiseerde chirurgie »; « Bachelor in de verpleegzorgen : Stage in de pediatrie »; « Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige : Stage in de intensieve zorgen en spoedgevallen »; « Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige : Uitbreidende Stage » zoals bedoeld in het refertedossier bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 december 2005 houdende goedkeuring van het refertedossier van de afdeling « Bachelor in de verpleegzorgen voor de houders van een brevet van ziekenhuisverpleegkundige » gerangschikt op het niveau van het hoger paramedisch onderwijs van het korte type van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1, bevatten minstens 620 lestijden van de verpleegzorgen, als volgt te verdelen : 1° Minstens 120 lestijden bij volwassenen gehospitaliseerd in geneeskundige diensten;2° Minstens 120 lestijden bij volwassenen gehospitaliseerd in chirurgische diensten;3° Minstens 50 lestijden bij kinderen en/of adolescenten gehospitaliseerd in een pediatrische dienst;4° Minstens 180 lestijden bij patiënten opgenomen in een dienst voor intensieve zorgen en/of spoedgevallen;5° Minstens 150 lestijden bij één of meerdere zieken in beroepsmilieu naar keuze in een ziekenhuis of buiten het ziekenhuis die, in voorkomend geval, gebruikt kunnen worden voor de voorbereiding van de geïntegreerde proef.Op die 150 lestijden kunnen hoogstens 50 lestijden georganiseerd worden in de vorm van studiebezoeken voor zover de studenten schriftelijk een verslag opmaken van elk van die. HOOFDSTUK IV. - Slot- en overgangsbepaling
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2005.
Art. 9.De Minister tot wier bevoegdheid het Onderwijs voor Sociale Promotie behoort en de Minister tot wier bevoegdheid de Gezondheid behoort, worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 december 2005.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA. De Minister belast met de Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK.