gepubliceerd op 29 november 2005
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de telefonische onthaaldiensten voor kinderen
23 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de telefonische onthaaldiensten voor kinderen
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 12 mei 2004 houdende de erkenning en de betoelaging van telefonische onthaaldiensten voor kinderen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 juni 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 9 juni 2005;
Gelet op het advies nr. 38.607/4 van de Raad van State, gegeven op 13 juli 2005, bij toepassing van artikel 84, 1e lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister tot wier bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 september 2005, Besluit : TITEL I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Decreet : het decreet van 12 mei 2004 houdende de erkenning en de betoelaging van telefonische onthaaldiensten voor kinderen;2° Observatorium : het « Observatoire de l'Enfance, de la Jeunesse et de l'Aide à la Jeunesse » ingesteld bij het decreet van 12 mei 2004 houdende de oprichting van het « Observatoire de l'Enfance, de la Jeunesse et de l'Aide à la Jeunesse »;3° Dienst : de dienst « Ecoute-Enfants » van de Franse Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet;4° Andere diensten : de in artikel 6 van het decreet bedoelde diensten die gesubsidieerd kunnen worden; 5° O.N.E. : de « Office de la Naissance et de l'Enfance », zoals hervormd bij het decreet van 17 juli 2002; 6° Begeleidingscomité : het Begeleidingscomité bedoeld in artikel 4 van het decreet;7° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort. TITEL II. - De telefonische onthaaldiensten HOOFDSTUK I. - De erkenning Afdeling 1. - Voorwaarden tot erkenning
Art. 2.Onverminderd de bepalingen van artikel 2 van het decreet moet er, om als Dienst erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldaan worden : 1° aanvaarden zich te onderwerpen aan de boekhoudkundige en pedagogische inspectie van de ambtenaren die daartoe door de Minister afgevaardigd zijn;2° jaarlijks een boekhoudkundige balans opmaken;3° de telefonische hulpverleners laten superviseren door een persoon of een dienst die gespecialiseerd is in het vak;4° verzekeren dat zijn oproepnummer niet verschijnt op de facturen en documenten die naar de oproepers verstuurd worden;5° zijn werkwijze en denkwijze in de lijn van het hoger belang van het kind en van de fundamentele rechten die hem bij het Belgische recht en het Internationale recht toegekend zijn, inschrijven;6° de gedragscode van de hulpverlening aan de jeugd die aangenomen is krachtens het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd en de code voor professionele praktijk van de Dienst naleven;7° voor elke oproep een lijst opmaken van de kwaliteitsgegevens;8° aan het begeleidingscomité voor 1 maart van elk jaar het actieplan van de Dienst zoals bepaald in artikel 3 van het decreet voorleggen;9° over bevoegd personeel beschikken, dat van goed zedelijk gedrag is en dat over de bekwaamheden inzake kinder- en adolescentenpsychologie beschikt en aan de volgende voorwaarden voldoet : - de gedragscode naleven van de hulpverlening aan de jeugd die aangenomen is krachtens het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd; - de code voor professionele praktijk van de Dienst naleven; - houder zijn van een master in de psychologie of van een bachelor maatschappelijk assistent, psychologisch assistent of opvoeder of minstens twee jaar ervaring hebben in een opvoedingssector. 10° de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de uitvoerende besluiten naleven. Afdeling 2. - Erkennings- en vernieuwingsprocedure
Art. 3.De publiekrechtelijke rechtspersoon, de vereniging zonder winstoogmerk of de stichting die een erkenning wenst te verkrijgen als Dienst overeenkomstig artikel 2 van het decreet, dient per aangetekende brief een aanvraag om erkenning bij de Minister in.
De aanvraag om erkenning bevat alle elementen om aan de voorwaarden tot erkenning te voldoen.
Deze omvat daarenboven : 1° naam en adres, bekwaamheden en ervaring, getuigschrift van goed zedelijk gedrag, model 2, van de personen die bij de aanvrager tewerkgesteld zijn in het kader van deze aanvraag, met inbegrip van de telefonische hulpverleners;2° een document dat door elke in het punt 1° bedoelde persoon ondertekend is, waarmee hij zich ertoe verbindt de gedragsregels die eigen zijn aan het beluisteren na te leven;3° het actieplan van de Dienst zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet;4° de gegevens van de Dienst;5° het huishoudelijk reglement van de Dienst;6° de eventuele andere financieringsbronnen van de Dienst.
Art. 4.Binnen de vijftien dagen van de ontvangst van de aanvraag verstuurt de Minister of zijn afgevaardigde een ontvangstbewijs naar de aanvrager als de aanvraag volledig en ontvankelijk is overeenkomstig de artikelen 3 en 13 van dit besluit.
Als de aanvraag om erkenning niet volledig en ontvankelijk is, wordt de gemotiveerde beslissing om onontvankelijkheid ten laatste 30 dagen na ontvangst van de aanvraag om erkenning naar de aanvrager verstuurd met vermelding van de reden voor de onontvankelijkheid.
De Minister of zijn afgevaardigde maakt de aanvraag binnen de twee maanden over naar het Begeleidingscomité.
Het Begeleidingscomité geeft zijn advies aan de Minister binnen de drie maanden van ontvangst van het dossier.
Binnen de twee maanden na ontvangst van het advies beslist de Minister over de aanvraag om erkenning van de Dienst.
Als het advies niet binnen de vastgelegde termijn wordt gegeven, wordt het door de Minister niet in aanmerking genomen.
De Minister of zijn afgevaardigde deelt de beslissing aan de aanvrager per aangetekende brief mee.
Bij weigering van erkenning kan de aanvrager slechts een nieuwe aanvraag indienen na een termijn van twaalf maanden volgend op de datum van kennisgeving van de weigering.
De voorwaarden voor het indienen van het beroep die bepaald zijn in artikel 7 worden in de kennisgeving vermeld.
Art. 5.De Dienst dient een aanvraag om hernieuwing van de erkenning minstens zes maanden voor het einde van de erkenning per aangetekende brief bij de Minister in. Hij voegt bij deze aanvraag elk stuk dat zo nodig de in artikel 3 bedoelde documenten actualiseert alsmede de statistische gegevens met betrekking tot de activiteit van de Dienst.
De in artikel 4 bedoelde procedure wordt bij analogie toegepast. Afdeling 3. - Intrekking van de erkenning
Art. 6.§ 1. Als de Dienst niet meer voldoet aan één of meerdere voorwaarden tot erkenning of als hij de controle niet mee uitvoert, stelt de Minister of zijn afgevaardigde per aangetekende brief de Dienst in gebreke om die voorwaarden of controleregels te volgen binnen een termijn van drie maanden. § 2. Als binnen een termijn van drie maanden, de Dienst de ingebrekestelling niet volgt, zet de Minister een procedure in voor de intrekking van de erkenning. Deze beslissing van uitvoering van de procedure van intrekking van de erkenning wordt per aangetekend schrijven bekendgemaakt.
Op zijn aanvraag kan de Dienst vragen om gehoord te worden. § 3. Na advies van het Begeleidingscomité wordt de beslissing van de Minister om de erkenning in te trekken ten laatste zes maanden na de beslissing tot toepassing van de intrekkingsprocedure aan de Dienst meegedeeld.
De kennisgeving van de beslissing om intrekking van de erkenning wordt per aangetekende brief meegedeeld. De voorwaarden tot het indienen van een beroep bepaald in artikel 7 worden in de kennisgeving vermeld. § 4. De Dienst waarvan de erkenning ingetrokken is neemt in overleg met de Minister of zijn afgevaardigde de aangepaste maatregelen voor de opvolging van het beheer van de lopende dossiers. Afdeling 4. - Beroepen
Art. 7.§ 1. De Dienst kan een beroep indienen bij de Regering bij weigering, niet-hernieuwing of intrekking van de erkenning. Het beroep is niet opschortend. § 2. De Dienst beschikt over een termijn van één maand vanaf de datum van ontvangt van de beslissing om weigering, niet-hernieuwing of intrekking van de erkenning om een gemotiveerd beroep per aangetekende brief naar de Minister te sturen.
In zijn beroep kan de Dienst uitdrukkelijk vragen om gehoord te worden. § 3. De Minister of zijn afgevaardigde maakt binnen de vijftien dagen volgend op zijn ontvangst, het beroep over aan het Begeleidingscomité. § 4. De Regering beslist over het beroep na ontvangst van het advies van het Begeleidingscomité of, als dat advies ontbreekt, bij het einde van de termijn van drie maanden waarover het Begeleidingscomité beschikt om het advies aan de Regering mee te delen.
Dat advies moet het verhoor van de Dienst begrijpen dat er uitdrukkelijk om vraagt in zijn beroep.
Als het Begeleidingscomité de Dienst die er uitdrukkelijk om gevraagd heeft in zijn beroep, niet gehoord heeft, moet de Regering voorafgaandelijk de Dienst horen vooraleer over zijn beroep te beslissen.
De Regering kan de Minister of zijn afgevaardigde machtigen om de aanvrager de horen.
In dit geval wordt een proces-verbaal van gehoorzitting, medegetekend door de Minister of zijn afgevaardigde en de eiser, aan de Regering overgemaakt. § 5. De gemotiveerde beslissing van de Regering over het beroep wordt per aangetekende brief door de Minister of zijn afgevaardigde aan de Dienst meegedeeld binnen de twee maanden volgend op de ontvangst door de Regering van het advies van het Begeleidingscomité of op het einde van de termijn van drie maanden waarover het Begeleidingscomité beschikt om het advies aan de Regering mee te delen.
Deze termijn geldt niet in juli en augustus. HOOFDSTUK II. - Subsidies
Art. 8.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt een subsidie aan de Dienst jaarlijks toegekend die personeels- en werkingskosten dekt.
Deze subsidie is per kalenderjaar verschuldigd. Zij wordt tegen 30 % uitbetaald voor 31 maart, 30 % voor 30 juni, 30 % voor 30 september en het saldo voor 31 december.
Deze subsidie kan gebruikt worden om kosten te dekken die betrekking hebben op : 1° een coördinator;2° een maatschappelijk assistent of hulpverlener;3° een psycholoog of psychopedagoog. § 2. Om een subsidie te kunnen genieten, moet het personeel aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° coördinator : a) Hetzij minstens 23 jaar oud zijn, houder zijn van een diploma van bachelor of van een studiegetuigschrift van het pedagogisch of sociaal hoger onderwijs, met uitzondering van het diploma van bibliothecaris-documentalist, minstens van het korte type, met volledig leerplan of voor sociale promotie en drie jaar anciënniteit hebben;b) Hetzij 23 jaar oud zijn en houder zijn van een master of van een licentiaat in de sector van de mens- of sociale wetenschappen, zoals bedoeld in punt 1 van artikel 3, § 1, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden, inzonderheid met een pedagogische, sociale of gezondheidsoriëntering;2° maatschappelijk assistent : houder zijn van het diploma of de academische graad van bachelor maatschappelijk assistent of maatschappelijk hulpverlener;3° psycholoog : houder zijn van een master of een licentiaat in de psychologie. § 3. Binnen de perken van de beschikbare kredieten, kunnen tijdelijke subsidies toegekend worden aan de andere diensten in functie van het pedagogisch project en de technologie die door deze diensten ontwikkeld worden.
Deze diensten moeten de in artikel 2, 9°, van dit besluit beschreven verplichtingen naleven.
Art. 9.De subsidie bedoeld in artikel 8, § 1, wordt jaarlijks geïndexeerd, overeenkomstig : 1° de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, zoals gewijzigd;2° de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd. Die bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 138,01; de indexeringscoëfficiënt 1,0000 stemt overeen met de bedragen geïndexeerd op 1 januari 1990.
TITEL III. - Het Begeleidingscomité
Art. 10.Het Begeleidingscomité formuleert op initiatief of op aanvraag van de Regering en van de Minister, elk advies of voorstel over het actieplan, de erkenning of de werkzaamheden van de Dienst.
Art. 11.§ 1. De leden van het Begeleidingscomité worden door de Minister aangesteld voor een hernieuwbare termijn van drie jaar : 1° drie vertegenwoordigers van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, waaronder : - een vertegenwoordiger van de Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd; - een vertegenwoordiger van de Algemene directie Gezondheid; - een vertegenwoordiger van de Algemene dienst Jeugd en Permanente opvoeding; 2° een vertegenwoordiger van de « O.N.E. », op de voordracht van de « O.N.E. »; 3° een vertegenwoordiger van het Observatorium, op de voordracht van het Observatorium;4° een vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort;5° een vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid de Gezondheid behoort, op de voordracht van de bevoegde Minister;6° een vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid het Kinderwelzijn behoort, op de voordracht van de bevoegde Minister;7° een vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid de Jeugd behoort, op de voordracht van de bevoegde Minister;8° de Algemeen afgevaardigde voor de Rechten van het Kind;9° drie wetenschappelijke persoonlijkheden gespecialiseerd in de pedopsychiatrie. Ingeval een Minister meerdere van de hierboven beschreven bevoegdheden bekleedt, stelt hij één enkele vertegenwoordiger op het Begeleidingscomité.
Elk lid dat de hoedanigheid verliest krachtens welke het aangesteld werd, wordt als ontslagnemend beschouwd. Het lid wordt door een persoon vervangen die aangesteld is onder dezelfde voorwaarden om zijn mandaat te beëindigen. § 2. De vertegenwoordiger van het Observatorium neemt het Voorzitterschap van het Begeleidingscomité waar.
De Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap neemt het Secretariaat van het Begeleidingscomité waar. § 3. Het Begeleidingscomité wordt minstens een keer per jaar door de voorzitter bijeengeroepen.
Het Begeleidingscomité vergadert op de aanvraag van een derde van zijn leden of op de aanvraag van de Minister.
Waanneer het Begeleidingscomité verzocht wordt om advies te geven over een aanvraag om erkenning wordt het bijeengeroepen op de aanvraag van de Minister of van zijn afgevaardigde.
De aanwezigheid van minstens de helft van de leden is vereist opdat het Begeleidingscomité geldig zou kunnen zetelen.
Als het quorum niet bereikt is, worden de leden ten laatste binnen de vijftien dagen die volgen met dezelfde agenda opnieuw opgeroepen.
In dat laatste geval zetelt het Begeleidingscomité geldig ongeacht het aantal aanwezige leden. § 4. De beslissingen worden genomen met de gewone meerderheid aan stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter beslissend. § 5. Binnen de twee maanden van zijn oprichting neemt het Begeleidingscomité een huishoudelijk reglement aan en werpt het aan de goedkeuring van de Minister onder. § 6. Het kent aan de leden, met uitzondering van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de vertegenwoordiger van de O.N.E. en van de vertegenwoordigers van de Ministers, presentiegeld toe ten bedrage van vijfentwintig euro voor elke vergadering van minstens twee uur.
De Voorzitter en de leden van het Begeleidingscomité, met uitzondering van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de vertegenwoordiger van de O.N.E. en van de vertegenwoordigers van de Ministers, hebben eveneens recht op de terugbetaling van hun reiskosten, volgens de tarieven vastgelegd bij de terzake geldende reglementering van toepassing op de personeelsleden van rang 10 van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
De in deze paragraaf bedoelde vergoedingen en reiskosten worden eveneens toegekend aan de deskundigen of optredende personen die uitgenodigd worden om deel te nemen aan de vergaderingen van het Begeleidingscomité.
Art. 12.Het Begeleidingscomité : 1° zorgt voor de samenhang van de vooropgestelde doelstellingen en de gebruikte middelen overeenkomstig het actieplan van de Dienst;2° geeft advies over de aanvragen, de hernieuwingen of intrekkingen van erkenning;3° geeft advies over het programma voor voortgezette vorming gevolgd door de telefonische hulpverleners;4° bevordert de synergieën tussen de verschillende diensten bedoeld bij het decreet;5° onderzoekt de activiteitenverslagen van de dienst zoals bedoeld in artikel 2, 10°, van het decreet;6° bevordert en voert een bezinning over het begrip vertrouwelijkheid of over elk ander begrip in verband met het luisteren of het opnemen van een bericht. TITEL IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 13.De Dienst die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit gesubsidieerd was in het kader van een pedagogisch project dat gelijkt op dat bedoeld bij dit besluit blijft gesubsidieerd tot bij zijn erkenning op basis van dit besluit, voor zover hij een aanvraag om erkenning ingediend heeft op basis van dit besluit binnen de vier maanden vanaf zijn inwerkingtreding.
Bij weigering van een erkenning eindigt de lopende subsidie op de datum van de weigering van de erkenning door de Minister.
Art. 14.Artikel 8 van dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.
Art. 15.De Minister wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 september 2005.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK