gepubliceerd op 06 januari 2006
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleidingen en kwalificaties van het personeel van opvangvoorzieningen
9 DECEMBER 2005. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleidingen en kwalificaties van het personeel van opvangvoorzieningen
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", afgekort "O.N.E.", inzonderheid op de artikelen 3; 5, 4°; 6, § 2 en 25, 5e lid;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, zoals later gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van de kwaliteitsopvangcode;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleidingen en kwalificaties van het personeel van opvangvoorzieningen bepaald bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen;
Gelet op de voorstellen van de Raad van Bestuur van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », gedaan op 22 december 2004;
Gelet op de adviezen van de Raad van Bestuur van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », gegeven op 22 juni en 22 september 2005;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 oktober 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 oktober 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 20 oktober 2005;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 39.326/4 gegeven op 23 november 2005 bij toepassing van artikel 84, 1ste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en gezondheid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, zoals gewijzigd
Artikel 1.Artikel 2, 7° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, zoals gewijzigd, wordt door de volgende bepaling vervangen : « 7° « de kinderopvanger(-ster) » : de natuurlijke persoon die de familiale opvang van kinderen tussen nul en zes jaar verzekert op een daaraan aangepaste plaats en die ofwel een overeenkomst gesloten heeft met een in 6° bedoelde dienst ofwel zelfstandig is. Hoogstens twee opvangers(sters) die een overeenkomst gesloten hebben of hoogstens twee zelfstandige opvangers(sters) kunnen hun activiteit samen op eenzelfde plaats uitoefenen. »
Art. 2.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : « § 1. De kinderopvanger(ster) heeft een opvangcapaciteit voor één tot vier kinderen, wat overeenstemt met een voltijdse dagtaak. Deze opvangcapaciteit wordt bepaald door, onder andere de kinderen onder de drie jaar van de kinderopvanger(-ster) voor kinderen die aanwezig zijn in de opvangvoorziening, mee te rekenen. § 2. Wanneer de kinderopvanger(ster) alleen zijn/haar activiteit uitoefent, mag het aantal kinderen ingeschreven bij eenzelfde kinderopvanger(-ster) in geen geval hoger zijn dan het dubbel van de toegelaten opvangcapaciteit.
Het minimaal aantal tegelijkertijd opgevangen kinderen is vijf.
Bij afwijking van het 3de lid kan dit aantal gebracht worden naar zes als de kinderopvanger(-ster) erkend is voor vier kinderen wat overeenstemt met een voltijdse dagtaak en indien het zesde kind tussen twee jaar en een half en 6 jaar oud is, indien er een verwantschap bestaat met een van de andere ingeschreven kinderen en indien het uitsluitend wordt opgevangen vóór en/of na de schooltijd. § 3. Wanneer twee kinderopvangers(ster) hun activiteit samen uitvoeren op eenzelfde plaats, mag het totaal aantal bij hen ingeschreven kinderen niet veertien overschrijden, dit is zeven per opvang(ster).
Het maximaal aantal tegelijkertijd opgevangen kinderen is tien. Zodra meer dan vijf kinderen tegelijkertijd aanwezig zijn, moeten twee opvangers(ster) aanwezig zijn. »
Art. 3.Een artikel 18bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Wanneer twee kinderopvangers(sters) hun activiteit samen uitvoeren op eenzelfde plaats, wordt de binnenruimte voor de opvang van de kinderen vastgelegd op minimaal 3 m2 per opvangplaats voor de speelruimte en op minimaal 2m2 per opvangplaats voor de rustruimte.
Wanneer de opvang gebeurt op de woonplaats van een kinderopvanger(ster) en hij (zij) zijn(haar) activiteit uitoefent met een andere opvanger(ster), worden minstens één speelruimte en minstens één rustruimte onderscheiden van de kamers die gewoonlijk door het gezin van de opvanger(ster) worden bezet ».
Art. 4.In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een 3e lid wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Wanneer twee kindopvangers(sters), die een overeenkomst gesloten hebben hun activiteit samen uitvoeren op eenzelfde plaats, bevat de in het 2e lid bedoelde overeenkomst ook de volgende elementen : de modaliteiten van toepassing in geval van geschil, de werkwijze, de nadere regels voor de verdeling van de lokalen en van de lasten, alsmede de wijze van vaststelling van de prestaties van elke opvanger(ster).Die overeenkomst wordt volgens een door de Dienst opgemaakt model opgesteld. » 2° een 4de lid wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Wanneer twee zelfstandige kinderopvangers(sters) hun activiteit samen op eenzelfde plaats uitoefenen, bepalen zij hun samenwerking in de vorm van een overeenkomst, volgens een door de Dienst geleverd model, dat minstens de door de overeenkomst betrokken personen en plaats, de inwerkingtreding, de modaliteiten voor het einde van de overeenkomst, de modaliteiten voor de inschrijving van de kinderen overeenkomstig artikel 12, § 3, de modaliteiten in geval van geschil, de werkingsmodaliteiten waarvan de gezamenlijke redactie van het opvangproject, de modaliteiten voor de verdeling van lokalen en lasten, alsmede de wijze van vaststelling van de prestaties van elke opvanger(ster) bepaalt.»
Art. 5.In artikel 27, 1e lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « behoudens aan de kinderopvanger(-ster) onder overeenkomst » geschrapt.
Art. 6.In artikel 34, 1ste lid, van hetzelfde besluit, wordt 1° vervangen door volgend 1° : « 1° een kinderverzorger(-ster) wiens (wier) prestaties overeenstemmen met een voltijdse dagtaak voor zeven kinderen; de hoedanigheid van kinderverzorger(-ster) kan evenwel vervangen worden door een andere hoedanigheid, overeenkomstig artikel 42, § 1, 2e lid, zonder dat de proportie kinderverzorgers(sters) lager is dan de helft van het personeel dat voor de begeleiding van de kinderen zorg; ».
Art. 7.In artikel 35, 1ste lid, van hetzelfde besluit, wordt 1° vervangen door de volgende bepaling : « 1° een kinderverzorger(-ster) wiens (wier) prestaties overeenstemmen met een voltijdse dagtaak voor negen kinderen; de hoedanigheid van kinderverzorger(-ster) kan evenwel vervangen worden door een andere hoedanigheid, overeenkomstig artikel 42, § 1, 2e lid, zonder dat de proportie kinderverzorgers(sters) lager is dan de helft van het personeel dat voor de begeleiding van de kinderen zorgt; ».
Art. 8.In artikel 36 van hetzelfde besluit wordt het 2de lid vervangen door het volgend lid : « De kwalificatie van kinderverzorger(ster) bedoeld in het 1ste lid, 1° en 2°, kan evenwel vervangen worden door een andere kwalificatie overeenkomstig artikel 42, § 1, 2e lid, zonder dat de proportie kinderverzorgers(sters) lager is dan de helft van het personeel voor de begeleiding van de kinderen.».
Art. 9.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « De begeleiding van de kinderen in een oudercrèche wordt verzekerd door minstens volgend gekwalificeerd personeel : 1° personeel dat overeenstemt met 1,75 volledige dagtaak en dat een opleiding van kinderverzorger(ster) of een andere overeenkomstig artikel 42, § 2, 2de lid erkende kwalificatie gevolgd heeft;2° personeel dat overeenstemt met 0,25 volledige dagtaken sociaal of gespecialiseerd gegradueerd verpleger of gegradueerd verpleger gespecialiseerd in de gemeenschapsgezondheid of maatschappelijk assistent of dat een hogere opleiding gevolgd heeft met psychopedagogische finaliteit. De minimaal vereiste begeleiding wordt vastgesteld op het equivalent van 3,5 volledige dagtaken, hetzij minstens 2 voltijdse equivalenten gekwalificeerd personeel, overeenkomstig het 1ste lid, 1° en 2° en ten hoogste 1,5 voltijdse equivalenten verzekerd door de ouders. ».
Art. 10.Artikel 38 van hetzelfde besluit wordt met de volgende twee leden aangevuld : « De stagiairs die in het kader van de alternerende opleiding of van de permanente opleiding voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen een stageovereenkomst op lange termijn gesloten hebben met een kinderhuis en dit voor een stagiair per schijf van 12 plaatsen zonder evenwel de helft van het begeleidingspersoneel van het kinderhuis te overschrijden, kunnen eveneens in aanmerking genomen worden in het minimaal personeel dat voor de begeleiding van kinderen zorgt.
De in het vorig lid bedoelde opleidingen moeten toegang verlenen tot één van de door de Regering erkende bekwaamheidsbewijzen voor het begeleidingspersoneel van de kinderhuizen bedoeld in artikel 42, § 3, 2e lid. ».
Art. 11.In artikel 41 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van het vorig lid wordt de wederkerende delegatie van de kinderopvang toegelaten onder de ontvangers(sters) en dit onverminderd de bepalingen van artikel 12, § 3, wanneer twee kinderopvangers(sters) hun activiteit samen uitvoeren op eenzelfde plaats. »
Art. 12.Artikel 42 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : «
Artikel 42.§ 1. Voor de crèches, peutertuinen en gemeentelijke opvangvoorzieningen voor kinderen, moeten de Directeur (trice) en de personen die zorgen voor de psycho-medisch-sociale begeleiding, een opleiding van gegradueerd verpleger(ster), gegradueerd maatschappelijk verpleger(ster) of gegradueerd verpleger(ster) gespecialiseerd in gemeenschapsgezondheid of maatschappelijk assistent(e) of een hogere opleiding met psychopedagogische finaliteit erkend door de Regering gevolgd hebben. De personen die zorgen voor de begeleiding van de kinderen hebben een opleiding kinderverzorger(ster) gevolgd of beschikken over een kwalificatie die door de Regering erkend is. § 2. Voor de oudercrèches, moeten de Directeur(trice) en de andere personen die zorgen voor de psycho-medisch-sociale begeleiding een opleiding van gegradueerd verpleger(ster), gegradueerd maatschappelijke verpleger(ster) of gegradueerd verpleger(ster) gespecialiseerd in gemeenschapsgezondheid of maatschappelijk assistent(e) of een voortgezette opleiding met psychopedagogische finaliteit erkend door de Regering gevolgd hebben.
De personen, buiten de ouders, die zorgen voor de begeleiding van de kinderen hebben een opleiding van kinderverzorger(-ster) gevolgd of beschikken over een door de Regering erkende kwalificatie.
De ouders die de kinderen begeleiden, beschikken over een kwalificatie erkend door de Regering of verbinden zich tijdens het jaar een versnelde opleidingscursus te volgen erkend door de Regering. § 3. Voor de kinderhuizen, doet de Directeur(trice) een door de Regering erkende psycho-medisch-sociale opleiding gelden of, bij ontstentenis, een opleiding als kinderverzorger (-ster) of een hogere opleiding met psychologische, medische of sociale finaliteit. In de laatste gevallen verbindt de Directeur(trice) zich ertoe voortgezette opleidingscursussen te volgen in de voortzetting van zijn basisopleiding en verstrekt door vormingsoperatoren bedoeld in artikel 43, 2e lid. Het volgen van die modules moet beginnen binnen het eerste jaar waarin hij in functie treedt en minimaal 50 uren bevatten die over drie jaar kunnen worden verspreid.
Het personeel voor de begeleiding van de kinderen beschikt over een opleiding die erkend is door de Regering. § 4. De kinderopvanger(ster) beschikt over een opleiding die erkend is door de Regering of, bij ontstentenis, over een versnelde opleiding van minimaal 100 uren, erkend door de Regering.
Art. 13.In artikel 44, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 2e lid, 1°, g), wordt als volgt aangevuld : « ;voor de kinderopvangers(sters) wordt evenwel de beschrijving van de infrastructuren voldoende geacht. ». 2° in § 1, 2e lid, 4°, a) worden de woorden « op de verblijfplaats van de kandidaat kinderopvanger(ster) » vervangen door de woorden « in de lokalen die voor de opvang zullen worden bestemd.».
Art. 14.In artikel 60 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt § 1;2° Een § 2 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Vooraleer zijn beslissing te nemen, roept de Dienst een lid van de inrichtende macht en/of van de Directeur(trice) van de opvangvoorziening op, teneinde hem(hun) toe te laten zijn (hun) opmerkingen te laten gelden. De oproeping gebeurt bij ter Post aangetekende brief.
De opgeroepen personen kunnen begeleid worden door een andere persoon naar keuze.
Een minimale termijn van tien werkdagen moet verlopen tussen de verzending van de oproepingsbrief en het horen van de betrokkene(n).
Op het einde van het horen van de personen wordt een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend door de aanwezige personen. »; 3° Het 2e lid wordt § 3;4° In § 3, bedoeld in 3° van dit artikel wordt de zin : « Als de intrekking evenwel optreedt na een opheffingsmaatregel genomen ter uitvoering van het eerste lid of van artikel 63, heeft die uitwerking met onmiddellijke toepassing » geschrapt.»; 5° Een § 4 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Als de beslissing tot opschorting of intrekking wordt genomen ofwel na een aanvraag om onmiddellijke schikking bedoeld in artikel 59, 2de lid, ofwel na een maatregel van opschorting genomen ter uitvoering van § 3 of van artikel 63, heeft deze onmiddellijk uitvoering.» 6° Het 3e lid wordt § 5;
Art. 15.In artikel 61 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het 3e lid van § 1 wordt door het volgend 3de lid vervangen : « De indiening van het beroep schort de gevolgen van de beslissing op behalve in de gevallen bedoeld in artikel 60, § 4.»; 2° § 2 wordt door de volgende § 2 vervangen : § 2.Binnen de maand van ontvangst van het beroep hoort de Raad van Bestuur van de Dienst één voor één de leden van de inrichtende macht en/of de directeur(trice) van de opvangvoorziening en een vertegenwoordiger van de bevoegde instantie van de Dienst die de beslissing om opschorting of intrekking genomen heeft teneinde hem toe te laten zijn(hun) opmerkingen te laten gelden, volgens de procedure bedoeld in artikel 60, § 2. ». 3° Een § 5 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 5.In afwijking van de vorige paragrafen, in de hypothese van een beslissing tot opschorting of intrekking volgend op de aanvraag om onmiddellijke schikking bedoeld in artikel 59, 2de lid, zal het beroep behandeld worden overeenkomstig de procedure ingevoerd bij artikel 64. ».
Art. 16.In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het 1e lid wordt door het volgend 1ste lid vervangen : « In geval van bijzondere hoogdringendheid, ten gevolge van het gedrag van de opvangvoorziening, van een personeelslid of van personen die regelmatig in contact zijn met de opgevangen kinderen dat ernstige en duidelijk bewezen risico's voor de veiligheid en/of de gezondheid van de kinderen kan veroorzaken, kan de Dienst de opvang preventief opschorten.»; 2° Het 2e lid wordt geschrapt;3° Het 3e lid wordt door de volgende bepaling vervangen : « De beslissing van de Dienst wordt met redenen omkleed en genomen na een lid van de inrichtende macht en /of de Directeur(trice) van de opvangvoorziening te hebben verzocht om zijn argumenten te laten gelden.Een proces-verbaal wordt opgemaakt en ondertekend door alle aanwezige personen. »; 4° Het 4de lid wordt geschrapt.
Art. 17.In artikel 64 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het 1e lid wordt het woord « voorlopige » vervangen door het woord « preventieve »;2° Het 3de lid wordt door de volgende bepaling vervangen : « Binnen de vijftien werkdagen die volgen op de datum van de kennisgeving van het dringend beroep, horen de Raad van Bestuur of de daarbinnen aangestelde personen een vertegenwoordiger van de inrichtende macht en/of de Directeur(trice) van de opvangvoorziening en een vertegenwoordiger van de bevoegde instantie van de Dienst waarvan de beslissing tot opschorting of intrekking afkomstig is, teneinde hun toe te laten hun opmerkingen te laten gelden.Op het einde van het verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend door alle aanwezige personen. »
Art. 18.In artikel 67 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « De dienst voor opvangers(sters) onder overeenkomst moet zijn erkenning verkrijgen voor enige werking. Deze kan hem toegekend worden mits naleving van de voorwaarden opgenomen onder Titel II van dit Boek alsmede de voorwaarden van dit hoofdstuk. »
Art. 19.In artikel 68, 1°, van hetzelfde besluit, worden de woorden « in het huis van de kinderopvangers(-sters) » vervangen door de woorden « in de lokalen die door de onder overeenkomst zijnde kinderopvangers(sters) voor de opvang zullen worden bestemd. »
Art. 20.In artikel 70 van hetzelfde besluit wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. Wat de onder overeenkomst zijnde opvanger(ster) die zijn(haar) activiteit uitoefent met een andere opvanger(ster) op eenzelfde plaats betreft, wordt de opvangovereenkomst opgesteld naar rato van zijn(haar) persoonlijke opvangcapaciteit en van die van de andere opvanger(ster) overeenkomstig artikel 12 § 3. »
Art. 21.In artikel 86, § 1, van hetzelfde besluit, wordt 4° vervangen door de volgende bepaling : « 4° indien zij werkzaam is op het ogenblik van de openbare aanbesteding bedoeld in 2°, het vereiste minimaal bezettingscijfer bereikt hebben naargelang van de opvangvoorziening ten laatste het trimester dat aan de inschrijving in de programmering voorafgaat, behoudens het derde trimester van het burgerlijk jaar. »
Art. 22.In artikel 87 van hetzelfde besluit wordt een vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : « Binnen de budgettaire perken van de Dienst, onverminderd de naleving van de voorwaarden en modaliteiten vastgelegd bij dit besluit voor de toekenning van de subsidies, wordt de Dienst ertoe gemachtigd aan de opvangvoorzieningen maandelijkse voorschotten te storten op basis van een aanvraag die ingediend wordt volgens het model gevoegd bij dit besluit.
Het gecumuleerd bedrag van de maandelijkse voorschotten kan evenwel, voor een bepaald trimester, geen 80 % van het bedrag van de toe te kennen subsidie overschrijden, aangezien dat bedrag bepaald wordt naar referentie naar de toegekende subsidie voor een gelijkaardig trimester dat aan het betrokken trimester voorafgaat. »
Art. 23.In artikel 93 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het 3de lid worden de woorden « tenzij de volgende alinea kan worden toegepast » geschrapt.2° Het 4de lid wordt door de volgende bepaling vervangen : « In geval van samenwerkingsovereenkomst(en), wordt de gesubsidieerde capaciteit verminderd met het aantal plaatsen voorbehouden door de werknemers, onverminderd de bedragen gestort bij toepassing van artikel 140.».
Art. 24.In artikel 97, § 2, van hetzelfde besluit wordt het woord « gebrevetteerde » geschrapt.
Art. 25.In artikel 98 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het 4de lid worden de woorden « tenzij de volgende alinea kan worden toegepast » geschrapt.2° Het 5de lid wordt door de volgende bepaling vervangen : « In geval van samenwerkingsovereenkomst(en), wordt de gesubsidieerde capaciteit verminderd met het aantal plaatsen voorbehouden door de werknemers, onverminderd de bedragen gestort bij toepassing van artikel 140.».
Art. 26.In artikel 103 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het 4de lid worden de woorden « tenzij de volgende alinea kan worden toegepast » geschrapt.2° Het 5de lid wordt door de volgende bepaling vervangen : « In geval van samenwerkingsovereenkomst(en), wordt de gesubsidieerde capaciteit verminderd met het aantal plaatsen voorbehouden door de werknemers, onverminderd de bedragen gestort bij toepassing van artikel 140.».
Art. 27.Artikel 116 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 1. De erkende opvangvoorzieningen bedoeld bij artikel 2, 1° tot 4°, de Dienst en iedere publieke of private werkgever kunnen een samenwerkingsovereenkomst sluiten overeenkomstig artikel 117.
Die overeenkomst bepaalt dat er opvangplaatsen worden voorbehouden voor kinderen van werknemers van deze werkgever volgens één of meerdere modaliteiten bedoeld in artikel 118 die als tegenprestatie hiervoor een bijdrage betaalt per voorbehouden plaats volgens de bij artikel 133 bepaalde nadere regels.
Een werkgever mag slechts in het kader van een samenwerkingsovereenkomst een opvangplaats (meerdere opvangplaatsen) voorbehouden. § 2. Een werknemersorganisatie kan eveneens een samenwerkingsovereenkomst sluiten met een in artikel 2, 1° tot 4°, bedoelde opvangvoorziening en de Dienst, ten gunste van werkgevers die lid zijn van die vereniging, op voorwaarde dat elk van de werkgevers die één of meerdere plaatsen voorbehoudt : 1° uitdrukkelijk vermeld wordt in de samenwerkingsovereenkomst;2° de in artikel 117 vastgestelde voorwaarden naleeft;3° zich ertoe verbindt zijn deel te storten vastgelegd bij overeenkomst met de vereniging, aan het Solidariteits- en ontwikkelingsfonds van de opvang van kinderen overeenkomstig de bepalingen van artikel 133 en volgens de nadere regels vastgelegd door de Dienst. De overeenkomst regelt de verdeling van de plaatsen onder de werknemers. § 3. De inrichtende macht van de in de vorige paragrafen bedoelde opvangvoorziening(en) is afgescheiden van de opvangvoorziening(en) van de werkgever(s)-partner(s) of van de werkgeversvereniging. In ieder geval kan (kunnen) de werkgever(s) of de werkgeversvereniging niet meer dan 50 % vertegenwoordigers hebben binnen de inrichtende macht van de opvangvoorziening. § 4. De opvangvoorziening die een overeenkomst gesloten heeft met één of meerdere werkgever(s) of met een werkgeversvereniging beschikt over eigen infrastructuren die fysiek onafhankelijk zijn van de werkplaats van de personen die voor de partnerwerkgever(s) werken. § 5. Een of meerdere werkgever(s) kan(kunnen) onafhankelijk van de afsluiting van een samenwerkingsovereenkomst of, in voorkomend geval, in aanvulling van deze, financiële hulp verlenen aan een opvangvoorziening die erkend of toegelaten is met het oog op de ondersteuning van haar werking of de financiële hulpverlening voor de infrastructuur- of inrichtingswerkzaamheden voor lokalen of uitrusting.
Die financiële hulpverlening verleent geen recht op het voorbehouden van plaatsen door de werkgever(s) binnen de betrokken opvangvoorziening.
De opvangvoorziening wordt ertoe gehouden jaarlijks de Dienst, volgens de door hem vastgestelde modaliteiten, op de hoogte te houden van het bedrag en de bestemming van de geïnde bedragen als financiële hulp van elke werkgever, inzonderheid als de werkgever de fiscale aftrekbaarheid wenst te genieten. ».
Art. 28.In artikel 117, § 1 van hetzelfde besluit wordt een 4de lid ingevoegd, luidend als volgt : « De samenwerkingsovereenkomst is stilzwijgend hernieuwbaar voor een periode die overeenstemt met de samenwerkingsperiode gedekt door de oorspronkelijke overeenkomst. Een van de partijen kan er een einde aan maken door de andere partijen minstens twee maanden voor het einde van de overeenkomst schriftelijk te informeren. »
Art. 29.Artikel 118 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « De opvangplaatsen door de werkgevers of door een werkgeversvereniging voorbehouden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst zijn : 1° ofwel door de Dienst erkende en gesubsidieerde bestaande plaatsen. In dit geval creëert de Dienst nieuwe gesubsidieerde plaatsen tegen middelen die door de werkgevers gestort worden aan het Solidariteits- en ontwikkelingsfonds van de kinderopvang; 2° ofwel bestaande plaatsen die erkend maar niet door de Dienst gesubsidieerd zijn.In dit geval kan de opvangvoorziening geen betrekkingshulpverlening genieten (PWA/GECO) die voortvloeit uit overeenkomsten gesloten tussen de Franse Gemeenschap en de Gewesten; 3° ofwel nieuwe plaatsen die opgericht zijn door uitbreiding van de capaciteit van een bestaande opvangvoorziening of door oprichting van een nieuwe opvangvoorziening.».
Art. 30.Artikel 119 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : § 1. Per opvangvoorziening wordt, in geval van reservatie van de bestaande plaatsen, het aantal voorbehouden plaatsen vastgesteld op ten hoogste 25 % van de erkende capaciteit van de opvangvoorziening, naar beneden afgerond. § 2. Per opvangvoorziening wordt, in geval van uitbreiding van de capaciteit van een bestaande opvangvoorziening, het aantal gereserveerde plaatsen vastgelegd op maximaal 70 %, naar beneden afgerond, van de erkende capaciteit van de opvangvoorziening op het einde van de uitbreiding en met de oorspronkelijk erkende capaciteit van de opvangvoorziening kunnen slechts plaatsen gereserveerd worden door de werknemers op 25 % van de capaciteit voor de uitbreiding. § 3. Per opvangvoorziening wordt, in geval van oprichting van een nieuwe opvangvoorziening, het aantal gereserveerde plaatsen vastgesteld op minimaal 60 en maximaal 70 %, naar beneden afgerond, van de erkende capaciteit van de opvangvoorziening als de opvangvoorziening een overeenkomst gesloten heeft met minstens twee werkgevers of met een wergeversvereniging.
Dit aantal van twee werkgevers is niet vereist indien de werkgever(s) een (van de) overheidswerkgever(s) is (zijn) aan wie het recht op fiscale aftrekbaarheid van de bedragen, geïnvesteerd in het kader van een samenwerkingsovereenkomst, niet gegund is.
Dit aantal van twee werkgevers kan eveneens verlaagd worden indien er niet genoeg opvangvoorzieningen zijn die beantwoorden aan deze voorwaarde om zich te schikken naar de programmering bedoeld bij artikel 86, § 1, 3°. ».
Art. 31.Artikel 133 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « In het kader van een samenwerkingsovereenkomst stort de werkgever een jaarlijks forfaitair bedrag van 3000 euro, per gereserveerde opvangplaats, aan het Solidariteits- en Ontwikkelingsfonds van de Kinderopvang, luik « samenwerkingsovereenkomsten ».
Bij reservatie van plaatsen door een werkgever die geen recht heeft op de fiscale aftrekbaarheid van de geïnvesteerde bedragen in het kader van een samenwerkingsovereenkomst, wordt het jaarlijks forfaitair bedrag bedoeld in vorig lid verlaagd met 6 %.
Het jaarlijks forfaitair bedrag bedoeld in de vorige leden is verschuldigd door elke werkgever die één(meerdere) plaats(en) reserveert, minstens per trimestriële schijf. Het is gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) en stemt overeen met de index van kracht op 1 november 2005. Het wordt geïndexeerd op 1 januari van het jaar, in vergelijking tussen de gezondheidsindex van het begin en de gezondheidsindex van kracht op 1 november van het jaar dat aan het jaar van de indexering voorafgaat. »
Art. 32.Artikel 134 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De Dienst verleent jaarlijks aan elke werkgever die een(meerdere) opvangplaats(en) reserveert, in voorkomend geval met de samenwerking van de werkgeversvereniging, een balans, per betrokken opvangvoorziening, van de bedragen door de werkgevers gestort aan het Solidariteits- en Ontwikkelingsfonds voor de Kinderopvang. Die balans laat toe het vereiste fiscaal attest op te stellen met het oog op de fiscale aftrekbaarheid van de bedragen gestort in het kader van de samenwerkingsovereenkomsten. »
Art. 33.Artikel 139, 1ste lid, wordt als volgt aangevuld : « , met uitzondering van de reservatie bedoeld in artikel 118, 1°. »
Art. 34.In artikel 140 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt door de volgende bepaling vervangen : « Een forfaitaire subsidie van 3000 euro wordt gestort door het Fonds, luik « samenwerkingsovereenkomst », per gereserveerde plaats : 1° voor de gesubsidieerde opvangvoorzieningen bedoeld in artikel 2, 1° en 2°, wanneer de verhoging van het aantal plaatsen gereserveerd in het kader van een samenwerkingsovereenkomst geen verhoging van de subsidie met zich meebrengt, zoals berekend volgens de bepalingen bedoeld in het Boek II;2° voor de opvangvoorzieningen bedoeld in artikel 2, 3°, wanneer het gaat om meer dan 12 gereserveerde plaatsen;3° voor de opvangvoorzieningen bedoeld in artikel 2, 4°. Dat forfaitair bedrag is gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) en stemt overeen met de index die van kracht is op 1 november 2005. Het wordt geïndexeerd op 1 januari van het jaar, in vergelijking met de gezondheidsindex van het begin en de gezondheidsindex van kracht op 1 november van het jaar dat aan het jaar van de indexering voorafgaat. ». 2° een § 3 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Bij samenwerkingsovereenkomsten met de werkgevers wordt een bijkomende subsidie bij die bedoeld in artikel 103, van een kwarttijd gegradueerd maatschappelijke verpleeger(ster) of gegradueerd verpleger(ster) in de gemeenschapsgezondheid of maatschappelijk assistent(e), toegekend aan de opvangvoorziening bedoeld in artikel 2, 3°, die een capaciteit van 24 plaatsen bereikt heeft, hetzij door uitbreiding van minstens 6 plaatsen, hetzij door oprichting van een nieuwe opvangvoorziening.»
Art. 35.Artikel 141 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 1. De in artikel 140, § 1 bedoelde subsidies worden verminderd met het bedrag van de bijdrage in de kosten voor de betrekking toegekend door andere machtsniveaus in het kader van samenwerkingsverbanden gesloten met de Franse Gemeenschap vanaf 1 januari 2004 voor het gesubsidieerd personeel bedoeld in de artikelen 91, 97 en103 alsmede de verminderingen van de sociale zekerheidsbijdrage gebonden aan die toekenning van personeel. § 2. Wanneer artikel 140, § 2 wordt toegepast, als er door andere machtsniveaus in het kader van samenwerkingsverbanden gesloten met de Franse Gemeenschap, een bijdrage toegekend wordt in de kosten van de betrekking voor het in artikel 36, 1e lid, 1° en 2°, bedoeld personeel, of voor het in artikel 38, 1ste lid, bedoeld personeel, wordt het bedrag van de subsidie verminderd met een bedrag bepaald door de Dienst naar rato van het aantal VTE-betrekkingen waarvoor een bijdrage is, met inbegrip van de verminderingen van sociale zekerheidsbijdrage die er betrekking op hebben. »
Art. 36.In artikel 146 van hetzelfde besluit wordt na het 1e lid een 2e lid ingevoegd luidend als volgt : « Deze schaal wordt evenwel slechts toegepast tot de hervatting van de school (september, januari en Pasen) volgend op de datum van de derde verjaardag van het kind, behalve als een afwijking wordt toegepast die toegekend wordt door de Dienst overeenkomstig artikel 86, § 4, 2e lid. ».
Art. 37.Artikel 161 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : « De directeur(trice) en het begeleidingspersoneel van de kinderhuizen en de opvangsters die, op het moment van de inwerkingtreding van dit artikel in functie zijn, worden er niet toe gehouden artikel 42 na te leven. »
Art. 38.Artikel 163 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt : « § 5. De personen die houder zijn van het diploma van kleuteronderwijzer en die op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit zorgen voor de begeleiding van de kinderen van meer dan achttien maanden in de crèches en peuterhuizen als gesubsidieerd personeel, ter vervanging van het personeel houder van het getuigschrift van kinderopvoeder(ster), kunnen hun functie blijven uitoefenen en een subsidie blijven genieten op basis van de schaal die hen wordt toegekend tot hun inrustestelling, hun vertrek bij de opvangvoorziening of hun verandering van personeelscategorie. »
Art. 39.Een artikel 165bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Gedurende een periode van vier jaar vanaf de inwerkingtreding van dit artikel is de uitoefening van de activiteit van twee kinderopvangers(sters) in de zin van artikel 2, 7°, niet toegelaten voor de directeurs van kinderhuizen in functie, op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel.
Wanneer het stoppen van de activiteit als directeur(trice) van kinderhuizen voortvloeit uit omstandigheden die onafhankelijk zijn van zijn wil, kan de Dienst een afwijking van het 1ste lid verlenen op gemotiveerde aanvraag van de betrokkene. »
Art. 40.Een artikel 165ter wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt : « Tijdens een periode van vier jaar vanaf de inwerkingtreding van dit artikel wordt de uitoefening van de activiteit van twee kinderopvangers(sters) in de zin van artikel 2, 7°, niet toegelaten voor de kinderopvangers(sters) in functie op de dag van inwerkingtreding van dit artikel.
Wanneer de uitoefening van de activiteit van twee kinderopvangers(sters) in de zin van artikel 2, 7°, resulteert in de oprichting van minstens drie nieuwe opvangplaatsen kan de Dienst een afwijking van artikel 1 toekennen op de gemotiveerde aanvraag van de betrokken kinderopvanger(ster). »
Art. 41.In artikel 167 van hetzelfde besluit worden de woorden « op 1 september 2005 » vervangen door de woorden « op 1 maart 2007. ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleidingen en kwalificaties van het personeel van opvangvoorzieningen bepaald bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen
Art. 42.Een artikel 1bis wordt ingevoegd in het Hoofdstuk I van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleidingen en kwalificaties van het personeel van opvangvoorzieningen bepaald bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, luidend als volgt : « De hogere opleidingen met erkende psychopedagogische finaliteit voor de directeur(trice) en de personen die zorgen voor de psycho-medisch-sociale begeleiding in de crèches, oudercrèches, peutertuinen en gemeentelijke opvangvoorzieningen zijn de volgende : Gespecialiseerd opvoeder Kleuteronderwijzer Gegradueerde, Bachelor in de logopedie Assistent in de psychologie : optie « kliniek », « psychopedagogie en psychomotoriek », « arbeidspsychologie en beroepsoriëntering ».
Kandidaat, Bachelor in de : ° Psychologische wetenschappen ° Opvoedingswetenschappen ° Psychologische en opvoedingswetenschappen.
Licentiaat, Master in de : ° Logopedie ° Psychologische wetenschappen ° Opvoedingswetenschappen ° Psychologische en opvoedingswetenschappen.
Art. 43.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 42, 3e en 42, 1e lid » respectievelijk vervangen door de woorden « artikel 42, § 3, 1e lid en 42, § 1, 1e lid ».
Art. 44.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De kwalificaties die erkend zijn om die van kinderopvanger(ster) voor de begeleiding van kinderen te vervangen bedoeld bij artikel 42, § 1, 2e lid en § 2, 2e lid van het besluit opvangvoorzieningen zijn de volgende : 1° De hogere opleidingen met psychopedagogische finaliteit bedoeld in artikel 1bis.2° In het secundair onderwijs met volledig leerplan Opvoedingsagent Opvoeders(sters) Verpleegaspirante 3° In het alternerend secundair onderwijs : Hulpverlener voor kinderen in collectieve structuren.4° In het onderwijs voor sociale promotie : Hulpverlener voor kinderen tussen 0-12 jaar in een collectieve structuur. Hulpverlener voor kinderen in een collectieve structuur.
Thuishulpverlener voor kinderen tussen 0-12 jaar.
Gespecialiseerde opvoeder(ster) (Kwalificatiegetuigschrift voor het hoger secundair onderwijs) ».
Art. 45.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : 1° In het 1ste lid worden de woorden « artikel 42, derde lid tot vierde lid » vervangen door de woorden « artikel 42, § 2, 3e lid, § 3, 2e lid en § 4 » en worden het derde streepje (Kandidaat(ate)-verpleegkundige) en het vierde streepje (- Kleuterleider(ster)) geschrapt.2° Een tweede lid wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Met het personeel dat houder is van één van de opleidingen erkend in de zin van dit artikel wordt de persoon gelijkgesteld die deze opleiding voortzet in het kader van de alternerende opleiding of van de permanente vorming voor de middenstand en kleine en middelgrote ondernemingen en die, in die context, een stageovereenkomst op lange termijn met een opvangvoorziening gesloten heeft.» 3° Een derde lid wordt toegevoegd, luidend als volgt : « Het vorig lid is niet van toepassing voor de plaatsen voorbehouden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst ».
Art. 46.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : De versnelde opleidingscursussen die erkend worden voor de ouders die zorgen voor de begeleiding van kinderen in de oudercrèches en voor kinderopvangers(sters), met toepassing van artikel 42, § 2, 3e lid en § 4, van het besluit over de opvangvoorzieningen, hebben betrekking op de basisnoties over het geheel van de volgende gebieden : de globale ontwikkeling van het kind; de psycho-pedagogische opvangprincipes met inbegrip van de activiteit van het kind; de organisatie van de kinderopvang, met inbegrip van de gezondheidspromotie en de kwaliteit van de omgeving; de relaties met personen die het kind toevertrouwen; het beheer van conflicten; de oprichting van een partnerschap; de geldende wetgeving.
Deze noties passen in het kader van een dynamiek van professionele bezinning gericht op het opvangproject in de zin van de kwaliteitscode op basis van de door de Dienst geformuleerde aanbevelingen.
De erkende versnelde opleidingscursussen duren minstens 100 uur en worden aangepast in functie van het type van opvangvoorziening, de ervaring en het profiel van de deelnemers. »
Art. 47.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt geschrapt.
Art. 48.Een artikel 7bis wordt ingevoegd in Hoofdstuk III van hetzelfde besluit, luidend als volgt : « De lijst van de operatoren of operatorcategorieën die door de Regering erkende opleidingen organiseren, wordt jaarlijks herzien door de Dienst volgens de praktische modaliteiten die hij bepaalt. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 49.Artikel 42, § 4, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, zoals gewijzigd en vervangen door artikel 12 van dit besluit, treedt in werking op 1 september 2006.
Art. 50.De artikelen 42, §§ 1, 2, 3; 60; 61; 63; 64; van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, zoals gewijzigd bij de artikelen 12, 14, 15, 16 en 17 van dit besluit treden in werking binnen een termijn van twee maanden vanaf de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 51.Artikel 87, 4e lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, zoals ingevoegd bij artikel 22 van dit besluit, heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2004.
Art. 52.De Minister van Kinderwelzijn wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 december 2005.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK