gepubliceerd op 26 november 2004
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de pedagogische dossiers van de opleidingsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1
9 JULI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de pedagogische dossiers van de opleidingsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inzonderheid op artikel 1, § 3, tweede lid, 1° en de artikelen 136 en 137;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 april 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 april 2004;
Gelet op het protocol van 29 april 2004 van het Sectorcomité IX en van het Comité voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, afdeling II, in gezamenlijke vergadering;
Gelet op het advies nr. 37.086/2 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Besluit :
Artikel 1.Het pedagogisch dossier van een opleidingseenheid omvat, krachtens artikel 17 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, de volgende elementen : 1° het minimaal lesrooster van de opleidingseenheid;2° de minimale inhoud van de opleidingseenheid;3° de kenmerken van de opleidingseenheid;4° het autonoom gedeelte van het minimaal lesrooster van de opleidingseenheid.
Art. 2.§ 1. Het minimaal lesrooster van een opleidingseenheid vertegenwoordigt de som van de lestijden gewijd aan : 1° het onderwijs van de minimale inhoud, met inbegrip van de verrichtingen inzake toelating, evaluatie van de verworven kennis en bekrachtiging van de studies;2° het autonoom gedeelte. De lestijden bedoeld in 1° en 2° worden de leraars en deskundigen toegewezen. § 2. De waarmerking van de opleidingseenheid is slechts op het minimaal lesrooster gebaseerd.
Art. 3.De minimale inhoud van een opleidingseenheid vertegenwoordigt het minimumprogramma, uitgedrukt in voldoende gedetailleerde doelstellingen of nauwkeurig vastgestelde voorwaarden voor de leergang(en) die de opleidingseenheid samenstelt(samenstellen).
Dit programma wordt zodanig opgemaakt dat de leerlingen tegen het einde van de opleidingseenheid, de eindbekwaamheden van de eenheid zou verwerven.
Art. 4.Het pedagogisch dossier van de opleidingseenheid omvat de volgende elementen : 1° de titel;2° de algemene en bijzondere doeleinden;3° de vereiste voorafgaande bekwaamheden;4° de titel van de leergang(en) alsook zijn(hun) indeling in algemene vakken, technische vakken en beroepspraktijk, cursussen psychologie, pedagogiek en methodiek alsook het aantal lestijden die aan elk daarvan worden toebedeeld. De titel van de leergang moet zodanig zijn dat door verwijzing naar zijn indeling het mogelijk is de coëfficiënt te bepalen die van toepassing is op de berekening van de aanpassing van de dotaties van lestijden; 5° de indeling van de eenheid, naargelang het geval : - bij de doorstromings- of kwalificatieëenheden van het secundair onderwijs; - volgens de graad van het secundair onderwijs; - volgens de categorie van het hoger onderwijs, op eensluidend advies van de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie voorafgaand aan de indiening van het dossier voor goedkeuring, naargelang het geval, door de Regering van de Franse Gemeenschap of door het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie.
De Hoge Raad brengt een advies uit binnen de tien kalenderdagen te rekenen vanaf de dag van de aanvraag om advies die verstuurd wordt door het vast secretariaat van de overlegcommissie. 6° de mogelijke pedagogische of veiligheidsaanbevelingen met betrekking tot de samenstelling van groepen;7° de eindbekwaamheden;8° docent(en) : professor(s) en/of deskundige(n). Gaat het om een deskundige dan is het nodig het profiel ervan nader te bepalen.
Wanneer voorzien wordt een professor of een deskundige aan te werven, is het aan te bevelen dat het profiel van de professor die zou worden aangeworven, overeenstemt met het profiel bepaald in het pedagogisch dossier. 9° gaat het om een opleidingseenheid "geïntegreerde proef", dan wordt, in voorkomend geval, de maximale termijn tussen de uitreiking van getuigschriften en de in aanmerking komende deelname aan de geïntegreerde proef, vermeld.10° wanneer de opleidingseenheid onderwijsactiviteiten omvat zoals bedoeld in artikel 2, 4°, d, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type en van stelsel 1, wordt het aantal lestijden van deze activiteiten die in aanmerking komen voor de uitreiking van bekwaamheidsbewijzen, bepaald.
Art. 5.§ 1. Het autonoom gedeelte van het minimaal lesrooster van de opleidingseenheid vertegenwoordigt het aantal lestijden dat de inrichting gebruikt, in voorkomend geval, inzonderheid : 1° om aan specifieke benaderingen of behoeften tegemoet te komen;2° om de opleidingseenheid voorlopig aan de onmiddellijke evoluties aan te passen;3° om bij te dragen tot de dekking van de minimale inhoud van de opleidingseenheid; § 2. De opleidingseenheden "geïntegreerde proef", bedoeld in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het secundair onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1 of in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type en van stelsel 1, omvatten geen autonoom gedeelte.
Geen enkele toelatingsproef wordt vereist bij de toelating tot deze opleidingseenheden. § 3. De opleidingseenheden die aan de stages gewijd worden, omvatten geen autonoom gedeelte.
Art. 6.De finaliteiten en doelstellingen van de opleidingseenheden worden in bekwaamheid uitgedrukt.
De bekwaamheden worden uitgedrukt, naargelang het geval, in kundigheden, vaardigheden en/of gedragsvaardigheden.
Na vaststelling van de voorafgaande vereiste bekwaamheid wordt de mogelijkheid gegeven om te bepalen dat sommige studiebewijzen ze kunnen vervangen.
De bijzondere doeleinden en de voorafgaande vereiste bekwaamheid kunnen in voorkomend geval zich beperken tot de verwijzing naar de administratieve of reglementaire vereisten.
Art. 7.Het pedagogisch dossier van een opleidingseenheid wordt voorgesteld in de vorm van een document 8bis of 8bis -stage/geïntegreerde proef/afwisseling/oriëntatie-begeleiding/beroepsgerichte opleidingsactiviteiten of opleiding/pedagogische en technische expertise.
Art. 8.Het pedagogisch dossier van een afdeling omvat de volgende elementen : 1° de titel;2° de algemene en bijzondere doeleinden;3° de opsomming van de opleidingseenheden waaruit de afdeling bestaat;4° de opsomming van de bepalende eenheden bedoeld in artikel 2, 11° van de bovenvermelde besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993;5° het bekwaamheidsbewijs uitgereikt op het einde van de afdeling.Dit bewijs beoogt, in voorkomend geval, één of meer beroepsprofiel(en). 6° de aanbevelingen inzake de wijze van kapitalisatie van de attesten voor de verschillende opleidingseenheden waaruit de afdeling bestaat en de verbindingen tussen die;7° de indeling van de afdeling, naargelang het geval : - volgens de graad van het secundair onderwijs; - volgens de categorie van het hoger onderwijs, op eensluidend advies van de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie, voorafgaand aan de indiening van het dossier voor goedkeuring, naargelang het geval, door de Regering van de Franse Gemeenschap of door het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie.
De hoge raad brengt zijn advies uit binnen 10 kalenderdagen te rekenen vanaf de dag van de aanvraag om advies, ingediend door het vast secretariaat van de overlegcommissie; 8° het beroepsprofiel, wanneer de afdeling een beroepskwalificatie beoogt;9° een overeenstemmingstabel die, op eensluidend advies van de overlegcommissie, de bestaande structuren bepaalt die verplicht uiterlijk op 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op de datum van voorlopige of definitieve goedkeuring van het pedagogisch dossier, zullen moeten worden gewijzigd.
Art. 9.Indien de afdeling meer dan twee eenheden omvat, moet één ervan bestaan in een geïntegreerde proef die in het algemeen studiereglement wordt omschreven.
Art. 10.De doeleinden van de afdelingen worden in bekwaamheden uitgedrukt.
De bijzondere doeleinden kunnen, in voorkomend geval, zich beperken tot de verwijzing naar de administratieve of reglementaire vereisten.
De bekwaamheden worden uitgedrukt, naargelang het geval, in kundigheden, vaardigheden en/of gedragsvaardigheden.
Art. 11.Het pedagogisch dossier van een afdeling wordt voorgesteld in de vorm van een document 8ter.
Art. 12.De bepalingen van de artikelen 13, 14, 15, 16 en 17 betreffen de dossiers van de opleidingsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1, bedoeld in artikel 136 van het voornoemde decreet van 16 april 1991 waarvoor nog geen door de Executieve goedgekeurd referentiedossier bestaat, na eensluidend advies van de overlegcommissie.
De afdelingen van het hoger onderwijs met minder dan 750 lestijden van onderwijsactiviteit, behoudens de stages, kunnen slechts worden ingediend wanneer het net of de representatieve organisatie van de inrichtende machten in het bezit is van het gunstig advies van de overlegcommissie.
Art. 13.Elk onderwijsnet of elke representatieve organisatie van de inrichtende machten stuurt de pedagogische dossiers naar het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie dat de indiening ervan op de data registreert die zij meedeelt, na raadpleging van de betrokken partijen, uiterlijk op 30 juni voor het volgende schooljaar. Het minimale aantal data van indiening wordt vastgesteld op 15.
De dossiers worden door het bestuur naar de inspectiedienst verstuurd.
Art. 14.De pedagogische dossiers worden door de inspectiedienst van het onderwijs voor sociale promotie onderzocht.
De pedagogisch bestuurder van het onderwijs voor sociale promotie brengt een advies uit over de pedagogische dossiers. Hij licht het bestuur in over zijn beslissing. Elk ongunstig advies wordt met redenen omkleed.
Aan deze beslissing kan een verzoening voorafgaan tussen de pedagogisch bestuurder of zijn afgevaardigde en een afgevaardigde van het net of van de representatieve organisatie van de inrichtende machten die het betrokken dossier heeft ingediend. In dit geval licht de pedagogisch bestuurder het net of de representatieve organisatie van de inrichtende machten in over de bemiddeling van dit dossier.
Art. 15.De ambtenaar-generaal tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort, keurt al dan niet, per delegatie, de pedagogische dossiers goed na het advies van de pedagogisch bestuurder te hebben ingewonnen.
De beslissing wordt door het bestuur aan het net of aan de representatieve organisatie van de inrichtende machten meegedeeld die, ingeval van weigering, de betrokken beslissing aan de overlegcommissie kan vermelden. Het onderzoek van het dossier wordt dan op de agenda van deze commissie geplaatst.
Elk goedgekeurd pedagogisch dossier wordt aan het net of aan de representatieve organisatie van de inrichtende machten meegedeeld dat/die erom verzoekt, en dat/die het kan aannemen indien het gewenst is.
Elk geweigerd dossier kan opnieuw worden ingediend na herziening.
Art. 16.De duur van het geheel van de procedure buiten verzoening, omschreven in de artikelen 13 en 15, kan niet 35 kalenderdagen overschrijden. Ingeval van verzoening wordt deze duur hoogstens op 50 kalenderdagen vastgesteld.
Art. 17.Het bekwaamheidsbewijs dat uitgereikt wordt na de studies georganiseerd op basis van een voorlopig goedgekeurd pedagogisch dossier kan slechts een bekwaamheidsbewijs zijn dat specifiek is voor het onderwijs voor sociale promotie.
Art. 18.De bepalingen van de artikelen 20 en 22 betreffen de dossiers van de opleidingsafdelingen en -eenheden van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1, bedoeld in de artikelen 102, 105 en 137 van het voornoemde decreet van 16 april 1991, waarvan de referentiedossiers door de Regering, na eensluidend advies van de overlegcommissie, worden goedgekeurd.
Art. 19.Wanneer een inrichtende macht of een inrichtingshoofd, in het geval van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, beslist een afdeling of een opleidingseenheid te programmeren waarvan het referentiedossier, op eensluidend advies van de overlegcommissie, door de Regering werd goedgekeurd, stuurt hij slechts en in vier exemplaren, door bemiddeling van zijn net of zijn representatieve organisatie van de inrichtende machten, vóór de openingsdatum, aan het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie het vereenvoudigde document 8bis of 8ter dat behoorlijk wordt ingevuld. Het bestuur neemt akte van deze beslissing en bekrachtigt het vereenvoudigde document.
Dit document wordt gevoegd bij het volledig pedagogisch dossier dat ten zetel van de inrichting wordt bewaard.
Art. 20.Wanneer een inrichtende macht of een inrichtingshoofd, in het geval van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, beslist een afdeling of een opleidingseenheid te programmeren waarvoor er geen pedagogisch dossier bestaat dat goedgekeurd wordt door de Regering, op eensluidend advies van de overlegcommissie, maar waarvoor er een pedagogisch dossier bestaat dat voorlopig wordt goedgekeurd, voor het net of de representatieve organisatie van de inrichtende machten waartoe de betrokken inrichting behoort, stuurt hij slechts en in vier exemplaren door bemiddeling van zijn net of zijn representatieve organisatie van de inrichtende machten, vóór de openingsdatum, aan het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie, het vereenvoudigde document 8 bis of 8 ter dat behoorlijk wordt ingevuld. Het bestuur neemt akte van deze beslissing en bekrachtigt het vereenvoudigde document.
Dit document wordt gevoegd bij het volledig pedagogisch dossier dat ten zetel van de inrichting wordt bewaard.
Art. 21.De inrichtende macht of het inrichtingshoofd in het geval van het onderwijs van de Franse Gemeenschap wordt binnen de perken van de wettelijke en reglementaire bepalingen toegelaten de bepaalde afdeling of de opleidingseenheid te openen vanaf het ogenblik dat hij in het bezit is van het vereenvoudigde document 8bis of 8ter dat door het bestuur bekrachtigd wordt.
Art. 22.De termijnen vermeld in dit besluit worden geschorst tijdens de periodes bepaald in artikel 1, § 8, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen met toepassing van artikel 160 van het besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd.
Art. 23.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 november 1991 betreffende de pedagogische dossiers van de opleidingsafdelingen en opleidingseenheden in het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1 wordt opgeheven.
Art. 24.De Minister tot wier bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 juli 2004.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap, De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek Mme F. DUPUIS