gepubliceerd op 26 augustus 2004
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende hervorming van het consultatiebeleid voor kinderen
9 JUNI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende hervorming van het consultatiebeleid voor kinderen
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 5, § 1, II;
Gelet op het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », afgekort « O.N.E. »;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 april 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 28 april 2004;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 april 2004 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van hoogstens één maand;
Gelet op het advies nr. 37.079/4 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Kinderwelzijn;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities en algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Decreet : het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », afgekort « O.N.E. »; 2° O.N.E. : de « Office de la Naissance et de l'Enfance » georganiseerd krachtens het decreet; 3° Raad van bestuur : de raad van bestuur zoals bepaald in hoofdstuk III, afdeling 1 van het decreet;4° Wetenschappelijke raad :de wetenschappelijke raad zoals bepaald in hoofdstuk III, afdeling 4 van het decreet; 5° College van de medische adviseurs-kinderartsen : adviesorgaan van de raad van bestuur en van het bestuur van de « O.N.E. » samengesteld uit medische adviseurs-kinderartsen van de verschillende subregio's; 6° Subregionale comités : de subregionale comités zoals bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 3 van het decreet; 7° Subregionaal medisch college : het subregionaal medisch college zoals bedoeld in het organieke reglement van de raad van bestuur van de « O.N.E. »; 8° Medisch adviseur : de medisch adviseur-kinderarts van de « O.N.E. » bevoegd voor het betrokken territoriaal ambtsgebied; 9° Medische raad : het orgaan dat de zorgverstrekkende artsen van de « O.N.E. » vertegenwoordigt; 10° Coördinator : de coördinator « begeleiding » van de « O.N.E. » belast met de omkadering van de « M.S.W.'s »; 11° « M.S.W. » : de medisch-sociale werker van de « O.N.E. »; 12° Structuur : het kinderhuis, het consultatiebureau voor kinderen van 0 tot en met 6 jaar, de medisch-sociale antenne of de periodieke consultatie zoals bedoeld in dit besluit;13° IM : de inrichtende macht van het kinderhuis, van de consultatie voor kinderen of de medisch-sociale antenne;14° Comité : het comité van het kinderhuis, consultatie voor kinderen of medisch-sociale antenne zoals bedoeld in titel III, afdeling 2 van dit besluit;15° Medisch boekje van het kind : het medisch boekje van het kind dat geldig is in de Franse Gemeenschap. Afdeling 2. - Erkende, toegelaten en gesubsidieerde structuren,
georganiseerde structuren en sanitaire bussen
Art. 2.De « O.N.E. » erkent en subsidieert consultatiebureaus voor kinderen en kinderhuizen volgens de voorwaarden en de procedure bepaald door dit besluit of vastgesteld door de « O.N.E. » krachtens dit besluit.
Art. 3.Volgens de voorwaarden en procedure bepaald door dit besluit of vastgesteld door de « O.N.E. » krachtens dit besluit kan de « O.N.E. » de organisatie van medisch-sociale antennes door een kinderhuis of een erkend consultatiebureau voor kinderen toelaten en subsidiëren.
Art. 4.In noodgeval en bij gebrek aan een comité zoals bedoeld in titel III, afdeling 2 kan de « O.N.E. » periodieke consultaties organiseren.
Art. 5.De « O.N.E. » kan een reizende dienst van sanitaire bussen inrichten in de plaatsen waar de structuur geen verbinding onderhoudt.
Art. 6.De « O.N.E. » mag alle uitgaven doen die bepaald worden door dit besluit of krachtens dit besluit binnen de perken van de kredieten ingeschreven in zijn begroting.
Art. 7.In het kader van zijn opdrachten kan de « O.N.E. » alleen of in in partnerschapsverband programma's of medisch-sociale projecten ontwikkelen. Deze kunnen structuren omvatten. Afdeling 3. - De opdrachten
Art. 8.De structuren en sanitaire bussen hebben als opdracht, in het kader van de preventieve geneeskunde, de gezondheid van kinderen van 0 tot en met 6 jaar te bevorderen, te volgen en te bewaren. Bovendien organiseren ze activiteiten met het oog op de steun voor ouderschap en de medisch-sociale preventie, liever in in partnerschapsverband met andere sociale diensten die actief zijn op het plaatselijk gebied.
In dit kader verspreiden de structuren en de sanitaire bussen alle nuttige informatie en zijn, in voorkomend geval, een bevoorrechte tussenpersoon voor de thematische campagnes van de « O.N.E. ».
De diensten zijn gratis bereikbaar voor al de gezinnen. Een steeds grotere aandacht wordt besteed aan de meest kwetsbare gezinnen.
Art. 9.De consultatiebureaus voor kinderen voeren een project gezondheid-ouderschap uit zoals bepaald in afdeling 5 van deze titel.
Ze organiseren vergaderingen tijdens dewelke de arts de kinderen onderzoekt die ingeschreven zijn bij de consultatiebureaus voor kinderen overeenkomstig de aanbevelingen van de « O.N.E. » en van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. Deze beroepen zich op de Gids voor preventieve geneeskunde van de « O.N.E. ».
Ze organiseren elke collectieve of individuele activiteit die past in het kader van het project gezondheid-ouderschap.
Bovendien brengt de MSW thuisbezoeken of houdt hij permanentie overeenkomstig het vademecum van de MSW opgesteld door de « O.N.E. ».
Art. 10.De consultatiebureaus voor kinderen kunnen aan elke vorm van overleg of van partnerschap deelnemen ter bevordering van de ontwikkeling van hun project gezondheid-ouderschap binnen de tijdslimiet van verstrekking van de MSW en van de geneesheer alsook van de financiële middelen waarover ze beschikken.
De consultatiebureaus voor kinderen oefenen hun activiteiten prioritair uit ten gunste van de bevolking uit de buurt of uit de plaats waar ze gevestigd zijn en dit, zonder dat het verboden is kinderen in te schrijven die afkomstig zijn uit een andere buurt of uit een andere plaats.
Art. 11.Onverminderd de bepalingen van artikel 32 moeten de consultatiebureaus voor kinderen regelmatig zorgen voor de opvang van gezinnen tijdens minstens 8 uur per week met inbegrip van de activiteit van medisch-sociale antennes in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid hoger is dan 180 inwoners/km2.
Onverminderd de bepalingen van artikel 32 moeten de consultatiebureaus voor kinderen regelmatig zorgen voor de opvang van gezinnen tijdens minstens 4 uur per week met inbegrip van de activiteit van medisch-sociale antennes in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid lager of gelijk is aan 180 inwoners/km2.
Art. 12.De kinderhuizen oefenen hun activiteiten uit op het grondgebied van een gemeente, van gemeenten die gezamenlijk het gemeentelijke overleg organiseren of wanneer artikel 33, tweede lid toegepast wordt in de bepaalde territoriale grondgebieden.
De kinderhuizen voeren een project gezondheid-ouderschap uit, dat steunt op een partnersnetwerk zoals bepaald in afdeling 5 van deze titel.
Hun project gezondheid-ouderschap omvat de bewoordingen van een partnerschapsverband met de gemeente, met andere diensten gebonden aan het jonge kind indien ze bestaan en met ten minste twee consultatiebureaus voor kinderen. Het project gezondheid-ouderschap van kinderhuizen heeft inzonderheid tot doel een net uitgaande van het partnerschap te organiseren en, in het bijzonder, diensten ingericht of gesubsidieerd door de « O.N.E. ». Door de coherentie van de activiteiten uitgeoefend door elke partner of gezamenlijk te verbeteren, heeft deze dienst als opdracht de bevolking een dienst te bewijzen die beter aangepast is aan haar behoeften. Voor de ontwikkeling van hun project gezondheid-ouderschap organiseren de kinderhuizen alle individuele of collectieve activiteiten die zij nodig achten binnen de tijdslimiet van verstrekking en de financiële middelen waarover ze beschikken.
Bovendien brengt de MSW thuisbezoeken overeenkomstig het vademecum van de MSW opgesteld door de « O.N.E. ».
Art. 13.Ten gunste van de bevolking uit de buurt of uit de plaats waar ze gevestigd zijn, zonder dat het verboden is kinderen in te schrijven die afkomstig zijn uit een andere buurt of een andere plaats, organiseren de kinderhuizen op de zelfde wijze als een consultatiebureau voor kinderen, vergaderingen tijdens dewelke de arts de kinderen onderzoekt die ingeschreven zijn volgens de nadere regels vastgesteld door de Gids voor preventieve geneeskunde.
Art. 14.Onverminderd de bepalingen van artikel 32 moeten de kinderhuizen regelmatig zorgen voor de opvang van gezinnen tijdens minstens 12 uur per week met inbegrip van de activiteit van de medisch-sociale antennes in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid hoger is dan 180 inwoners/km2.
Onverminderd de bepalingen van artikel 32 moeten de kinderhuizen regelmatig zorgen voor de opvang van gezinnen tijdens minstens 6 uur per week met inbegrip van de activiteit van de medisch-sociale antennes in de gemeente waarvan de bevolkingsdichtheid lager of gelijk is aan 180 inwoners/km2.
Art. 15.De activiteiten van de medisch-sociale antennes passen in het kader van het project gezondheid-ouderschap van kinderhuizen of consultatiebureaus voor kinderen waarvan ze afhangen.
De medisch-sociale antennes zorgen voor de universele dienst en de versterkte follow-up ten gunste van een meer beperkte bevolking. Het ritme van de medische raadplegingen georganiseerd door de medisch-sociale antenne wordt aangepast naargelang van het aantal ingeschreven kinderen. Het ritme van de onderzoekingen waarin voorzien wordt in de Gids voor preventieve geneeskunde kan worden aangepast aan het ritme van de zittingen voor medische raadplegingen.
Art. 16.De periodieke raadplegingen en de sanitaire bussen zorgen ook voor de universele dienst en voor de versterkte follow-up. Het ritme van de reizende georganiseerde medische raadplegingen wordt aangepast naargelang van het aantal ingeschreven kinderen. Het ritme van de onderzoekingen waarin voorzien wordt in de Gids voor preventieve geneeskunde kan worden aangepast aan het ritme van de zittingen voor medische raadplegingen.
Art. 17.De « O.N.E. » kan, inzonderheid via een openbare oproep, de organisatie van een periodieke raadpleging overbrengen naar een comité dat deze graag ten laste zou nemen. Vanaf dat ogenblik worden de bepalingen betreffende de erkenning of de toelating van dit besluit van toepassing.
Art. 18.De sanitaire bus organiseert reizende medische raadplegingen in de zones die over geen structuur beschikken. De MSW's kunnen thuisbezoeken brengen of permanentie houden voor gezinnen die in de zones wonen waar de sanitaire bus een verbinding onderhoudt. Alleen of in partnerschapsverband kunnen de artsen en de MSW's ook individuele of collectieve activiteiten organiseren met het oog op de steun aan het ouderschap, de gezondheidspromotie en de medisch-sociale preventie. Afdeling 4. - Het gemeentelijke overleg
Art. 19.§ 1. In elke gemeente wordt één enkel gemeentelijk overleg ingesteld.
Voor de gemeenten die het wensen, kan de eerste vergadering van het gemeentelijke overleg bijeengeroepen en voorgezeten worden door de Burgemeester of zijn afgevaardigde. Bij gebrek hieraan wordt het eerste gemeentelijke overleg bijeengeroepen en voorgezeten door de « O.N.E. ».
Wanneer hij(ze) bestaat(aan) wordt (worden) de « IM » van de structuren gevestigd op het grondgebied van het gemeentelijke overleg ambtshalve uitgenodigd op de eerste vergadering van het gemeentelijke overleg. Daartoe houdt de « O.N.E. », met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, informatie betreffende de IM die ze bezit, ter beschikking.
De « O.N.E. » wordt vertegenwoordigd inzonderheid door de subregionale coördinatoren, zijn coördinatoren en zijn MSW's. § 2. Daarna organiseert het gemeentelijke overleg zelfstandig zijn activiteiten. De « O.N.E. » wordt bij elke vergadering vertegenwoordigd. § 3. Het gemeentelijke overleg is een plaats waar uitwisseling en ontmoeting mogelijk zijn tussen professionelen en vrijwilligers die actief zijn in alle structuren van het jonge kind.
Wanneer verenigingen of personen die wensen deel te nemen aan het gemeentelijke overleg, niet erom worden verzocht, kunnen ze de « O.N.E. » ervan verwittigen. Gezien de plaatselijke werkelijkheid zorgt de « O.N.E. » ervoor dat de gemeentelijke overlegvergaderingen zo goed representatief mogelijk zijn voor de sector.
Het gemeentelijke overleg bevordert de informatie-uitwisseling met de gebruikers van de structuren en van de sanitaire bussen. § 4. Het gemeentelijke overleg brengt een advies aan de « O.N.E. » uit over de adequatie van het dienstaanbod aan het jonge kind ten opzichte van de behoeften van de bevolking. Wat de structuren betreft, houdt dit advies rekening met de normen van programmatie bepaald bij dit besluit. § 5. Het gemeentelijke overleg brengt een advies uit over de projecten gezondheid-ouderschap. § 6. Op aanvraag van de Gemeente of van de « O.N.E. » kan het ook een advies uitbrengen over elk vraagstuk omtrent het jonge kind.
Het gemeentelijke overleg kan, op zijn grondgebied, het initiatief nemen om alle personen, diensten, instellingen of overheden opheldering te vragen over elk vraagstuk omtrent het jonge kind. § 7. Het gemeentelijke overleg kan geen individuele gevallen behandelen. § 8. In afwijking van § 1 kunnen de gemeenten met minder dan 10.000 inwoners of de gemeenten waar minder dan twee structuren worden erkend, zich verenigen met één of meer andere aangrenzende gemeenten om het gemeentelijke overleg te organiseren. Afdeling 5. - Het project gezondheid-ouderschap
Art. 20.De IM, wanneer hij bestaat en indien hij het wenst, het comité, de geneesheer en de MSW van kinderhuizen en consultatiebureaus voor kinderen ontwikkelen samen, voor zover mogelijk met de ouders die de structuur bezoeken, een project gezondheid-ouderschap en lichten hen erover in. Ze reiken een afschrift ervan uit op aanvraag van de ouders.
Het project gezondheid-ouderschap heeft tot doel de bestaande middelen vrij te maken en te organiseren in het kader van een coherent project, aangepast aan de behoeften van de bevolking met goede verbindingen en ontwikkeld, indien mogelijk, in partnerschapsverband met andere plaatselijke actoren waarvan de tegemoetkoming erin bestaat opdrachten voorbehouden aan de structuren mee in te vullen. Een bijzondere aandacht wordt besteed aan het partnerschap met andere diensten of instellingen gesubsidieerd of gecontroleerd door de « O.N.E. ».
Het project gezondheid-ouderschap strekt ertoe de bereikbaarheid van de ouders te bevorderen, inzonderheid wat betreft de uurregelingen en de bekendmaking van de activiteiten van de structuur.
Art. 21.Het project gezondheid-ouderschap omvat : 1° de inrichting van een universele dienst, gebaseerd op het preventief begeleidingsprogramma voor het welzijn van het kind, voor alle kinderen tussen 0 en 6 jaar die de structuur bezoeken; 2° een versterkte opvolging voor de kinderen met specifieke behoeften die overeenstemmen met de toestanden van kwetsbaarheid bepaald door de « O.N.E. »; 3° de collectieve activiteiten met het oog op de steun aan ouderschap, de gezondheidspromotie en de medisch-sociale preventie die gevoerd kunnen worden in samenwerking met van andere sociale, medische of medisch-sociale diensten.Deze activiteiten moeten worden aangepast aan de bevolking voor wie ze ingericht worden.
Art. 22.Het project gezondheid-ouderschap omvat ten minste de volgende elementen : 1° de doelstellingen van het project gezondheid-ouderschap; 2°de medisch-sociale kenmerken van de bevolking voor wie ze ingericht worden; 3° de projecten en de activiteiten die moeten worden uitgevoerd, met inbegrip van de te ontwikkelen methode;4° het mogelijke partnerschap;5° de nodige materiële en menselijke middelen, inzonderheid de nodige lokalen;6° het ontwerp van begroting;7° de nadere regels voor de evaluatie.
Art. 23.De universele dienst en de versterkte follow-up omvatten een medisch luik en een sociaal luik ontwikkeld, ieder wat zich betreft en in nauwe samenwerking, door de geneesheer en de MSW. De universele dienst en de versterkte follow-up worden georganiseerd op basis van de Gids voor preventieve geneeskunde en van het Vademecum van de MSW zoals opgesteld door de « O.N.E. » alsook op basis van de aanbevelingen van de « O.N.E. ».
Art. 24.Het project gezondheid-ouderschap moet rekening houden met de menselijke en financiële middelen waarover het consultatiebureau voor kinderen of het kinderhuis beschikt.
Art. 25.Het project gezondheid-ouderschap wordt ten minste om de vijf jaar bijgehouden vóór de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.
Elk jaar bepalen het comité, de geneesheer en de MSW het jaarlijks activiteitenprogramma van de structuur.
Art. 26.Verschillende consultatiebureaus voor kinderen behorend tot dezelfde gemeente of tot de naburige gemeenten die deel uitmaken van hetzelfde gemeentelijke overleg, kunnen een project gezondheid-ouderschap in gezamenlijke vergadering ontwikkelen.
Met de toestemming van de « O.N.E. » kan het project gezondheid-ouderschap activiteiten omvatten die in de periodieke consultatiebureaus of in de sanitaire bussen zullen worden gevoerd.
Art. 27.Bovendien moet het project gezondheid-ouderschap, in de kinderhuizen, zich uitbreiden tot het geheel van de gemeente of tot het grondgebied van de gemeenten dat deel uitmaakt van hetzelfde gemeentelijke overleg of wanneer artikel 33, tweede lid, van toepassing is op de territoriale ambtsgebieden. Het moet de bewoordingen bevatten van een partnerschapsverband met de gemeente, met andere diensten gebonden aan het jonge kind als ze bestaan en met ten minste twee consultatiebureaus voor kinderen.
Wanneer er geen twee consultatiebureaus voor kinderen op het grondgebied van de gemeente bestaan, kan het partnerschap uitgebreid worden tot de diensten die actief zijn in de naburige gemeenten die over geen kinderhuis beschikken. In dit geval breidt het gemeentelijke overleg zich uit tot ten minste twee gemeenten op het grondgebied waarvan de activiteiten van de partners zich hebben ontwikkeld.
Art. 28.In de gemeenten zonder kinderhuis of consultatiebureaus voor kinderen, indien anderen dan de « O.N.E. » activiteiten ontwikkelen rond de sanitaire bussen of periodieke consultatiebureaus, werkt het gemeentelijke overleg voorafgaandelijk een gemeentelijk begeleidingsproject uit.
Art. 29.Het subregionaal comité keurt het project gezondheid-ouderschap of het gemeentelijke begeleidingsproject goed, op advies van het gemeentelijke overleg, van de coördinator of de medisch adviseur. Indien het project niet goedgekeurd wordt, wordt de beslissing tot niet-goedkeuring met redenen omkleed. In dit geval nemen de coördinator en/of de medisch adviseur de nodige contacten op om de structuur te helpen om zijn project gezondheid-ouderschap te verbeteren. Wanneer dit laatste voldoening geeft, wordt het opnieuw aan het subregionaal comité voorgelegd.
TITEL II. - De erkenning Afdeling 1. - De erkenningsvoorwaarde
Art. 30.Om erkend te worden als consultatiebureau voor kinderen moeten de publiekrechtelijke rechtspersonen, de verenigingen zonder winstoogmerk, de instellingen van openbaar nut en de feitelijke verenigingen zonder winstoogmerk aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° beschikken over een comité zoals bepaald in titel III, afdeling 2;2° werken overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;3° beschikken over een project gezondheid-ouderschap dat overeenstemt met de bepalingen van titel I, afdelingen 3 en 5;4° hun activiteiten uitoefenen zonder discriminatie gebaseerd op godsdienst, cultuur, sociale oorsprong, ideologische of filosofische opvattingen;5° beschikken over lokalen en een uitrusting met het oog op de veiligheid van ouders en kinderen, overeenkomstig de bepalingen van titel III, afdeling 6. De « O.N.E. » kan de voorwaarden bedoeld in 5° van het vorige lid aanvullen.
De consultatiebureaus voor kinderen moeten de bepalingen van artikel 11 kunnen naleven.
Art. 31.Om erkend te worden als kinderhuis moeten de publiekrechtelijke rechtspersonen, de verenigingen zonder winstoogmerk, de instellingen van openbaar nut en de feitelijke verenigingen zonder winstoogmerk aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° beschikken over een comité zoals bepaald in titel III, afdeling 2;2° werken overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;3° beschikken over een project gezondheid-ouderschap dat overeenstemt met de bepalingen van titel I, afdelingen 3 en 5;4° hun activiteiten uitoefenen zonder discriminatie gebaseerd op godsdienst, cultuur, sociale oorsprong, ideologische of filosofische opvattingen;5° beschikken over lokalen en een uitrusting met het oog op de veiligheid van ouders en kinderen, overeenkomstig de bepalingen van titel III, afdeling 6. De « O.N.E. » kan de voorwaarden bedoeld in 5° van het vorige lid aanvullen.
De kinderhuizen moeten de bepalingen van artikel 14 kunnen naleven.
Art. 32.Wanneer er, op het grondgebied van de gemeente, geen enkel consultatiebureau voor kinderen of kinderhuis bestaat dat respectievelijk op basis van de artikelen 30 of 31 erkend wordt, kan de « O.N.E. » in afwijking van het enige laatste lid van de voornoemde leden, één enkele structuur van deze twee types erkennen en dit, ongeacht het aantal uren tijdens dewelke deze structuur de gezinnen opvangt.
Art. 33.Een enkel kinderhuis kan per gemeente worden erkend.
In afwijking van het vorige lid, in de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners, kan een tweede kinderhuis worden erkend. In dit geval wordt het territoriale grondgebied van elk kinderhuis bepaald bij de erkenning. De territoriale ambtsgebieden kunnen elkaar niet overlappen. Het gemeentelijke overleg brengt een advies uit over de beperkingen van de territoriale ambtsgebieden. Afdeling 2. - De erkenning
Art. 34.De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de « O.N.E. » door de IM als hij bestaat en door het comité van het kinderhuis of van het consultatiebureau voor kinderen. Ontvangst ervan wordt onmiddellijk bericht.
De « O.N.E. » stelt de samenstelling van het dossier van aanvraag tot erkenning vast. Dit dossier omvat ten minste : 1° de personalia van de IM en de statuten ervan, als de IM bestaat;2° de personalia en de ambten van de leden van het comité alsook de aanstelling van een referentielid aan wie de post moet worden gericht;3° het project gezondheid-ouderschap;4° de aanduiding van de geografische sector met verbindingen;5° de medisch-sociale kenmerken van de bevolking met verbindingen;6° het adres en het plan van de lokalen;7° het ontwerp van begroting.
Art. 35.De coördinator en de medisch adviseur onderzoeken de aanvraag tot erkenning. Ze beschikken over een termijn van 6 maanden om een advies aan het subregionaal comité uit te brengen. Dit heeft dan 3 maanden om op zijn beurt een advies uit te brengen. De « O.N.E. » beschikt in totaal over een termijn van twaalf maanden om te beslissen over de aanvraag tot erkenning.
Alle adviezen worden bij het dossier van erkenning gevoegd.
Art. 36.Als de « O.N.E. » het opportuun acht, inzonderheid in functie van de programmering, kan hij een beginselakkoord verlenen voor een duur van hoogstens twee jaar. De « O.N.E. » kan deze termijn met hoogstens één jaar verlengen.
De structuren met een beginselakkoord worden gelijkgesteld met de erkende structuren wat betreft de menselijke, materiële en financiële middelen die de « O.N.E. » ter hunne beschikking stelt. Dit heeft niet als gevolg een recht op de toekenning van de subsidie en/of van middelen in hoofde van de begunstigde te doen ontstaan.
Art. 37.Wanneer de werking van de structuur minstens voldoende wordt geacht door de coördinator en de medisch adviseur overeenkomstig de bepalingen van dit besluit of de beslissingen genomen door de « O.N.E. » krachtens dit besluit, brengen ze een gunstig advies uit over de erkenning. De erkenning kan dus door de « O.N.E. » worden verleend.
Indien dit gunstige advies niet vóór het verstrijken van de principiële toestemming voorkomt dan maakt de « O.N.E. » de stopzetting van de activiteiten bekend aan het comité en aan de IM.
Art. 38.§ 1. De erkenning wordt verleend voor een termijn van vijf jaar.
Zij wordt hernieuwbaar op aanvraag van de IM indien hij bestaat en van het comité per achtereenvolgende periodes van vijf jaar. § 2. In afwijking van § 1 kan de « O.N.E. », uitzonderlijk en behoorlijk gemotiveerd, de erkenning verlenen voor een termijn lager dan vijf jaar als de omstandigheden het vereisen. Afdeling 3. - De hernieuwing van de erkenning
Art. 39.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moet ten hoogste 18 maanden en ten laatste 12 maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning ingediend worden. Ze moet met het dossier meegaan dat opnieuw bijgewerkt wordt zoals bedoeld in artikel 35. De « O.N.E. » bericht ontvangst van de aanvragen tot hernieuwing van de erkenning.
De « O.N.E. » kan de erkenning hernieuwen op basis van het advies van het subregionaal comité. Dit spreekt zich uit op basis van de adviezen van de coördinator en van de medisch adviseur.
Indien de « O.N.E. » zich niet heeft uitgesproken op de vervaldatum van de erkenning, wordt deze verlengd tot de datum van kennisgeving van de beslissing van de « O.N.E. ». Afdeling 4. - De intrekking van de erkenning
Art. 40.§ 1. De erkenning kan worden ingetrokken wegens de veronachtzaming van de bepalingen van dit besluit of van de beslissingen genomen door de « O.N.E. » volgens dit besluit en bekend gemaakt door hem. De intrekking van de erkenning wordt beslist door de « O.N.E. » op advies van het subregionaal comité. Dit spreekt zicht uit op advies van de coördinator en van de medisch adviseur. § 2. De erkenning kan worden ingetrokken wanneer het kinderhuis of het consultatiebureau voor kinderen niet meer aan de normen van programmering bedoeld in titel V voldoet. § 3. De « O.N.E. » beslist onmiddellijk over de intrekking van de erkenning wanneer de ernst van de vastgestelde tekortkomingen het verantwoordt. § 4. De intrekking van de erkenning kan ook onmiddellijk uitgesproken worden indien ze gevraagd wordt door de structuur ongeacht de redenen. § 5. De intrekking van de erkenning beëindigt het recht op de werkingssubsidies alsook op elke andere tegemoetkoming van de « O.N.E. » met uitzondering van het honorarium dat aan de arts moet worden betaald en dat overeenstemt met het opzeggingstermijn van zijn contract. Afdeling 5. - De opschorting van de erkenning
Art. 41.Elke structuur kan de opschorting van haar erkenning aanvragen als ze tijdelijk niet meer in staat is te werken overeenkomstig de bepalingen van dit besluit of de beslissingen genomen door de « O.N.E. » op basis van dit laatste. Tijdens de opschorting van de erkenning onderbreekt de structuur haar activiteiten.
Op aanvraag van de structuur kan de « O.N.E. » de opschorting van de erkenning opheffen op basis van het advies van het subregionaal comité. Dit spreekt zich uit op advies van de coördinator en van de medisch adviseur.
Als geen enkele aanvraag tot opheffing van de opschorting van de erkenning tot de « O.N.E. » wordt gericht binnen de twee jaar volgend op de datum van kennisgeving van de opschorting, wordt de erkenning ingetrokken.
Tijdens de opschorting van de erkenning worden alle tegemoetkomingen van de « O.N.E. », met inbegrip van de werkingssubsidies, opgeschort met uitzondering van het honorarium van de geneesheer dat overeenstemt met de opzeggingstermijn van zijn contract. Afdeling 6. - De toelating van de medisch-sociale antennes
Art. 42.Op advies van het betrokken subregionaal comité kan de « O.N.E. » aan het kinderhuis of aan een consultatiebureau voor kinderen een toelating verlenen om een medisch-sociale antenne te organiseren.
Het subregionaal comité spreekt zich uit op advies van de coördinator en van de medisch adviseur.
Het project gezondheid-ouderschap van het kinderhuis of van het consultatiebureau voor kinderen moet worden aangevuld om de activiteiten van de nieuwe medisch-sociale antenne in te voegen.
Art. 43.§ 1. De toelating om een medisch-sociale antenne te organiseren, kan opgeschort of ingetrokken worden volgens dezelfde procedure als voor de intrekking of de opschorting van de erkenning van een consultatiebureau voor kinderen. In dit geval wordt de erkenning van het kinderhuis of van het betrokken consultatiebureau voor kinderen niet in vraag gesteld. § 2. Als de erkenning van een kinderhuis of van een consultatiebureau voor kinderen dat een medisch-sociale antenne organiseert, ingetrokken wordt, stopt de medisch-sociale antenne haar activiteiten. De « O.N.E. » kan haar vervangen door een periodiek consultatiebureau. § 3. Als de erkenning van het kinderhuis of van het consultatiebureau voor kinderen die een medisch-sociale antenne organiseert, opgeschort wordt, kan de « O.N.E. » de subsidiëring van de activiteiten van de medisch-sociale antenne voortzetten. Afdeling 7. - De procedure van beroep
Art. 44.De IM, indien hij bestaat, en het comité kunnen gezamenlijk een beroep instellen bij de raad van bestuur van de « O.N.E. » tegen de volgende beslissingen : 1° de weigering of de intrekking van de principiële toestemming;2° de weigering of de intrekking van de erkenning;3° de weigering van de hernieuwing van de erkenning.
Art. 45.Het beroep moet ingesteld worden bij de « O.N.E. » per aangetekende brief ten laatste binnen de 30 dagen van de datum van verzending van de betwiste beslissing.
Art. 46.Het beroep omvat, op straffe van onontvankelijkheid, de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de IM als hij bestaat;2° de naam en het adres van het referentielid van het comité;3° de referentie of een afschrift van de betwiste beslissing;4° de uitvoerige motivering van het beroep.
Art. 47.§ 1. Het beroep tegen een beslissing van weigering of van intrekking van de erkenning of van weigering van de hernieuwing van de erkenning is opschortend. § 2. In afwijking van het vorige paragraaf kan de « O.N.E. » beslissen dat het beroep niet opschortend is. Deze faculteit wordt beperkt tot de gevallen waar de veiligheid en de gezondheid van personen ernstig in gevaar mogen worden gebracht.
Wanneer de intrekking beslist wordt op basis van de bepalingen van artikel 40, § 3, wordt het beroep nooit opschortend.
Art. 48.De raad van bestuur van de « O.N.E. » heeft drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van het beroep, om de beslissing te onderzoeken die aanleiding gegeven heeft tot dat beroep.
Bij gebrek hieraan wordt de beslissing tegen dewelke beroep wordt ingesteld, opgeheven. Afdeling 8. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 49.Alle beslissingen genomen door de « O.N.E. » krachtens deze titel worden per aangetekende brief betekend met de motiveringen van elke beslissing aan de comités van de structuren alsook aan de IM. TITEL III. - Werking Afdeling 1. - De inrichtende macht
Art. 50.Wanneer de structuur over een IM beschikt, moet deze een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk, een instelling van openbaar nut of een feitelijke vereniging zonder winstoogmerk zijn.
Art. 51.De IM is belast met de aanwerving van de leden van het comité. Hij stelt ze aan volgens de nadere regels bepaald in afdeling 2 van deze Titel. Hij zorgt voor hun opleiding, in voorkomend geval met de hulp van de « O.N.E. ».
De IM is ook belast met de overeenstemming met de voorwaarden voor de erkenning alsook met de mogelijke aanvullende normen bepaald door de « O.N.E. ». Afdeling 2. - Het comité
Art. 52.Het comité van een structuur is samengesteld uit ten minste vier leden en moet voltallig zijn om te zorgen voor de goede werking van de structuur en inzonderheid verschillende aanwezigheden bij medische raadplegingen alsook bij andere activiteiten.
Het comité stelt, onder zijn leden, een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.
Hij stelt ook een verwijzend lid aan dat belast is met de contacten met de « O.N.E. ».
De ambten van secretaris en van penningmeester kunnen uitzonderlijk worden gecumuleerd.
Bestaat er geen IM, dan oefent het comité de bevoegdheden bedoeld bij artikel 51 uit.
Art. 53.Iedere consultatie voor kinderen, dienst of instelling die deel uitmaakt van het partnerschapsverband bedoeld bij artikel 20, tweede lid, kan twee vertegenwoordigers aanstellen bij het comité van een kinderhuis.
Art. 54.De arts en de M.S.W. maken van rechtswege deel uit van het comité en beschikken daarom over een raadgevende stem. Ze brengen een advies uit over de inrichting van de medisch-sociale activiteiten van de structuur.
Nochtans, nemen de arts en de M.S.W. niet deel aan de beraadslagingen of discussies wanneer zij er persoonlijk belang bij hebben.
Art. 55.De voorzitter, secretaris en penningmeester moeten de leeftijd bereikt hebben van 18 jaar en mogen niet de volle leeftijd van 70 jaar bereikt hebben. De leden van het comité moeten in staat zijn om voor de goede werking van de structuur te zorgen inzonderheid wat betreft de veiligheid van kinderen en gezinnen. Het subregionale comité is belast met de toepassing van dit artikel. Het kan het advies vragen van de medisch adviseur.
In uitzonderlijke gevallen, kan het subregionale comité een afwijking toekennen voor een maximumtermijn van vijf jaar, op met redenen omkleed advies van de coördinator en van de medisch adviseur.
Art. 56.Het comité staat in voor de inrichting, de werking en het geldelijk beheer van de structuur. Het moet zonder verwijl aan de ONE elke wijziging met betrekking tot één van de elementen waaruit het erkenningsdossier bedoeld bij artikel 34 bestaat, mededelen.
Inzonderheid moet het : 1° samen met de IM, als die bestaat of het wenst, met de arts en de M.S.W. het project gezondheid-ouderschap opstellen; 2° met de arts en de M.S.W. het jaarlijkse activiteitenprogramma opstellen; 3° voor de goede staat zorgen : inrichting, uitrusting, verwarming, verlichting, onderhoud, hygiëne, netheid, decoratie; 4° ervoor zorgen dat al het vereiste materiaal beschikbaar is gedurende de vergaderingen en voor het onderhoud zorgen van het textiel (handdoeken, schorten, ...); 5° wat zich betreft, deelnemen aan de verwezenlijking van het project gezondheid-ouderschap;6° minstens vier maal om het jaar vergaderen om te zorgen voor het degelijk beheer en de goede werking van de structuur;7° de acties bepalen die ertoe zullen bijdragen de structuur en haar activiteiten beter te promoten en te herwaarderen. Bovendien, moet het comité discreet en in alle vertrouwelijkheid werken ten opzichte van de gezinnen om de intimiteit en de waardigheid van deze te beschermen en voor de eerbied voor het privéleven te zorgen. Daartoe worden de leden ertoe gehouden de grootste discretie te bezigen in verband met hetgeen ze zien, horen en vernemen. Afdeling 3. - De voorzitter, de secretaris en de penningmeester
Art. 57.De opdrachten die onder de specifieke bevoegdheid van de voorzitter, de secretaris en de penningmeester ressorteren, zijn de volgende : 1° de post verwerken en het bijhouden van de registers zoals bepaald door de « O.N.E. »; 2° voor het goede beheer zorgen van de begroting en de boekhouding voeren volgens de richtlijnen van de « O.N.E. »; 3° de uitgaven betalen met betrekking tot de werking van de structuur, de inkomsten innen en de nodige bestellingen uitvoeren;4° de activiteitenverslagen opstellen alsook de driemaandelijkse subsidie-aanvragen;5° de activiteiten van het comité inrichten en te coördineren en voor de goede algemene werking zorgen van de structuur, voor het degelijk onthaal zorgen van de families en het goede verloop van de zittingen;6° een beurtrol instellen onder de leden van het comité en voor een voldoend aantal aanwezige leden bij de zittingen zorgen;7° zorgen voor de vervanging van de arts, ingeval hij afwezig zou zijn en indien hij dit niet zelf heeft kunnen doen; 8° voor een nauwe en efficiënte medewerking zorgen tussen de spelers van de structuur, met name : het comité, de M.S.W., de arts en de « O.N.E. » inlichten over de mogelijke disfuncties.
De Voorzitter, de Secretaris en de Penningmeester kunnen onderling geheel of partieel de taken verdelen. Afdeling 4. - De arts
Onderafdeling 1. - De opdrachten van de arts
Art. 58.§ 1. De arts werkt mede aan het uitwerken van een project gezondheid-ouderschap. Hij zorgt voor de verwezenlijking van de aspecten die hem betreffen. Hij oefent zijn opdracht uit in nauwe samenwerking met de M.S.W. met inachtneming van de respectieve bevoegdheden. § 2. De arts oefent zijn activiteit uit in het raam van gesprekken en medische onderzoekingen ingericht gedurende medische zittingen op basis van de aanbevelingen van de « O.N.E. » en van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. Deze beroepen zich op de Gids voor preventieve geneeskunde.
Hij kan zijn beroep niet uitoefenen tijdens minder dan één uur, en, uitgezonderd in sanitaire bussen, gedurende meer dan 24 achtereenvolgende uren. § 3. De arts mag tussenkomen in de opvangmilieus volgens de nadere regels bepaald door de « O.N.E. ». § 4. De arts neemt deel aan het inzamelen van de medisch-sociale gegevens zoals bepaald door de « O.N.E. ».
Art. 59.De arts zorgt ervoor dat het boekje van het kind, dat bewaard wordt door de ouders, systematisch ingevuld wordt. Hij is verantwoordelijk voor het bijhouden van het medische luik van het medisch-sociale dossier van het kind. Met de instemming van de ouders, deelt hij aan de arts en/of de kinderarts van die alle elementen die hij nodig acht in het belang van het kind.
Art. 60.De arts neemt deel aan de evaluatie- en opleidingsvergaderingen ingericht door de « O.N.E. », ten belope van 4 uur per jaar minstens.
Onderafdeling 2. - De keuze van de arts
Art. 61.Kunnen enkel arts worden in een structuur of een sanitaire bus, de doctoren in de geneeskunde en de doctoren in de geneeskunde chirurgie en bevallingen, die titularis zijn ofwel van een opleidingsgetuigschrift in de preventieve geneeskunde voor het kleine kind (generalisten) ofwel van een specialisatie in de pediatrie (kinderartsen).
Art. 62.De vakantverklaring van uren medische prestaties in de structuren en de sanitaire bussen gebeurt een maal om het jaar. Ze wordt medegedeeld aan alle generalisten en kinderartsen ingeschreven bij het Provincieraad van de Ordre francophone des médecins.
Art. 63.De artsen zenden hun kandidaturen in de vorm bepaald door de « O.N.E. » toe aan de subregionaal medisch adviseur. Deze gaat hun geldigheid na en stelt een dossier samen per structuur ter bestemming van het subregionaal medisch college. Dit laatste stelt een met redenen omklede rangschikking op per structuur of per sanitaire bus op basis van de criteria uitgewerkt door het college van de kinderartsen -medisch adviseurs.
Wat betreft de kandidaturen voor de vakantverklaarde uren voor medische prestaties in de kinderhuizen en de consultaties voor kinderen, stuurt de medisch adviseur vervolgens de rangschikking om advies aan het comité van de structuur toe. De arts(en) neemt (nemen) niet deel aan de vergaderingen van het comité wanneer dit advies beraadslaagd en uitgebracht wordt. Gaat het comité eens met de rangschikking van het subregionale medische college, wordt de best gerangschikte arts aangewezen door de « O.N.E. ». Indien het comité niet akkoord gaat, dan wordt het dossier opnieuw onderzocht door het subregionale medische college rekening houdend met de argumenten van het comité.
Indien het geschil blijft bestaan, wordt het dossier ter beslissing voorgesteld aan de raad van bestuur.
Wat betreft de kandidaatstellingen voor de vakantverklaarde uren medische prestaties in periodieke consultaties of in sanitaire bussen, zendt de medisch adviseur de rangschikking aan de « O.N.E. » over die de best gerangschikte arts aanwijst.
De beslissing wordt onmiddellijk overgezonden aan de arts, en, desnoods, aan het comité van de structuur.
Art. 64.De artsen en, desnoods, de comités van de structuren beschikken over een termijn van tien werkdagen vanaf de datum van de stempel van de post om tegen deze beslissing beroep in te stellen.
Over het beroep wordt beslist door de raad van bestuur op eensluidend advies van de artsen van de wetenschappelijke raad van de « O.N.E. » in college vergaderd onder het voorzitterschap van de voorzitter van de wetenschappelijke raad als deze arts is of van de oudste arts. De arts die het beroep ingesteld heeft, de arts die het voorwerp uitmaakte van de bestreden beslissing, de medisch adviseur en, desnoods, het comité hebben de mogelijkheid om gehoord te worden.
Onderafdeling 3. - Het contract van de arts
Art. 65.Ten gevolge van de procedure bepaald bij onderafdeling 2, sluit de « O.N.E. » een medewerkingscontract met de aangewezen artsen.
Het contract slaat op de verwezenlijking van de opdrachten inzake preventieve geneeskunde zoals bedoeld bij dit besluit of door de « O.N.E. » krachtens dit besluit.
Het contract wordt toegekend voor een bepaald jaarlijks aantal uren en een gegeven periodiciteit. Het aantal uren wordt aangepast om rekening te houden met de evolutie van het aantal kinderen ingeschreven in de structuren en de sanitaire bussen.
Art. 66.Het contract wordt gesloten voor een onbepaalde duur. Het kan beëindigd worden door de partijen mits opzeg ingediend per ter post aangetekende brief of met ontvangstbericht.
Bij geschil, kan de arts de zaak voorleggen aan het Subregionale medische college.
De arts en de medisch adviseur kunnen een beroep instellen bij de raad van bestuur. De raad van bestuur spreekt zich uit op advies van de artsen van de wetenschappelijke raad vergaderd in college onder het voorzitterschap van de voorzitter van de wetenschappelijke raad als deze arts is of van de oudste arts. De arts en de medisch adviseur hebben de mogelijkheid om gehoord te worden.
Bij zware fout, wordt er zonder vooropzeg een einde gesteld aan het contract.
Indien de arts niet meer de Medische kunst mag beoefenen, wordt zijn contract onmiddellijk geschorst.
Het contract neemt van rechtswege een einde op het einde van het jaar gedurende hetwelk de arts de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, behoudens afwijking toegekend door het subregionale medische college.
Indien de adviezen bedoeld in dit artikel strikt verband houden met de medische praktijk, worden zij eensluidende adviezen.
Art. 67.Als naar aanleiding van de procedure bedoeld bij onderafdeling 2 het onmogelijk is de uren medische prestaties toe te kennen aan een arts die de voorwaarden bepaald bij artikel 61 vervult, kunnen deze uren, met de instemming van de medisch adviseur, toegekend worden aan een interimaire arts die houder is van het diploma van doctor in de geneeskunde of doctor in de geneeskunde, chirurgie en bevallingen. Deze laatste geniet geen geschreven contract.
Art. 68.De arts verbindt er zich toe een persoonlijke beroepsverzekering te onderschrijven.
De « O.N.E. » sluit een bijkomende verzekering zoals bedoeld bij artikel 80. Afdeling 5. - De M.S.W.'s
Art. 69.De M.S.W.'s worden verantwoordelijk gesteld voor de aspecten van de universele dienst en van de versterkte follow-up die niet exclusief onder het beroep van de artsen ressorteren. Ze voeren hun opdracht uit in nauwe samenwerking met de artsen. Ze zorgen voor de coördinatie van de concrete uitwerking van het project gezondheid-ouderschap.
De M.S.W.'s oefenen hun medisch-sociale rol uit bij medische zorgverleningen, permanentie, huisbezoek, maatschappelijk werk of elke andere activiteit waarin voorzien wordt in het project gezondheid-ouderschap.
In het raam van hun opdrachten, nemen ze de contacten op en voeren ze de nodige partnerschapsverbanden uit met de andere psycho-medisch-sociale diensten.
De M.S.W.'s staan in voor het inzamelen van de medisch-sociale gegevens zoals opgesteld door de « O.N.E. » alsook voor het bijhouden van het medisch-sociale dossier wat hun bevoegdheden betreft.
Art. 70.De M.S.W.'s nemen het beheer waar van de periodieke consultaties.
Met het oog op de voortzetting van de dienst aan het publiek en op de aanvraag van hun coördinator, voeren ze dezelfde activiteiten uit in kinderhuizen of consultaties voor kinderen die tijdelijk niet meer over een comité beschikken.
Art. 71.De M.S.W.'s worden aangewezen voor een of meerdere structuren of een sanitaire bus door de coördinator waaronder ze ressorteren.
Deze laatste zorgt voor de stabiliteit van de aanwijzingen en, in de mate van het mogelijke, voor de kortst mogelijke verplaatsingen voor de M.S.W.'s.
Art. 72.Kunnen enkel het ambt M.S.W. uitoefenen, de titularissen van diploma's gegradueerde verpleger of maatschappelijk assistent. Mits instemming van de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, kan de « O.N.E. » de werving open laten voor andere diplomahouders.
Art. 73.De « O.N.E. » zorgt voor de beroepsvorming van de M.S.W.'s bij hun eerste ambtsbekleding en gedurende hun loopbaan alsook voor hun supervisie. Afdeling 6. - De lokalen
Art. 74.De consultaties voor kinderen moeten over lokalen beschikken voor de verwezenlijking van hun project gezondheid-ouderschap, waarbij in acht worden genomen de wettelijke voorschriften inzake netheid, hygiëne en veiligheid, inzonderheid het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming, en met minstens : 1° een wachtzaal en een uitkledingslokaal, afgezonderd of niet, die groot genoeg zijn om gezinnen onder degelijke voorwaarden te ontvangen;2° een medisch kabinet waarbij de vertrouwelijkheid gewaarborgd wordt en uitgerust met een gootsteen met warm en koud lopend water;3° een afgezonderde ruimte waarbij de vertrouwelijkheid gewaarborgd wordt tijdens de privé-gesprekken;4° een afgezonderde ruimte voor de kinderwagentjes;5° een speelruimte voor kinderen; 6° een leesruimte, onder voorbehoud het materiaal van de « O.N.E. » te hebben gekregen; 7° verwarming met als gevolg een permanente temperatuur van 22 °C in alle lokalen met uitzondering van het lokaal bedoeld bij punt d) ;8° voldoende verluchting in alle lokale met uitzondering van het lokaal bedoeld bij punt d) ;9° een ruimte voor de borstvoeding;10° een toilet;11° een vriesuitrusting voor de goede bewaring van vaccins. De consultaties voor kinderen beschikken preferentieel over : 1° een medisch kabinet voor de sensorische opsporingen; 2° een lokaal waarin de M.S.W.'s de gezinnen in alle vertrouwelijkheid kunnen ontvangen, hun administratief werk kunnen verrichten en werkvergaderingen kunnen inrichten.
Art. 75.De kinderhuizen moeten over lokalen beschikken die verwezenlijking toelaten van hun project gezondheid-ouderschap, met inachtneming van de wettelijke voorschriften inzake netheid, hygiëne en veiligheid, inzonderheid het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming, en die minstens beschikken over : 1° een wachtzaal en een uitkledingslokaal, afgezonderd of niet, die groot genoeg zijn om gezinnen onder degelijke voorwaarden te ontvangen;2° een medisch kabinet waarbij de vertrouwelijkheid gewaarborgd wordt en uitgerust met een gootsteen met warm en koud lopend water;3° een afgezonderde ruimte waarbij de vertrouwelijkheid gewaarborgd wordt tijdens de privé-gesprekken;4° een afgezonderde ruimte voor de kinderwagentjes;5° een speelruimte voor kinderen; 6° een leesruimte, onder voorbehoud het materiaal van de « O.N.E. » te hebben gekregen; 7° verwarming met als gevolg een permanente temperatuur van 22 °C in alle lokalen met uitzondering van het lokaal bedoeld bij punt d) ;8° voldoende verluchting in alle lokale met uitzondering van het lokaal bedoeld bij punt d) ;9° een ruimte voor de borstvoeding;10° een toilet;11° een vriesuitrusting voor de goede bewaring van vaccins. De kinderhuizen beschikken verplicht over : 1° een lokaal waarin de M.S.W.'s de gezinnen in alle vertrouwelijkheid kunnen ontvangen, hun administratief werk kunnen verrichten en werkvergaderingen kunnen inrichten; 2° een vergaderzaal voor groepen van minstens 15 personen in hun lokalen of in de lokalen waartoe ze regelmatig toegang kunnen hebben krachtens een overeenkomst. De kinderhuizen beschikken tevens preferentieel over een medisch kabinet voor de verwezenlijking van de sensorische opsporingen.
Art. 76.Alle lokalen van de structuren of een deel ervan kunnen gedeeld worden met diensten waarvan de opdrachten verenigbaar zijn met deze van de « O.N.E. » voorzover dat de hygiëne en de vertrouwelijkheid permanent gewaarborgd worden, inzonderheid de vertrouwelijkheid van de medisch-sociale dossiers. In dat geval, wordt de bezetting van de lokalen geregeld door een overeenkomst tussen de bezetters en waarvan afschrift aan de « O.N.E. » toegestuurd wordt.
Art. 77.De lokalen van de structuren moeten duidelijk aangekondigd worden door een bord met het logo van de « O.N.E. ». Ze moeten gemakkelijk toegankelijk zijn, onder andere voor kinderwagentjes en, in de mate van het mogelijke, voor personen met beperkte mobiliteit.
De uurregeling van de medische consultaties, de permanentiebeurten en de regelmatige activiteiten alsook een telefoonnummer worden ter kennis gebracht van het publiek. Dat nummer wordt namelijk aangekondigd buiten de lokalen en binnen de lokalen.
Art. 78.Het meubilair en de uitrustingen door de « O.N.E. » ter beschikking gesteld van de structuur en deze verworven met de hulp van de subsidies van de « O.N.E. » maken het voorwerp uit van een overeenkomst tussen het comité en de « O.N.E. ». Er wordt een inventaris gevoegd bij genoemde overeenkomst. Deze goederen moeten aan de « O.N.E. » terugbezorgd worden bij intrekking van de erkenning.
Art. 79.Wat betreft de medisch-sociale antennes en de periodieke consultaties, kan de « O.N.E. » de vereisten bepaald bij deze afdeling inperken, voor zover dat de veiligheid van de gezinnen, de artsen en de M.S.W.'s alsook de hygiëne en de vertrouwelijkheid gewaarborgd worden. Afdeling 7. - Collectieve verzekeringen
Art. 80.§ 1. De « O.N.E. » zorgt voor de verzekeringen die voor de structuren die erkend, toegelaten of ingericht worden krachtens dit besluit alsook voor de sanitaire bussen de volgende risico's dekken : 1° de huurrisico's met betrekking tot hun lokalen;2° de burgerlijke aansprakelijkheid en de verdediging voor de rechtbank van vrijwillige leden van de plaatselijke comités, van het onderhoudspersoneel en van elke bezoldigde persoon die zijn medewerking verleent aan de structuren, met inbegrip van de artsen;3° de arbeidsongevallen en de ongevallen op de weg naar en van het werk van de vrijwillige leden van de plaatselijke comités alsook van het onderhoudspersoneel van de structuren. § 2. De « O.N.E. » deelt aan de comités de nadere regels mede voor de dekking, de verzekerde vermogens en de te volgen procedure bij een ongeval.
TITEL IV. - Nadere regels voor de subsidiëring en de bekostiging Afdeling 1. - Erelonen en vergoedingen van de artsen
Art. 81.§ 1. De O.N.E. kent de artsen een uurbezoldiging toe op grond van de werkelijk gepresteerde uren, onder de bij het contract van de arts vastgestelde voorwaarden.
Het bedrag van de uurbezoldiging wordt op 37,18 of 44,62 euro vastgesteld, naargelang het gaat om generalisten of kinderartsen.
In afwijking van lid 2, geniet iedere kandidaat-specialist in de kindergeneeskunde een uurtarief dat toepasselijk is op de kinderartsen vanaf het derde leerjaar specialisatie, voor zover dit jaar nog altijd lopend is. § 2. Wanneer de artsen deelnemen aan collectieve activiteiten bedoeld in artikel 21, 3°, worden ze bezoldigd ten bedrage van 40 euro per verstrekking. Die verstrekkingen moeten worden bepaald in het project gezondheid-ouderschap en vooraf door de O.N.E. toegelaten zijn. § 3. In afwijking van § 1, lid 1, worden de artsen die in de medische autocars presteren, bezoldigd zonder daarbij rekening te houden met het aantal kinderen die per uur worden onderzocht. De autocarrondes worden echter zo georganiseerd dat de artsen gemiddeld 5 kinderen per uur kunnen onderzoeken telkens als de autocar stopt.
Art. 82.De arts geniet de terugbetaling van de reiskosten voor de afstand die wordt afgelegd tussen zijn woonplaats en de plaats waar de verstrekkingen van de arts worden verricht, ten bedrage van 0,28 euro per kilometer.
Art. 83.Wanneer de arts door de O.N.E. wordt gevraagd in het kader van de erkenning van een opvangpersoon of van het medisch toezicht over een opvangvoorziening, met uitzondering van de crèches en peutertuinen, geniet hij de erelonen die overeenstemmen met één uur prestatie alsook de reiskosten.
Voor de begeleiding van de kinderen die in een collectiviteit leven zoals die door de O.N.E. wordt georganiseerd, kan de arts de erelonen genieten die overeenstemmen met de verstrekkingsuren zoals bepaald door de O.N.E. alsook de reiskosten. Afdeling 2. - Werkingskosten in verband met de universele dienst en de
versterkte begeleiding
Art. 84.§ 1. Binnen de perken die door hem te bepalen zijn, subsidieert de O.N.E. de kosten in verband met de bezetting van de lokalen van de kinderhuizen, consultaties voor kinderen en medisch-sociale antennes, namelijk : 1° huurgelden en huurlasten;2° herstellingen en klein onderhoud;3° energie (gas, stookolie, elektriciteit);4° water;5° telefoon;6° afhalen van vuilnis. § 2. De subsidiëring van de mogelijke kosten zoals schoorsteenvegen, onderhoud van verwarmingsketels of ketelsteenverwijdering voor een heetwatertoestel, moet door het comité schriftelijk worden aangevraagd en een voorafgaande toestemming van de O.N.E. krijgen. § 3. De kosten bedoeld bij dit artikel worden ofwel op grond van hun werkelijke kosten ofwel op grond van een driemaandelijks vast bedrag gesubsidieerd en moeten door bewijsstukken worden gestaafd. Indien bijkomende vergaderingen met de toestemming van de O.N.E. worden georganiseerd, wordt het vast bedrag in verhouding daartoe aangepast.
Art. 85.Voor het schoonmaken van de lokalen, wordt de tegemoetkoming van de O.N.E. op 12 euro per schoonmaakbeurt vastgesteld, voor zover die werkelijk wordt uitgevoerd en door bewijsstukken gestaafd.
In uitzonderlijke gevallen kan de O.N.E. een bijkomend bedrag voor die kosten toekennen, rekening houdend met de oppervlakte en de aard van de lokalen. Dat bijkomend bedrag moet door het comité behoorlijk worden gestaafd.
Art. 86.§ 1. De O.N.E. kent een secretariaatsvergoeding toe die op 5 euro wordt vastgesteld voor elke medische verstrekking die geregeld door de arts wordt uitgevoerd. § 2. De secretariaatsvergoeding is alleen verschuldigd voor de lokalen van de kinderhuizen, consultaties voor kinderen of medisch-sociale antennes.
Art. 87.De O.N.E. kent een vaste subsidie toe, die 1 euro per jaar en per jaarlijks ingeschreven kind bedraagt, als tegemoetkoming in de andere gewone uitgaven zoals de bureaukosten en de kosten voor onderhoud, wasserij en apotheek.
Art. 88.Mits zijn voorafgaande toestemming, kan de O.N.E. geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen in de kosten voor aanschaffing van materieel en meubilair.
Art. 89.Mits zijn voorafgaande toestemming, kan de O.N.E. een vaste vergoeding van 12 euro voor elke prestatie van een tolk toekennen. Afdeling 3. - Werkingskosten betreffende een project
gezondheid-ouderschap
Art. 90.De O.N.E. kan projecten gezondheid-ouderschap of gemeentelijke begeleidingsprojecten zoals die bepaald zijn in titel I, afdeling 5, subsidiëren. De gesubsidieerde uitgaven worden vooraf door de O.N.E. toegelaten. Ze mogen niet hoger zijn dan een jaarbedrag dat door de O.N.E. voor elk gesubsidieerd project wordt vastgesteld. Afdeling 4. - Uitbetaling van de subsidies
Art. 91.Voor de werkingskosten betreffende de universele dienst en de versterkte begeleiding alsook betreffende een project gezondheid-ouderschap wordt een aanvraag om subsidie gedaan, die door het comité wordt opgemaakt en aan de O.N.E. gericht, samen met een activiteitenverslag. De O.N.E. stelt het model van de aanvraag om subsidies en van het activiteitenverslag vast. Nadat de aanvraag om subsidies en het activiteitenverslag nagekeken zijn, worden de subsidies door de O.N.E. aan het comité uitbetaald.
De O.N.E. kan voorschotten aan de voorzieningen storten.
Art. 92.Elke aanvraag om subsidies, samen met de bewijsstukken, moet uiterlijk de laatste dag van het trimester dat volgt op het te subsidiëren trimester worden ingediend.
Na een eerste vertraging bij de indiening van de activiteitenverslagen en van de aanvragen om subsidies wordt een waarschuwing aan het comité gericht. Vanaf de tweede vertraging, wordt een vermindering van de subsidie voor de werkingskosten met 10, 20, 40, 60, 80 en 100 % voor elke nieuwe vertraging toegepast.
Als de termijn vastgesteld in het eerste lid gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren wordt nageleefd, dan wordt de eerste niet-naleving van dat lid als een eerste vertraging beschouwd. Afdeling 5. - Subsidies voor de uitrusting en de inrichting
Art. 93.De O.N.E. kan subsidies voor de uitrusting en de inrichting van de lokalen van de kinderhuizen, de consultaties voor kinderen en de medisch-sociale antennes toekennen.
De uitrusting van de lokalen heeft betrekking op alles wat nuttig is voor de uitvoering van het project gezondheid-ouderschap en dat kan worden meegenomen wanneer de voorziening verhuist.
De inrichting van de lokalen heeft betrekking op alles wat niet kan worden meegenomen als de voorziening verhuist.
Art. 94.Elke subsidie voor de inrichting van de lokalen die hoger is dan 1.250 euro per dossier en per jaar, kan alleen worden toegekend als er ten gunste van de voorziening een schriftelijke waarborg bestaat voor de bezetting van de lokalen waarvan de termijn begint te lopen vanaf de datum van de poststempel op de bij de O.N.E. ingediende aanvraag.
De duur van die waarborg is : a) 3 jaar voor de subsidies van 1.251 tot 2.500 euro; b) 6 jaar voor de subsidies van 2.501 tot 5.000 euro; c) 9 jaar voor de subsidies van meer dan 5.000 euro.
Behalve uitzonderlijke beslissing, genomen door de raad van bestuur van de O.N.E. en behoorlijk met redenen omkleed, kan het totaal bedrag van de inrichtingssubsidies voor één zelfde voorziening niet 10.000 euro per kalenderjaar overschrijden.
De bedragen bedoeld bij dit artikel zijn exclusief BTW. De BTW die op de bedragen van dit artikel wordt toegepast, wordt eveneens gesubsidieerd, voor zover deze niet wordt teruggevorderd.
Art. 95.Naast de bepalingen van het vorige artikel, indien de werken een meerwaarde voor de eigenaar betekenen en als zij meer dan 2.500 euro exclusief BTW per dossier en per jaar kosten, kunnen de subsidies alleen worden toegekend mits schriftelijke toestemming van de eigenaar om het bedrag van de subsidies terug te betalen in verhouding tot de waarborgtermijn die nog moet lopen, indien hij beslist zijn gebouw niet meer ter beschikking van de voorziening te stellen vóór de overeengekomen termijn.
Art. 96.Voor de aanvraag om subsidies moet een advies van de coördinator worden gegeven en moet de voorafgaande toestemming door de O.N.E. worden verleend.
Deze laatste wordt verleend op grond van een minimumaantal kostenramingen, door de voorziening geleverd. Dat minimumaantal kostenramingen wordt vastgesteld op : a) één, voor de aanvragen van hoogstens 2.500 euro; b) twee, voor de aanvragen van 2.501 tot 5.000 euro; c) drie, voor de aanvragen die hoger zijn dan 5.000 euro.
Die bedragen zijn exclusief BTW.
Art. 97.Binnen de perken van het door de O.N.E. toegekende bedrag, wordt de subsidie uitbetaald op grond van facturen, inclusief BTW, voor zover de BTW niet wordt ingevorderd. Afdeling 6. - Indexering
Art. 98.Op 1 januari worden de bedragen bepaald bij dit besluit geïndexeerd, met uitzondering van de bedragen vermeld in de artikelen 94 tot 96. Het geïndexeerde bedrag wordt berekend op grond van de volgende formule : basisbedrag, vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de oorspronkelijke index.
De oorspronkelijke index is de gezondheidsindex van de maand december 2003. De nieuwe index is de gezondheidsindex van de maand november voorafgaand aan de indexering. De bedragen die in de artikelen 94 tot 96 worden vermeld, kunnen worden gewijzigd door de raad van bestuur van de O.N.E. Afdeling 7. - Tegemoetkoming in de werkingskosten van de medische
autocars
Art. 99.De O.N.E. doet de gemeenten die door de medische autocars worden bediend een aandeel van hun werkingskosten betalen. De medische autocars houden op de gemeenten te bedienen die hun aandeel niet betalen. Afdeling 8. - Comptabiliteit en toezicht
Art. 100.Het administratief, financieel en kwalitatief toezicht op de voorzieningen en medische autocars wordt uitgeoefend door de personeelsleden van de O.N.E. die door hem daartoe aangewezen zijn. Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van de voorzieningen en hebben het recht de stukken en documenten te onderzoeken die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht. Dat toezicht wordt verricht met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
De voorzieningen moeten een comptabiliteit houden volgens de door de O.N.E. bepaalde vormen. De comptabiliteit moet inzonderheid de ontvangsten en uitgaven van de voorziening vermelden alsook het financieel resultaat van elk dienstjaar. De O.N.E. kan de wijze bepalen waarop de wijzigingen van het vermogen van de voorzieningen wordt vermeld.
TITEL V. - Programmatie
Art. 101.§ 1. Voor de eerste keer sedert 1 januari 2004, kent de O.N.E. aan elke gemeente een aantal uren verstrekkingen van de artsen toe die overeenstemmen met de toepassing van de handleiding voor preventieve geneeskunde in verhouding tot 80 % van het aantal jaarlijks ingeschreven kinderen in het geheel van de voorzieningen die aanwezig zijn op het grondgebied van de gemeente.
Dat aantal wordt gewogen op grond van de theoretische verdeling van de nieuwe inschrijvingen gedurende het jaar volgens de verdeling opgenomen in de bij dit besluit gevoegde tabel.
Het aantal jaarlijks ingeschreven kinderen is het aantal van het jaar 2002.
De O.N.E. stelt de verdeling vast van het aantal uren toegekend aan de verschillende voorzieningen na advies van het gemeentelijk overleg.
Als geen advies binnen de door de O.N.E. gestelde termijn gegeven wordt, dan kan die niettemin de verdeling vaststellen. De door de O.N.E. vastgestelde termijn kan niet korter dan één maand zijn. § 2. Het aantal uren dat aan de voorzieningen door de artsen wordt verstrekt, wordt daarna ten minste om de drie maand aangepast volgens dezelfde procedure, op grond van de meest recente cijfers van het aantal verrichte onderzoeken en de jaarlijkse inschrijvingen.
Op aanvraag van het comité, de arts of de MSW of op initiatief van de coördinator of de medisch adviseur, kan de O.N.E. echter het aantal uren die aan een voorziening wordt toegekend, aanpassen. § 3. De O.N.E. en het gemeentelijk overleg zorgen ervoor dat het aantal voorzieningen wordt aangepast op grond van de behoeften van de bevolking. Ze zorgen ervoor dat verschillende voorzieningen niet dezelfde bevolking bedienen. § 4. In de prioritaire actiezones die hij op grond van objectieve criteria bepaalt, kan de O.N.E. : 1° de duur van de verstrekkingen van de MSW's verlengen;2° een aantal bijkomende verstrekkingsuren van de artsen toekennen. Dat aantal mag niet hoger zijn dan 15 % van het aantal verstrekkingsuren van de artsen gekregen bij toepassing van § 1. 3° de activiteiten bedoeld in artikel 21, 3° bevorderen. TITEL VI. - Overgangsbepalingen
Art. 102.Onverminderd lid 2, worden de consultatiediensten voor kinderen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit door de O.N.E. worden gesubsidieerd, worden geacht erkend te zijn als consultatiediensten voor kinderen voor een periode van twee jaar. Ze beschikken over een termijn van achttien maanden om de vernieuwing van hun erkenning aan te vragen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
In afwijking van het vorige lid, beschikken ze over een termijn van 36 maanden om zich te schikken naar de bepalingen van dit besluit betreffende de lokalen.
Art. 103.In afwijking van artikel 81, wordt de uurbezoldiging van de generalisten tot 31 december 2003 op 26,65 euro voor de generalisten en op 31,98 euro voor de kinderartsen vastgesteld. Een bezoldigd uur stemt overeen met 6 verrichte onderzoeken.
Art. 104.In afwijking van de bepalingen van titel III, afdeling 4, onderafdeling 2, voor de eerste toekenning van de contracten aan de artsen krachtens dit besluit, genieten de artsen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 61, die geen negatieve beoordeling van de medisch adviseur hebben gekregen en die in de betrokken voorziening sedert ten minste één jaar verstrekkingen verrichten, een overeenkomst zoals bepaald in titel III, afdeling 4, onderafdeling 3.
TITEL VII. - Slotbepalingen
Art. 105.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004, met uitzondering van de artikelen 58 tot 68 en 81 tot 83, die op 1 januari 2004 in werking treden.
Art. 106.De minister tot wiens bevoegdheid het kinderwelzijn en de opdrachten toegewezen aan de « Office de la Naissance et de l'Enfance » behoren, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 juni 2004.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : J.-M. NOLLET, Minister van Kinderwelzijn, belast met de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. »