gepubliceerd op 02 september 2004
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de verwezenlijking van de programma's voor algemene preventie in de sector van de hulpverlening aan de jeugd
15 JUNI 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de verwezenlijking van de programma's voor algemene preventie in de sector van de hulpverlening aan de jeugd
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd en inzonderheid op de artikelen 20, 21, 25 en 27;
Gelet op het advies van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 5 april 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 april 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 21 april 2004;
Gelet op het advies nr. 37.044/4 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2004;
Gelet op de geschiktheid om het advies nr. 50 van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd van 29 maart 2000 betreffende de algemene preventie in de sector van de hulpverlening aan de jeugd in acht te nemen;
Op de voordracht van de Minister tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 9 juni jongstleden, Besluit :
Artikel 1.Iedere arrondissementsraad voor hulpverlening aan de jeugd, hierna CAAJ, bepaalt jaarlijks het ontwerp van actieplan inzake algemene preventie dat verwezenlijkt dient te worden in zijn arrondissement.
De CAAJ bepaalt zijn ontwerp van actieplan door ontwerpen te selecteren die hem overgezonden werden door de verscheidene promotors.
Hij kan er ook ontwerpen in begrijpen die hijzelf wenst te verwezenlijken.
Art. 2.Ieder ontwerp van actieplan inzake algemene preventie heeft tot doel een antwoord te geven op de dagelijkse gewelddadigheid waaraan de bevolkingen bloot staan, die getroffen zijn door een zorgelijke economische, maatschappelijke en/of culturele toestand.
De algemene preventie in de sector van de hulpverlening aan de jeugd beoogt de inperking van de globale hoeveelheid gewelddadigheden, zij het binnen het gezin, binnen de instellingen, in de relaties of op symbolisch niveau en het voorkomen van gewelddadigheden door de jongeren als antwoord op deze dagelijkse gewelddadigheden.
Art. 3.Elk ontwerp van actieplan moet het geheel dekken van de zes volgende actievelden die ertoe moeten bijdragen : 1° de toegang tot het onderwijs, de beroepsvorming, cultuur, sport, vrijetijdsbesteding, gezondheid, burgerschap te verbeteren;2° de preventie van en de strijd tegen de verschillende uitsluitingen waarvan de jongeren het slachtoffer kunnen zijn, te vergemakkelijken;3° de begeleiding van ouders beter te laten geschieden;4° de toegang voor de jongeren tot opvoedkundige en burgerschappelijke activiteiten mogelijk te maken gedurende de schoolvakantie en meer specifiek gedurende de zomervakantie;5° de inschakeling van de jongeren in hun gezins- en/of maatschappelijke omgeving;6° de preventie van en de strijd tegen gewelddadigheden binnen het gezin en de instellingen.
Art. 4.Iedere CAAJ zendt jaarlijks aan de Minister die belast is met de hulpverlening aan de jeugd, hierna de Minister, en aan het bestuur dat belast is met de hulpverlening aan de jeugd, hierna het bestuur, en dit ten laatste tegen 31 maart, het verslag over bedoeld bij artikel 21, 6° van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.
Het programma van de voorgenomen acties vervat in het verslag bedoeld bij het eerste lid bevat een analyse van de problemen en behoeften die opgemerkt werden in het arrondissement alsook de doelen die gesteld zullen worden door de CAAJ om er antwoord op te geven en dit, met als logica een preventieve, globale, coherente actie in samenwerking met de partnersectoren van de sector voor hulpverlening aan de jeugd.
Het bestuur zendt een afschrift over van de jaarlijkse verslagen van de CAAJ aan de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, hierna de CCAJ. Het bij het eerste lid bedoelde verslag wordt opgesteld met de steun van de afdeling voor algemene preventie van de dienst voor hulpverlening aan de jeugd.
Alvorens het jaarlijkse verslag over te zenden aan de Minister stelt de CAAJ het voor aan alle promotoren van het ontwerp die deelgenomen hebben aan het actieplan voor algemene preventie uitgewerkt het vorige jaar alsook aan alle diensten voor hulpverlening in open milieu erkend door het arrondissement.
Art. 5.Jaarlijks, en ten laatste tegen 15 oktober, zendt het bestuur aan alle CAAJ's alsook aan alle erkende diensten van de sector voor hulpverlening aan de jeugd, de omzendbrief met de oproep tot het ontwerp voor het volgende kalenderjaar.
Iedere CAAJ verspreidt ook deze omzendbrief bij alle promotoren uit andere sectoren dan deze van de hulpverlening aan de jeugd, privaat of openbaar, en die ontwerpen inzake algemene preventie zouden mogen indienen.
De promotoren worden ertoe gehouden hun ontwerp(en) inzake preventie bij de CAAJ in te dienen en bij het bestuur binnen de door de omzendbrief bepaalde termijnen.
Elk ontwerp voor preventie neemt minstens drie uit de zes actievelden bedoeld bij artikel 3 in acht.
Om ontvankelijk te worden verklaard, en dit onverminderd een afwijking toegestaan door de Minister voor een met redenen omklede aanvraag van de CAAJ, dient een ontwerp uitgaande van een andere sector dan deze van de hulpverlening aan de jeugd in partnerschap gevoerd te worden, met een voorkeur voor een dienst die erkend is voor hulpverlening in open milieu, desnoods met een andere erkende dienst van de sector voor hulpverlening aan de jeugd of van de CAAJ zelf. Dit partnerschap wordt verwezenlijkt door de deelname van het personeel van deze diensten aan de uitwerking, de voorbereiding en/of de concrete verwezenlijking van het ontwerp.
De ontwerpen van preventie ingediend door diensten die erkend zijn in open milieu met inachtneming van de voorwaarden bepaald bij de eerste en derde leden van dit artikel en die inspelen op het ontwerp van actieplan voor algemene preventie, worden prioritair in acht genomen door de CAAJ. Elke aanvraag tot verlenging van een ontwerp moet elementen tot evaluatie van het experiment bevatten.
Art. 6.Voorzover de begroting van de Franse Gemeenschap aangenomen werd, licht de Minister ten laatste tegen 15 januari van het betrokken jaar iedere CAAJ in over de middelen die beschikbaar zijn voor de uitwerking van zijn ontwerp van actieplan. 90% van de jaarlijkse kredieten voorbehouden voor de financiering van de actieplannen voor algemene preventie worden verdeeld over de arrondissementen ten belope van 80 % naar rata van het aantal jongeren van minder dan 18 die hun woning hebben in ieder arrondissement en ten belope van 20% naar rata van het werkloosheidscijfer vastgesteld door de BGDA en de FOREM in ieder arrondissement.
De omzendbrief bedoeld bij artikel 5 bepaalt de datum tegen dewelke de ontwerpen van actieplannen voor algemene preventie door de CAAJ's aan de Minister voorgelegd moeten worden en aan het bestuur overgezonden.
De CAAJ maakt tevens zijn advies over over de ontwerpen die niet in aanmerking werden genomen voor zijn ontwerp van actieplan.
Art. 7.Het ontwerp van actieplan neemt de begroting bepaald door de Minister voor het bedoelde arrondissement in acht.
Onverminderd een afwijking toegestaan door de Minister, minimum 75 % van deze begroting wordt voorbehouden voor ontwerpen uitgewerkt door de verscheidene al dan niet erkende promotoren van de sector voor hulpverlening aan de jeugd; het saldo wordt voorbehouden voor ontwerpen ingesteld door de CAAJ's zelf.
Art. 8.Het bestuur zendt aan de Minister het geheel ontwerpen over die niet in aanmerking werden genomen door de CAAJ's terzelfdertijd als zijn advies omtrent de ontvankelijkheid van de ontwerpen van actieplannen.
Art. 9.Het ontwerp van actieplan van iedere CAAJ wordt door de Minister aangenomen; desgevallend, vervolledigt of wijzigt de Minister het ontwerp op basis van de nieuwe voorstellen van de CAAJ en mits inachtneming van de initieel bepaalde begroting voor het arrondissement. Ten laatste tegen 30 april van het betrokken jaar, licht hij schriftelijk de CAAJ's en de promotoren in over zijn beslissingen.
Art. 10.De evaluatie van de praktijken inzake algemene preventie gevoerd door de sector voor hulpverlening aan de jeugd wordt toegewezen aan de CCAJ. De CCAJ bepaalt de voorwaarden waaraan de evaluatie van de praktijken inzake de algemene preventie gevoerd door de sector voor hulpverlening aan de jeugd moet beantwoorden.
De evaluatie heeft, onder andere, betrekking op het bepalen van het programma voorgedragen acties inzake algemene preventie, op de verwezenlijking van het actieplan en van de verscheidene ontwerpen, op de bekomen effecten op het actieplan en de geselecteerde ontwerpen.
Bij het opstellen van het jaarlijks verslag bedoeld bij artikel 4 van dit besluit nemen de CAAJ's deze voorwaarden in acht. Voor de evaluatie worden alle leden van de CAAJ's geassocieerd met alle erkende diensten inzake hulpverlening in open milieu van het arrondissement en de promotors van ontwerpen voor algemene preventie.
De CAAJ zal ook instaan voor het inzamelen van de adviezen van de jongeren en van de gezinnen voor wie het actieplan bedoeld was.
De CCAJ gaat over tot een evaluatie van de praktijken inzake algemene preventie gevoerd in de sector van de hulpverlening aan de jeugd en voegt deze evaluatie bij het tweejarige verslag bedoeld bij artikel 27 § 2 4° van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.
Art. 11.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 december 1991 van tot vaststelling van de door de arrondissementsraden voor hulpverlening aan de jeugd te vervullen voorwaarden om te kunnen voorstellen uitgaven vast te leggen ten laste van de begroting van de Franse Gemeenschap met het oog op het voeren van acties voor algemene preventie, wordt opgeheven.
Art. 12.Indien de toepassing van artikel 6 voor één of meerdere CAAJ's een verschil naar boven of naar beneden met zich meebrengt van de percentages voor de verdeling van de kredieten in verhouding met de verdelingspercentages toegepast in 2004 en opgenomen in bijlage 1, zal dit verschil geleidelijk aan weggenomen worden naar rata van een derde voor ieder jaar gedurende de eerste drie jaren na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.
Art. 14.De Minister tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 juni 2004.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL