gepubliceerd op 27 november 2001
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van bepaalde modaliteiten van erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra
20 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van bepaalde modaliteiten van erkenning en subsidiëring van de vakantiecentra
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;
Gelet op het advies van de "Conseil de la Jeunesse d'Expression française" (Franstalige Jeugdraad), gegeven op 26 mei 2000;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor lichamelijke opvoeding, sport en openluchtrecreatie, gegeven op 22 januari 2000;
Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 maart 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 mei 2001;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap over de aanvraag om advies dat door de Raad van State binnen een termijn van hoogstens één maand te geven is;
Gelet op het advies 31.847/2/V van de Raad van State, gegeven op 6 augustus 2001 en met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Kinderwelzijn, belast met de opvang en de opdrachten toegewezen aan de O.N.E.;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet er verstaan worden onder : 1° "Decreet" : het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;2° "Minister" : de Minister tot wiens bevoegdheid het beleid inzake kinderwelzijn behoort; 3° "O.N.E. » : l'Office de la Naissance et de l'Enfance HOOFDSTUK II. - Procedures voor de erkenning van de vakantiecentra
Art. 2.§ 1. De aanvraag om erkenning of vernieuwing van erkenning van een vakantiecentrum wordt gedaan volgens het formulier waarvan het model zich in bijlage I bevindt. § 2. Een afschrift van het pedagogisch project bedoeld in artikel 7, 3°, van het decreet en een exemplaar van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 7, 8°, van het decreet worden gevoegd bij de aanvraag bedoeld in de eerste paragraaf of gericht tot de O.N.E. door de inrichtende macht van het Centrum indien het erkend is in het kader van het decreet van 20 juni 1980 betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties. § 3. Indien de organisator van het vakantiecentrum geen overheid of lid van een jeugdorganisatie erkend door de Franse Gemeenschap is, voegt hij bovendien een afschrift van de statuten van de vereniging.
Art. 3.De aanvraag om erkenning of om vernieuwing van erkenning wordt ingediend bij de O.N.E. uiterlijk zestig dagen voor het begin van de activiteiten.
Art. 4.De administratie van de O.N.E. onderzoekt het dossier en dient binnen de maand van de indiening van de volledige aanvraag, een voorstel in bij de Minister betreffende de erkenning of de vernieuwing van erkenning.
Art. 5.De Minister beslist over de aanvraag binnen de dertig dagen volgend op de ontvangst van het voorstel gedaan door de O.N.E.
Art. 6.In geval van wijgering van de erkenning of van vernieuwing ervan, heeft de organisator van het vakantiecentrum de mogelijkheid beroep aan te tekenen bij de Regering, binnen de maand na de ontvangst van de negatieve beslissing van de Minister.
De organisator van het vakantiecentrum mag zich eveneens wenden tot de Regering als hij geen antwoord gekregen heeft binnen de termijn bedoeld in artikel 5.
Art. 7.De Regering beslist over het beroep na het advies van de commissie bedoeld in artikel 8 te hebben ingenomen. De adviescommissie geeft advies binnen een termijn van een maand.
Art. 8.Er wordt een adviescommissie ingesteld door de Minister voor een vernieuwbare periode van drie jaar.
De adviescommissie bestaat uit : 1° twee vertegenwoordigers van de Regering; 2° twee vertegenwoordigers van de O.N.E.; 3° één vertegenwoordiger van de Unie van steden en gemeenten;4° één vertegenwoordiger van de dienst voor de jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;5° zes vertegenwoordigers van de "Conseil de la Jeunesse d'Expression française" waarvan één voor de organisatie van de vakantiepleinen, één voor de organisatie van vakantieverblijven en één voor de organisatie van vakantiekampen; De Minister stelt onder zijn leden een voorzitter aan.
De adviescommissie : 1° heeft haar zetel bij de O.N.E.; 2° beraadslaagt en beslist met de absolute meerderheid van de aanwezige leden en achter gesloten deuren;3° vergadert ten minste twee keer per jaar;4° mag op geldige wijze zitting houden ongeacht het quorum op voorwaarde dat minimum drie categorieën van leden vertegenwoordigd zijn;5° moet worden bijeengeroepen binnen een termijn van minimum 5 werkdagen vóór de vergadering;6° is voor de rest belast met het vaststellen van haar eigen huishoudelijk reglement. Het secretariaat van de adviescommissie wordt waargenomen door de O.N.E. De Minister of de O.N.E. mogen zich wenden tot de Adviescommissie voor alle vragen betreffende de toepassing van dit decreet.
Art. 9.Op voorstel van de administratie van de O.N.E., mag de Minister de erkenning van een vakantiecentrum dat niet meer aan de vereisten van het decreet of van dit besluit beantwoordt, intrekken.
Er mag beroep worden aangetekend volgens de procedure bedoeld in de artikelen 6 en 8 van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Modaliteiten van subsidiëring van de vakantiecentra
Art. 10.Elk vakantiecentrum dat voor subsidies in aanmerking wil komen, is ertoe gehouden dit aan te vragen door middel van een formulier waarvan een afschrift zich in bijlage II bevindt.
Art. 11.Het formulier, bedoeld in artikel 10, moet naar de O.N.E. worden teruggestuurd, uiterlijk op 30 april van het lopende jaar voor de vakantie van juli en augustus of dertig dagen vóór de activeiten die op een andere periode plaatshebben.
Art. 12.Binnen de dertig dagen van de ontvangst van het formulier bedoeld in artikel 10, brengt de administratie van de O.N.E. aan de Minister een advies over de aanvraag uit.
Art. 13.De werkingssubsidie bedoeld in artikel 12 van het decreet wordt berekend op basis van een forfait, vermenigvuldigd met het aantal activiteitsdagen en met het aantal aanwezige kinderen.
Art. 14.De subsidie bestemd voor het dekken van de vergoedingskosten voor de gebrevetteerde animators en coördinators, bedoeld in artikel 11 van het decreet, wordt berekend op grond van het in artikel 13 bepaalde forfait vermenigvuldigd met zes voor de gebrevetteerde animators of met tien voor de gebrevetterde coördinators en met het aantal gepresteerde dagen.
Ze wordt maximaal toegekend in verhouding tot de minimale begeleidingsnormen bepaald in artikel 7, 9°, a), b) en c), van het decreet.
Art. 15.Het totaal van de financiële bijdragen van de ouders mag het totaal van de kosten van het vakantiecentrum niet overschrijden, na aftrek van de subsidies die zijn toegekend in het kader van dit besluit en andere eventuele subsidies.
Art. 16.De organisator van het vakantiecentrum moet, uiterlijk één maand na het einde van de gesubsidieerde activiteit, het formulier voor de uitbetaling van subsidies terugsturen, waarvan een afschrift zich in bijlage III van dit besluit bevindt.
Wanneer het begeleidend personeel subsidieerbaar is krachtens artikel 14, wordt een verantwoordingsstuk voor de vergoeding bedoeld in artikel 11 van het decreet door een animator of coördinator gevoegd bij het formulier van de uitbetaling van de subsidies.
Art. 17.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, wordt een provisionele subsidie gelijk aan 50 % van het totaal van de subsidie die het jaar voordien door de O.N.E. is toegekend, uiterlijk op 15 juni van het lopende jaar uitbetaald.
De organisator van het vakantiecentrum over wie een negatief verslag van de inspectie, bedoeld in artikel 24, wordt gemaakt voor de activiteiten die het jaar voordien zullen hebben plaatsgegrepen of die de gekregen subsidies niet zal hebben kunnen verantwoorden, zal geen aanspraak kunnen maken op de provisionele subsidie bedoeld in het eerste lid voor het lopende jaar, voor het geheel of gedeeltelijk. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de subsidies
Art. 18.Het forfait bedoeld in artikel 13 wordt op 50 frank vastgelegd (1,24 euro). Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Minister een vermenigvuldigende coëfficiënt op dit forfait toepassen.
De werkingssubsidie wordt verhoogd met 15 frank (0,37 euro) per dag en per kind voor de organisators die met slaapzalen met genoeg beddengoed, sanitaire installaties en lavabo's permanent ingebouwde wooninfrastructuren gebruiken en aan de normen inzake brandveiligheid en hygiëne voldoen. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen
Art. 19.§ 1. Buiten de begeleidingsnormen bepaald in artikel 7, 9°, van het decreet, is er per - zelfs gedeeltelijk bezette - groep van drie gehandicapte kinderen geïntegreerd als bedoeld in artikel 15 van het decreet, één animator voorzien. § 2. In afwijking van artikel 13, bedraagt de subsidie voor de integratie van gehandicapte kinderen 80 frank (1,98 euro) per kind en per activiteitsdag. § 3. In afwijking van artikel 14, wordt de subsidie voor de dekking van de kosten in verband met de gebrevetteerde animators, maximaal toegekend in verhouding tot de minimale normen bepaald in § 1. § 4. Onder gehandicapt kind moet worden verstaan, de deelnemer aan het vakantiecentrum, tussen 30 maand en 21 jaar oud, die een gedeeltelijke of totale hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren.
Art. 20.§ 1. Onverminderd artikel 7, 9°, a) en d), van het decreet, bedraagt de begeleidingsnorm voor een vakantiecentrum dat georganiseerd wordt voor gehandicapte kinderen, bedoeld in artikel 15 bis van het decreet, één animator voor drie licht gehandicapte kinderen en één animator per zwaar gehandicapt kind. § 2. Eén animator op vier moet houder zijn van een brevet van animator, bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van het decreet, met een specialisatie van minimum veertig uur in de animatie voor gehandicapte kinderen. § 3. In afwijking van artikel 13 bedraagt de subsidie voor de opvang van gehandicapte kinderen : 1° 80 frank (1,98 euro) per kind en per activiteitsdag voor licht gehandicapte kinderen;2° 120 frank (2,97 euro) per kind en per activiteitsdag voor zwaar gehandicapte kinderen; § 4. In afwijking van artikel 14 wordt de subsidie voor de dekking van de kosten betreffende de vergoedingen aan de gebrevetterde animators, maximaal toegekend in verhouding tot de minimale normen bepaald in § 1. § 5. Onder licht gehandicapt kind moet worden verstaan, een deelnemer aan het vakantiecentrum tussen 30 maand en 21 jaar oud, die geen hulp of gedeeltelijke hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet te gaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren, namelijk : 1° de licht of matig mentaal gehandicapte kinderen met een invaliditeit van 50 tot 100 percent;2° de kinderen met een lichte trisomie;3° de kinderen met motorische of gedragsstoornissen. § 6. Onder ernstig gehandicapt kind moet worden verstaan, een deelnemer aan het vakantiecentrum tussen 30 maand en 21 jaar oud, die meer hulp of een volledige hulp nodig heeft om zich te wassen, zich aan te kleden, zich te verplaatsen, naar het toilet tegaan, te eten, te communiceren of bewust te zijn van de gevaren, namelijk : 1° de kinderen die zich niet kunnen verplaatsen zonder de hulp van een derde of zonder rolstoel;2° de kinderen die geen gebruik kunnen maken van hun twee benen of hun twee armen;3° de kinderen die doof, stom of blind zijn;4° de kinderen die ernstige chronische ziekten hebben;5° de mentaal gehandicapten met een IQ onder de 50;6° de autistische kinderen.
Art. 21.Van de bepalingen bedoeld in de artikelen 19 en 20 worden uitgesloten, de diensten en instellingen die erkend of gesubsidieerd worden door een andere overheid voor de opvang en de dagelijkse begeleiding van gehandicapte kinderen.
Art. 22.Het forfait, voor werkingskosten, bedoeld in artikel 13, wordt vermeerderd met 15 frank (0,37 euro) per dag en per kind uit een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu zodra ten minste 30 % van de kinderen uit een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu aan de activiteiten van het vakantiecentrum deelneemt. De organisator van het vakantiecentrum moet een verklaring op erewoord doen over het aantal kinderen uit op sociaal-economisch vlak minder bedeelde milieus. Als kind van een op sociaal-economisch vlak minder bedeeld milieu wordt beschouwd, het kind tussen 30 maand en 15 jaar uit een minder bedeeld familiaal milieu waar ten minste één van de ouders die het kind effectief ten laste heeft, een vervangingsinkomen geniet of van de regelingen inzake sociale bescherming wordt uitgesloten. HOOFDSTUK VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 23.De bedragen van dit besluit zijn jaarlijks gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand voorafgaand aan zijn inwerkingtreding.
Art. 24.De administratie van de O.N.E. neemt de inspectie van de vakantiecentra waar.
Art. 25.Het koninklijk besluit van 18 februari 1961 houdende vaststelling van de voorwaarden tot toekenning door het Nationaal Instituut voor de Lichamelijke Opvoeding en de Sport, van werkingssubsidies voor de speelpleinen wordt opgeheven op 31 december 2000.
Art. 26.Het decreet treedt in werking op 20 september 2001.
Art. 27.Dit besluit treedt in werking op 20 september 2001.
Art. 28.De Minister tot wiens bevoegdheid het Kinderwelzijn behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 september 2001.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, belast met de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET
Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld