Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 01 oktober 2001
gepubliceerd op 27 november 2001

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de homologatievoorwaarden voor de brevetten van animator en coördinator voor vakantiecentra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2001029497
pub.
27/11/2001
prom.
01/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/01/2001029497/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 OKTOBER 2001. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de homologatievoorwaarden voor de brevetten van animator en coördinator voor vakantiecentra


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra, inzonderheid op artikel 5, § 2;

Gelet op het advies van de « Conseil de la Jeunesse d'Expression française de Belgique », gegeven op 26 mei 2000;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven, gegeven op 29 augustus 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 februari 2001;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 2 mei 2001;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid om de sector van de vakantiecentra in de mogelijkheid te stellen om reeds vanaf het bregrotingsjaar 2001 subsidies voor hun activiteiten te krijgen;

Gelet op het advies 32.204/2/V van de Raad van State, gegeven op 13 september 2001 bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport en van de Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. »;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : - de Minister : het Regeringslid tot wiens bevoegdheid de Jeugdzaken behoren; - het decreet : het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra; - het bestuur : de Jeugddienst van de Algemene Directie Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK I. - De homologatievoorwaarden voor de brevetten van animator en coörd inator voor vakantiecentra Afdeling I. - Voorwaarden betreffende het brevet van animator voor

vakantiecentra

Art. 2.Opdat het brevet van animator voor vakantiecentra dat op het einde van een opleiding uitgereikt wordt door het bestuur gehomologeerd wordt, moet deze opleiding aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 3 tot 13 voldoen.

Art. 3.De opleiding moet worden georganiseerd door een instelling die één van de bevoegdverklaringen bedoeld in artikel 20 geniet.

Bij het voorstellen van het opleidingsproject moeten de doelstellingen, de methodes en de inhoud van de opleiding worden verduidelijkt en de opleidingsinstelling worden geïdentificeerd.

Art. 4.De opleidingsinstelling : 1° stelt een pedagogische ploeg op die het pedagogisch project moet bepalen en regelmatig evalueren;2° stelt een begeleidende ploeg op, bestaande uit opleiders, die door de pedagogische ploeg moet worden gemachtigd om verantwoordelijk te zijn voor een periode van theoretische opleiding.

Art. 5.De evaluatie van de theoretische en praktische opleidingen van de stagiair, tijdens en na de opleiding, wordt doorgevoerd in samenspraak met de stagiairs door de begeleidende ploeg in samenwerking met de pedagogische ploeg. De stagiairs in opleiding zijn actieve partners in dit evaluatieproces.

Art. 6.Op het einde van de opleiding legt de opleidingsinstelling de volledige lijst voor van de deelnemers aan de opleiding, de notulen van de beraadslaging en haar voorstellen van brevetten aan het bestuur voor homologatie door de Minister. Het bestuur stelt het model op van deze brevetten.

Art. 7.De praktische opleidingsperiodes moeten plaatshebben in vakantiecentra die erkend zijn krachtens het decreet of die aan de voorwaarden van het decreet voldoen met de toestemming van het bestuur.

In afwijking van het vorige lid mag het bestuur als plaats van praktische opleiding vakantiecentra erkennen die niet aan de begeleidingsvoorwaarden voldoen die bepaald zijn in het decreet.

Art. 8.Gedurende de periodes van theoretische opleiding, moet de begeleiding van de deelnemers waargenomen worden door ten minste : 1° 2 opleiders voor 8 tot 23 deelnemers;2° 3 opleiders voor 24 tot 31 deelnemers;3° 4 opleiders voor 32 tot 45 deelnemers. In het theoretisch opleidingsproces worden er in aanmerking genomen : 1° een periode, als er tenminste 8 en ten hoogste 45 deelnemers zijn;2° een dag als de duur ervan tussen 8 en 11 uur begrepen is;3° een periode in verblijf als er ten minste twee volle dagen en één nacht in begrepen zijn.

Art. 9.De deelnemers aan de opleiding moeten de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op de eerste dag van de theoretische opleiding en de volle leeftijd van 17 jaar op de eerste dag van één van de periodes van praktische opleiding.

Art. 10.De begeleidende ploeg, bedoeld in artikel 4, moet bestaan uit opleiders waarvan ten minste de helft houder is van een brevet van animator voor vakantiecentra.

Art. 11.De gehele opleiding verloopt binnen een periode van maximaal 36 maanden.

De theoretische opleiding bedraagt 150 uur in verblijf die ingedeeld zijn in maximaal 4 periodes, onderbroken door één periode van praktische opleiding, of in maximaal 6 periodes, onderbroken door twee periodes van praktische opleiding.

Op het einde van de opleiding is er een evaluatie buiten praktisch terrein.

De opleiding begint met een theoretische fase, buiten praktisch terrein, van 80 tot 100 uur, waarvan een ononderbroken periode van ten minste 40 uur. Deze fase gaat de praktische opleiding vooraf.

De praktische opleiding bedraagt ten minste 150 uur achtereen in een verblijf, een kamp of een vakantieplein. Wanneer het over een vakantieverblijf of -kamp gaat, neemt de opleiding plaats in verblijf.

Deze opleiding mag ook verlopen in twee achtereenvolgende periodes van ten minste 100 uur of indien de stagiairs groepen animeren van meer dan 30 maanden en minder dan 8 jaar, van ten minste 75 uur.

Art. 12.De opleiding moet ten minste over de volgende onderwerpen handelen : 1° de kennis van zichzelf;2° de kennis van de kinderen en de jongeren, meer bepaald de aspecten van het alledaagse leven, de leefritmes en hun behoeften alsmede het vertrouwd maken met psychologische, fysiologische, sociale en culturele specificiteiten;3° de opvoeding van de kinderen en jongeren tot waarden als vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid;4° het gemeenschapsleven, de relaties binnen een groep en het beheer ervan, de communicatie tussen personen;5° het spel, de uitdrukking en de creativiteit, de culturele ontwaking;6° de actieve opvoedingsmethodes, het organiseren van activiteiten;7° de veiligheid, de hygiëne, eerste hulp;8° het welzijn en de mishandeling van de kinderen en de jongeren;9° de rollen en functies, de gedragscode en de verantwoordelijkheid van de animator;10° het werken in ploegverband;11° het beheer van een vakantiecentrum, het uitlenen van materiaal, de verzekeringen;12° de instellingen en het beleid inzake kinderwelzijn en jeugd binnen de Franse Gemeenschap. De bijzonderheden van de personen in opleiding mogen het relatief belangrijk karakter van elk onderdeel verantwoorden. Afdeling II. - Voorwaarden betreffende het brevet van coördinator voor

vakantiecentra

Art. 13.Opdat de brevetten van coördinator voor vakantiecentra die op het einde van een opleiding worden uitgereikt, gehomologeerd worden, moet deze opleiding aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 3 tot 8 en 14 tot 18 voldoen.

Art. 14.De opleiding van coördinator voor vakantiecentra moet als doel hebben een animator voor vakantiecentra in staat te krijgen de verantwoordelijkheid en de toepassing van het sociaal-opvoedend project ontwikkeld in vakantiecentra, te verzekeren.

Art. 15.De begeleidende ploeg, bedoeld in artikel 4, moet bestaan uit opleiders waarvan ten minste de helft titularis is van een brevet van animator voor vakantiecentra en waarvan ten minste één titularis is van het brevet van coördinator voor vakantiecentra.

Art. 16.De deelnemers aan de opleiding moeten : 1° de volle leeftijd van 18 jaar hebben bereikt op de eerste dag van de theoretische opleiding;2° nadat het brevet van animator voor vakantiecentra werd gehaald, het bewijs leveren van een nuttige ervaring van 100 uur in vakantiepleinen of -verblijven;3° met de opleiding uiterlijk 24 maanden na het einde van deze nuttige ervaring beginnen.

Art. 17.De volledige opleiding verloopt over een periode van minimaal één jaar en maximaal drie jaar.

De theoretische opleiding bedraagt 150 uur waarvan minimum 120 uur in verblijf en wordt onderbroken door ten minste twee periodes van praktische opleiding. De opleiding eindigt met ten minste 8 uur collectieve evaluatie buiten praktisch terrein.

De opleiding bevat a) een sessie theoretische opleiding buiten animatieterrein van 80, uur waarvan een periode van minimum 30 uur achtereen of twee periodes van ten minste 20 uur achtereen, voorafgaand aan alle praktische opleiding en waarvan minimum 8 uur na deze;b) een sessie praktische opleiding van 75 uur achtereen in vakantiepleinen of -verblijven, permanent onder supervisie van een gebrevetteerde coördinator.Gedurende de eerste twee jaren van toepassing van dit besluit, mag de supervisie worden toegewezen aan een candidaat-coördinator ingeschreven op één van de sessies in d) hieronder bedoeld; c) een sessie theoretische opleiding buiten animatieterrein van 70 uur waarvan een periode van minstens 20 uur achtereen die de 2de praktische stage voorafgaan en minimum 8 uur na deze stage;d) een sessie praktische opleiding van 75 uur achtereen als volwaardige coördinator voor vakantiepleinen en -verblijven.

Art. 18.De opleiding moet over de volgende onderwerpen handelen : 1° De coördinator in zijn pedagogische functie : a) het beheer van de ploeg animators, de begeleiding van de animators, de pedagogische steun en de vormende evaluatie inbegrepen;b) het pedagogisch project;c) het gedrag, de rol, het statuut en de functies van de coördinator, zijn relatie met de deelnemers aan de vakantiecentra of met de organisator;2° de coördinator in zijn functie van bestuurder en beheerder : a) de veiligheid en de hygiëne van de kinderen en jongeren;b) de externe reglementering : kennis van de wetgeving, van de reglementen en criteria op de gebieden van het jonge kind, het kind, de jeugd, het leven in open lucht;c) het beheer en het bestuur van een vakantiecentrum meer bepaald de verzekeringen, de relaties met de organisator van het vakantiecentrum, de betrekkingen met het personeel;3° de coördinator in relatie met de buitenwereld en de openbare machten : a) de relaties met de opvangplaats, de ouders, de gemeentelijke overheid, de vertegenwoordigers van openbare machten, de media;b) de jeugdbeleiden en -programma's binnen de Franse Gemeenschap van België. HOOFDSTUK II. - Gelijkwaardigheid

Art. 19.De gelijkwaardigheid met één van de brevetten bedoeld in dit besluit wordt vóór de inwerkingtreding van dit besluit aan een bekwaamheidsbewijs toegekend indien dat bekwaamheidsbewijs toegekend werd ten gevolge van een opleiding die aan de vereisten bedoeld in de artikelen 3 tot 12 of 13 tot 16 voldoen.

In afwijking daarvan, mag het bestuur gedurende de eerste twee jaren van toepassing van dit besluit, de voorstellen van gelijkwaardigheid ten gunste van bekwaamheidsbewijzen die aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid niet voldoen, aan de Minister onderwerpen ter goedkeuring. Deze voorstellen houden rekening met de opleidingscursus en de ervaring opgelopen door de titularis sinds zijn ontvangst. HOOFDSTUK III. - Machtiging van de organisators van theoretische opleiding en intrekking van de machtiging

Art. 20.Een instelling verkrijgt de machtiging langs het bestuur als organisator van de theoretische opleiding van animator of coördinator voor vakantiecentra als zij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° een openbare macht of een instelling zijn die opgericht is als vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 of een andere vereniging die het streven naar een materiële winst verwerpt, met een maatschappelijke zetel gevestigd in het Waalse Gewest, met uitzondering van de gemeenten bedoeld in artikel 5 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1996 of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;2° erkend zijn in staat te zijn voor het geheel van de theoretische opleiding te zorgen en deze opleiding te verwezenlijken in functie van de animatiebehoeften en in verbinding met de organisators van het vakantiecentrum;3° zich ertoe verbinden de regels betreffende het brevet van animator of coördinator van vakantiecentra na te leven;4° zich te onderwerpen aan alle controles gevoerd door het bestuur.

Art. 21.De bevoegdverklaring wordt ingetrokken door de Minister aan de instelling die één of meerdere criteria van bevoegdverklaring niet naleeft. HOOFDSTUK IV. - Procedures Afdeling I. - De procedures van bevoegdverklaring, homologatie en

gelijkwaardigheid

Art. 22.De instellingen dienen hun aanvragen om bevoegdverklaring, homologatie en gelijkwaardigheid bij het bestuur in.

Art. 23.De aanvraag om bevoegdverklaring begrijpt ten minste : 1° de voorstelling van de verzoekende instelling, bestaande uit : a) de juridische en administratieve inlichtingen die haar betreffen : samenstelling van de bestuursorganen, statuten of intern reglement, algemeen organisatieschema, vestiging van de diensten;b) een beschrijving van de doelstellingen en van de methodologie van de opleidingen van animators of coördinators voor vakantiecentra;c) zo nodig, een balans (aard en aantal georganiseerde opleidingen, aantal gevormde stagiairs of die geen brevet hebben behaald, redenen voor de weigeringen) van de opleidingen van animators of coördinators voor vakantiecentra;d) van het aantal, de kwalificatie en identiteiten van de opleiders belast met de begeleiding van de theoretische opleidingen.Deze opleidingen worden zo nodig geactualiseerd; 2° de voorstelling van het progamma van de opleiding.

Art. 24.De aanvraag om bevoegdverklaring omvat ten minste : 1° alle stukken die bewijzen dat de opleiding beantwoordt aan de bepalingen door dit besluit opgesteld;2° het bewijs van de effectieve deelneming van elke kandidaat aan de hele opleiding;3° de brevetten waarvan de homologatie is gevraagd.

Art. 25.De aanvraag om gelijkwaardigheid wordt ingediend door de instelling die het bekwaamheidsbewijs ofwel op eigen initiatief heeft gegeven, ofwel op aanvraag van de titularis van het bekwaamheidsbewijs voor wie een gelijkstelling wordt gevraagd.

Ze begrijpt ten minste : 1° het gevolgde opleidingsprogramma;2° alle bijkomende informatie die nuttig is voor de beoordeling van het dossier. Ingeval de instelling die het bekwaamheidsbewijs toegekend heeft, verdwenen is, mag de titularis van het bekwaamheidsbewijs persoonlijk de aanvraag om gelijkwaardigheid aanvragen volgens de bepalingen bedoeld in het eerste lid.

Art. 26.Het bestuur beslist over de aanvragen om homolgatie of gelijkwaardigheid binnen een termijn van drie maanden vanaf het in overweging nemen ervan. Indien dit niet gebeurt, wordt de beslissing geacht met de aanvraag in overeenstemming te zijn.

Een aanvraag wordt in overweging genomen zodra ze volledig is opgesteld; het bestuur licht de instelling in over de datum waarop de aanvraag in overweging wordt genomen. Afdeling II. - De procedure van het intrekken van het

bekwaamheidsbewijs

Art. 27.Wanneer het bestuur acht dat aan een instelling haar bevoegdverklaring moet worden ingetrokken, stuurt het haar een aangetekende brief waarin vemeld is dat een procedure voor intrekking van de bevoegdverklaring tegen haar wordt gevoerd en aan welke criteria van erkenning deze instelling niet meer voldoet.

Vanaf de ontvangst van die brief beschikt de instelling over vijftien werkdagen om de informatie die ze als nuttig beschouwt aan het bestuur door te geven.

Na deze termijn geeft het bestuur een voorstel van beslissing betreffende het intrekken van de bevoegdverklaring aan de Minister door. De Minister neemt zijn beslissing binnen de maand.

Art. 28.De beslissing heeft uitwerking met ingang van de datum van de kennisgeving ervan. Afdeling III. - De procedure van beroep

Art. 29.Een instelling mag beroep aantekenen tegen een beslissing van weigering of intrekking van bevoegdverklaring, van weigering van homologatie of weigering van gelijkwaardigheid.

Deze beroepen moeten binnen de 15 werkdagen die op de kennisgeving van de beslissing volgen, bij de Minister worden ingediend.

Binnen deze termijn deelt hij per aangetekende brief de informatie ter staving van zijn beroep aan de Minister mee.

Art. 30.Vanaf de ontvangst van het beroep beschikt de Minister over dertig werkdagen om van zijn beslissing kennis te geven. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 20 september 2001.

Art. 32.De Minister tot wiens bevoegdheid het Kinderwelzijn behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 oktober 2001.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : R. DEMOTTE, De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport J.-M. NOLLET, De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. ».

^