gepubliceerd op 10 oktober 2000
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen
20 JULI 2000. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet houdende regeling voor de Franse Gemeenschap van de toekenning van de studietoelagen en -leningen, gecoördineerd op 7 november 1983, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het besluit van 26 april 1993 houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen, gewijzigd bij het besluit van 12 mei 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende verschillende maatregelen inzake studietoelagen en leningen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 juni 2000;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor studietoelagen en leningen, gegeven op 23 juni 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 4 juli 2000;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid verantwoord om volgende redenen : - het is onontbeerlijk zo vlug mogelijk de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de aanpassing van de grenzen van de maximale inkomsten die toelaten studietoelagen toe te kennen; - het is nodig de kandidaten voor het behalen van een beurs te kunnen inlichten over de nieuwe voorwaarden die hen toelaten hun aanvraag in te dienen. Deze moet ingediend zijn vóór 31 oktober 2000; - bovendien moet de Administratie de tijd krijgen om de informatie op een breed vlak te verspreiden; - de Regering moet een beslissing nemen tussen het uitbrengen van een advies door de Hoge Raad voor studietoelagen en -leningen en het einde van de werkzaamheden van de Regering; - het was niet mogelijk de voorstellen over de gewenste wijzigingen bij de Regering vroeger in te dienen. Het advies van de Hoge Raad voor studietoelagen en -leningen is inderdaad vereist. Welnu, deze Raad moest hernieuwd worden: zijn mandaat van 4 jaar is ten einde gelopen.
Men heeft het volgend probleem moeten oplossen : de samenstelling van de afvaardiging van de studenten van het hoger onderwijs in de Raad moest grondig herzien worden, daar de huidige erkenning van de representatieve studentenorganisaties de heraanstelling van de vorige delegatie onmogelijk maakt; - de loongrenzen boven welke een studietoelage niet wordt toegekend werden niet meer geïndexeerd sedert 1991. Bijgevolg worden er tal van aanvragen elk jaar geweigerd om de eenvoudige reden dat de lonen geïndexeerd zijn. Het is dus onontbeerlijk zo snel mogelijk de nodige maatregelen te treffen voor de aanpassing van de loongrenzen van de maximale inkomsten die toelaten studietoelagen toe te kennen;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 12 juli 2000, in toepassing van artikel 84, lid 1, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1, § 1, lid 1 van het besluit van 26 april 1993 van de Executieve van de Franse Gemeenschap houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen, worden 1°, 2° en 3° vervangen door de volgende bepalingen : « 1° Voor de eerste twee jaren van het secundair onderwijs : - 224.900 BF wanneer de kandidaat persoonlijk instaat voor zijn onderhoud; - 359.700 BF wanneer hij een persoon ten laste heeft; - 472.200 BF wanneer hij twee personen ten laste heeft; - 573.400 BF wanneer hij drie personen ten laste heeft; - 663.300 BF wanneer hij vier personen ten laste heeft; - 741.900 BF wanneer hij vijf personen ten laste heeft; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 78.000 BF voor iedere bijkomende persoon ten laste, boven de vijfde. 2° Voor het 3e, 4e, 5e, 6e en 7e en de voorbereidende jaren op het hoger onderwijs : - 314.800 BF wanneer de kandidaat persoonlijk instaat voor zijn onderhoud; - 539.600 BF wanneer hij een persoon ten laste heeft; - 719.500 BF wanneer hij twee personen ten laste heeft; - 888.100 BF wanneer hij drie personen ten laste heeft; - 1.045.500 BF wanneer hij vier personen ten laste heeft; - 1.191.700 BF wanneer hij vijf personen ten laste heeft; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 145.500 BF voor iedere bijkomende persoon ten laste, boven de vijfde. 3° Voor de overige studieniveaus bedoeld bij artikel 1 van het voormeld decreet van 1 november 1983, met inbegrip van het bijkomend secundair beroepsonderwijs : - 367.000 BF wanneer de kandidaat persoonlijk instaat voor zijn onderhoud; - 596.400 BF wanneer hij een persoon ten laste heeft; - 779.800 BF wanneer hij twee personen ten laste heeft; - 951.900 BF wanneer hij drie personen ten laste heeft; - 1.112.300 BF wanneer hij vier personen ten laste heeft; - 1.261.400 BF wanneer hij vijf personen ten laste heeft; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 149.200 BF voor iedere bijkomende persoon ten laste, boven de vijfde. »
Art. 2.In artikel 1, § 1, lid 1 van het besluit van 26 april 1993 van de Executieve van de Franse Gemeenschap houdende vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van de criteria voor de bepaling van de bedragen van de studietoelagen, worden 1°, 2° en 3° vervangen door de volgende bepalingen : « 1° Voor de eerste twee jaren van het secundair onderwijs : - 240.600 BF wanneer de kandidaat persoonlijk instaat voor zijn onderhoud; - 384.900 BF wanneer hij een persoon ten laste heeft; - 505.300 BF wanneer hij twee personen ten laste heeft; - 613.500 BF wanneer hij drie personen ten laste heeft; - 709.700 BF wanneer hij vier personen ten laste heeft; - 793.800 BF wanneer hij vijf personen ten laste heeft; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 84.300 BF voor iedere bijkomende persoon ten laste, boven de vijfde. 2° Voor het 3e, 4e, 5e, 6e en 7e en de voorbereidende jaren op het hoger onderwijs : - 336.800 BF wanneer de kandidaat persoonlijk instaat voor zijn onderhoud; - 577.400 BF wanneer hij een persoon ten laste heeft; - 769.900 BF wanneer hij twee personen ten laste heeft; - 950.300 BF wanneer hij drie personen ten laste heeft; - 1.118.700 BF wanneer hij vier personen ten laste heeft; - 1.275.100 BF wanneer hij vijf personen ten laste heeft; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 155.700 BF voor iedere bijkomende persoon ten laste, boven de vijfde. 3° Voor de overige studieniveaus bedoeld bij artikel 1 van het voormeld decreet van 1 november 1983, met inbegrip van het bijkomend secundair beroepsonderwijs : - 393.700 BF wanneer de kandidaat persoonlijk instaat voor zijn onderhoud; - 638.100 BF wanneer hij een persoon ten laste heeft; - 834.400 BF wanneer hij twee personen ten laste heeft; - 1.018.500 BF wanneer hij drie personen ten laste heeft; - 1.190.200 BF wanneer hij vier personen ten laste heeft; - 1.349.700 BF wanneer hij vijf personen ten laste heeft; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 159.600 BF voor iedere bijkomende persoon ten laste, boven de vijfde. »
Art. 3.Dit besluit treedt in werking, wat artikel 1 betreft, op 1 september 2000 en wat artikel 2 betreft op 1 september 2001.
Art. 4.De Minister tot wiens bevoegdheid het hoger onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 juli 2000.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, F. DUPUIS