Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 12 januari 1998
gepubliceerd op 03 maart 1998

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het administratief statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch en kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap, van de internaten die van die inrichtingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1998029097
pub.
03/03/1998
prom.
12/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/12/1998029097/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JANUARI 1998. Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het administratief statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch en kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap, van de internaten die van die inrichtingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, gewijzigd bij de wetten van 31 maart 1967, 6 juli 1970, 27 juli 1971, 11 juli 1973, 19 december 1974, 18 februari 1977 en 2 juli 1981, bij het koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984, bij de wet van 31 juli 1984, bij het koninklijk besluit van 28 september 1984, bij het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 en bij de decreten van 26 juni 1992, 18 mei 1993 en 27 december 1993;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juli 1989, 22 juli 1969, 31 juli 1969, 22 april 1971, 7 maart 1979, 1 augustus 1984, bij de besluiten van de Executieve van 2 oktober 1991, 24 augustus 1992, bij het decreet van 19 juli 1993 en bij de besluiten van de Regering van 4 juli 1994, 16 januari 1995, 7 april 1995 en 24 oktober 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 maart 1971, 18 maart 1976, 4 april 1980 en 27 mei 1981, bij het koninklijk besluit nr. 69 van 20 juli 1982, bij de koninklijke besluiten van 16 februari 1983, 1 september 1983, 1 augustus 1984 en 11 december 1987, bij de besluiten van de Executieve van 26 juli 1989, 14 augustus 1991, 24 september 1991, 27 september 1991, 24 augustus 1992 en 17 februari 1993 en bij de besluiten van de Regering van 10 juni 1993, 19 juli 1993, 4 juli 1994, 7 april 1995, 9 januari 1996, 30 april 1996, 28 juni 1996, 24 oktober 1996 en bij het decreet van 24 juni 1996;

Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, inzonderheid op artikel 12, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 24 augustus 1992 en bij de besluiten van de Regering van 10 juni 1993, 16 januari 1995, 9 januari 1996 en 30 augustus 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 april 1969 tot vaststelling van de lichamelijke geschiktheid vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 maart 1970, 23 november 1970, bij de besluiten van de Executieve van 31 augustus 1992 en bij de besluiten van de Regering van 4 juli 1994 en 16 januari 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Executieve van 9 november 1989, 20 november 1989 en bij de besluiten van de Regering van 10 juni 1993 en 30 augustus 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de wervings- en selectieambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een bevorderingsambt in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel der rijksonderwijsinrichtingen, gewijzigd bij de besluiten van de Executieve van 24 augustus 1992 en 31 augustus 1992 en bij de besluiten van de Regering van 4 juli 1994, 13 september 1994 en 16 januari 1995;

Gelet op het protocol van 7 november 1997 van Sectorcomité IX;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 juli 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 2 oktober 1997;

Gelet op de door de Regering van de Franse Gemeenschap na de beraadslaging van 7 november 1997 getroffen beslissing betreffende de aanvraag om advies dat door de Raad van State binnen een termijn van één maand te verstrekken is;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 december 1997 bij toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, en van de Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen

Artikel 1.In het opschrift van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, worden de woorden « , onderwijs voor sociale promotie » ingevoegd tussen het woord « kunstonderwijs » en de woorden « en hoger onderwijs buiten de universiteit ».

Art. 2.In het voormelde besluit van 2 oktober 1968 wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 5bis.Onderwijs voor sociale promotie wordt verstrekt in de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie.

Het onderwijs voor sociale promotie wordt ingedeeld in vijf onderwijsgraden : de lagere secundaire graad, de hogere secundaire graad, de hogere graad van het korte type, de hogere graad van het lange type en de technische hogere graad van de tweede graad van het tweede stelsel.

De vijf onderwijsgraden kunnen worden verstrekt door één zelfde inrichting voor sociale promotie. »

Art. 3.In het voormelde besluit van 2 oktober 1968 wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 6bis.De ambten die in het onderwijs voor sociale promotie worden uitgeoefend zijn verschillend van de ambten die worden uitgeoefend in het onderwijs met volledig leerplan. »

Art. 4.In het voormelde besluit van 2 oktober 1968 wordt een artikel 6ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 6ter.De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie mogen uitoefenen, worden hierna vastgesteld en gerangschikt in wervingsambten, selectieambten en bevorderingsambten : 1° In het secundair onderwijs voor sociale promotie van de lagere graad, zijn de wervingsambten : a) leraar algemene vakken;b) leraar bijzondere vakken;c) leraar technische vakken;d) praktijkleraar;e) leraar technische vakken en beroepspraktijk.2° In het secundair onderwijs voor sociale promotie van de hogere graad, zijn de wervingsambten : a) leraar algemene vakken;b) leraar psychologie, opvoedkunde en methodiek;c) leraar bijzondere vakken;d) leraar technische vakken;e) praktijkleraar;f) leraar technische vakken en beroepspraktijk.3° In het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, zijn de wervingsambten : a) leraar algemene vakken;b) leraar psychologie, opvoedkunde en methodiek;c) leraar bijzondere vakken;d) leraar technische vakken;e) praktijkleraar;f) leraar technische vakken en beroepspraktijk;g) leraar wijsbegeerte.4° In het hoger onderwijs van het lange type voor sociale promotie, zijn de wervingsambten : a) docent;b) assistent;c) hoogleraar;d) werkleider;e) hoofd van een studiebureau.5° In het technisch hoger onderwijs van de tweede graad voor sociale promotie en van het tweede stelsel, zijn de wervingsambten : a) leraar algemene vakken;b) leraar technische vakken;c) praktijkleraar.6° In het onderwijs voor sociale promotie : a) is het bevorderingsambt : - directeur;b) zijn de selectieambten : - werkmeester, - onderdirecteur.»

Art. 5.In het voormelde besluit van 2 oktober 1968 wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 7bis.De ambten die de leden van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie mogen uitoefenen, worden hierna vastgesteld en gerangschikt in wervingsambten en selectieambten : 1° Wervingsambt : a) studiemeester-opvoeder.2° Selectieambt : a) opvoeder-huismeester;b) directiesecretaris ».

Art. 6.In het voormelde besluit van 2 oktober 1968 wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 10bis.De ambten die de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap mogen uitoefenen, worden vastgesteld en gerangschikt als volgt : 1° In het secundair onderwijs van de lagere graad : a) inspecteur algemene vakken;b) inspecteur technische vakken en beroepspraktijk.2° In het secundair onderwijs van de hogere graad en in het hoger onderwijs : a) inspecteur algemene vakken;b) inspecteur psychologie, opvoedkunde en methodiek;c) inspecteur technische vakken en beroepspraktijk.» HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 7.In het opschrift van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, na het woord « normaalonderwijs », worden de woorden « , en onderwijs voor sociale promotie » ingevoegd.

Art. 8.. In artikel 1, lid 1 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969, worden, na het woord « normaalonderwijs », de woorden « , en onderwijs voor sociale promotie » ingevoegd.

Art. 9.In artikel 14ter, § 2, 2° van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, tussen de woorden « in vast verband benoemd zijn » en de woorden « en door de Minister worden aangewezen », worden de woorden « in het onderwijs met volledig leerplan » ingevoegd.

Art. 10.In artikel 14quater, § 2, 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, tussen de woorden « in vast verband benoemd zijn » en de woorden « binnen de zone », worden de woorden « in het onderwijs met volledig leerplan » ingevoegd.

Art. 11.In het voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969 wordt een artikel 14quinquies, luidend als volgt, ingevoegd : « Art. 14quinquies. § 1. Voor het geheel van de tien aanstellingszones bedoeld bij artikel 14bis, wordt een interzonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie opgericht.

De interzonale aanstellingscommissie voor het onderwijs voor sociale promotie brengt adviezen uit aan de Minister in de gevallen bedoeld in artikel 14ter, § 1, lid 2. § 2. De interzonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie wordt samengesteld uit : 1° een voorzitter, die de directeur-generaal is van de Algemene Directie personeel, statuten, administratieve organisatie en buitengewoon onderwijs;2° een ondervoorzitter, die de ambtenaar-generaal is tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort;3° vier werkende leden en vier plaatsvervangende leden aangewezen door de Minister onder de vastbenoemde personeelsleden van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap;4° vier werkende leden en vier plaatsvervangende leden aangewezen door de vakorganisaties. De Minister stelt de leden van de interzonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie aan voor een duur van vier jaar. In geval van overlijden of van ontslag tijdens het mandaat, stelt de Minister een nieuw lid aan, dat het lopend mandaat voleindigt. § 3. De nadere regels voor de werking van de interzonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie worden in artikel 14ter, § 3, bepaald. »

Art. 12.In het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969 wordt een artikel 14sexies, luidend als volgt, ingevoegd : « Art. 14sexies. § 1. In iedere aanstellingszone bedoeld bij artikel 14bis, wordt een zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie opgericht.

De zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie brengt adviezen uit aan de Minister in de gevallen bedoeld in artikel 14quater, § 1, lid 2. § 2. De zonale aanstellingscommissie wordt samengesteld uit : 1° een voorzitter, aangesteld door de Minister;2° vier werkende leden en vier plaatsvervangende leden aangewezen door de Minister onder de personeelsleden die definitief aangesteld zijn voor het onderwijs voor sociale promotie binnen de zone;3° vier werkende leden en vier plaatsvervangende leden aangewezen door de vakorganisaties. Met een tweederde meerderheid kan de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie plaatsvervangende leden machtigen de vergaderingen met raadgevende stem bij te wonen.

De Minister stelt de leden van elke zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie aan voor een duur van vier jaar.

In geval van overlijden of ontslag tijdens het mandaat, stelt de Minister een nieuw lid aan, dat het lopende mandaat voleindigt. § 3. De nadere regels voor de werking van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie worden in artikel 14quater, § 3, bepaald. »

Art. 13.In artikel 30 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt een nieuw lid, luidend als volgt, ingevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie bedraagt het aantal dagen bedoeld in lid 1 minstens 450 gepresteerde dagen, als hoofdambt, tijdens de laatste drie schooljaren die voorafgaan aan het jaar van de oproep, in het in aanmerking genomen ambt en in één of meerdere inrichtingen van de Franse Gemeenschap. »

Art. 14.In artikel 39 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt een punt e), luidend als volgt, ingevoegd : « e) bestaat in het onderwijs voor sociale promotie, in afwijking van de punten b) en c), het aantal dagen gepresteerd als tijdelijk personeelslid in een ambt uit : 1° 300 dagen, indien de verrichte diensten minstens 50 % vertegenwoordigen van het aantal lestijden die nodig zijn per jaar om tot een volledige opdracht in dit ambt te komen;2° 150 dagen, indien de verrichte diensten minstens 50 % vertegenwoordigen van het aantal lestijden die nodig zijn per jaar om tot een volledige opdracht in dit ambt te komen.»

Art. 15.In artikel 48 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, lid 1 : tussen de woorden « aan de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie » en de woorden « binnen dezelfde termijn », worden de volgende woorden ingevoegd : « of, naargelang van het geval, aan de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie »;2° in paragraaf 3, lid 1, tussen de woorden « aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie » en de woorden « binnen dezelfde termijn », worden de volgende woorden ingevoegd : « of, naargelang van het geval, aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie ».

Art. 16.In artikel 80 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, lid 1, tussen de woorden « aan de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie » en de woorden « binnen dezelfde termijn », worden de volgende woorden ingevoegd : « of, naargelang van het geval, aan de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie »;2° in paragraaf 3, lid 1, tussen de woorden « aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie » en de woorden « binnen dezelfde termijn », worden de volgende woorden ingevoegd : « of, naargelang van het geval, aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie van het onderwijs voor sociale promotie ».

Art. 17.In artikel 83 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt een nieuw lid, luidend als volgt, ingevoegd : « In afwijking van lid 1, 2°, in het onderwijs voor sociale promotie, mag het personeelslid een ambt uitoefenen dat gelijkwaardig is met minstens een halve opdracht in dit type onderwijs. »

Art. 18.In artikel 84 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt een nieuw lid, luidend als volgt, ingevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie, worden enkel in aanmerking genomen de werkelijke diensten gepresteerd als hoofdambt in dit type onderwijs. »

Art. 19.In artikel 85 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt een punt g), luidend als volgt, ingevoegd : « g) tellen, in het onderwijs voor sociale promotie, in afwijking van de punten a), b) en c), de werkelijke diensten gepresteerd als tijdelijk personeelslid of anders dan tijdelijk personeelslid, in een ambt, voor een anciënniteit gelijk aan : 1° 360 dagen, indien de verrichte diensten minstens 50 % vertegenwoordigen van het aantal lestijden die nodig zijn per jaar om tot een volledige opdracht in dit ambt te komen;2° 180 dagen, indien de verrichte diensten minstens 50 % vertegenwoordigen van het aantal lestijden die nodig zijn per jaar om tot een volledige opdracht in dit ambt te komen.»

Art. 20.In artikel 97 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van lid 1, 2°, in het onderwijs voor sociale promotie, mag het lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel een ambt uitoefenen dat gelijkwaardig is met minstens een halve opdracht als hoofdambt in dit type onderwijs. »

Art. 21.In artikel 99 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt een nieuw lid, luidend als volgt, ingevoegd : « In het onderwijs voor sociale promotie, worden enkel in aanmerking genomen de werkelijke diensten gepresteerd als hoofdambt in dit type onderwijs. ».

Art. 22.In artikel 100 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, worden de woorden « en f) » vervangen door de woorden « f) en g) ».

Art. 23.In artikel 136 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 maart 1969, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in lid 1, wordt het woord « twaalf » door het woord « veertien » vervangen, 2° lid 1 wordt als volgt aangevuld : « 13° De dertiende commissie onderzoekt de zaken betreffende de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en de leden van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie, die titularis zijn van een wervingsambt of een selectieambt;14° De veertiende commissie onderzoekt de zaken betreffende de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het onderwijs voor sociale promotie, die titularis zijn van een bevorderingsambt.» HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen

Art. 24.In het opschrift van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, worden de woorden « en hoger onderwijs voor sociale promotie » ingevoegd na de woorden « niet-universitair hoger onderwijs ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 tot vaststelling van de lichamelijke geschiktheid vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen

Art. 25.In het opschrift van het koninklijk besluit tot vaststelling van de lichamelijke geschiktheid vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, worden de woorden en « onderwijs voor sociale promotie » ingevoegd tussen de woorden « kunstonderwijs » en « normaalonderwijs ».

Art. 26.In artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit van 22 april 1969 worden de woorden « en van het onderwijs voor sociale promotie » ingevoegd na het woord « rijksonderwijs ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd

Art. 27.In het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 1bis.Om in de in de tabel van bijlage 1 bij dit besluit vermelde selectieambten van de categorie bestuurs- en onderwijzend personeel en opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie benoemd te kunnen worden, moeten de personeelsleden, in het onderwijs voor sociale promotie, titularis zijn van één van de wervingsambten vermeld tegenover het te begeven selectieambt. » HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs

Art. 28.In artikel 2, lid 4, van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs worden de woorden « en d) » vervangen door de woorden « , d) en e) ».

Art. 29.In het voormelde koninklijk besluit van 22 juli 1969 wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 8bis. § 1. Vanaf 1 maart 1998 zullen de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het onderwijs met volledig leerplan en in het onderwijs voor sociale promotie in een specifieke rangschikking worden opgenomen.

Vanaf 1 september 1998 zullen de in het onderwijs voor sociale promotie gepresteerde dagen alleen in aanmerking worden genomen voor de rangschikking van de kandidaten die opgemaakt is voor dit type onderwijs overeenkomstig lid 1.

Vanaf dezelfde datum zullen de in het onderwijs met volledig leerplan gepresteerde dagen alleen in aanmerking worden genomen voor de rangschikking van de kandidaten die opgemaakt is voor dit type onderwijs overeenkomstig lid 1. § 2. In het onderwijs met volledig leerplan en in het onderwijs voor sociale promotie, behouden de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling het voordeel van hun rangschikking opgemaakt op de datum van 1 maart 1998. » HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de wervings- en selectieambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een bevorderingsambt in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel der rijksonderwijsinrichtingen

Art. 30.In het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de wervings- en selectieambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een bevorderingsambt in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel der rijksonderwijsinrichtingen wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 1bis.Om in de bevorderingsambten van de categorie bestuurs- en onderwijzend personeel van het onderwijs voor sociale promotie, vermeld in de tabel opgemaakt in bijlage 1 bij dit besluit, benoemd te kunnen worden, moeten de personeelsleden, in het onderwijs voor sociale promotie, titularis zijn van één van de wervings- of selectieambten vermeld tegenover het te begeven ambt en moeten zij houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat naast hetzelfde ambt is aangeduid. ». HOOFDSTUK IX. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 31.§ 1. In afwijking van artikel 84 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, kunnen eveneens in aanmerking worden genomen, de werkelijke diensten die het personeelslid als hoofdambt vóór 1 januari 1998 heeft gepresteerd in het ambt of de ambten bedoeld bij artikel 83, 1°. § 2. In afwijking van artikel 99 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, kunnen eveneens in aanmerking worden genomen, de werkelijke diensten die het personeelslid als hoofdambt vóór 1 januari 1998 heeft gepresteerd in het ambt of de ambten bedoeld bij artikel 97, 1°.

Art. 32.§ 1. Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen, in afwijking van artikel 83 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, in het onderwijs voor sociale promotie, de personeelsleden die niet voldoen aan de gestelde voorwaarden en die, tijdelijk en zonder onderbreking sedert 1 november 1997, een selectieambt uitoefenen, worden benoemd in het bedoelde ambt, tot 30 juni 1999. § 2. Bij wijze van overgangsmaatregel kunnen, in afwijking van artikel 97 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, in het onderwijs voor sociale promotie, de personeelsleden die niet voldoen aan de gestelde voorwaarden en die, tijdelijk en zonder onderbreking sedert 1 november 1997, een bevorderingsambt uitoefenen, worden benoemd in het bedoelde ambt, tot 30 juni 1999.

Art. 33.De artikelen 6 tot 15 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 december 1991 betreffende de ambten, opdrachten en betrekkingen van de leden van het personeel van het onderwijs voor sociale promotie.

Art. 34.De bijlage nr. 1 bij dit besluit wordt gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd.

Art. 35.De bijlage nr. 2 van dit besluit wordt gevoegd bij het koninklijk besluit van 31 juli 1969 tot vaststelling van de wervings- en selectieambten waarvan de personeelsleden van het rijksonderwijs titularis moeten zijn om benoemd te kunnen worden in een bevorderingsambt in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel der rijksonderwijsinrichtingen.

Art. 36.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.

Art. 37.De Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, en de Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, zijn, ieder wat haar en hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 januari 1998.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^