gepubliceerd op 28 januari 1998
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende uitvoering van artikel 87bis, § 2 en § 3, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie
8 SEPTEMBER 1997. Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende uitvoering van artikel 87bis, § 2 en § 3, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, inzonderheid op artikel 87bis, § 2 en § 3, zoals gewijzigd;
Gelet op het protocol van 19 juni 1997 van Sectorcomité IX en van het Comité voor de overheidsdiensten, afdeling II, in gemeenschappelijke vergadering;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 augustus 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 8 augustus 1997;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 over de aanvraag om advies dat door de Raad van State binnen een termijn van één maand dient te worden gegeven;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, Besluit :
Artikel 1.Elke lestijd die betaald werd en niet gepresteerd werd wegens gedeeltelijk opdrachtverlies of indisponibiliteitsstelling bij gebrek aan betrekking, die begon te lopen na 31 augustus 1997, wordt afgetrokken van de dotatie/school bedoeld in artikel 91 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie.
Art. 2.Wanneer een lid van het onderwijzend personeel dat in disponibiliteit gesteld is wegens gebrek aan betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies in het onderwijs voor sociale promotie op datum van 31 augustus 1997 een nieuwe dienstaanwijzijng krijgt of weder in dienst wordt geroepen voor een bepaald aantal lestijden, wordt 35 % van dat aantal lestijden, gedurende twee opeenvolgende burgerlijke jaren, toegevoegd aan de lestijdendotatie van de inrichtende macht die aan het betrokken lid van het onderwijzend personeel een nieuwe dienstaanwijzing toekent of hem weder in dienst roept.
Art. 3.Indien de in artikel 1 bedoelde aftrek, gedurende het eerste jaar waarin die effectief wordt, een vermindering van de lestijdendotatie vergeleken met die van het vorige jaar tot gevolg heeft, wordt aan het deel van de aftrek die tot deze vermindering leidt : 1° de coëfficiënt 0,7 toegekend, indien 60 tot minder dan 70 % van de organieke lestijden die werden georganiseerd gedurende het eerste schooljaar waarin de indisponibiliteitstelling wegens gebrek aan betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies effectief werd, werden toegekend aan leden van het onderwijzend personeel die in vast verband werden benoemd of in dienst genomen in een hoofdambt of in een nevenambt;2° de coëfficiënt 0,6 toegekend, indien 70 tot minder dan 80 % van de organieke lestijden die werden georganiseerd gedurende het eerste schooljaar waarin de indisponibiliteitstelling wegens gebrek aan betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies effectief werd, werden toegekend aan leden van het onderwijzend personeel die in vast verband werden benoemd of in dienst genomen in een hoofdambt of in een nevenambt;3° de coëfficiënt 0,5 toegekend, indien ten minste 80 % van de organieke lestijden die werden georganiseerd gedurende het eerste schooljaar waarin de indisponibiliteitstelling wegens gebrek aan betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies effectief werd, werden toegekend aan leden van het onderwijzend personeel die in vast verband werden benoemd of in dienst genomen in een hoofdambt of in een nevenambt.
Art. 4.Indien de lestijdendotatie, gedurende het eerste jaar waarin de in artikel 1 bedoelde aftrek effectief wordt, lager is dan die van het vorige jaar, dan wordt aan de aftrek : 1° de coëfficiënt 0,7 toegekend, indien 60 tot minder dan 70 % van de organieke lestijden die werden georganiseerd gedurende het eerste schooljaar waarin de indisponibiliteitstelling wegens gebrek aan betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies effectief werd, werden toegekend aan leden van het onderwijzend personeel die in vast verband werden benoemd of in dienst genomen in een hoofdambt of in een nevenambt;2° de coëfficiënt 0,6 toegekend, indien 70 tot minder dan 80% van de organieke lestijden die werden georganiseerd gedurende het eerste schooljaar waarin de indisponibiliteitstelling wegens gebrek aan betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies effectief werd, werden toegekend aan leden van het onderwijzend personeel die in vast verband werden benoemd of in dienst genomen in een hoofdambt of in een nevenambt;3° de coëfficiënt 0,5 toegekend, indien ten minste 80 % van de organieke lestijden die werden georganiseerd gedurende het eerste schooljaar waarin de indisponibiliteitstelling wegens gebrek aan betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies effectief werd, werden toegekend aan leden van het onderwijzend personeel die in vast verband werden benoemd of in dienst genomen in een hoofdambt of in een nevenambt.
Art. 5.Wanneer de Regering, overeenkomstig artikel 137 van het voormelde decreet van 16 april 1991, een refertedossier van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1 goedkeurt, is de in artikel 1 bedoelde aftrek niet toepasselijk op de personeelsleden die in disponibiliteit werden gesteld of een gedeeltelijk opdrachtverlies hebben ondergaan als gevolg van de wijziging van de bestaande structuren.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.
Art. 7.De Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs voor sociale promotie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 september 1997.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE