Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 24 juli 1997
gepubliceerd op 21 november 1997

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de crisisopvanginrichtingen erkend door de "Office de la Naissance et de l'Enfance"

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1997029383
pub.
21/11/1997
prom.
24/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/24/1997029383/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 JULI 1997. Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de crisisopvanginrichtingen erkend door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" (Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn van de Franse Gemeenschap)


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 5, § 1, II;

Gelet op het decreet van 30 maart 1983 houdende oprichting van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", gewijzigd bij de decreten van 22 december 1983 en 13 maart 1990, inzonderheid op artikel 2, a, b, c en f;

Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid op de artikelen 4 en 43;

Gelet op het besluit van de Executieve van 7 december 1987 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de personen en diensten belast met begeleidingsmaatregelen voor de jeugdbescherming, inzonderheid op artikel 60;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 april 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 9 april 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid voortvloeiend uit het feit dat de nieuwe nadere regels voor de subsidiëring van de crisisopvanginrichtingen in werking dienen te treden tegen 1 april 1997, omwille van de driemaandelijkse uitbetaling van de toelagen voor instellingen en diensten, zoals ze verricht wordt door de "Office de la Naissance et de l'Enfance";

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 april 1997, bij toepassing van artikel 84, lid 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, belast met Kinderwelzijn en Hulpverlening aan de Jeugd;

Besluit :

Artikel 1.De crisisopvanginrichtingen hebben tot doel een tijdelijke huisvesting te verschaffen voor kinderen, die alleen zijn of begeleid door hun moeder, en voor de aanstaande moeders, met het oog op hun inschakeling in de maatschappij of wederinschakeling in het gezinsleefmilieu.

Deze crisisopvanginrichtingen zijn : 1. het moedertehuis;2. het kinderdag- en nachtverblijf;3. het opvangcentrum.

Art. 2.De crisisopvanginrichting moet erkend worden door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" volgens de voorwaarden en de procedure die hij bepaalt.

Deze erkenning geeft recht op het toekennen van toelagen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

De "Office de la Naissance et de l'Enfance" bepaalt voor iedere crisisopvanginrichting de werkingscapaciteit, met name het maximaal aantal personen dat de inrichting in staat is op te nemen, ofwel in huisvesting, ofwel binnen het kader van een activiteit van maatschappelijke inschakeling of wederinschakeling in het gezinsleefmilieu.

Art. 3.Het moedertehuis heeft tot opdracht iedere moeder of aanstaande moeder begeleid door haar kind(eren), die tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert op haar eigen haar fysieke, psychologische of maatschappelijke moeilijkheden op te lossen en voor wie een huisvesting en een psychosociale begeleiding nodig zijn om haar te steunen bij het verwerven of herstellen van haar autonomie, te huisvesten.

Het moedertehuis stelt een project op dat aangepast is aan het jonge kind en zijn moeder.

De huisvesting heeft een maximale duur van negen maanden, behoudens afwijking waarvan de voorwaarden en de nadere regels door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" bepaald worden.

Art. 4.Het kinderdag- en nachtverblijf en het opvangcentrum hebben tot opdracht het huisvesten van de kinderen die dienen te worden opgevangen, onder het internaatstelsel, om redenen verbonden aan het kind zelf of aan zijn gezinsleefmilieu.

Het kinderdag- en nachtverblijf, of het opvangcentrum, stelt een project op en plaatst het kind in een omgeving en een begeleiding die aangepast zijn aan zijn behoeften en zijn leeftijd.

De huisvesting heeft een maximale duur van twaalf maanden, behoudens afwijking waarvan de voorwaarden en de nadere regels door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" vastgesteld worden.

Art. 5.De crisisopvanginrichtingen dienen de godsdienstige, filosofische en politieke overtuigingen van de gehuiveste personen te eerbiedigen en, zo nodig, deze van de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over het kind.

De crisisopvanginrichtingen zorgen ervoor dat de contacten tussen de gehuisveste personen en hun leefgenoten behouden blijven, of minstens dat deze contacten aangemoedigd worden.

Art. 6.De crisisopvanginrichtingen erkend door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" worden ertoe gemachtigd hun hulp te bieden bij de toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd als diensten die occasioneel plaatsingen organiseren, met inbegrip van de pogingen tot wederinschakeling in het leefmilieu, die gesubsidieerd worden door de Bestuursdirectie Hulpverlening aan de Jeugd.

Art. 7.De berekening van de toelagen voor de crisisopvanginrichtingen, ten laste van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", geschiedt als volgt : 1° de kredieten bestemd voor de crisisopvanginrichtingen, in de jaarlijkse begroting opgesteld door de beheersorganen van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", worden toegekend per envelop voor iedere inrichting;2° de envelop bedoeld bij punt 1° van dit artikel wordt vastgelegd op basis van het percentage dat het bedrag van de toelage toegekend aan de crisisopvanginrichting uitmaakte in verhouding tot het globaal bedrag van de toelagen toegekend aan het geheel van de crisisopvanginrichtingen gedurende een referteperiode die door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" wordt bepaald.

Art. 8.De envelop, vastgesteld overeenkomstig artikel 7, wordt om de drie maand uitbetaald ten voordele van de crisisopvanginrichting, naar verhouding van het totaal bedrag van de verantwoorde werkelijke uitgaven, mits aftrek van de toelagen toegekend door de Bestuursdirectie Hulpverlening aan de Jeugd, bedoeld bij artikel 6.

Om de drie maand zendt de crisisopvanginrichting de "Office de la Naissance et de l'Enfance" een lijst over met vermelding van de verantwoorde werkelijke uitgaven en een lijst met de werkelijke en gelijkgestelde dagen aanwezigheid van de gehuisveste personen.

De gelijkgestelde dag aanwezigheid slaat op een periode doorgebracht buiten de crisisopvanginrichting, als gevolg van de huisvesting, in het kader van een actie inzake maatschappelijke integratie of wederinschakeling in het gezinsleefmilieu.

Worden beschouwd als actie inzake maatschappelijke integratie of wederinschakeling in het gezinsleefmilieu de activiteiten, met inbegrip van de tijdelijke externe huisvesting, uitgevoerd op het initiatief van de crisisopvanginrichting, en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het opstellen van een begeleidings- en omkaderingsproject, met de nadere regels voor de evaluatie, erkend door de "Office de la Naissance et de l'Enfance";2° de instemming van de personen die bekleed zijn met het ouderlijk gezag, en desgevallend, van de moeder die huisvesting geniet in een moedertehuis;3° het deelnemen van de crisisopvanginrichting aan de actie van maatschappelijke integratie of wederinschakeling in het gezinsleefmilieu;4° zo nodig, de instemming van de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd of de directeur voor hulpverlening aan de jeugd of de jeugdrechter, indien de huisvesting voortvloeit uit een maatregel of een beslissing getroffen ofwel krachtens het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, ofwel krachtens de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.

Art. 9.Op het einde van ieder begrotingsjaar kent de "Office de la Naissance et de l'Enfance" aan de crisisopvanginrichting het saldo van de envelop vastgelegd overeenkomstig artikel 7 toe, voor zover het aantal werkelijke of gelijkgestelde dagen aanwezigheid in de inrichting minstens gelijk is aan 70% van de dagen van aanwezigheid waarvoor toelagen door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" toegekend werden gedurende het burgerlijk jaar 1995.

Art. 10.De "Office de la Naissance et de l'Enfance" is ertoe gemachtigd het saldo van de kredieten bestemd voor de crisisopvanginrichtingen in zijn begroting aan de inrichtingen toe te kennen waarvan de activiteit, gemeten op grond van het aantal werkelijke of gelijkgestelde dagen aanwezigheid, een toename kent vergeleken met de overeenkomstig artikel 7 bepaalde referteperiode.

De toekenning van het saldo van de kredieten bestemd voor de crisisopvanginrichtingen geschiedt evenredig met de toename van de activiteit, ten belope van de verantwoorde werkelijke uitgaven die de envelop bedoeld bij artikel 7 overschrijden.

Art. 11.Wanneer een ander overheidsbestuur of een andere openbare instelling dan de "Office de la Naissance et de l'Enfance" een persoon toevertrouwd aan een crisisopvanginrichting, komt dat bestuur of die instelling tegemoet ten belope van de volgende dagelijkse bedragen, uitgedrukt in belgische frank : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer de huisvesting plaatsvindt in een door het moedertehuis onder toezicht gehouden woning, die het aanbehoort of die gehuurd is, komt het overheidsbestuur of de openbare instelling dat/die de huisvesting heeft aangevraagd tegemoet ten belope van een bedrag van 1212 belgische frank per dag voor de moeder of de aanstaande moeder en van 465 belgische frank per dag voor ieder kind.

In de opvangcentra en de kinderdag- en nachtverblijven, komt het ander overheidsbestuur of de andere openbare instelling dan de "Office de la Naissance et de l'Enfance", bovendien, tegemoet ten belope van 691 belgische frank per dag en per kind, om de onderhoudskosten te dekken van het kind dat toevertrouwd wordt aan de crisisopvanginrichting.

Gedurende de periodes waarin de gehuisveste persoon buiten de crisisopvanginrichting bevindt in het kader van een actie inzake maatschappelijke integratie of wederinschakeling in het gezinsleefmilieu wordt de tegemoetkoming van het ander overheidsbestuur of de andere openbare instelling dan de "Office de la Naissance et de l'Enfance" bepaald op : 1° gedurende de eerste drie maanden, 100% van de dagelijkse bedragen bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel, vermeerderd met de maximale financiële bijdrage per dag en per kind bedoeld in bijlage I van dit besluit;2° van de derde tot de zesde maand inbegrepen, 100% van de bedragen bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel;3° na de zesde maand, 50% van de dagelijkse bedragen bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel. Elke dag aanwezigheid van een kind buiten de crisisopvanginrichting, gelijkgesteld met een werkelijke dag aanwezigheid in het kader van een actie inzake maatschappelijke integratie of wederinschakeling in het gezinsleefmilieu, geeft recht op een bijkomende toelage van 140 belgische frank, toegekend aan de personen die het kind ten laste hebben, wanneer het kind kinderbijslag geniet dat door het overheidsbestuur of de openbare instelling dat/die het kind geplaatst heeft in de crisisopvanginrichting, ontvangen wordt. Deze toelage dient betaald te worden door het ander overheidsbestuur of de andere openbare instelling dan de "Office de la Naissance et de l'Enfance", dat/die de kinderbijslag ontvangt.

Alle bedragen bepaald in dit artikel worden elk jaar op 1 januari geïndexeerd.

De uitzonderlijke kosten gedragen door de crisisopvanginrichting ten gevolge, onder andere, van de gezondheidstoestand van het kind worden ten laste genomen door het ander overheidsbestuur of de andere openbare instelling dan de "Office de la Naissance et de l'Enfance" dat/die het kind toevertrouwde.

Art. 12.De "Office de la Naissance et de l'Enfance" kent voorschotten toe op de toelagen voor de crisisopvanginrichtingen volgens de voorwaarden en de procedure die door hem worden bepaald.

Art. 13.Het moedertehuis vraagt de moeder of aanstaande moeder een financiële bijdrage waarvan het maximumbedrag een derde van haar inkomsten niet overschrijdt, zonder inbegrip van de kinderbijslag die zij voor haar kind(eren) geniet, behoudens wanneer een ander overheidsbestuur of een andere openbare instelling dan de "Office de la Naissance et de l'Enfance" tegemoet komt om de financiële bijdrage van de moeder of aanstaande moeder te dekken.

Art. 14.Het kinderdag- en nachtverblijf, of het opvangcentrum, vraagt de ouders of de personen die het kind ten laste hebben een financiële bijdrage per huisvestingsdag, vastgesteld overeenkomstig bijlage I bij dit besluit, behoudens wanneer een ander overheidsbestuur of een andere openbare instelling dan de "Office de la Naissance et de l'Enfance" tegemoet komt om de onderhoudskosten van het kind te dekken overeenkomstig artikel 11.

Art. 15.De nadere regels voor de berekening van de financiële bijdrage bedoeld in artikel 14 worden vastgesteld overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Art. 16.De modellen van documenten die door de ouders of de personen die het kind ten laste hebben, dienen te worden voorgelegd, wanneer ze het kind aan een kinderdag- en nachtverblijf of opvangcentrum toevertrouwen, zijn te vinden in de bijlagen III et IV bij dit besluit.

Art. 17.Opgeheven worden : 1° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 januari 1997 tot vaststelling van de nadere regels voor de toekenning van toelagen aan de moedertehuizen;2° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 januari 1997 tot vaststelling van de nadere regels voor de toekenning van toelagen voor 1996 aan de opvangcentra en de kinderdag- en nachtverblijven.

Art. 18.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1997. Het houdt op uitwerking te hebben op 31 december 1997.

Art. 19.De Minister-Voorzitster, belast met Kinderwelzijn en Hulpverlening aan de Jeugd, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 juli 1997.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster, belast met Kinderwelzijn en Hulpverlening aan de Jeugd, Mevr. L. ONKELINX Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gedaan te Brussel, Stempel van de werkgever Handtekening Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de crisisopvanginrichtingen erkend door de "Office de la Naissance et de l'Enfance".

De Minister-Voorzitster, Mevr. L. ONKELINX

^