Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 21 maart 1997
gepubliceerd op 17 juli 1997

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot regeling van de modaliteiten inzake afzondering in de openbare instellingen voor jeugdbescherming, tot regeling van het toezicht op deze modaliteiten en tot vaststelling van de normen toepasselijk op de afzonderingslokalen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1997029192
pub.
17/07/1997
prom.
21/03/1997
ELI
eli/besluit/1997/03/21/1997029192/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 MAART 1997. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot regeling van de modaliteiten inzake afzondering in de openbare instellingen voor jeugdbescherming, tot regeling van het toezicht op deze modaliteiten en tot vaststelling van de normen toepasselijk op de afzonderingslokalen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid op artikel 19;

Gelet op het advies van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 20 juli 1995;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 10 maart 1997, Besluit

Artikel 1.In de instellingen die deel uitmaken van de groep van de openbare instellingen voor jeugdbescherming zijn specifieke lokalen voorzien waarin een jongere tijdelijk kan worden afgezonderd volgens de voorwaarden voorzien bij artikel 19 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.

Art. 2.De specifieke afzonderingslokalen moeten aan de volgende normen beantwoorden : 1° de nodige schikkingen moeten getroffen worden om brand te voorkomen en te bestrijden alsook om de evacuatie te verzekeren in geval van grote brand;2° zij moeten degelijk onderhouden, verwarmd en verlucht worden;de temperatuur mag niet beneden de 18° vallen; alle vormen van vochtigheid moeten bestreden worden; 3° zij moeten natuurlijk verlicht worden;bovendien moet een voldoende electrische verlichting voorzien zijn; 4° sanitaire installaties waarin de hygiene gewaarborgd is, moeten bereikbaar zijn vanuit deze lokalen;5° zij moeten de volgende minimale afmetingen hebben : 9 m2 oppervlakte en 22 m3 ruimte per lokaal;6° de uitrusting moet ten minste uit een bed of een brits, een tafel en een stoel bestaan.

Art. 3.Indien het nodig blijkt dat het afzonderingslokaal bijkomende waarborgen inzake veiligheid moet bieden, dienen volgende bijkomende kenmerken in acht genomen te worden : 1° het bed en de tafel zijn in glad beton gemaakt, het bed is overdekt met een houten latwerk;de stoel is in de vloer vastgehecht; 2° de verwarmings- en verluchtingsapparaten worden in een afgezonderd technisch lokaal geplaatst; 3° de gootsteen en het W.C. zijn in inox en in de voetstukken in glad beton ingebouwd, de afsluiters moeten zich in een afgezonderd technisch lokaal bevinden.

Art. 4.Tijdens zijn afzondering mag de jongere niet in het bezit zijn van voorwerpen waarmee hij zijn eigen veiligheid en deze van de anderen in gevaar kan brengen. Zo nodig wordt hij gefouilleerd om de naleving van deze regel te controleren.

De jongere krijgt een fatsoenlijke kledij en op het ogenblik van het naar bed gaan een pijama.

Art. 5.De jongere in afzondering krijgt dagelijks bezoek van een lid van de directieploeg en van een lid van de wetenschappelijke en medische ploeg.

Tijdens de afzonderingsperiode houdt de opvoedingsploeg zich actief bezig met de jongere, hij brengt hem ten minste om de twee uren bezoek tussen acht en tweeentwintig uur, onderhoudt zich persoonlijk met hem en neemt met hem deel aan opvoedingsactiviteiten, met inbegrip, zo nodig, van individuele begeleide activiteiten binnen de instelling.

Het personeel houdt geregeld toezicht om de veiligheid van de jongere te waarborgen.

De jongere in afzondering wordt op dezelfde manier behandeld, hij wordt met dezelfde zorgen inzake voeding, hygiene of medische verzorging omringd als de andere jongeren die aan de instelling toevertrouwd zijn.

Wanneer de jongere in afzondering wordt gesteld, vraagt de directeur van de instelling aan de bevoegde rechter een bezoek aan de jongere te brengen.

Art. 6.Elke openbare instelling voor jeugdbescherming houdt een register bij van de afzonderingen. Elke afzondering wordt in dit register genoteerd waarbij worden vermeld : 1° de identiteit van de jongere;2° de datum en het uur waarop hij in afzondering werd gezet;3° de reden van die afzondering;4° de datum en het uur van het einde van de afzondering;5° de bezoeken die hij gekregen heeft en het verslag over de gesprekken bedoeld bij artikel 5, leden 1 en 2;6° de uitgevoerde activiteiten;7° de gevolgde procedure in geval van verlenging. Het register van de afzonderingen bevat geen enkel medisch gegeven met persoonlijke inlichtingen.

Het register van de afzonderingen moet door de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort of door zijn gemachtigde op elk ogenblik kunnen ingezien worden.

Elk jaar, in de loop van januari, stelt de directeur van elke openbare instelling voor jeugdbescherming aan de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort een verslag ter hand over de afzonderingen die in de loop van het vorig jaar werden gedaan. Dit verslag vermeldt inzonderheid het aantal afzonderingen, het aantal dagen afzondering, het aantal jongeren die in afzondering werden geplaatst.

Art. 7.In afwijking van artikel 2, 5° mogen de specifieke afzonderingslokalen die reeeds bestonden voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, mits toelating van de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort en voor een door hem bepaalde periode, minimale afmetingen van 6 m2 oppervlakte en 12 m3 volume hebben.

Art. 8.De Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 maart 1997.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster belast met Onderwijs, de Audiovisuele sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX

^