gepubliceerd op 21 april 2005
Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1983 houdende oprichting van een Duitstalige Jeugdraad
24 SEPTEMBER 2002. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1983 houdende oprichting van een Duitstalige Jeugdraad
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993 en 30 december 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1983 houdende oprichting van een Duitstalige Jeugdraad, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 29 mei 1996;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het koninklijk besluit houdende oprichting van een Duitstalige Jeugdraad aan de huidige gegevens moet worden aangepast;
Op de voordracht van de Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Besluit :
Artikel 1.In artikel 3, § 1, a), van het koninklijk besluit van 30 december 1983, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 29 mei 1996, wordt de passus « met gewestelijk karakter » vervangen door « behorend tot de categorie V ».
In artikel 3, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een punt f) ingevoegd luidend als volgt : « op gemotiveerd voordracht van de Raad kan de bevoegde minister niet erkende instellingen toelaten een vertegenwoordiger aan te wijzen. ».
Art. 2.In artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit wordt de tweede zin geschrapt.
Art. 3.In artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit worden de leden 3 en 4 vervangen door de volgende bepalingen : « Bij afzonderlijke stemmingen kiest de Raad een voorzitter en een ondervoorzitter onder de vertegenwoordigers van de jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten. Onder die personen zal ten minste één de erkende jeugdorganisaties en een andere de jeugdcentra, jeugddiensten of de in artikel 3, § 1, f ), bedoelde niet erkende instellingen vertegenwoordigen.
Uit zijn leden kiest de Raad vijf assessoren bij een verdere stemming.
Ten hoogste twee assessoren mogen een politieke partij voor jongeren vertegenwoordigen. »
Art. 4.In artikel 7, eerste lid, wordt de tweede zin door de volgende zin vervangen « Het mandaat binnen het Bureau is één keer hernieuwbaar ».
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van de dag waarop het wordt aangenomen.
Art. 5.De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 24 september 2002.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN