Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 15 juni 2004
gepubliceerd op 28 oktober 2004

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot vastlegging van de programmatienormen met het oog op de subsidiëring van de infrastructuurprojecten inzake opvangvoorzieningen voor bejaarden

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2004033060
pub.
28/10/2004
prom.
15/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/15/2004033060/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JUNI 2004. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot vastlegging van de programmatienormen met het oog op de subsidiëring van de infrastructuurprojecten inzake opvangvoorzieningen voor bejaarden


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur, inzonderheid op artikel 7, 2°;

Gelet op het decreet van 9 mei 1994 betreffende de toelating, de erkenning en subsidiëring van opvangvoorzieningen voor bejaarden;

Gelet op het besluit van de Regering van 4 februari 2003 houdende uitvoering van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 3 juni 2004;

Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juni 2004;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de opvangvoorzieningen voor bejaarden, gegeven op 27 mei 2004;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur, dat sinds 1 januari 2002 uitwerking heeft, in de mogelijkheid voorziet programmatienormen vast te leggen, dat er nu projecten inzake opvangvoorzieningen voor bejaarden zijn die aan de programmatienormen bepaald in voorliggend besluit niet beantwoorden, en dat het aantal projecten het noodzakelijk maakt eenvormige programmatienormen vast te leggen, dient voorliggend besluit onverwijld in werking te treden;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Doeleinde

Artikel 1.Voorliggend besluit legt de programmatienormen vast ter uitvoering van artikel 7, 2°, van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur met het oog op de subsidiëring van de infrastructuurprojecten inzake opvangvoorzieningen voor bejaarden.

Begripsbepalingen

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit, dient verstaan te worden onder : 1° decreet : het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur;2° plaats : de verblijfplaats bestemd voor een persoon in een rust- en verzorgingstehuis;3° infrastructuurprojecten : de infrastructuurprojecten vermeld in artikel 2 van het decreet;4° opvangvoorzieningen voor bejaarden : de inrichtingen vermeld in artikel 1 van het decreet van 9 mei 1994 betreffende de toelating, de erkenning en subsidiëring van opvangvoorzieningen voor bejaarden;5° algemene onkosten : het ereloon van de architecten, coördinatoren, ingenieurs en deskundigen alsmede de kosten aangegaan voor het werftoezicht, de verzekering voor een tienjarige garantie en de werfverzekering waarin artikel 14 van het decreet voorziet;6° index van de prijzen van de bouwsector : index waarvan 20 % vast blijven, 40 % aan de ontwikkeling van de lonen in de bouwsector en 40 % aan de ontwikkeling van de prijzen van het bouwmateriaal gebonden zijn;7° plaatsen voor kortverblijf : plaatsen in een rust- en verzorgingstehuis die een persoon gedurende ten hoogste 3 maanden in een kalenderjaar kan bezetten. HOOFDSTUK II. - Rust- en verzorgingstehuizen Subsidiëringsvoorwaarden

Art. 3.Om gesubsidieerd te worden, moet een infrastructuurproject in de sector rust-en verzorgingstehuizen aan de volgende voorwaarden voldoen : I. Materiële voorwaarden : 1° de subsidiabele totale bruto-oppervlakte bedraagt 65 m2 per plaats;2° de subsidiabele netto-oppervlakte voor eenpersoonskamers bedraagt ten minste 18 m2 en ten hoogste 22 m2;3° de subsidiabele netto-oppervlakte voor tweepersoonskamers bedraagt ten minste 26 m2 en ten hoogste 30 m2;4° een badkamer met douche, wastafel en wc, geschikt voor gehandicapten, moet bovendien in elke kamer worden gepland;5° het aantal plaatsen in tweepersoonskamers wordt beperkt tot hoogstens 20 % van het totaal aantal plaatsen;bij uitbouwwerken van bestaande rust-en verzorgingstehuizen mogen geen tweepersoonskamers worden gebouwd voordat deze maximumgrens van 20 % wordt bereikt; 6° bij uitbouw- en nieuwbouwmaatregelen moeten in totaal 5 % van het totaal aantal plaatsen na uit- en nieuwbouw voor korte verblijven worden gepland.De in dit artikel onder de punten 1° tot 5° vastgelegde materiële voorwaarden zijn toepasselijk op deze plaatsen.

Bij uitbouwwerken worden de bestaande en de geplande totale bruto-oppervlakten in aanmerking genomen voor de berekening van de oppervlakten. n bijzonder gerechtigde gevallen kan de Regering, op gemotiveerd verzoek, afwijkingen toestaan aan de onder de punten 1° tot 3° vermelde materiële voorwaarden. Bij overschrijdingen moet de motivatiebrief gevoegd bij de aanvraag van de inrichtende macht een globale plan bevatten met de voor de volgende tien jaren geplande maatregelen qua het eventueel gebruik van de overbodige oppervlakte.

II. Financiële voorwaarden : 1° de maximale subsidiabele kosten van de infrastructuurprojecten bepaald in artikel 2, 1°, 5°, 7° en 8°, van het decreet bedragen euro 950,00/m2 voor een nieuwbouw.Dezelfde maxima gelden voor de in artikel 2, 3°, 5°, 7° en 8° bepaalde infrastructuurprojecten voor de uitbouw van een bestaande infrastructuur; 2° de maximale subsidiabele kosten van de infrastructuurprojecten bepaald in artikel 2, 3°, 4°, 5°, 7° en 8° van het decreet bedragen euro 712,50/m2 voor een verbouwing. 3° bijkomende kosten m.b.t. de in artikel 2, 9°, van het decreet bepaalde maatregelen, waarbij aspecten i.v.m. het duurzaam bouwen in aanmerking worden genomen, zijn ook subsidiabel; 4° de maximale subsidiabele kosten van de infrastructuurprojecten bepaald in artikel 2, 6°, van het decreet bedragen forfaitair euro 4.000/plaats. Dit forfait kan tijdens 20 jaar worden gebruikt. Wordt het aantal plaatsen hoger, dan moet de bevoegde minister bepalen op welk ogenblik het forfaitair bedrag moet worden aangepast. Ten laatste tot 31 mei van elk jaar deelt de aanvrager aan de bevoegde afdeling van het Ministerie het gedeelte van het forfaitair bedrag mede dat in het daaropvolgend jaar zou kunnen worden gebruikt; 5° de maximale en bijkomende kosten vermeld onder de punten 1° tot 3° worden op basis van bewijsstukken met de algemene kosten verhoogd;6° de maximale, bijkomende en algemene kosten vermeld onder de punten 1° tot 5° zijn inclusief BTW, op grond van de geldende voeten;7° de maximale kosten vermeld onder de punten 1° en 2° zijn gebonden aan het index van de prijzen van de bouwsector, met als referentie het index toepasselijk op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit;8° het gedeelte van het forfaitair bedrag vermeld onder punt 4° en dat niet gebruikt is, is gebonden aan het indexcijfer der consumptieprijzen met als referentie het index toepasselijk op 1 januari 2005. HOOFDSTUK III. - Serviceflatgebouwen Subsidiëringsvoorwaarden

Art. 4.Om gesubsidieerd te worden moet een infrastructuurproject in de sector serviceflatgebouwen aan de navolgende voorwaarden voldoen : I. Materiële voorwaarden : 1° de subsidiabele oppervlakte voor individuele woningen bedraagt ten minste 40 m2;2° de toegelaten oppervlakte voor dubbele woningen bedraagt ten minste 55 m2;3° de oppervlakte vermeld onder de punten 1° en 2° omvat de binnen- en buitenwanden, de gemeenschappelijke ruimten echter niet; II. Financiële voorwaarden : 1° de maximale subsidiabele kosten van de infrastructuurprojecten bepaald in artikel 2, 1°, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, van het decreet bedragen euro 53.000,00/woning. 2° de bijkomende kosten m.b.t. de in artikel 2, 9°, van het decreet bepaalde maatregelen waarbij aspecten i.v.m. het duurzaam bouwen in aanmerking worden genomen, kunnen ook worden gesubsidieerd.

De onder 1° en 2° vermelde maximale en bijkomende kosten worden op basis van bewijsstukken met de algemene kosten verhoogd.

De maximale, bijkomende en algemene kosten zijn inclusief BTW, op grond van de geldende voeten.

De maximale kosten vermeld onder 1° zijn gebonden aan het index van de prijzen van de bouwsector, met als referentie het index toepasselijk op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen Inwerkingtreding

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend, met uitzondering van artikel 3, II, 4°, dat op 1 januari 2005 in werking treedt.

Uitvoering

Art. 6.De Minister bevoegd inzake Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 15 juni 2004.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

^