gepubliceerd op 31 oktober 2003
Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende bepaalde principes van de arbeidstijdsregeling voor de ambtenaren en de contractuelen van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap
5 JUNI 2003. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende bepaalde principes van de arbeidstijdsregeling voor de ambtenaren en de contractuelen van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap
De Regering van de Duitstalige gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990 en 16 juli 1993;
Gelet op het advies uitgebracht op 28 mei 2003 door het basisoverlegcomité A voor alle personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Personeel, gegeven op 5 juni 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid gerechtvaardigd wordt door het feit dat de arbeidstijdsregeling in juni 2003 moet worden ingevoerd, tegelijkertijd met het nieuw systeem inzake vaststelling en controle van de periodes waar de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap aanwezig zijn;
Op de voordracht van de Minister-President, bevoegd inzake Personeel;
Na beraadslaging, Besluit : Toepassingsgebied
Artikel 1.Voorliggend besluit geldt voor de stagiairs, de ambtenaren en de contractuelen van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, hierna « personeelsleden » genoemd, met uitzondering van de personeelsleden die in de diensten met autonoom beheer, bij de « Dienst für Kind und Familie » en als helpers voor de schooltandverzorging tewerkgesteld zijn.
Artikel 2 is niet van toepassing op het onthaal- en schoonmaakpersoneel.
Stam- en glijtijden
Art. 2.§ 1. In het kader van de gemiddelde maximale werktijd, die per reglement op 38 uren per week is vastgelegd, telt elke werkdag een stamtijd waarin het personeelslid aanwezig moet zijn.
De stamtijd beloopt 4 uren 1/2 en is als volgt verdeeld : 1° 's morgens : van 9 uur tot 11 uur 45;2° 's namiddags : van 13 uur 45 tot 15 uur 30. Voor een personeelslid met een deeltijdse betrekking geldt de stamtijd 's morgens en/of 's namiddags, voorzover het zijn dienst 's morgens en/of 's namiddags waarneemt. § 2. Naast de in § 1 vermelde stamtijden is er een glijtijd waarin het personeelslid zijn dienst willekeurig waarneemt.
De glijtijd is als volgt verdeeld : 1° 's morgens : van 7 uur tot 9 uur;2° 's namiddags : van 15 uur 30 tot 18 uur 30. In afwijking van lid 2 kan een personeelslid slechts regelmatig vóór 7 uur 30 of na 18 uur 30 werken, als het de schriftelijke toestemming van de afdelingschef heeft verkregen.
Middagpauze
Art. 3.Een personeelslid is ertoe verplicht tussen 11 uur 45 en 13 uur 45 een middagpauze van ten minste 30 minuten te nemen.
Buitengewone overuren
Art. 4.De uren die op zater- resp. op zon- of feestdagen gepresteerd worden op schriftelijke aanwijzing van de afdelingschef worden berekend te 150 resp. 200 %.
Delegatie toegekend aan de secretaris-generaal
Art. 5.Na overleg met de Directieraad en de Minister bevoegd inzake Personeel bepaalt de secretaris-generaal de nadere modaliteiten van de arbeidstijdregeling alsmede in deze samenhang de modaliteiten en details inzake vaststelling en controle van de periodes waar de personeelsleden aanwezig zijn.
Inwerkingtreding
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Uitvoering
Art. 7.De Minister-President, bevoegd inzake Personeel, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 5 juni 2003.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ