Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Duitstalige Gemeenschap van 21 maart 2002
gepubliceerd op 18 september 2002

Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2002033061
pub.
18/09/2002
prom.
21/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/21/2002033061/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 MAART 2002. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s, inzonderheid op artikel 38;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 maart 1979 houdende bepaling van de rijkstoelagen voor het stelsel van de voortdurende vorming geregeld bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand, gewijzigd bij de besluiten van 7 juni 1983, 4 juli 1984, 19 maart 1984, 14 april 1989, 7 september 1990, 26 juni 1991, 9 september 1992, 14 oktober 1992, 8 april 1993, 24 juni 1994, 27 april 1995 en 6 juli 2000;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 maart 1979 houdende bepaling van de aanvullende controlemodaliteiten nopens de toelagen toegekend krachtens artikel 49 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 4 maart 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 20 maart 2002;

Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s, gegeven op 29 november 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s onverwijld moet worden geïnformeerd over de subsidiëringsvoeten die vanaf 1 januari 2002 op de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s toepasselijk zijn en dat de invoering van nieuwe subsidiëringscategorieën met het oog op de omzetting van pedagogische nieuwigheden geen uitstel lijdt;

Overwegende dat de lerarenwedden uitbetaald in de sector van de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand onverwijld substantieel moeten worden aangepast zodat voor de sociale vrede en derhalve ook voor de voortzetting van het onderwijs in de centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s gezorgd wordt;

Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° IAWM : het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s; 2° ZAWM : de door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap erkende centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s; 3° Minister : de minister bevoegd inzake opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s. HOOFDSTUK II. - De subsidiëring van de personeelskosten in de ZAWM Afdeling 1. - Personeel met een hoofdbetrekking

Onderafdeling 1. - Pedagogisch en opvoedend personeel

Art. 2.Leraren algemene vakken met een voltijdse of ten minste een halftijdse betrekking. § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele leerkrachten betreft die in het kader van een voltijdse of ten minste een halftijdse betrekking onderricht geven in algemene vakken. § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden. § 3. De weddeschaal 301, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de leerkrachten met een voltijdse of een deeltijdse betrekking te berekenen.

Art. 3.Leraren bijzondere vakken met een deeltijdse betrekking. § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele leerkrachten betreft die in het kader van een deeltijdse betrekking onderricht geven in bijzondere vakken. § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM en per opleidingsberoep alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden. § 3. Naargelang de kwalificatie van de leraren die moeten worden aangesteld, worden de weddeschalen 182 resp. 301, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de leerkrachten met een deeltijdse betrekking te berekenen. De zo tewerkgestelde leerkrachten mogen een arbeidsovereenkomst voor ten hoogste een 30/38-betrekking en voor ten minste een 19/38-betrekking hebben.

Art. 4.Leden van het socio-pedagogisch personeel met een voltijdse of deeltijdse betrekking. § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele personeelsleden met een voltijdse of deeltijdse betrekking betreft die in het kader van een tewerkstellingsbevorderende maatregel van de Duitstalige Gemeenschap socio-pedagogische begeleidingsopdrachten een ZAWM vervullen.

De toelage stemt overeen met het verschil tussen de subsidieerbare weddekosten en de financiële tegemoetkoming van andere openbare instellingen in de weddekosten van de leden van het socio-pedagogisch personeel. § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden. § 3. Naargelang de kwalificatie van de personeelsleden die moeten worden aangesteld, worden de weddeschalen 122 resp. 152, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de personeelsleden met een voltijdse of deeltijdse betrekking te berekenen.

Art. 5.Opvoeders met een voltijdse of deeltijdse betrekking. § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM de ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen, wat de contractuele opvoeders met een voltijdse of deeltijdse betrekking betreft die in het kader van een tewerkstellingsbevorderende maatregel van de Duitstalige Gemeenschap opvoedingsopdrachten in een ZAWM vervullen. De toelage toegekend door het IAWM beloopt 80% van de subsidieerbare weddekosten na aftrek van de financiële tegemoetkoming van andere openbare instellingen in deze weddekosten. § 2. Het IAWM zorgt voor de toekenning van het maximale betrekkingenpakket per ZAWM alsmede voor het toezicht op de naleving van de aanstellingsvoorwaarden. § 3. Naargelang de kwalificatie van de opvoeders die moeten worden aangesteld, worden de weddeschalen 122 resp. 158, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de opvoeders te berekenen.

Onderafdeling 2. - Bestuurspersoneel

Art. 6.Directeur van een ZAWM. § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één erkende contractuele directeur met een voltijdse betrekking. § 2. De toelage beloopt 80% van de ontstane kosten. De weddeschaal 511, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de erkende directeur. Voor de berekening van de toelage wordt bovendien rekening gehouden met de dienstanciënniteit van de directeur die de Regering vastlegt na het advies van het IAWM ingewonnen te hebben.

Art. 7.Adjunct-directeur van het ZAWM. § 1. Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedden alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één contractuele adjunct-directeur met een voltijdse of deeltijdse betrekking. § 2. De toelage beloopt 80 % van de ontstane weddekosten. De weddeschaal 521, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegepast om de maximale subsidieerbare weddekosten van de adjunct-directeur te berekenen. § 3. Slechts de centra die in het kader van de basisopleiding in de loop van de drie kalenderjaren vóór de aanvraag ten minste 12.000 lestijden jaarlijks hebben verstrekt, mogen toelagen voor de weddekosten van een adjunct-directeur verkrijgen. Het IAWM beslist over de aanvraag om toekenning van een betrekking als adjunct-directeur.

Onderafdeling 3. - Algemene bepalingen

Art. 8.Subsidieerbare weddekosten. § 1. Om de subsidieerbare weddekosten bedoeld in de artikelen 2 tot 7 te berekenen wordt er rekening gehouden met : 1° de brutowedde;2° de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid;3° het vakantiegeld;4° de eindejaarspremie tot een maximumbedrag dat overeenstemt met het bedrag uitbetaald in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap;5° het gedeelte van de reiskosten dat ten laste is van de werkgever, voor zover deze reiskosten voortvloeien uit de toepassing van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden. § 2. De weddeschalen opgenomen in de bijlage zijn onderworpen aan de richtlijnen inzake indexatie bepaald in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Bij de inwerkingtreding van dit besluit geldt 138,01 als spilindexcijfer. § 3. De wedde-aanpassingen toegekend door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van de sectorale overeenkomst voor het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap zijn toepasselijk op de weddeschalen opgenomen in de bijlage.

Art. 9.Procedure. § 1. De leerkrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3 verkrijgen hun wedde na aftrek van de wettelijke werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid en van de bedrijfsvoorheffing in de derdebetalersregeling zijdens het IAWM. Het IAWM betaalt voor de ZAWM het vakantiegeld overeenkomstig de wetgeving inzake jaarlijks vakantieverlof voor bedienden en de werknemers- en werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid. § 2. Voor het personeel bedoeld in de artikelen 4 tot 7 dienen de ZAWM, binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar, een gedetailleerde afrekening in van de in artikel 8 vermelde subsidieerbare weddekosten. Bij de afrekening van de subsidieerbare weddekosten worden bewijsstukken gevoegd. Elk trimester kan het IAWM een voorschot ten gunste van de ZAWM uitbetalen. Het voorschot voor een trimester beloopt ten hoogste één vierde van de toelagen die tijdens het jaar vóór de subsidiëringsperiode voor het personeel bedoeld in de artikelen 4 tot 7 werkelijk uitbetaald werden. § 3. Voor elke persoon waarvoor een toelage uitbetaald wordt overeenkomstig de artikelen 2 tot 7 houdt het IAWM een persoonlijk dossier bij. § 4. Het personeel waarvoor een toelage kan worden uitbetaald overeenkomstig de artikelen 2 tot 5 en 7 wordt aangeworven krachtens een door de Minister goedgekeurd voorschrift inzake aanstelling van personeel met een hoofdbetrekking. In dit voorschrift worden onder andere volgende bepalingen vastgelegd : 1° de aanwervings- en aanstellingsvoorwaarden;2° de bekwaamheden en kwalificaties vereist van het personeel;3° de voorwaarden voor de berekening van de in aanmerking komende diensten;4° de documenten die deel uitmaken van het persoonlijk dossier bedoeld in § 3. Voor de leerkrachten vermeld in de artikelen 2 en 3 bepaalt dit voorschrift bovendien de met het oog op de aanstelling vereiste getuigschriften van pedagogische bekwaamheid alsmede de verdeling van de uren die de leerkracht moet besteden aan het onderricht, de voorbereiding van de lessen, de examens, de voorbereiding van de examens, de klasraad en de coördinatie. Afdeling 2. - Leerkrachten met een bijbetrekking

Art. 10.Vergoedingen. § 1. Voor de leerkrachten van de ZAWM die werkzaam zijn in het kader van de basisopleiding worden volgende vergoedingen uitbetaald per uur gepresteerd voor het onderricht of voor de examens : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Leerkrachten die in het stadium van de leertijd cursussen in toegepast bedrijfsleer of in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd versnelde cursussen in bedrijfsbeheer onderrichten, verkrijgen de vergoedingen bepaald voor de opleiding tot ondernemingshoofd. § 2. De onder § 1 vastgelegde vergoedingen dekken, naast het eigenlijk onderricht, de deelname aan de klasraden, de voorbereiding van de lessen, de tijd besteed door de leerkrachten aan de verbetering van de huiswerken en examens, alsmede de deelname aan de zittingen met het oog op de voorbereiding van de examens. De deelname van de leerkrachten aan de examens B waarvoor geen bijzonder cursus kon worden georganiseerd alsmede aan de examens C wordt als een lesuur vergoed.

De lesuren die niet konden worden verstrekt en die krachtens de wetgeving inzake arbeidsovereenkomsten voor bedienden aanleiding geven tot het loonbehoud worden gelijkgesteld met werkelijk gepresteerde lesuren. § 3. De vergoedingen vastgelegd in § 1 worden na aftrek van de wettelijke werknemersbijdrage voor sociale zekerheid en van de bedrijfsvoorheffing rechtstreeks door het IAWM aan de leerkrachten gestort.

Het IAWM betaalt eveneens : 1° het vakantiegeld overeenkomstig de wetgeving inzake jaarlijks vakantieverlof voor bedienden;2° de bijdragen tot de wettelijke arbeidsongevallenverzekering;3° de werknemers- en werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid. § 4. De in § 1 vastgelegde vergoedingen zijn van toepassing vanaf 1 januari 2002 en zijn vanaf deze datum onderworpen aan de richtlijnen inzake indexatie bepaald in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De bedragen zijn gekoppeld aan het spilindex dat met toepassing van de bovenvermelde wet van 1 maart 1977 op 1 januari 2002 geldig is. § 5. De wedde-aanpassingen toegekend door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van de sectorale overeenkomst voor het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap zijn toepasselijk op de vergoedingen vermeld in artikel 10.

Art. 11.Reiskosten.

Aan de leerkrachten met een bijbetrekking betaalt het IAWM een vergoeding voor de reiskosten tussen de woonplaats en het ZAWM en omgekeerd, op basis van de prijs van een biljet voor de 1e klas die de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen eist voor de betrokken afstand. De vergoeding wordt slechts uitbetaald, indien de heen- en terugreis naar het ZAWM ten minste 20 km beloopt. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van de voortgezette opleiding en van de omscholing

Art. 12.De vervolmaking § 1. Voor conferenties, studiedagen en seminaries die vooraf door het IAWM goedgekeurd zijn en onder de leiding van een voordrachtgever georganiseerd worden, verkrijgen de ZAWM en/of de professionele of interprofessionele verenigingen een forfaitaire toelage van euro 75,33 per uur voortgezette opleiding. § 2. Indien een voortgezette opleiding wegens een te gering aantal deelnemers niet door het IAWM erkend wordt, dan kan het IAWM, op met redenen omkleed verzoek van het betrokken ZAWM, een toelage toekennen voor zover het aantal deelnemers aan de voortgezette opleiding ten minste 6 beloopt. De toelage wordt in dit geval als volgt berekend : A x B x C/D = E waarbij - A het werkelijk aantal deelnemers is; - B de in § 1 vermelde forfaitaire toelage is; - C het aantal uren voortgezette opleiding is; - D de minimale deelnemingsnorm is voor de betrokken voortgezette opleiding; - E de toelage is die voor de voortgezette opleiding moet worden uitbetaald. § 3. Op voorafgaande aanvraag kunnen colloquia en congressen door het IAWM gesubsidieerd worden op basis van een door het ZAWM of de betrokken professionele of interprofessionele vereniging ingediende gedetailleerde financiële afrekening die alle ontvangsten en uitgaven voortvloeiend uit het project indeelt. De toelage beloopt 50 % van de uitgaven waarvoor bewijsstukken moeten worden ingediend. Het IAWM bepaalt een maximale toelage voor elke voorstelling.

Art. 13.De bij- en omscholing.

Voor de bij- en omscholingen die door het IAWM goedgekeurd zijn, verkrijgen de ZAWM een forfaitaire toelage van euro 75,33 per lesuur.

Art. 14.Algemene bepalingen § 1. De toelagen bepaald in artikel 12, § 1 en in artikel 13 dienen tot de financiering van de vergoedingen voor de voordrachtgevers en van de werkingskosten van de ZAWM. § 2. De toelagen bepaald in artikel 12, § 1 en in artikel 13 kunnen jaarlijks op 1 januari door de Minister aangepast worden, door het indexcijfer van de maand december van het voorafgaande kalenderjaar door het indexcijfer van de maand december van het voorlaatste kalenderjaar te delen en met het bedrag van de forfaitaire toelage te vermenigvuldigen.

Als basis voor de vergelijking van de indexcijfers dient het gezondheidsindexcijfer ingevoerd bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. HOOFDSTUK IV. - Forfaitaire en werkingstoelagen ten gunste van de ZAWM

Art. 15.Forfaitaire bedragen per activiteitseenheid m.b.t. de basisopleiding. § 1. De ZAWM verkrijgen een forfaitaire toelage van euro 7,49 per goedgekeurd en werkelijk verstrekt lesuur basisopleiding. § 2. Het in § 1 bepaald forfaitair bedrag wordt naargelang de opleiding met een coëfficiënt vermenigvuldigd dat als volgt bepaald wordt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 16.Forfaitaire bedragen per cursist in de basisopleiding.

Naast de forfaitaire toelagen bepaald in artikel 15 verkrijgen de ZAWM, per opleidingsjaar en per regelmatige cursist volgende forfaitaire toelagen naargelang de opleiding : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 17.Subsidiëring van de huurprijzen betaald door de ZAWM. § 1. Om de kosten te dekken die voortvloeien uit het huren van gebouwen of de ingebruikneming van lokalen waar activiteiten m.b.t. de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand plaatsvinden, kunnen de ZAWM een toelage verkrijgen die ten hoogste 80% van de bewijsbare uitgaven beloopt. § 2. De toelage wordt toegekend nadat het centrum een schriftelijke, met redenen omklede aanvraag alsmede het ontwerp van huurovereenkomst, van het aanhangsel ervan of van de overeenkomst over de terbeschikkingstelling van lokalen heeft ingediend. § 3. De aanvraag van het ZAWM moet ten minste vier weken vóór de ingebruikneming van het gebouw of van de lokalen bij het IAWM ingediend worden.

Art. 18.Energie-, onderhouds-, instaatstellings-, ombouw- en nieuwbouwkosten. § 1. Per lesuur verstrekt in het stadium van de leertijd of in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd kan een forfaitaire toelage van euro 0,52 aan het ZAWM toegekend worden met het oog op de delging van de energie- en onderhoudskosten. § 2. Voor zover de lokalen of het gebouw waar het onderwijs georganiseerd wordt, het eigendom van het ZAWM zijn, beloopt het forfaitair bedrag bedoeld in het voorafgaande lid euro 4,18. § 3. Als het ZAWM eigenaar is van het gebouw waar het onderwijs georganiseerd wordt, kan het een bijkomend forfaitair bedrag van euro 2,32 per uur verkrijgen. Dit forfaitair bedrag dient tot de subsidiëring van maatregelen inzake instaatstelling, ombouw en nieuwbouw. § 4. Op de voordracht van het IAWM kan de Regering het forfaitair bedrag bedoeld in § 3 met een coëfficiënt vermenigvuldigen dat niet hoger dan 1,1000 mag liggen. Het coëfficiënt wordt vastgelegd op basis van de volgende parameters : 1° de rentevoet betaald voor de lening aangegaan voor een maatregel inzake instaatstelling, ombouw of nieuwbouw;2° het bedrag van de aangegane lening;3° de beschikbare financiële middelen;4° de ontwikkeling van het aantal leerlingen.

Art. 19.Werkingskosten m.b.t. de examens. § 1. Voor de organisatie van de examens B waarvoor geen bijzonder cursus kon worden georganiseerd en de examens C kunnen de ZAWM een toelage verkrijgen om de aangegane organisatiekosten te financieren. § 2. Het IAWM bepaalt de mogelijke maximumtoelage voor elk opleidingsberoep.

Art. 20.Pilootprojecten. § 1. Het IAWM kan pilootprojecten van de ZAWM subsidiëren als deze nieuwe ontwikkelingen op pedagogisch en/of technisch gebied promoveren. § 2. Daarvoor dient het betrokken ZAWM, ten laatste 6 weken vóór het begin van het project, een precieze projectbeschrijving alsmede een gedetailleerde kostenraming bij het IAWM in die alle uit het project voortvloeiende ontvangsten en uitgaven verdeelt. De toelage wordt uitbetaald na indiening van de bewijsstukken m.b.t. de dienovereenkomstige uitgaven.

Art. 21.Algemene bepalingen. § 1. Op met redenen omkleed advies van het IAWM kan de Minister de toekenning van de in de artikelen 15 en 16 bepaalde toelagen afhankelijk maken van een door de ZAWM uitgevoerde onderverdeling van hun begrotingskredieten die het bewijs levert van de bestemming van de toelagen. § 2. De in de artikelen 15, 16 en 18 bepaalde toelagen kunnen jaarlijks op 1 januari door de Minister aangepast worden, door het indexcijfer van de maand december van het voorafgaande kalenderjaar door het indexcijfer van de maand december van het voorlaatste kalenderjaar te delen en met het bedrag van de toelage te vermenigvuldigen. HOOFDSTUK V. - Vergoedingen ten gunste van derden

Art. 22.Externe voordrachtgevers.

Voordrachtgevers die in het kader van de cursussen toegepast bedrijfsleer verstrekt in het stadium van de leertijd een voordracht houden m.b.t. een vakgebonden thema verkrijgen een vergoeding van euro 25 per lesuur. Deze vergoeding kan voor ten hoogste 15 lesuren per jaar en per goedgekeurde klas uitbetaald worden.

Art. 23.Externe examinators.

Aan de leden van de examencommissies B waarvoor geen bijzonder cursus kon worden georganiseerd, aan de leden van de examencommissies C alsmede aan de deskundigen die tot de examencommissie voor de praktische evaluatie van de leerlingen in atelier behoren, wordt een presentiegeld van euro 57,79 per zitting door het IAWM toegekend. Voor een tweede zitting die op dezelfde dag plaatsvindt, wordt het presentiegeld tot euro 43,31 herleid. Per beroep kan ten hoogste één voorbereidingszitting voor de examens B en C vergoed worden. In beroepen waarvoor de wetgeving over de organisatie van de examens en evaluaties in de basisopleiding van de Middenstand in een hoger aantal examenzittijden voorziet, kunnen ten hoogste twee voorbereidingszittingen voor de examens B en C vergoed worden.

Art. 24.Vergoedingen voor de erkende leersecretarissen. § 1. Op voorlegging van de dienovereenkomstige bewijsstukken kunnen de volgende toelagen ten gunste van de erkende leersecretarissen uitbetaald worden : 1° per goedgekeurde leerovereenkomst of gecontroleerde leerverbintenis een semestriële toelage van euro 26,23;die toelage wordt vanaf de 151ste overeenkomst op euro 31,32 gebracht; 2° een toelage van euro 104,80 per leerling die het eindexamen met vrucht heeft afgelegd of, na de intrekking van de erkenning van een leerovereenkomst, voor de B- en C-evaluatie op het einde van de leertijd geslaagd is. § 2 - De subsidiëring van de leersecretarissen overeenkomstig § 1 wordt niet toegepast op de leersecretarissen die hun ambt als in de personeelsformatie van het IAWM geïntegreerde leersecretarissen uitoefenen.

Art. 25.Reiskosten van de leerlingen.

Het IAWM subsidieert de reiskosten van de leerlingen wier heen- en terugreis van hun respectievelijke zamelplaats naar het ZAWM meer dan 50 km beloopt, na aftrek van een persoonlijke bijdrage van euro 1,24 per reis.

Art. 26.Presentiegeld voor technische bedrijfscomités.

Het IAWM bepaalt het bedrag van de vergoedingen voor de deskundigen die het IAWM bij het « Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises » in de technische bedrijfscomités vertegenwoordigen.

Art. 27.De toelagen of vergoedingen bepaald in de artikelen 22, 23 en 24 kunnen jaarlijks op 1 januari door de Minister aangepast worden, door het indexcijfer van de maand december van het voorafgaande kalenderjaar door het indexcijfer van de maand december van het voorlaatste kalenderjaar te delen en met het bedrag van de toelage of vergoeding te vermenigvuldigen.

Als basis voor de vergelijking van de indexcijfers dient het gezondheidsindexcijfer ingevoerd bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 28.Overgangsbepaling.

Het coëfficiënt bedoeld in artikel 18, § 4, beloopt 0,0000 tot de eerste vastlegging door de Regering in het kader van een bouwproject m.b.t. de Middenstand.

Art. 29.Opheffingsbepaling.

Worden opgeheven : 1° het ministerieel besluit van 27 maart 1979 tot vaststelling van de financiële participatie van de Staat aan de door koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand geregelde permanente vorming, gewijzigd bij de besluiten van 7 juni 1983, 4 juli 1984, 19 maart 1984, 14 april 1989, 7 september 1990, 26 juni 1991, 9 september 1992, 14 oktober 1992, 8 april 1993, 24 juni 1994, 27 april 1995 en 6 juli 2000;2° het ministerieel besluit van 27 maart 1979 houdende bepaling van de aanvullende controlemodaliteiten nopens de toelagen toegekend krachtens artikel 49 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand.

Art. 30.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2002, behoudens de artikelen 4, 5 en 12 die op 1 januari 2001 uitwerking hebben.

Art. 31.De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 21 maart 2002.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota (1) voor leraren algemene vakken (2) voor leraren bijzondere vakken met 3 jaar beroepservaring die houder zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid Legende : OO : opleiding tot ondernemingshoofd HSO : diploma van het hoger secundair onderwijs HOKT : diploma van het hoger onderwijs van het korte type HOLT : diploma van het hoger onderwijs van het lange type DUO : diploma van het universitair onderwijs Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de K.M.O.'s Eupen, 21 maart 2002.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES

^