gepubliceerd op 28 november 2000
Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot aanpassing van verschillende bepalingen inzake het bevallingsverlof van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het psycho-medisch-sociaal centrum van de Gemeenschap met betrekking tot de meerlingsgeboorten
31 AUGUSTUS 2000. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot aanpassing van verschillende bepalingen inzake het bevallingsverlof van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het psycho-medisch-sociaal centrum van de Gemeenschap met betrekking tot de meerlingsgeboorten
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, gewijzigd bij de wetten van 31 maart 1967, 6 juli 1970, 27 juli 1971, 11 juli 1973, 19 december 1974, 18 februari 1977, 2 juli 1981, bij de koninklijke besluiten nr. 296 van 31 maart 1984 en nr. 456 van 10 september 1986, en bij het decreet van 17 februari 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 september 1968;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- of bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangeteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 9 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, inzonderheid op artikel 6, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 maart 1985;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van rijks- psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij de besluiten van de Executieve van 5 februari 1992 en 30 juni 1993;
Gelet op het protocol nr. S 9/2000 van het sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap, van 16 juni 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 mei 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 8 mei 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid gerechtvaardigd is door het feit dat voorliggende aanpassing overeenkomstig de intersectoriële overeenkomst van 1999-2000 al op het begin van het schooljaar 2000-2001 moet worden toegepast en derhalve vooraf aangenomen en bekendgemaakt moet worden;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, worden de leden 1, 2 en 3 door de volgende bepalingen vervangen : « Het in dienstactiviteit zijnde vrouwelijk personeelslid heeft recht op een bevallingsverlof van vijftien weken of van zeventien weken, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien.
Uiterlijk acht weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling of tien weken voor deze datum, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien, overhandigt het personeelslid een geneeskundig attest houdende bekrachtiging van deze datum aan de inrichtende macht.
Het verlof kan ten vroegste ingaan zeven weken vóór de datum die in het geneeskundig getuigschrift wordt aangegeven of negen weken voor deze datum, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien.
Het wordt verminderd met het aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid die het betrokken personeelslid heeft genoten gedurende de weken bevallingsverlof die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaan. »
Art. 2.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- of bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt lid 3 vervangen door de volgende bepaling : « De dagen die tijdens de zeven weken vóór de werkelijke datum van de bevalling of de negen weken voor deze datum, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien, als ziekte- en invaliditeitsverlof zijn toegekend, worden echter in bevallingsverlof omgezet. »
Art. 3.In artikel 6 van het koninlijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de leden 2 en 3 vervangen door de volgende bepalingen : « De dagen die tijdens de zeven weken vóór de werkelijke datum van de bevalling of de negen weken voor deze datum, indien de geboorte van een meerling is aangekondigd, als ziekte- en invaliditeitsverlof zijn toegekend, worden echter in bevallingsverlof omgezet.
Het betrokken personeelslid in bevallingsverlof heeft recht op een bezoldiging tijdens ten hoogste vijftien weken of zeventien weken, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien. »
Art. 4.In artikel 6 van het koninlijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten worden de leden 1, 2 en 3 door de volgende bepalingen vervangen : « Het in dienstactiviteit zijnde vastbenoemd of stagedoend vrouwelijk personeelslid heeft recht op een bevallingsverlof van vijftien weken of van zeventien weken, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien. Uiterlijk acht weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling of tien weken voor deze datum, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien, overhandigt het personeelslid een geneeskundig attest houdende bekrachtiging van deze datum aan de inrichtende macht.
Het verlof kan ten vroegste ingaan zeven weken vóór de datum die in het geneeskundig getuigschrift wordt aangegeven of negen weken voor deze datum, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien. Het personeelslid is verplicht ten laatste zeven dagen voor de waarschijnlijke bevallingsdatum met werken op te houden.
De dagen die tijdens de zeven weken vóór de werkelijke datum van de bevalling of de negen weken voor deze datum, indien de geboorte van een meerling wordt voorzien, als ziekte- en invaliditeitsverlof zijn toegekend, worden echter in bevallingsverlof omgezet. »
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.
Art. 6.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 31 augustus 2000.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES