gepubliceerd op 06 januari 1999
Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende vastlegging van het presentiegeld en van de vergoedingen die toegekend worden aan personen behorend tot de raad van bestuur van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's
16 SEPTEMBER 1998. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende vastlegging van het presentiegeld en van de vergoedingen die toegekend worden aan personen behorend tot de raad van bestuur van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 16 juli 1993, 30 december 1993 en 16 december 1996;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd, inzonderheid op artikel 9;
Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, gewijzigd bij het decreet van 20 mei 1997, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op het besluit van de Regering van 7 januari 1998 houdende algemene reglementering inzake reiskosten voor het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap alsmede voor het personeel van instellingen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, gegeven op 24 juni 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 september 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 16 september 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de vergoedingen die tot nu toe aan de raad van bestuur van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's uitbetaald werden geen rekening hielden met de ontwikkeling van het indexcijfer der consumptieprijzen en dat voorliggend besluit onverwijld moet worden aangenomen daar de nieuwe raad van bestuur van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's op 8 april 1998 geïnstalleerd werd;
Op de voordracht van de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, Besluit :
Artikel 1.De leden van de raad van bestuur van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, de deskundigen op wie een beroep wordt gedaan, alsmede de door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap bij de raad van bestuur afgevaardigde commissarissen verkrijgen een presentiegeld ten belope van 1 500 Fr. per zitting van ten minste twee uren. Voor zittingen die langer dan 4 uren duren, beloopt het presentiegeld 3 000 Fr.
Art. 2.§ 1. De personen bedoeld in artikel 1 die voor de reis tot de vergaderplaats een privé-voertuig gebruiken, verkrijgen dezelfde kilometervergoeding als degene die aan de personeelsleden van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's wordt uitbetaald wanneer zij een privé-voertuig behorend tot de tariefgroep 7 gebruiken. § 2. Voor de berekening van de afstand geldt de woonplaats van de betrokkene als uitgangspunt. Onder woonplaats verstaat men de kieswoonplaats zoals zij in het Kieswetboek is gedefinieerd. § 3. De in § 1 bedoelde vergoeding wordt uitbetaald op voorlegging van een verklaring op eer met een gedetailleerde lijst van de afgelegde kilometers. § 4. Als de personen bedoeld in artikel 1 de openbare vervoermiddelen gebruiken, wordt het normaal tarief voor een kaartje eerste klas toegepast.
Art. 3.Het presentiegeld en de reiskostenvergoeding vallen ten laste van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
Art. 4.Voorliggend besluit heeft uitwerking op 8 april 1998.
Art. 5.De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 16 september 1998.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, K.-H. LAMBERTZ