gepubliceerd op 18 november 2022
Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
23 JUNI 2022. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Het Verenigd College, Gelet op artikel 20 van de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen;
Gelet op artikel 63, eerste lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;
Gelet op artikel 5, § 1, II, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten;
Gelet op artikel 87 van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk;
Gelet op het advies nr. 69.458/VR van de Raad van State, gegeven op 2 juli 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, alinea 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van de Leden van het Verenigd College bevoegd inzake Bijstand aan Personen, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder: 1° « organieke wet van het centrum »: de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ;2° « centrum »: het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;3° « bestuur »: het bestuur van het centrum;4° « financieel directeur »: de financieel directeur van het centrum;5° « secretaris »: de secretaris-generaal van het centrum;6° « voorzitter »: de voorzitter van het centrum;7° « raad »: de raad voor maatschappelijk welzijn;8° « gedelegeerd orgaan »: het orgaan dat of de persoon die de delegatie heeft gekregen krachtens de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;9° « regering »: het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;10° « de minister(s) »: de ministers die lid zijn van het Verenigd College, bevoegd voor de Bijstand aan personen;11° « bevoegd orgaan »: elk orgaan zoals aangewezen door de bepalingen van het huidige reglement of, bij gebrek aan een nadere bepaling in verband daarmee in het huidige reglement, elk orgaan dat op nauwkeurige wijze wordt aangewezen door of krachtens de wet;12° « beheerder-verificateur »: het personeelslid dat het dossier behandelt hetgeen toelaat de boekhoudkundige aanrekening van een factuur voor te bereiden, dat aan de hand van zijn visum de overeenstemming bevestigt tussen de facturen van ontvangen leveringen, gepresteerde diensten of uitgevoerde werken met het voorwerp, de aard, de hoeveelheden, de prijs en de bestemming zoals bedoeld in de bestelling van leveringen, diensten of werken;13° « gewone dienst van de begroting »: alle ontvangsten en uitgaven die ten minste eenmaal per financieel dienstjaar voorkomen en die het centrum regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, met inbegrip van de periodieke aflossing van de schuld;14° « Buitengewone dienst van de begroting »: alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van het centrum, met uitzondering van haar normale onderhoudswerken.Hij omvat ook de subsidies en leningen die voor dezelfde doeleinden zijn toegekend, de participaties en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de vervroegde terugbetalingen van de schuld; 15° « begrotingswijziging »: elke beslissing van de raad van het centrum na de vaststelling van de begroting, die leidt tot het ontstaan, de schrapping of de wijziging van één of meerdere begrotingskredieten met uitzondering van de bewegingen zoals bedoeld in artikel 14, § 2 van het huidige reglement;16° « buitengewoon project »: alle ontvangsten en uitgaven die worden toegewezen voor eenzelfde investeringsdoel, gaande van het ontwerp tot de volledige voltooiing. Alle buitengewone boekhoudkundige verrichtingen worden geïdentificeerd door een informaticaverwijzing die « buitengewoon projectnummer » wordt genoemd.
De uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling en de bijhorende documenten worden vastgesteld door de ministers; 17° « gewoon project »: alle ontvangsten en uitgaven die worden toegewezen aan eenzelfde project, gaande van het ontwerp tot de volledige voltooiing. Alle gewone boekhoudkundige verrichtingen worden geïdentificeerd door een informaticaverwijzing die « gewoon projectnummer » wordt genoemd.
De uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling en de bijhorende documenten worden vastgesteld door de ministers. 18° « functionele en economische code »: de numerieke identificatie, bestaande uit twee reeksen van ten minste drie cijfers, die respectievelijk de bestemming en de aard bepaalt van het krediet waarop ze betrekking heeft;het geheel van de functionele en economische codes vormt de functionele en economische classificatie;
De OCMW's hebben de mogelijkheid om 2 cijfers toe te voegen (van 01 tot 49) na de 3 eerste cijfers van de functionele code en na de 3 eerste cijfers van de economische code.
De ministers kunnen de OCMW's opleggen om 2 cijfers toe te voegen (van 50 tot 99) na de 3 eerste cijfers van de functionele code en na de 3 eerste cijfers van de economische code; 19° « journaal »: boekhoudkundig register dat chronologisch en zonder compensatie alle boekhoudkundige bewerkingen vermeldt.Er bestaan twee categorieën van dit journaal: - het journaal van de budgettaire verrichtingen; - het journaal van de algemene verrichtingen; 20° « grootboek »: boekhoudkundig register dat per rekening en systematisch de verrichtingen overneemt van het journaal.Er bestaan twee categorieën van dit grootboek: - het grootboek van de budgettaire verrichtingen; - het grootboek van de algemene verrichtingen; 21° « invorderingsrecht »: elk bedrag dat met zekerheid, door een welbepaalde derde, aan het centrum verschuldigd is;22° « vastgesteld recht »: het invorderingsrecht dat geboekt is in de begrotingsboekhouding;23° « voorlopige vastlegging »: het voorbehouden, intern bij het centrum, van een bedrag voor een welbepaalde uitgave;24° « definitieve vastlegging »: het voorbehouden van een bepaald bedrag als gevolg van een beslissing die het centrum verbindt op juridisch vlak;25° « ordonnancering van de uitgaven »: de beslissing van de raad of het gedelegeerd orgaan die een lijst van de uitgaven vaststelt;26° « ordonnancering van de ontvangsten »: de beslissing van de raad of het gedelegeerd orgaan die een lijst van de vastgestelde rechten vaststelt;27° « betalingsbevel »: het formeel en schriftelijk order, op papier of via elektronische weg, door de raad of het gedelegeerd orgaan aan de financieel directeur gegeven om het daarin genoemde bedrag te betalen aan de genoemde rechthebbende;28° « invorderingsstaat »: het formeel en schriftelijk order, op papier of via elektronische weg, door het gedelegeerd orgaan aan de financieel directeur gegeven om het daarin genoemde bedrag in te vorderen bij de genoemde schuldenaar;29° « ambtshalve opneming »: elke opneming die bij of krachtens de wet is voorgeschreven en die zonder de voorafgaande toestemming van het centrum wordt gedaan op een rekening die dit bestuur bij een financiële instelling heeft geopend;30° « bericht van ontvangst »: stuk opgemaakt door de financieel directeur wanneer hij een geldsom ontvangt zonder voorafgaande verantwoording;31° « kasgeld van het centrum »: geheel van gelden en waarden die beschikbaar zijn of op maximaal één jaar belegd zijn bij een financiële instelling;32° « voorzieningen voor risico's en kosten »: het aanleggen van voorzieningen voor risico's en kosten heeft tot doel, om in de boekhouding van het centrum, een voorziening van toekomstige risico's verbonden aan evenementen die plaatsvonden tijdens het jaar, op te nemen.Het moet gaan om lasten of uitgaven die betrekking hebben op een toekomstig dienstjaar, die zeker of waarschijnlijk zijn wat betreft hun principe, welomschreven wat betreft hun aard of hun voorwerp maar onbepaald wat betreft hun bedrag; 33° « voorgeschreven vorm »: hetzij op papier, hetzij elektronisch, hetzij elk ander door of krachtens de wet voorgeschreven vorm.
Art. 2.§ 1. Dit besluit is toepasselijk onverminderd eender welke regelgeving betreffende de digitalisering van de boekhouding, de facturatie, de handtekeningen of eender welk ander officieel document. § 2. Elk centrum heeft de vrije keuze om haar boekhouding te voeren hetzij op papier, hetzij elektronisch of door een combinatie van de twee. Dit geldt ook voor alle verplichtingen die eruit voortvloeien, zowel op het vlak van de verwerking van gegevens, de overdracht van gegevens, de bewaring van gegevens of de voorlegging van gegevens.
Ongeacht zijn keuze zal het centrum ervoor zorgen alle wettelijk of reglementair verplichte garanties te leveren betreffende alle elementen van zijn boekhouding. Wanneer een volledig of gedeeltelijk elektronische oplossing gebruikt wordt, moeten de authenticiteit van de oorsprong van de elektronische gegevens evenals de integriteit van hun inhoud bijgevolg gewaarborgd worden door het plaatsen van een elektronische handtekening, overeenkomstig de wet van 9 juli 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/2001 pub. 29/09/2001 numac 2001011298 bron ministerie van economische zaken Wet houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten sluiten houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten.
Bovendien moet de leesbaarheid van de gegevens, in naleving van voormelde principes, gedurende de volledige bewaringstermijn verzekerd zijn.
Wanneer de wet dit bepaalt, moeten de technische middelen de weergave van de gegevens in een voorgeschreven vorm mogelijk maken.
Art. 3.§ 1. Elke beslissing vanwege de overheden van het centrum die een financiële impact heeft, moet onverwijld ter kennis van de financieel directeur worden gebracht. § 2. Elke handeling van de toezichthoudende overheid in verband met de beslissingen zoals genoemd in § 1 van dit artikel, moet onverwijld ter kennis van de financieel directeur worden gebracht. § 3. Elke gerechtelijke beslissing die financiële gevolgen heeft voor het centrum of met als voorwerp een schuldvordering van eender welke aard, moet onverwijld ter kennis van de financieel directeur worden gebracht.
Art. 4.De raad of het gedelegeerd orgaan bepaalt op welke manier de bewijzen van de inschrijvingen of bewaargevingen, alsmede elke andere akte waaruit de rechten van het centrum blijken, bewaard worden.
Art. 5.§ 1. De financiële rekeningen worden na akkoord van de raad, of het gedelegeerd orgaan door de financieel directeur geopend op naam van het centrum. Het centrum is houder van de rekening waarvan de financieel directeur de eni!ège mandataris is. Ze worden door hem beheerd en de desbetreffende briefwisseling wordt rechtstreeks aan hem geadresseerd. § 2. De financieel directeur vraagt vooraf de toestemming van de raad of het gedelegeerd orgaan voor elke opening van een financiële rekening bij een bankinstelling waarbij het centrum nog geen financiële rekening heeft. § 3. Op de verzoeken tot betaling wordt steeds het nummer van de financiële rekening van het centrum vermeld waarop de geldsom moet worden gestort.
TITEL II. - De begroting HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 6.§ 1. De begroting omvat de precieze raming van alle ontvangsten die kunnen worden vastgesteld en alle uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen. § 2. Wat betreft de investeringen in verband met lopende werken wordt een uitgave beschouwd als behorende tot het dienstjaar wanneer de betrokken opdracht tijdens het betrokken dienstjaar wordt gegund. § 3. Binnen de begroting wordt er een onderscheid gemaakt tussen de gewone en buitengewone dienst en, binnen elk van de diensten, tussen de vorige dienstjaren en het eigenlijk financieel dienstjaar.
Art. 7.De ontvangsten en uitgaven, alsook de budgettaire en boekhoudkundige resultaten ervan, worden onherroepelijk verbonden aan een dienstjaar en een dienst.
Art. 8.Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen inzake de begroting worden meegedeeld door de voorzitter aan de raad. HOOFDSTUK II. - De begroting
Art. 9.Wanneer de begrotingsmiddelen en de thesaurie toereikend zijn, kan de raad kredieten op zijn begroting uittrekken om die middelen te bestemmen: 1° voor de vervroegde terugbetaling van de duurste leningen;2° om gewone en buitengewone reservefondsen aan te leggen;3° voor de verwerving van publieke fondsen en effecten;4° voor renderende beleggingen op meer dan één jaar.
Art. 10.§ 1. Het geraamde overschot of tekort van de vorige dienstjaren, dat op de begroting wordt gebracht, is het resultaat van de begroting van het voorgaande dienstjaar, aangepast door de eventuele begrotingswijzigingen. § 2. Zodra de begrotingsrekening van dat voorgaand dienstjaar door de raad aangenomen is, wordt het geraamde overschot of tekort dat op de begroting gebracht is, vervangen door dat van de aldus aangenomen rekening, en dit door middel van een begrotingswijziging. § 3. De definitieve goedkeuring, stilzwijgend of uitdrukkelijk, van de begrotingsrekening van het vorige dienstjaar brengt de vermindering of de vermeerdering met zich mee van de gemeentelijke dotatie opgenomen in de begroting van het centrum van het lopende dienstjaar in functie van het begrotingsresultaat van de rekening.
Art. 11.§ 1. De uitgavekredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel.
Ze zijn beperkt, met uitzondering van de kredieten voor uitgaven welke ambtshalve worden opgenomen krachtens een wet.
Interne kredietaanpassingen mogen geen invloed uitoefenen op het begrotingsresultaat. § 2. De interne kredietaanpassingen zoals bedoeld in het 3de lid van § 1 zijn toepasselijk overeenkomstig de regels zoals vastgesteld door artikel 91 van de organieke wet. § 3. Worden beschouwd als onbeperkt: de uitgavekredieten betreffende de verminderingen van schuldvorderingen zoals vastgesteld in artikel 56 § 2, diegene die betrekking hebben op de registratie van onwaarden die geen enkele uitbetaling vereisen en diegene betreffende de interne facturatie.
Art. 12.Het bevoegd orgaan stelt de ontwerpbegroting op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie die ten minste is samengesteld uit: de voorzitter, de secretaris-generaal en de financieel directeur.
Het advies van de commissie bedoeld in alinea 1 heeft uitsluitend betrekking op de wettelijkheid en de te verwachten financiële weerslag.;
Ter vervulling van haar opdracht mag de commissie op haar vergaderingen andere personen uitnodigen, op basis van hun competenties, om er te worden gehoord als deskundigen op budgettair en financieel vlak of in termen van gendergevoelige budgettering. Deze personen nemen niet deel aan de beraadslagingen.
Van het advies van de commissie moet een schriftelijk verslag worden opgemaakt dat bij de ontwerpbegroting moet worden gevoegd en dat moet worden voorgesteld aan het overlegcomité.
Deze procedure moet ook worden toegepast op alle latere begrotingswijzigingen.
Het voorafgaand advies van deze commissie vormt een noodzakelijke voorwaarde voor de goedkeuring van de betreffende begroting of van de betreffende begrotingswijziging.
Art. 13.Zodra de begroting is goedgekeurd door de toezichthoudende overheid, is ze uitvoerbaar, onverminderd de controle op de wettigheid van de opgenomen ontvangsten en uitgaven.
Art. 14.§ 1. Voorafgaand aan de goedkeuring van de begroting door de toezichthoudende overheid mogen er, door middel van voorlopige kredieten, uitgaven worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar.
Wanneer de begroting nog niet aangenomen is, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de raad, en - wanneer de wet het voorschrijft - goedgekeurd door de toezichthoudende overheid. § 2. De voorlopige kredieten mogen, per verlopen of begonnen maand, niet meer bedragen dan één twaalfde: 1° van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar nog niet aangenomen is;2° van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar of, indien het kleiner is, van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar, wanneer de begroting van het dienstjaar reeds aangenomen is. Deze beperking geldt niet voor uitgaven voor de personeelsvergoedingen, de bestaande lopende contracten, de belastingen en tevens de uitgaven van de sociale bijstand. § 3. De voorlopige kredieten hebben enkel betrekking op uitgaven van de gewone dienst. HOOFDSTUK III. - De begrotingswijzigingen
Art. 15.De begrotingswijzigingen met voorspelbare financiële gevolgen, zijn onderworpen aan dezelfde procedures als die welke toepasbaar zijn op de begroting.
Zij worden voor elk begrotingskrediet behoorlijk gerechtvaardigd.
Art. 16.In de begrotingswijzigingen moeten zo snel mogelijk de begrotingskredieten worden ingeschreven tot dekking van: - de uitgaven die worden verricht wegens dwingende en onvoorziene omstandigheden, zoals gereglementeerd door de organieke wet van het centrum; - de uitgaven die worden verricht door ambtshalve opneming ; - de begrotingskredieten met betrekking tot onvoorziene ontvangsten.
TITEL III. - Het patrimonium en het beheer HOOFDSTUK I. - Het patrimonium en de jaarrekeningen
Art. 17.§ 1. De algemene toestand van het patrimonium van het centrum op 31 december van elk dienstjaar wordt bepaald door de balans. § 2. Het actief van de balans, dat bestaat uit het geheel van de bezittingen en de vorderingen, verworven door de middelen zoals beschreven in het passief, omvat: 1° De vaste activa, te weten de goederen die het centrum op duurzame wijze verwerft en die het nodig heeft om zijn activiteiten te beheren, namelijk: I.de oprichtingskosten en immateriële vaste activa;
II. de materiële vaste activa;
III. de toegekende investeringssubsidies;
IV.de beloften van te ontvangen subsidies en leningen;
V. de financiële vaste activa; 2° De vlottende activa, bestaande uit de tegoeden en rechten van het OCMW, bestemd om een grotere rotatie te kennen dan de vaste activa, namelijk: VI.de voorraden;
VII. de vorderingen op ten hoogste een jaar;
VIII. de verrichtingen voor rekening van derden;
IX. de financiële rekeningen (de geldbeleggingen, de beschikbare waarden en de lopende betalingen);
X. de overlopende rekeningen en wachtrekeningen. § 3. Het passief van de balans, dat inlichtingen verstrekt over de herkomst van de middelen waarover het centrum beschikt om zijn doelstellingen te bereiken, omvat: 1° het eigen vermogen, te weten de middelen die het centrum heeft geïnvesteerd en waarvan het eigenaar is, bestaande uit: I.het sociaal fonds;
II. de reserves;
III. de gekapitaliseerde resultaten;
IV.de overgedragen resultaten;
V. de verkregen investeringssubsidies, schenkingen en legaten;
VI. de voorzieningen voor risico's en kosten; 2° Het vreemd vermogen of schulden, welke de middelen zijn die door derden ter beschikking van het centrum worden gesteld, namelijk: VII.de schulden op meer dan één jaar;
VIII. de schulden op ten hoogste één jaar;
IX. de verrichtingen voor rekening van derden;
X.de overlopende rekeningen en wachtrekeningen. § 4. In de beginbalans bestaat het sociaal fonds uit het verschil tussen het actief en het totaal van de schulden, de reserves, het samengevoegd resultaat van de voorgaande dienstjaren, de verkregen investeringssubsidies en de voorzieningen voor risico's en kosten in het passief.
Het verschil tussen het actief en de schulden en de voorzieningen voor risico's en kosten vormt het eigen vermogen van het centrum.
Dit eigen vermogen wordt elk jaar aangepast door de inbreng van het saldo van de resultatenrekening van het afgesloten dienstjaar onder de vorm van een boni of mali van het lopend dienstjaar. § 5. Alle balanswaarden worden aangegeven in euro.
Art. 18.De resultatenrekening van een boekjaar omvat de vergelijkende boeking en het verschil tussen de opbrengsten en de kosten van het centrum tijdens het betreffende dienstjaar.
De opbrengsten en de kosten bestaan uit 4 categorieën: 1° De courante opbrengsten en kosten: ze bestaan uit de vastgestelde rechten en de uitgaven aangerekend op de begrotingsposten van de gewone dienst, behalve wat betreft de terugbetalingen van leningen en de recuperatie van de terugbetalingen van leningen.2° Opbrengsten en kosten die het gevolg zijn van de normale schommelingen van de waarden van het patrimonium - dergelijke opbrengsten komen met name voort uit: a) de jaarlijkse positieve heraanpassingen van het onroerend patrimonium;b) de verminderingen van verkregen subsidies en van schenkingen en legaten in goederen;c) de interne werken die zijn geboekt bij de onroerende goederen; - dergelijke kosten komen met name voort uit: a) de dotaties aan de jaarlijkse afschrijvingen;b) de jaarlijkse negatieve heraanpassingen van het onroerend patrimonium;c) de schommelingen en dotaties aan de jaarlijkse waardeverminderingen van voorraden en dotaties aan de waardeverminderingen van vorderingen;d) de dotaties aan de afschrijvingen van de toegekende investeringstoelagen;e) de dotaties aan de afschrijvingen van de toegekende investeringssubsidies;3° De uitzonderlijke opbrengsten en kosten - dergelijke opbrengsten komen met name voort uit: a) de in artikel 22 bedoelde gerichte herwaarderingen van de waarde van de goederen van de vaste activa;b) de meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van goederen uit de vaste activa;c) de verkregen uitzonderlijke schadevergoedingen voor de goederen van het patrimonium;d) enige andere uitzonderlijke inbreng van de gewone of de buitengewone dienst; -dergelijke kosten vinden met name hun oorsprong in: a) uitzonderlijke afschrijvingen ;b) de in artikel 22 bedoelde gerichte herwaarderingen van de waarde van de goederen van de vaste activa;c) de uitzonderlijke meerwaarden geboekt op de openbare leningen die het centrum heeft uitgegeven;d) het in onwaarde of oninvorderbaar verklaren van kredieten en toegekende leningen, zoals bedoeld in artikel 58;e) de minderwaarden gerealiseerd bij de overdracht of bij verlies van goederen van de vaste activa;f) de uitzonderlijke schadeloosstellingen van derden door het centrum;g) de dotaties aan de waardeverminderingen;4° Bestemmingen en overboekingen van reserves: a) Overboekingen uit reserves ;b) Dotaties aan het gewoon of buitengewoon reservefonds. In de resultatenrekening worden de volgende resultaten opgenomen: a) batig of nadelig bedrijfssaldo: het resultaat dat volgt uit de algemene boekhouding en wordt bepaald door het vergelijken van de in 1° bedoelde kosten en opbrengsten;b) batig of nadelig exploitatieresultaat: het resultaat dat volgt uit de algemene boekhouding en wordt bepaald door het vergelijken van in 1° en 2° bedoelde kosten en opbrengsten;c) uitzonderlijk batig of nadelig resultaat: het resultaat dat volgt uit de algemene boekhouding en wordt bepaald door het vergelijken van de in 3° bedoelde kosten en opbrengsten;d) bestemmingsresultaat en overboekingen van de reserves: het resultaat dat blijkt uit de algemene boekhouding en wordt bepaald door het vergelijken van in 4° bedoelde kosten en opbrengsten;e) batig of nadelig resultaat van het dienstjaar: het exploitatieresultaat vermeerderd met het uitzonderlijk resultaat en met het bestemmingsresultaat en de overboekingen van reserves.
Art. 19.De "bijlage" bij de balans en de resultatenrekening laat toe om de schommelingen van de rubrieken van de situatie van het patrimonium bij de afsluiting van het dienstjaar en van het beheer van het dienstjaar te verklaren.
Ze omvat: - een afschrijvingstabel van de waarden van het patrimonium afgesloten op 31 december van het boekjaar dat het jaartal geeft aan de balans; - een vergelijkende tabel van de resultaten van de begrotingsrekening en de resultatenrekening van de algemene boekhouding; - de staat van de oprichtingskosten, de immateriële, materiële en financiële vaste activa; - de staat van de beloofde en de verkregen subsidies; - de staat van het sociaal fonds; - de staat van de schuld; - de staat met de uitsplitsing van de thesauriemiddelen; - de staat van de voorzieningen; - de ratio's en grafieken voorgesteld volgens de regels vastgelegd door de ministers.
Art. 20.§ 1. Het centrum houdt de gedetailleerde, volledige en gewaardeerde inventaris bij van al zijn goederen, bezittingen, rechten en vorderingen, evenals van zijn investeringssubsidies en zijn schuld.
De ministers bepalen de nomenclatuur van de inventaris, evenals de regels voor de waardebepaling van het patrimonium van het OCMW. De inventaris vermeldt bovendien de verplichtingen die voornoemde waarden bezwaren, evenals de goedkeuringen en toegestane waarborgen.
De secretaris-generaal houdt ook het register bij met de vervaldata van de contracten en huurovereenkomsten, evenals de vervaldata en data van vernieuwing van de effecten en hypothecaire inschrijvingen, alsook het bedrag van de huren en pachten. § 2. De financieel directeur registreert in de balans de waarden die in de inventaris worden opgenomen evenals hun wijzigingen en verricht de werkzaamheden van afsluiting in de algemene boekhouding teneinde de balans, de resultatenrekening en de bijlage op te maken.
Te dien einde ontvangt hij van de secretaris-generaal een eensluidend verklaard afschrift van alle akten, documenten en stukken betreffende deze waarden, desgevallend per elektronische zending.
Art. 21.In de boekhouding wordt er een onderscheid gemaakt tussen de waarde van de grond en die van de onroerende goederen die zich daarop bevinden.
Art. 22.§ 1. De goederen van het onroerend patrimonium worden jaarlijks geherwaardeerd, met uitzondering van het hout op stam.
De ministers stellen de criteria en coëfficiënten voor de herwaardering vast die in elk geval moeten worden toegepast. § 2. Indien er zich aanzienlijke en niet-incidentele marktschommelingen voordoen, kunnen de ministers een uitzonderlijke herwaardering van de goederen van het onroerend patrimonium opleggen, op voorwaarde dat geen van de in § 1 bedoelde criteria kan volstaan om die schommelingen te berekenen.
Art. 23.De afschrijving is jaarlijks en lineair.
De vaste activa met een beperkte levensduur zijn onderworpen aan een afschrijving volgens de door de ministers vastgestelde regels.
De verkregen investeringstoelagen worden op dezelfde wijze verrekend als de afschrijvingen van het goed waarvoor de toelage werd verleend.
Art. 24.Het centrum kan voorzien in een beheer van de voorraad overeenkomstig de regels vastgelegd door de ministers.
Art. 25.De ministers stellen de regels vast met betrekking tot het bijhouden van de analytische boekhouding.
Art. 26.Wanneer de kosten en de opbrengsten twee opeenvolgende dienstjaren overlappen, worden de delen van de kosten en de opbrengsten die op het latere dienstjaar betrekking hebben, geboekt op een overlopende rekening die in de balans wordt voorgesteld en geen weerslag heeft op het resultaat van het lopende dienstjaar. HOOFDSTUK II. - Leningen
Art. 27.Op beslissing van de raad kan het centrum leningen aangaan om het bedrag van de buitengewone uitgaven te dekken.
De termijn voor terugbetaling van de leningen mag niet langer lopen dan de termijn voor het afschrijven van de goederen waarvoor die leningen zijn aangegaan.
In het leningenbestand worden per jaar en per lening de terugbetalingsschijven en de verschuldigde interesten opgenomen volgens de geldige rentevoet.
Art. 28.Op beslissing van de raad kan het centrum kredietopeningen aangaan door verdiscontering van toelagen of andere in de begroting opgenomen ontvangsten.
Art. 29.Bij beslissing van de raad worden de ongebruikte saldi van leningen bestemd voor: 1° ) hetzij de vervroegde terugbetaling van leningen;2° ) hetzij de spijzing van het buitengewoon reservefonds. Wanneer het echter minder dan 1 procent van het oorspronkelijk bedrag van de lening en ten hoogste 5.000 euro bedraagt, spijst dit saldo rechtstreeks het buitengewoon reservefonds.
Art. 30.Voorafgaand aan het opmaken van de balans, wordt de schuld op meer dan één jaar verminderd met de terugbetalingsschijven die binnen het volgende jaar vervallen en die worden geboekt op een rekening van de schuld op ten hoogste één jaar.
Art. 31.De leningen, die aanleiding hebben gegeven tot de uitgifte van effecten, worden opgenomen in een afzonderlijk bestand waarin: a) tegenover het nummer van de uitgegeven effecten wordt vermeld: - de datum waarop elk effect betaalbaar werd gesteld ; - en, in voorkomend geval, de datum waarop het effect werd ingekocht met het oog op de vervroegde terugbetaling; b) voor iedere vervaldag wordt opgenomen: - het aantal en de terugbetalingswaarde van de af te lossen effecten; - het aantal en de waarde van de te betalen coupons; - het aantal en de waarde van de ten laste van elk dienstjaar, tot aan de verjaring, terugbetaalde effecten en betaalde coupons; - het aantal en de waarde van de verjaarde effecten en coupons.
Art. 32.§ 1. Behoudens tegenbeding kan het centrum de in artikel 31 bedoelde effecten van zijn eigen leningen inkopen, evenwel uitsluitend met het oog op de vervroegde aflossing.
Het bedrag van het begrotingskrediet dat hiertoe in de begroting is ingeschreven, wordt overgebracht naar een fonds tot terugbetaling van de openbare leningen.
Het gedeelte van de gewone annuïteiten dat overeenstemt met de normale terugbetalingswaarde en met de interesten van de vervroegd terugbetaalde obligaties en effecten, wordt op de vervaldagen naar hetzelfde fonds overgedragen.
De ingekochte effecten mogen niet opnieuw in omloop worden gebracht. § 2. Worden onmiddellijk vernietigd: 1° de teruggekochte effecten bij de inkoop;2° de terugbetaalde effecten bij de terugbetaling;3° de rentecoupons, ingedeeld naar de vervaldag, bij de uitbetaling. § 3. Ten minste eenmaal per jaar wordt van de vernietiging van de teruggekochte en afgeloste obligaties en effecten, alsook van de bijbehorende rentecoupons, een proces-verbaal opgemaakt dat door de raad of het gedelegeerd orgaan wordt goedgekeurd en in het archief wordt neergelegd. Afschrift van dit proces-verbaal wordt bij de jaarrekeningen gevoegd ter verantwoording van de gedane aflossingen en betalingen. HOOFDSTUK III. - Thesaurie en beleggingen
Art. 33.§ 1. De raad of het gedelegeerd orgaan ziet erop toe dat de kasvoorraad van het centrum voldoende kasmiddelen bevat om te allen tijde de verbintenissen en uitgaven te kunnen nakomen.
Tevens ziet het erop toe dat de beslissingen om leningen of kredietopeningen aan te gaan en om de kosten van de sociale steun terug te vorderen, onverwijld worden genomen en uitgevoerd. § 2. De kasvoorraad van het centrum wordt duidelijk gescheiden van de kasvoorraad van de door dit centrum beheerde instellingen krachtens de principes van niet-compensatie en de bepalingen van de organieke wet.
Er mogen in geen geval transfers plaatsvinden tussen de kas van het centrum en de respectieve kas van de instellingen die afzonderlijk worden beheerd.
Art. 34.§ 1. De beleggingen verricht met specifieke fondsen afkomstig van giften en legaten met een bepaalde bestemming, alsmede de inkomsten uit die beleggingen, worden bestemd voor een reservefonds. § 2. De inkomsten in contanten die afkomstig zijn van giften en legaten zonder bestemming, worden geboekt bij de ontvangsten van de gewone dienst.
Art. 35.De beleggingen mogen worden verricht in deelnemingen in openbare of privé-instellingen die zijn opgericht volgens het recht van een lidstaat van de Europese Unie, met een zetel in België, of in door genoemde instellingen uitgegeven effecten.
Art. 36.§ 1. De nettowaarde van de materiële vaste activa moet, ingeval van realisatie, zo spoedig mogelijk opnieuw worden samengesteld. § 2. De waarden en effecten van het centrum mogen worden gerealiseerd teneinde leningsoperaties te vermijden waarvan de lasten hoger zouden uitvallen dan de inkomsten uit deze waarden en effecten.
Art. 37.§ 1. De financieel directeur is verantwoordelijk voor de kasvoorraad, met uitzondering van de rekeningen van derden die niet worden beheerd in het kader van zijn missie. De gelden van de kasvoorraad worden afzonderlijk beheerd in de boekhouding, waarin alle verrichtingen desaangaande worden vermeld. § 2. Ingeval een eenmalige of terugkerende activiteit van het centrum vereist om over te gaan tot contante betalingen zonder dat het materieel mogelijk is om de procedure te volgen van de vastlegging, de ordonnancering en het betalingsbevel zoals voorzien in artikel 59, mag de raad of het gedelegeerd orgaan beslissen om een kasfonds toe te kennen, tot een maximumbedrag dat strikt gerechtvaardigd is door de aard van de verrichtingen, aan een agent van het centrum die voor dit doel bij naam is aangewezen.
In dit geval, definieert de raad of het gedelegeerd orgaan de aard van de betalingsverrichtingen die mogen uitgevoerd worden.
Deze provisie zal worden teruggenomen tot beloop van haar bedrag in de kastoestand van het centrum.
In bezit van de beraadslaging, overhandigt de financieel directeur het bedrag van de provisie aan de door de raad of het gedelegeerd orgaan aangeduide verantwoordelijke, of stort het op de rekening die hiertoe op naam van de verantwoordelijke werd geopend, overeenkomstig de beslissing van de raad of het gedelegeerd orgaan. Op basis van regelmatige bevelschriften, vergezeld met de verantwoordingsstukken, gaat de financieel directeur over tot wedersamenstelling van de provisie ter hoogte van het gemandateerd bedrag.
Voor elke provisie, dient de verantwoordelijke een chronologische gedetailleerde berekening op te maken van de verrichte contante transacties. Deze berekening dient bij de stukken van de jaarrekening te worden gevoegd die door de raadsleden kunnen geraadpleegd worden.
Art. 38.§ 1. De financieel directeur bewaart in kas slechts de middelen die nodig zijn om op de nabije vervaldagen de contante betalingen te verrichten. § 2. De overige beschikbare middelen worden gestort op de lopende rekeningen die zijn geopend bij de door de bevoegde overheid erkende kredietinstellingen of worden bij die instellingen op minder dan een jaar belegd.
Indien het centrum er echter voordeel bij heeft, mag het geld dat bij andere instellingen dan die bedoeld in het eerste lid is geleend daar in deposito blijven op voorwaarde dat zij aan het centrum voldoende waarborgen bieden in door de raad of het gedelegeerd orgaan aangenomen verhandelbare waarden.
De beleggingen mogen geen speculatief karakter hebben die de waarde van het kapitaal kan wijzigen en mogen enkel in euro worden geplaatst. § 3. Na raadpleging van de financieel directeur regelt de raad of het gedelegeerd orgaan het beheer van de kasvoorraad. § 4. De financieel directeur legt, voor akkoord, aan de raad of het gedelegeerd orgaan elk voorstel voor teneinde, enerzijds, de lasten van de schuld op korte en lange termijn te laten verminderen en, anderzijds, opdat de kasvoorraad van het centrum over voldoende kasmiddelen zou beschikken om te allen tijde aan de verbintenissen en uitgaven van het centrum te kunnen voldoen.
Art. 39.De financieel directeur is aansprakelijk voor het interestverlies dat zou voortvloeien uit: 1° vertragingen hem toe te rekenen bij het invorderen van schuldvorderingen en inkomsten van het centrum;2° het behoud van gelden in kas of op niet renderende rekeningen boven de door de raad of het gedelegeerd orgaan vastgestelde normen;3° het behoud op de lopende rekeningen van een negatief saldo terwijl de beschikbare kasmiddelen meer bedragen dan die nodig voor betalingen op nabije vervaldagen. TITEL IV. - De boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemeen
Art. 40.De begrotings-, de algemene en de analytische boekhoudingen van het centrum worden bijgehouden onder het gezag en het toezicht van de raad of het gedelegeerd orgaan.
De bevoegdheid van de secretaris, zoals bepaald in artikel 45 van de organieke wet, omvat zowel de budgettaire als de algemene en de analytische boekhouding.
De raad of het gedelegeerd orgaan stelt de financieel directeur de noodzakelijke middelen ter beschikking om zijn bevoegdheden uit te oefenen.
De boekhouding betreffende het beheer van fondsen en de neerlegging van de rekeningen behoren tot de bevoegdheid van de financieel directeur.
Art. 41.§ 1. Alle door de wet of dit reglement vereiste boeken of documenten worden, telkens wanneer ze aanleiding geven tot afsluiting, mededeling, controle, nazicht of archivering, opgemaakt in de voorgeschreven vorm, hetzij op papier, hetzij op een elektronische drager.
Elke boeking wordt gestaafd door bewijsstukken. § 2. Er moet een verband worden vastgesteld tussen het verantwoordingsstuk en de betreffende boekhoudkundige verrichting.
De door derden afgegeven stukken die betrekking hebben op werken, verleende diensten of leveringen ten bate van het centrum worden bovendien geviseerd voor ontvangst, controle en certificatie. § 3. De boekingen worden dag na dag bijgehouden, van 1 januari tot 31 december.
Elke inschrijving draagt een volgnummer. Er mag geen onderbreking zijn in de opeenvolging. Elke verbetering wordt verricht door middel van een tegenboeking. § 4. De verhogingen van de actiefrekeningen en de kostenrekeningen worden op het debet geboekt en de verminderingen op het credit.
De verhogingen van de passiefrekeningen en de opbrengstenrekeningen worden op het credit geboekt en de verminderingen op het debet.
De linkerzijde van de boeken vermeldt de actiefrekeningen en de kostenrekeningen alsook de debetwaarden.
De rechterzijde van de boeken vermeldt de passiefrekeningen en de opbrengstenrekeningen alsmede de creditwaarden.
In toepassing van het principe van de dubbele boekhouding, heeft het debiteren van algemene rekeningen het crediteren van anderen tot gevolg. § 5. Naast de hoofdboeken kunnen hulpboeken worden geopend wanneer de omvang van de verrichtingen dat vereist. Die hulpboeken, die niet genummerd noch geparafeerd moeten worden, worden bijgehouden volgens dezelfde regels als die welke gelden voor de hoofdboeken. § 6. Alle boeken geven een totalisering op het einde van elke bladzijde en van elke maand. Ze worden ten minste eens per maand afgesloten. In voorkomend geval worden de totalen overgedragen naar de volgende bladzijde of naar het volgende boek.
De financieel directeur maakt op het einde van elk kwartaal een document op dat meer bepaald de overeenkomst vaststelt tussen de boekingen van de kasvoorraad en die van de journalen van de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding. § 7. Zodra de boeken aan het einde van het dienstjaar afgesloten zijn, wordt hiervan een afschrift overhandigd aan de raad of het gedelegeerd orgaan.
De boeken en bewijsstukken worden door de financieel directeur bewaard tot de definitieve vaststelling van de rekening. Ze worden gedurende tien jaar bij het centrum bewaard. De jaarrekeningen worden voor onbeperkte duur bewaard.
Art. 42.De begrotingsboekhouding vermeldt en verantwoordt: 1° bij de ontvangsten: de invorderingsrechten, de vastgestelde rechten, de onwaarden en de oninvorderbare ontvangsten;2° bij de uitgaven: de vastleggingen en de aanrekeningen. Ze wordt gevoerd volgens de methode van het enkelvoudig boekhouden door middel van het journaal en het grootboek van de begrotingsboekhouding. Ze geeft na afloop van elk dienstjaar de begrotingsrekening.
Binnen de begrotingsrekening wordt er een onderscheid gemaakt tussen de gewone en buitengewone dienst en, binnen elk van de diensten, tussen het eigenlijke financieel dienstjaar en de vorige dienstjaren.
Art. 43.De algemene boekhouding registreert de waarden en schommelingen van het patrimonium alsook de kosten en opbrengsten met betrekking tot het beheer van een dienstjaar.
Ze wordt gevoerd volgens de dubbele boekhouding, door middel van het journaal en het grootboek van de algemene verrichtingen. Zij geeft na afloop van elk dienstjaar de balans, de resultatenrekening en de bijlage.
Art. 44.Aan de algemene rekeningen van de balans worden individuele rekeningen betreffende de bezittingen, schulden en vorderingen van het centrum toegevoegd.
De balans van de algemene rekeningen moet te allen tijde worden verantwoord door de balans van de individuele rekeningen die er betrekking op hebben.
Zij worden gelijktijdig met de balansrekeningen bijgehouden maar niet noodzakelijk volgens de dubbele boekhouding indien een balansrekening wordt geboekt als tegenboeking van een lastenrekening of opbrengstenrekening die niet vergezeld zijn van individuele rekeningen.
Art. 45.Alle bewerkingen van de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding worden geregistreerd tijdens het dienstjaar waarin ze zich voordoen.
De op een ander dienstjaar aan te rekenen budgettaire verrichtingen worden aangeduid door de vermelding van dat dienstjaar.
Art. 46.De functionele en economische classificaties en die van de algemene en individuele rekeningen worden door de ministers vastgesteld.
Zij stellen eveneens de minimale rekeningenstelsels vast die op die classificatie en die rekeningen gebaseerd zijn en bepalen welke boekhoudkundige documenten moeten worden bijgehouden.
De nomenclatuur van de codes en de rekeningen dient strikt te worden toegepast. HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de opbrengsten Afdeling 1. - Inleidende bepalingen
Art. 47.De verrichtingen op de algemene rekeningen die niet gebonden zijn aan een boekhoudkundig stuk en die aanleiding geven tot een inning, moeten het voorwerp zijn van een bericht van ontvangst zonder dat de begrotingsboekhouding dient tussen te komen.
De lijst met de berichten van ontvangst wordt aan de financieel directeur bezorgd die een kopie ervan overmaakt aan de raad of het gedelegeerd orgaan. Afdeling 2. - De invorderingsrechten en de opbrengsten
Art. 48.§ 1. De raad of het gedelegeerd orgaan stelt de invorderingsrechten vast. § 2. Wanneer het recht niet door de wet of door een bewijskrachtig document wordt aangetoond, maakt de secretaris-generaal een invorderingsstaat op en bezorgt het, samen met alle bewijsstukken van het invorderingsrecht en van de vaststelling ervan, aan de financieel directeur.
Op de invorderingsstaat worden de naam en het adres van de schuldenaar, de aard en het bedrag van de vordering, alsook het dienstjaar en het begrotingsartikel vermeld.
Er kan een collectieve invorderingsstaat worden opgemaakt wanneer de boekhoudkundige verantwoording en registratie voor verscheidene vorderingen gemeenschappelijk zijn.
Art. 49.§ 1. Elk invorderingsrecht wordt onmiddellijk geboekt in de boekhouding. § 2. In de volgende gevallen wordt het invorderingsrecht vastgesteld: 1° bij de betaling door andere personeelsleden aan de financieel directeur van de bedragen die ze contant hebben ontvangen voor rekening van het centrum;2° voor elke lening wanneer de raad of het gedelegeerd orgaan een bestelling plaatst ter uitvoering van een bijzondere beslissing;3° bij het afsluiten van de jaarrekeningen voor de inkomsten geïnd via de federale overheidsdienst, voor de bedragen die ten bate van het af te sluiten dienstjaar aan het centrum toegekend worden en nog te innen zijn, met uitsluiting van de rechten waarvan de invordering nog hangende is;4° vanaf de formele ontvangst van de vaste belofte van subsidies vanwege de betoelagende overheid. § 3. Wanneer de ontvangst wordt geïnd zonder voorafgaand recht of verantwoordingsstuk, legt de financieel directeur aan de secretaris-generaal een bericht van ontvangst in tweevoud voor waarvan hem één exemplaar, gedateerd en voor ontvangst ondertekend, wordt teruggezonden. Dit bericht wordt onmiddellijk door de secretaris-generaal in de boekhouding geregistreerd.
Art. 50.Behoudens opzettelijk onjuiste of onvolledige verklaring vanwege de begunstigde zoals bedoeld in artikel 98, § 1, lid 5, van de organieke wet van het centrum, wordt het invorderingsrecht pas vastgesteld bij een beslissing tot terugvordering van de sociale steun op basis van dezelfde wet, wanneer de schuldenaar beschikt over inkomsten die hoger zijn dan het deel dat niet kan worden overgedragen of in beslag genomen zoals gedefinieerd in de artikelen 1409, 1409bis, 1410 en 1411 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 51.De algemene rekeningen worden tegelijkertijd met de vaststelling van de rechten in de begrotingsboekhouding bijgehouden.
Art. 52.De leveringen, werkzaamheden of diensten die het centrum voor rekening van derden heeft verricht, geven aanleiding tot het opmaken van facturen, schuldvorderingen of invorderingsstaten. Op de facturen en de schuldvorderingen worden alle inlichtingen vermeld die op elke invorderingsstaat moeten staan.
Er is echter geen factuur of schuldvordering vereist voor rechten die ter plaatse en contant betaalbaar zijn, met inbegrip van elektronische betalingen tegen kwijting of enig ander bewijsstuk.
Art. 53.Het grootboek van de begrotingsboekhouding vermeldt voor elk begrotingsartikel van de ontvangsten: 1° de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet;2° de datum en het nummer van het basisdocument dat het bewijs levert van het invorderingsrecht, de onwaarde of de oninvorderbare ontvangst en, in voorkomend geval, het nummer van de individuele rekening die de opsplitsing geeft van de rekeningen van het actief en het passief;3° het bedrag van de vastgestelde rechten, onwaarden en oninvorderbare ontvangsten die dag na dag genummerd zijn;4° het verschil tussen het begrotingskrediet en het totaal van de vastgestelde rechten verminderd met de onwaarden en oninvorderbare ontvangsten;5° het geïnd totaal ten opzichte van elk van de vastgestelde rechten;6° het projectnummer.
Art. 54.De secretaris-generaal houdt voor elke schuldenaar een individuele rekening bij die benevens de identiteit, volgende inlichtingen bevat: 1° de datum, het bedrag en het nummer van het vastgesteld recht of van de twijfelachtige schuldvordering;2° de datum, het bedrag en de referte van de inningen;3° de onwaarden en de oninvorderbare ontvangsten. Afdeling 3. - De ontvangsten
Art. 55.Zodra de financieel directeur in het bezit is van de documenten die de rechten van het centrum vaststellen, controleert hij de regelmatigheid van deze documenten en van hun bewijsstukken, evenals hun aanrekening in de begrotingsboekhouding en hun registratie in de algemene boekhouding.
Bij gebrek aan akkoord geeft de financieel directeur de raad of het gedelegeerd orgaan kennis van de redenen waarom hij meent niet tot invordering te moeten overgaan.
Art. 56.§ 1. De financieel directeur brengt de raad of het gedelegeerd orgaan regelmatig op de hoogte van de toestand van de schuldenaren die achterstallige betalingen hebben en stelt de maatregelen voor met het oog op de invordering van de verschuldigde bedragen. § 2. De volgende schuldvorderingen worden als twijfelachtig beschouwd en hun waarde wordt zowel in de begrotingsboekhouding, in het dienstjaar van de oorsprong van het recht, als in de algemene boekhouding verminderd, conform de beslissing die de raad of het gedelegeerd orgaan neemt op basis van het verslag van de financieel directeur.
Deze brengt, in de algemene boekhouding, deze vorderingen over naar een rekening "twijfelachtige schuldvorderingen". Van zodra een twijfelachtige schuldvordering wordt geïnd, registreert de financiële directeur zowel in de begrotingsboekhouding als in de algemene boekhouding, een afname van de vermindering van de waarden geacteerd op deze twijfelachtige schuldvordering. 1° De opeisbare vorderingen van minstens vijf jaar oud, met uitzondering van deze die het voorwerp uitmaken van een overeengekomen spreidingsplan, dat de schuld erkent en dat naar behoren wordt nageleefd;2° De vorderingen betreffende ondernemingen die failliet zijn verklaard;3° De vastgestelde rechten die betrekking hebben op de terugbetaling van de toegekende voorschotten op socialezekerheidsuitkeringen die ouder zijn dan drie jaar;4° Om het even welke andere vordering van het centrum waarvan de invordering onzeker is geworden.
Art. 57.§ 1. De financieel directeur boekt de geïnde bedragen in de boekhouding. § 2. Wanneer de bedragen in contant geld of via elektronische weg worden betaald, geeft de financieel directeur een kwijting of enig ander bewijs van betaling.
Art. 58.§ 1. De secretaris-generaal boekt in onwaarden de ontheffingen en kortingen die de raad of het gedelegeerd orgaan naar behoren heeft toegestaan. § 2. De secretaris-generaal boekt de oninbare bedragen, na het informeren van de raad of het gedelegeerd orgaan door de financieel directeur: 1° de bedragen te betalen door schuldenaren wier insolventie naar behoren is bewezen door alle geldige bewijsstukken;2° de vastgestelde rechten die wegens materiële vergissingen vervallen;3° de verjaarde vorderingen. § 3. De toelatingen worden toegekend op voorstel van de financieel directeur en onverwijld ter kennis gebracht aan de financieel directeur door de secretaris-generaal. HOOFDSTUK III. - De uitgaven en de kosten Afdeling 1. - Inleidende bepaling
Art. 59.Behoudens de bij de wet of onderhavig besluit bepaalde uitzondering, kan geen uitgave vereffend worden dan na de definitieve vastlegging, de aanrekening op de begrotingsartikelen, de registratie in de algemene rekeningen betreffende de inkomende facturen, de aanrekening op de algemene en individuele rekeningen, de betaalbaarstelling door de raad of het gedelegeerd orgaan en het opmaken van een betalingsbevel.
Dit betalingsbevel wordt opgemaakt overeenkomstig de specifieke bepalingen daarover in de organieke wet van het centrum.
Art. 60.De verrichtingen op de algemene rekeningen, niet gelinkt aan een begrotingsuitgave en die aanleiding geven tot een betaling, moeten het voorwerp zijn van een betaalbaarstelling en een betalingsbevel zonder dat de begrotingsboekhouding dient tussen te komen. Afdeling 2. - De vastlegging en de aanrekening van uitgaven en van
kosten
Art. 61.§ 1. De raad of het gedelegeerd orgaan verricht de vastleggingen.
Bij afwijking van het 1ste lid verrichten de secretaris-generaal of de bij naam aangewezen ambtenaar de vastleggingen in de volgende gevallen: 1° voor de opdrachten van beperkte waarde zoals bedoeld in artikel 92 van de wet van 17 juni 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2016 pub. 14/07/2016 numac 2016021053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet inzake overheidsopdrachten sluiten inzake overheidsopdrachten, wanneer de raad gebruik heeft gemaakt van de delegatie die eventueel wordt toegestaan door de organieke wet van het centrum en binnen de grenzen van de gegeven delegatie;2° voor de opdrachten tegen prijslijst van het type opdrachten met bestelling of stockopdrachten, wanneer de raad of het gedelegeerd orgaan gebruik heeft gemaakt van de delegatie die eventueel wordt toegestaan door de organieke wet van het centrum en binnen de grenzen van de gegeven delegatie. § 2. De vastlegging is het gevolg van een verplichting die voortvloeit uit de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van het centrum of, in voorkomend geval, van een of meerdere personen zoals aangewezen in § 1. § 3. Door de vastlegging wordt het volledige of een gedeeltelijk begrotingskrediet uitsluitend voor een welbepaalde bestemming voorbehouden.
Een vastlegging vermeldt: 1° de naam van de schuldeiser of rechthebbende;2° het vermoedelijk bedrag;3° het dienstjaar en het begrotingsartikel.
Art. 62.De ambtshalve opnemingen en de afnemingen zoals bedoeld in artikel 75 worden aangerekend op het dienstjaar tijdens hetwelk ze plaats vinden, met uitzondering van de leningslasten die worden geboekt in het dienstjaar van hun vervaldatum.
Geen enkele vastlegging kan worden verricht na de afsluiting van het dienstjaar.
Art. 63.De vastlegging van een uitgave kan voorlopig geboekt worden indien de raad of het gedelegeerd orgaan besluit een begrotingskrediet geheel of gedeeltelijk te bestemmen voor de uitvoering van een voorzienbare verbintenis van het centrum.
Bij wijze van uitzondering, worden ziekenhuisfacturen geboekt in een bijzonder factuurboek en maken ze niet het voorwerp uit van een vastlegging.
Deze voorlopige vastlegging wordt opgenomen op de begrotingsartikelen; ze wordt geheel of gedeeltelijk vervangen door een definitieve vastlegging en vervalt in elk geval bij de afsluiting van het dienstjaar.
Art. 64.§ 1. Elke bestelling wordt geplaatst door middel van een bestelbon die wordt ondertekend door de secretaris-generaal en de voorzitter, voorafgaand aan de verzending.
De bestelbonnen mogen voor goedkeuring aan de raad of het gedelegeerd orgaan worden overgelegd op basis van een samenvattende lijst die voor elke bestelbon minimaal de volgende gegevens bevat: 1° het nummer van de bestelbon;2° het nummer van de budgettaire vastlegging;3° de informatie zoals bedoeld in artikel 61, § 3, lid 2. § 2. In afwijking van § 1 genieten de personeelsleden aangewezen op basis van artikel 61, de mogelijkheid om de bestelbon op te stellen en te versturen, binnen de grenzen van de raming van de opdracht en de beschikbare begrotingskredieten. De onder deze voorwaarden uitgegeven bestelbonnen verbinden het centrum op geldige wijze. De raad of het gedelegeerd orgaan wordt daarover in kennis gesteld op zijn volgende vergadering.
De bestelbonnen kunnen naargelang het geval, ter informatie, worden overgelegd aan de raad of het gedelegeerd orgaan op basis van een samenvattende lijst die voor elke bestelbon ten minste de gegevens bevat zoals bedoeld in § 1, lid 2, alsook de identificatie van de auteur(s) van de budgettaire vastlegging. § 3. De schuldeiser van het centrum maakt een factuur op die het nummer van de bestelbon vermeld, en maakt die over aan de raad of het gedelegeerd orgaan of de daartoe in de bestelbon aangewezen dienst.
Er mag gebruik gemaakt worden van de elektronische factuur wanneer de wet dit oplegt of wanneer de aanbestedende overheid het toestaat en volgens de door deze laatste vastgestelde modaliteiten.
Art. 65.De vastleggingen van uitgaven worden in het grootboek van de begrotingsboekhouding ingeschreven zodra ze worden gedaan overeenkomstig artikel 61.
Art. 66.Het grootboek van de begrotingsboekhouding vermeldt voor elk begrotingsartikel van de uitgaven ten minste: 1° de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet;2° de datum en het nummer van het basisdocument dat de vastlegging of de boeking verantwoordt en het nummer van de individuele rekening;3° het bedrag van de dag na dag genummerde vastleggingen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de voorlopige vastleggingen en de definitieve vastleggingen;4° het aangerekend bedrag op elke vastlegging;5° het saldo van het begrotingskrediet;6° het projectnummer.
Art. 67.De secretaris-generaal doet onmiddellijk een tijdelijke boeking van de facturen of de documenten die ze vervangen in de desbetreffende algemene rekeningen. De boeking geschiedt zodanig dat de vervaldatum altijd gemakkelijk kan worden nagekeken.
Voorafgaand aan hun betaalbaarstelling moeten de facturen voor ontvangst worden geviseerd door de beheerder-verificateur die, met zijn visum, de overeenstemming bevestigt van de leveringen of de geleverde diensten ten opzichte van het voorwerp, de aard, de hoeveelheden en de bestemming zoals voorzien in de bestelling.
Art. 68.De facturen en andere uitgavedocumenten worden doorgestuurd naar de secretaris-generaal, samen met alle stukken tot staving van de regelmatigheid van de uitgaven die hiermee gepaard gaan.
Nadat deze documenten gecontroleerd zijn, gaat de secretaris-generaal over tot de aanrekening op de begrotings- en de algemene rekeningen en stuurt deze documenten voor ordonnancering naar het bevoegd orgaan. Afdeling 3. - Het opmaken van bevelschriften tot betaling
Art. 69.§ 1. Op de betalingsbevelen worden vermeld: 1° de datum van uitgifte;2° het lopende dienstjaar;3° het begrotingsartikel;4° het oorspronkelijk dienstjaar;5° de aard van de uitgave;6° het nummer van de vastlegging;7° de rechthebbenden;8° het te betalen bedrag;9° de middelen wanneer het gaat om buitengewone uitgaven;10° de datum van ordonnancering door het bevoegde orgaan;11° in voorkomend geval, het projectnummer;12° in voorkomend geval, de betalingswijze en het bankrekeningnummer. Bij collectieve betalingsbevelen wordt tot staving ook een staat met een opsomming van de uitgaven gevoegd. § 2. Alle verantwoordingsstukken worden bij het betalingsbevel gevoegd en blijven er aan gehecht.
De verantwoordingsstukken betreffende verscheidene opeenvolgende betalingsbevelen worden bij het eerste onder hen gevoegd. § 3. De vermeldingen zoals bedoeld in § 1, 3°, 6°, 9°, 11° moeten niet worden opgenomen in de betalingsbevelen die worden opgesteld voor de verrichtingen zoals bedoeld in artikel 60 van het huidige reglement.
Indien het niettemin een bevel betreft inzake de terugbetaling van een ontvangst die het voorwerp heeft uitgemaakt van een bericht van ontvangst, dienen de vermelding van het nummer van dit bericht alsook de nummers van de algemene rekening en de bijzondere rekening te worden opgenomen.
Art. 70.De financieel directeur registreert in de boekhouding de betalingen in uitvoering. Afdeling 4. - De betaling van de uitgaven
Art. 71.De financieel directeur stuurt elke onregelmatige uitgave terug naar de raad of het gedelegeerd orgaan, met vermelding van de redenen waarom hij de betaling ervan weigert.
Art. 72.Na ordonnancering van de uitgaven voor wedden, lonen en pensioenen, stelt de secretaris-generaal tegelijk de volgende documenten op: 1° de betalingsbevelen die overeenstemmen met het brutobedrag van de wedden, lonen en pensioenen te betalen ten laste van elk van de begrotingsartikelen binnen elk van de betrokken subfuncties;2° de betalingsbevelen die overeenstemmen met de werkgeversbijdragen op de wedden en lonen te betalen ten laste van elk van de begrotingsartikelen binnen elk van de betrokken subfuncties.
Art. 73.§ 1. Het nummer van de financiële rekening van de schuldeisers van het centrum moet vermeld worden op de contracten, facturen, schuldvorderingen en andere documenten betreffende de voor om het even welke werken, leveringen of diensten uit te keren bedragen. § 2. Iedere schuldeiser kan vragen dat het bedrag van zijn schuldvordering gestort wordt op een financiële rekening waarvan hij geen titularis is. Deze vraag kan door een brief geschieden of door de vermelding op de factuur of op de schuldvordering van het nummer van de te bewegen rekening gevolgd door de naam van de titularis van deze rekening. Deze gegevens worden op het betalingsbevel overgenomen.
Bij twijfel over de echtheid van de handtekening op de stukken aan de hand waarvan de schuldeiser vraagt het hem verschuldigde bedrag te storten op een rekening waarvan hij geen houder is, moet de legalisatie van die handtekening worden geëist.
Art. 74.De betalingsbevelen betreffende de betaling van interest of de aflossing van leningsbewijzen worden, op elke vervaldag, opgesteld ten voordele van de financiële instelling die met deze dienstopdracht belast is.
Het bedrag wordt gestort op de rekening-courant die door deze instelling is geopend op naam van het centrum. Aan het centrum wordt periodiek verantwoording over de op die rekening verrichte betalingen gedaan.
In geval van verjaring worden de onbenutte geldsommen aan het centrum terugbetaald.
Art. 75.De kosten voor het beheer van de financiële rekeningen kunnen rechtstreeks van de rekeningen van het centrum worden afgenomen. HOOFDSTUK IV. - De jaarrekening Afdeling 1. - Afsluiting van de rekening
Art. 76.§ 1. Tussen 1 december van het af te sluiten begrotingsjaar en 15 februari van het volgende jaar, worden de volgende verrichtingen gedaan: 1° het overzicht van de beschikbare begrotingskredieten wordt aan de beherende personeelsleden of diensten bezorgd;2° deze overhandigen aan de secretaris-generaal de stukken betreffende de niet afgehandelde aanrekeningen, waarvan de inschrijving op de begrotingsartikelen zo spoedig mogelijk moet worden verricht;3° de secretaris-generaal stelt daarna de lijst op van de lopende vastleggingen en laat die door de beherende diensten aanvullen, die er de af te sluiten vastleggingen op vermelden;4° de aanzuivering van de begrotingsartikelen geschiedt door het optellen van de afgesloten vastleggingen en door elke niet-afgesloten vastlegging apart te vermelden;5° een eerste voorlopig overzicht met de toestand van de begrotingskredieten, de vastleggingen en de aanrekeningen wordt opgemaakt en toegezonden aan de beheerders die er de nog te verrichten vastleggingen en aanrekeningen op aangeven;6° op grond van dat voorlopig overzicht boekt de secretaris-generaal definitief en afzonderlijk: a) de afgesloten vastleggingen;b) de af te trekken vastleggingen;c) het totaal van de vastleggingen;d) de niet-afgesloten vastgelegde kredieten die naar het volgende dienstjaar moeten worden overgedragen;e) de ongebruikte kredieten;7° de raad of het gedelegeerd orgaan stelt onverwijld, per vastlegging en per begrotingsartikel, de lijst op van de over te dragen kredieten en vastleggingen;8° de in 7° bedoelde overdrachten worden ingeschreven in de begrotingsartikelen van het volgende dienstjaar. § 2. Tussen 1 januari en 15 februari van het volgend jaar, mogen de regelmatige facturen ontvangen bij het centrum en daterend van vóór 31 december van het afgesloten dienstjaar, geboekt worden op het genoemd dienstjaar voor zover deze betrekking hebben op een voorafgaandelijke vastlegging van uitgaven die ten laatste 31 december van het afgesloten dienstjaar werden geboekt. Deze facturen zullen worden gelijkgesteld aan de te ontvangen facturen en zo ook worden geboekt overeenkomstig aan de boekhoudkundige modellen die hiertoe werden vastgesteld. Afdeling 2. - De vaststelling van de jaarrekening
Art. 77.Na afsluiting van de grootboeken en nadat de raad of het gedelegeerd orgaan de lijst van de naar het volgende dienstjaar over te dragen begrotingskredieten en vastleggingen opgesteld heeft, maakt de financieel directeur de jaarrekening op.
Art. 78.§ 1. De jaarrekening bestaat uit de volgende documenten waarvan de vorm door de ministers wordt vastgesteld: - de begrotingsrekening; - de balans, de resultatenrekening en de bijlage. § 2. Worden bij de jaarrekening gevoegd: - de lijst per artikel van de naar het volgende dienstjaar over te dragen vastleggingen; - de lijst van de individuele rekeningen per algemene rekening en per boekjaar van de in te vorderen vastgestelde rechten; - de lijst van de individuele rekeningen, per algemene rekening en per boekjaar van de in te vorderen twijfelachtige schuldvorderingen gelinkt aan het nummer van hun initieel vastgesteld recht; - de concordantietabel; - om het even welk ander document zoals vereist krachtens de wet of door de regering of de bevoegde minister(s); - de lijst van de twijfelachtige schuldvorderingen. § 3. De begrotingsrekening somt elk begrotingsartikel van het grootboek op en maakt het totaal van de begrotingsartikelen overeenkomstig de functionele en economische classificatie.
Ze vermeldt: 1° het begrotingsresultaat, hetzij het verschil tussen enerzijds de vastgestelde rechten, verminderd met de onwaarden en de oninvorderbare ontvangsten, en anderzijds de vastleggingen;2° het boekhoudkundig resultaat, hetzij het verschil tussen enerzijds de vastgestelde rechten, verminderd met de onwaarden en oninvorderbare ontvangsten, en anderzijds de aangerekende uitgaven. Het boekhoudkundig resultaat vormt het saldo dat naar het volgende dienstjaar moet worden overgedragen. In dat resultaat zijn de gecumuleerde boekhoudkundige resultaten van de voorgaande dienstjaren begrepen.
Art. 79.Alvorens de jaarrekening van de algemene boekhouding wordt opgemaakt, wordt de inventaris opgesteld van het patrimonium, zoals vastgesteld op 31 december, en wordt overgegaan tot de afsluitingsverrichtingen met, meer bepaald, de herwaardering zoals bedoeld in artikel 22 en de afschrijvingen zoals bedoeld in artikel 23.
Art. 80.De boekhoudkundige informaticasystemen moeten een controle van de samenhang en de overeenstemming omvatten overeenkomstig de door de ministers vastgestelde modaliteiten.
Art. 81.De resultatenrekening en de balans worden opgemaakt op basis van de saldi van de definitieve balans van de algemene rekeningen.
Art. 82.De commissie bedoeld in artikel 12 van het huidige besluit heeft ook de taak advies uit te brengen betreffende de wettelijkheid en de regelmatigheid van de door de financieel directeur opgestelde jaarrekening. Voor het overige heeft het advies betrekking op de evolutie van de financiële situatie van het centrum en bevat het suggesties om die financiële situatie te verbeteren.
Het advies van de commissie vormt een verplichte formaliteit die voorafgaat aan de vaststelling van de jaarrekening.
Ter vervulling van haar opdracht mag de commissie op haar vergaderingen andere personen uitnodigen om er, gelet op hun competenties, te worden gehoord als deskundigen op budgettair en financieel vlak. Deze personen nemen niet deel aan de beraadslaging van de commissie wanneer zij haar advies uitbrengt.
Art. 83.Van zodra de jaarrekeningen door de raad zijn vastgesteld, worden deze vóór 30 juni volgend op de afsluiting van het dienstjaar aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Art. 84.De definitief vastgestelde rekeningen worden voor kennisgeving aan de financieel directeur bezorgd.
De geschriften van de boeken worden in voorkomend geval in overeenstemming gebracht met de vastgestelde rekeningen.
TITEL V. - De financieel directeur en de eindrekening HOOFDSTUK I. - De financieel directeur en de bijzondere ontvangers
Art. 85.De financieel directeur overhandigt op het einde van elk kwartaal aan de raad of het gedelegeerd orgaan het in artikel 41, § 6, lid 2, bedoelde document dat de overeenstemming tussen de boekingen vaststelt.
Art. 86.Het nazicht van de kasmiddelen kan geschieden zonder voorafgaande waarschuwing.
De met het nazicht belaste overheid kan toegang eisen tot de kantoren van de financieel directeur.
Ze kan zich, zonder afbreuk te doen aan haar verantwoordelijkheid, laten vergezellen door een deskundige en door iemand die de verrichtingen in verband met het nazicht moet bijhouden.
Bij dat nazicht moet de financieel directeur alle boeken, documenten en waarden overleggen en alle inlichtingen verstrekken omtrent zijn beheer en over het vermogen van het centrum.
Art. 87.Teneinde de juistheid van de rekeningen te verzekeren in geval van tekort, diefstal of verlies, wordt er een vordering ten belope van hetzelfde bedrag geboekt in de boekhouding.
Zodra de definitieve beslissing hieromtrent is betekend, brengt de financieel directeur in voorkomend geval het bedrag in uitgave waarvoor hij kwijting heeft verkregen.
Art. 88.De financieel directeur is verantwoordelijk voor de hem toevertrouwde akten, titels en documenten.
Hij moet: 1° verhinderen dat de rechten van het centrum verjaren en waken over het behouden van de domeinen, voorrechten en hypotheken;2° de inschrijving op het kantoor der hypotheken vorderen voor alle daarvoor in aanmerking komende titels;3° de raad of het gedelegeerd orgaan verwittigen van diefstal of verlies van de akten, titels en documenten die hem toevertrouwd worden. De financieel directeur mag zich niet van de hem toevertrouwde boeken en documenten ontdoen, noch er, zonder toestemming van de raad of het gedelegeerd orgaan, behoudens wat betreft de belastingkohieren.
Art. 89.De bijzondere ontvangers die worden aangesteld overeenkomstig de organieke wet van het centrum zijn, mutatis mutandis, onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 85 tot 88 en 90 tot 94. HOOFDSTUK II. - De eindrekening
Art. 90.§ 1. De ontslagnemende financieel directeur blijft zijn dienst waarnemen tot aan de ambtsaanvaarding van zijn opvolger.
Op dat ogenblik maakt hij, in drievoudig afschrift, een inventaris op van de documenten en boeken, die aan de intredende financieel directeur worden overgemaakt. Deze inventaris wordt ondertekend door de twee financiële directeurs die er elk één afschrift van bijhouden.
Het derde afschrift berust in het archief van het centrum. § 2. Bij overlijden, afzetting of schorsing van de financieel directeur of wanneer hij in de onmogelijkheid verkeert om de eindrekening op te maken, worden alle vereiste bewarende maatregelen getroffen en wordt de voormelde inventaris opgemaakt door bemiddeling van de raad of het gedelegeerd orgaan. Zodra de vervanger aangewezen is, wordt hem die inventaris overgemaakt.
Art. 91.§ 1. Na de inventaris wordt de eindrekening opgemaakt, ondertekend en gewaarmerkt door de uittredende financieel directeur, en onder voorbehoud aanvaard door de nieuwe financieel directeur. § 2. Wanneer de uittredende financieel directeur de eindrekening te laat afgeeft of weigert af te geven aan de opvolger, maant de raad of het gedelegeerd orgaan hem aan zijn verplichtingen na te komen.
De aanmaning geschiedt bij gerechtsdeurwaardersexploot dat de uitvoeringstermijn vaststelt.
Is de aanmaning bij het verstrijken van die termijn zonder gevolg gebleven, dan maakt de raad of het gedelegeerd orgaan een eindrekening op basis van de gegevens waarover het beschikt.
De aanmanings- en expertisekosten zijn in de eindrekening ten laste van de uittredende financieel directeur aangerekend.
Een exemplaar van de rekening wordt overhandigd aan de uittredende financieel directeur of aan zijn rechtverkrijgende, met het verzoek hun opmerkingen te formuleren binnen een termijn van dertig dagen. § 3. In geval van overlijden of afzetting van de financieel directeur of indien hij in de onmogelijkheid verkeert om de eindafrekening op te maken, doet de raad die rekening opmaken door een door de betrokken partijen erkend deskundige. Bij gebrek aan akkoord wordt de deskundige aangewezen door de vrederechter van het kanton van het ambtsgebied van het centrum.
In geval van afzetting worden de expertisekosten in de eindrekening ten laste van de uittredende financieel directeur aangerekend.
Een exemplaar van de rekening wordt overhandigd aan de uittredend financieel directeur of aan zijn rechtverkrijgende, met het verzoek hun opmerkingen te formuleren binnen een termijn van dertig dagen. § 4. De eindrekening wordt, in voorkomend geval samen met de opmerkingen van de uittredend financieel directeur of zijn rechtverkrijgenden, voorgelegd aan de raad, die ze vaststelt.
Art. 92.§ 1. De eindrekening omvat: 1° de resultaten van de laatste definitief vastgestelde jaarrekeningen;2° de daaropvolgende niet definitief vastgestelde jaarrekeningen;3° de verrichtingen die nog niet in de jaarrekening zijn opgenomen;4° de balans van de begrotingsartikelen;5° de balans van de algemene rekeningen;6° de balans van de individuele rekeningen;7° de kastoestand, verantwoord door de saldi van de bankuittreksels of de beslissingen voor de provisies die gelijk zijn aan contanten in kas;8° de inhoud van de kluis (kluizen) van de financieel directeur;9° de inventaris van de wettelijke hypotheken;10° het document van afgifte van de eindrekening: een document, voorzien van datum en handtekening door de uittredend financieel directeur, waarin hij verklaart dat de fondsen, waarden, effecten en boekhoudkundige verantwoordingsstukken werden overhandigd aan de intredend financieel directeur;11° het document houdende aanvaarding van de eindrekening: een document, voorzien van datum en handtekening door de nieuwe financieel directeur, waarin hij de eindrekening aanvaardt, onder voorbehoud van goedkeuring, waarin hij erkent de kasvoorraad te hebben ontvangen zoals vastgesteld in het document van afgifte van eindrekening en zich ertoe verbindt verslag uit te brengen van de verrichtingen zoals bedoeld in lid 1, 3°, in de later voor te stellen jaarrekening, onder voorbehoud van alle rechten in geval van vergissing, verzuim, vervalsing of dubbel gebruik;12° het document tot goedkeuring van de eindrekening, een document ondertekend door de secretaris-generaal en de voorzitter, met vermelding van de datum waarop de raad de eindrekening heeft goedgekeurd. § 2. De eindrekening omvat ook: 1° de lijst van de bewaargevingen zoals verricht krachtens artikel 60, § 8 van de organieke wet van het centrum;2° de afsluiting voor de provisies voor kleine dagelijkse uitgaven zoals verricht krachtens artikel 46ter van de organieke wet van het centrum. § 3. Indien er een kastekort wordt vastgesteld, wordt er een vordering ten belope van het bedrag van het tekort geboekt in de boekhouding ten laste van de uittredend financieel directeur.
Een afschrift van de eindrekening wordt, na de vaststelling van deze rekening, overhandigd aan: 1° de uittredend financieel directeur of aan zijn rechtverkrijgenden;2° de intredend financieel directeur;3° de raad of het gedelegeerd orgaan.
Art. 93.De intredend financieel directeur is enkel aansprakelijk voor de verrichtingen die hij zelf heeft gesteld vanaf zijn effectieve indiensttreding, voor zover de boekingen worden geblokkeerd in de informatica en de data veilig worden gesteld.
Wanneer de jaarrekening wordt opgemaakt door de intredend financieel directeur, is hij enkel aansprakelijk voor de boekingen vanaf de datum van zijn indiensttreding.
Art. 94.Zodra de eindrekening definitief werd vastgesteld, wordt de boekhouding, zo daar aanleiding toe bestaat, ermee in overeenstemming gebracht.
TITEL VI. - Diverse bepalingen
Art. 95.De jaarrekeningen en de eindrekeningen kunnen niet meer gewijzigd worden nadat zij definitief vastgesteld zijn.
Bij vergissing, verzuim, vervalsing of dubbel gebruik kunnen de financieel directeur of de raad evenwel binnen de dertig jaar die volgen op hun definitieve vaststelling, de herziening van deze rekeningen aanvragen bij de overheid die bevoegd is om ze definitief vast te stellen.
De aanvraag bepaalt nauwkeurig de feiten die de herziening rechtvaardigen.
Art. 96.Dit reglement bevat de volgende bijlagen: - Bijlage 1: het contextueel rapport
Art. 97.Op de datum van inwerkingtreding van het huidige reglement wordt het kasgeldfonds van het centrum overgeheveld naar het sociaal fonds.
Art. 98.Op de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 26 oktober 1995 houdende algemeen reglement op de comptabiliteit van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgeheven.
Art. 99.De bepalingen van dit besluit treden in werking op de door de regering vastgestelde datum.
Art. 100.De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Bijstand aan Personen zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Voor het Verenigd College: Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, E. VAN DEN BRANDT
23/06/2022 - Bijlage 1 Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de OCMW's: contextueel rapport Wat de boekhouding van de gemeenten en de OCMW's betreft, voorzag het regeerakkoord 2014-2019 in een herziening van het Algemeen boekhoudkundig reglement en in het streven om de boekhouding van de OCMW's en deze van de gemeenten zo nauw en zo eenvormig mogelijk te maken.
Het huidige boekhoudreglement is hiervan het gevolg. Het werd ontwikkeld binnen de GTC (Gewestelijke Technische Commissie) en de UGCNB (unieke gewestelijke commissie van de nieuwe boekhouding) door vertegenwoordigers van de OCMW's, de toezichthoudende administratie en experts van buiten het Gewest.
We merken met name de volgende opmerkelijke wijzigingen op: - De nieuwe noties van gewone en buitengewone projecten (artikel 1, 16° et 17° ) - De mogelijkheid om op niveau van de functionele en economische codes cijfers toe te voegen (artikel 1, 18° ) - De toevoeging van de notie bericht van ontvangst: stuk opgemaakt door de financieel directeur wanneer hij een geldsom ontvangt zonder voorafgaande verantwoording (artikel 1, 30° ).En meer bepaald, artikel 47 dat bepaalt dat de verrichtingen op de algemene rekeningen die niet gebonden zijn aan een boekhoudkundig stuk en die aanleiding geven tot een inning, het voorwerp moeten zijn van een bericht van ontvangst zonder dat de begrotingsboekhouding dient tussen te komen.
De lijst met de berichten van ontvangst wordt aan de financieel directeur bezorgd die een kopie ervan overmaakt aan de raad of het gedelegeerd orgaan. - De precisering voor wat betreft de investeringen in verband met lopende werken waarbij een uitgave wordt beschouwd als behorende tot het dienstjaar wanneer de betrokken opdracht tijdens het betrokken dienstjaar wordt gegund. (artikel 6) - De duur van bewaring van de boeken en bewijsstukken wordt teruggebracht van 30 jaar naar 10 jaar (artikel 41) - De afschaffing van de notie voorlopig vastgestelde rechten (oud artikel 49) - De vermindering van de twijfelachtige schuldvorderingen en de wijze van berekening ervan (artikel 56) - De Titel V met betrekking tot de eindrekening werd uitgebreid, met name wat betreft de in te dienen documenten.
We onderstrepen nog: - De rekeningen « Voor orde » worden afgeschaft. - Het einde van de overdracht van de ontvangsten, deze laatste blijven aan het oorspronkelijk dienstjaar gekoppeld. De onwaarden met betrekking tot voorgaande dienstjaren moeten derhalve als uitgaven worden geboekt en zijn niet langer « niet-ontvangsten ». - Wat de terugvordering van de sociale bijstand betreft, wordt de wettelijke bepaling overgenomen en ontstaat het invorderingsrecht pas indien de schuldenaar over inkomsten beschikt die hoger zijn dan het bedrag dat niet vatbaar is voor overdracht of beslag zoals voorgeschreven in de artikelen 1409, 1409bis, 1410 en 1411 van het Gerechtelijk Wetboek. - Het kasgeldfonds wordt een reservefonds.
Op het document werd een "gelijke kansen"-test uitgevoerd.
Deze test heeft geen gevolgen van de boekhoudkundige bepalingen op de doelgroepen van gelijke kansen aan het licht gebracht. Echter zou in de bepalingen met betrekking tot de begroting de mogelijkheid bestaan om genderbudgeting verplicht te stellen. Ook werd in het corpus van het besluit een bepaling toegevoegd dat bepaalt dat de commissie die advies uitbrengt over de begroting een beroep kan doen op deskundigen op het gebied van genderbudgeting.
Voor het Verenigd College: De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, A. MARON E. VAN DEN BRANDT