Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 12 juli 2018
gepubliceerd op 01 februari 2019

Besluit van het Verenigd College tot uitvoering van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 23 maart 2017 houdende de organisatie van kinderopvang

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2019010257
pub.
01/02/2019
prom.
12/07/2018
ELI
eli/besluit/2018/07/12/2019010257/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


12 JULI 2018. - Besluit van het Verenigd College tot uitvoering van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 23 maart 2017 houdende de organisatie van kinderopvang


Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, Gelet op de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de organisatie van kinderopvang, artikel 4, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 juni 2017;

Overwegende het advies van de Privacycommissie, gegeven op 20 september 2017;

Overwegende het advies van de DBDMH (Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest), gegeven op 27 september 2017;

Gelet op advies 63.191/1 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° ordonnantie: de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de organisatie van kinderopvang;2° kinderopvanglocatie: de plaats waar kinderopvang in de zin van artikel 2, 2°, van de ordonnantie wordt georganiseerd;3° vergunde kinderopvangplaatsen: het maximum aantal tegelijk aanwezige kinderen in de kinderopvanglocatie;4° organisator: de organisator van kinderopvang zoals bepaald in de ordonnantie;5° verantwoordelijke: de persoon die door de organisator is aangewezen om de kwaliteitsvolle werking van de kinderopvanglocatie dagelijks te regelen;6° kinderbegeleider: de persoon die door de organisator is aangewezen om de kinderen op te voeden, bij te dragen tot hun ontwikkeling en hen te verzorgen;7° contracthouder: de ouder of wettelijke vertegenwoordiger van het opgevangen kind waarmee de organisator een schriftelijke overeenkomst voor kinderopvang heeft;8° Ministers: de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen;9° Administratie: de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad.10° inspecteurs: de personen aangeduid binnen de Administratie, verantwoordelijk voor inspectie, alsook de personeelsleden van de inspectiedienst van ONE, Kind en Gezin en Zorginspectie, die de personeelsleden van de inspectiedienst van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bijstaan.

Art. 2.Dit besluit stelt de normen vast waaraan een kinderopvang moet voldoen om een vergunning te bekomen zoals opgelegd door de ordonnantie, alsook de procedures voor de toekenning, weigering en intrekking van de vergunning.

TITEL 2. - Normen HOOFDSTUK 1. - Normen betreffende de infrastructuur

Art. 3.De kinderopvanglocatie dient zodanig gelegen te zijn dat ze goed toegankelijk is voor de personen die de kinderopvanglocatie vaak bezoeken.

Art. 4.De kinderopvanglocatie is dermate ingericht dat zij een functioneel geheel vormt samengesteld uit diverse ruimtes, dat ervoor zorgt dat zij beantwoordt aan de behoeften van de kinderen, de ouders en het personeel in het kader van een kwaliteitsvolle kinderopvang.

De kinderopvanglocatie beschikt over de volgende ruimtes: 1° een ontvangstruimte;2° een verzorgingsruimte;3° een rustruimte;4° een maaltijdruimte;5° een binnenspeelruimte per leefgroep;6° een buitenspeelruimte;7° als er meer dan 24 kinderopvangplaatsen zijn, een circulatieruimte die alle leefgroepen apart bereikbaar maakt. De rustruimte en de circulatieruimte dienen elk afgezonderd te zijn van de andere ruimtes, en de rustruimte dient ook akoestisch geïsoleerd te zijn van de andere ruimtes.

De organisatie van de diverse ruimtes wordt bepaald in functie van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, het soort omkadering de pedagogische doelstellingen, en de veiligheid. Deze organisatie laat de kinderbegeleider of de verantwoordelijke en het personeel toe om een visuele bewaking van de kinderen te verzekeren. Tijdens de openingsuren vinden er geen activiteiten plaats die niet gerelateerd zijn aan kinderopvang.

Art. 5.De kinderopvanglocatie beschikt over een nettovloeroppervlakte van minimaal 6 m2 per kinderopvangplaats, waarvan minstens 4 m2 voor de binnenspeel- en maaltijdruimte en minstens 2 m2 voor de rustruimte.

Art. 6.§ 1. Het aantal bedden komt minstens overeen met het maximum aantal kinderen dat tegelijkertijd aanwezig kan zijn. Het is aanbevolen om ervoor te zorgen dat elk kind zijn eigen bed heeft. § 2. Voor elk aanwezig kind is er een veilig bed, zijnde een bed met een CE-markering. § 3. De bedden dienen zodanig geplaatst te worden dat er vrije circulatie mogelijk is aan minstens één lange kant van het bed.

Art. 7.§ 1. De oppervlakte van de verzorgingsruimte staat in verhouding tot het aantal kinderen en hun leeftijd waartoe deze ruimte bestemd is, alsook tot de afmetingen van de uitrusting die er in dient geïntegreerd te zijn.

De uitrusting bestaat minimaal uit: 1° een lavabo of gootsteen met koud en warm water;2° een bad;3° luiertafels;4° een vuilbak uitgerust met een systeem van hygiënische sluiting;5° een bak met deksel voor de vuile was;6° opbergruimte. § 2. De verzorgingsruimte voor grotere kinderen bevat bovendien ook: 1° lage lavabo's voor kinderen;2° wc's voor kinderen, uitgerust met een doorspoelsysteem, op maat van de leeftijd van de kinderen, en rechtstreeks bereikbaar vanaf de binnenspeelruimte;de inrichting moet een autonoom gebruik van de toiletten door het kind toelaten; 3° een overloop in de nabijheid.

Art. 8.De kinderopvanglocatie dient zodanig ingericht te zijn dat het de controle op de toegang van externe personen mogelijk maakt. HOOFDSTUK 2. - Normen betreffende de veiligheid en de gezondheid Afdeling 1. - Specifieke normen betreffende de veiligheid

Art. 9.§ 1. De organisator van kinderopvang met maximum 6 vergunde kinderopvangplaatsen zorgt voor de mogelijkheid tot veilige evacuatie van de opgevangen kinderen en voor maatregelen betreffende brandpreventie. § 2. De organisator van kinderopvang met meer dan 6 vergunde kinderopvangplaatsen zorgt ervoor dat de infrastructuur voldoet aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

De mate van naleving van de specifieke brandveiligheidsvoorschriften wordt vastgesteld aan de hand van een brandveiligheidsattest A, B of C, volgens de modellen, opgenomen in bijlagen 2, 3 en 4, bij dit besluit gevoegd. Het voldoen aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, vermeld in het eerste lid, blijkt uit een brandveiligheidsattest A of B. Het brandveiligheidsattest A of B vervalt van rechtswege zes maanden na de realisatie van ingrijpende wijzigingen in de kinderopvanglocatie die een weerslag kunnen hebben op de brandveiligheid. In dit geval dient aldus een nieuw brandveiligheidsattest te worden aangevraagd.

Op verzoek van de organisator van de kinderopvang, adviseert de bevoegde brandweer over de bouwplannen die een weerslag kunnen hebben op de brandveiligheid, en over de beschrijving van gebruikte materialen. § 3. De organisator van kinderopvang vraagt de brandveiligheidsattesten, zoals bedoeld in § 2, alsook het advies over de bouwplannen, zoals bedoeld in § 2, laatste lid, aan bij de burgemeester van de gemeente waar de kinderopvanglocatie gelegen is, die vervolgens de brandweer consulteert. De brandveiligheidsattesten worden afgeleverd door de burgemeester op basis van een rapport van de brandweer, en worden vastgesteld als volgt: 1° als uit het verslag blijkt dat de kinderopvanglocatie aan de brandveiligheidsvoorschriften voldoet, een brandveiligheidsattest A, dat van rechtswege vervalt na verloop van acht jaar;2° als uit het verslag blijkt dat de kinderopvanglocatie niet volledig aan de brandveiligheidsvoorschriften voldoet, maar dat de veiligheid van de kinderen en de medewerkers niet in het gedrang komt, een brandveiligheidsattest B, waarvan de burgemeester de geldigheidsduur bepaalt die maximaal acht jaar kan zijn;3° als uit het verslag blijkt dat de kinderopvanglocatie niet aan de brandveiligheidsvoorschriften voldoet, een brandveiligheidsattest C, dat alleen vervalt bij de uitreiking van een nieuw brandveiligheidsattest voor dezelfde kinderopvanglocatie. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van het brandveiligheidsattest B, vraagt de organisator aan de burgemeester de verlenging ervan of de omzetting naar een brandveiligheidsattest A. De organisator voegt bij deze aanvraag een omschrijving van de wijze waarop aan de tekorten verholpen werd of minstens een stappenplan waaruit blijkt hoe aan de tekorten zal verholpen worden. De burgemeester raadpleegt hiervoor de brandweer, en naargelang het geval wordt een brandveiligheidsattest A afgeleverd of wordt het brandveiligheidsattest B verlengd. Indien er echter geen stappenplan wordt voorgelegd, of als het stappenplan onvoldoende garanties bevat, of als het brandveiligheidsattest B reeds de maximale duur van 8 jaar heeft bereikt, wordt er een brandveiligheidsattest C afgeleverd.

Art. 10.In de ruimtes toegankelijk voor kinderen openen en sluiten de ramen op een beveiligde manier.

Art. 11.De balustrades van de terrassen waartoe de kinderen toegang hebben, hebben een hoogte van minimum 1m20. Ze zijn samengesteld uit: 1° hetzij verticale spijlen met een diameter van minimum 1,25 cm, met een tussenruimte van maximaal 6,5 cm.Zoniet voorziet de kinderopvanglocatie een adequate beveiliging van de spijlen. Om elk laddereffect te vermijden, beschikken de balustrades niet over tussenliggende horizontale spijlen; 2° hetzij een "volledig" paneel, dat dezelfde veiligheidswaarborgen biedt als bedoeld onder 1°.

Art. 12.§ 1. In de ruimtes toegankelijk voor kinderen vertonen de wanden, de grond en de uitrusting geen boorden, hoeken of uitstekende uiteinden, dan wel zijn deze beveiligd. § 2. De uitrusting die over spijlen beschikt: 1° vertoont een tussenruimte van maximum 6,5 cm tussen twee spijlen;2° bevat geen tussenliggende horizontale spijlen. § 3. De uitrusting binnen de ruimtes toegankelijk voor kinderen beantwoordt aan de geldende veiligheidsnormen.

De uitrusting en hun gebruik is aangepast aan de leeftijd van en het aantal gebruikers.

De initiële bestemming van de uitrusting mag niet gewijzigd worden.

Indien de kinderopvanglocatie de initiële structuur van de uitrusting aanpast, zorgt hij ervoor dat deze aanpassing geen enkel gevaar oplevert voor de kinderen.

Art. 13.In de ruimtes toegankelijk voor kinderen worden de stopcontacten, de schakelaars, en alle elektrische toestellen en installaties die een gevaar kunnen vertonen, geïnstalleerd buiten het bereik van de kinderen of uitgerust met een adequaat beveiligingssysteem.

Art. 14.De chemische producten voor huiselijk gebruik, de ontvlambare producten en de voorwerpen die potentieel gevaarlijk zijn, worden in specifieke opbergruimtes geplaatst die beveiligd zijn en buiten het bereik van de kinderen.

Art. 15.De buitenspeelruimte dient op een beveiligde manier afgesloten te zijn. Bij voorkeur sluit de buitenspeelruimte aan op de binnenspeelruimte en is de toegang ervan beveiligd.

Art. 16.De vijvers, zwembaden en plonsbaden worden op adequate wijze beschermd zodat ze ontoegankelijk zijn voor de kinderen.

In afwijking van het eerste lid, kunnen er aangepaste activiteiten in een zwembad of plonsbad georganiseerd worden, mits strikte naleving van de normen inzake veiligheid, gebruik, hygiëne en onderhoud van de uitrusting, en mits de constante aanwezigheid van voldoende personen die indien nodig op elk moment kunnen tussenkomen.

Art. 17.De verwarmingstoestellen dienen beschermd te worden tegen verbranding door de kinderen. Er mogen geen losse elektrische verwarmingstoestellen worden gebruikt.

De kinderopvanglocatie zorgt ervoor om alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de risico's te vermijden van koolmonoxidevergiftiging alsook van incidenten gebonden aan het normaal gebruik van systemen inzake verwarming en productie van warm water. Hiertoe zorgt de kinderopvanglocatie inzonderheid voor een regelmatig onderhoud van deze systemen, waaronder van de leidingen voor de rookafvoer. Hiertoe dient de organisator de meest recente onderhoudsattesten bij te houden. Ingeval van een risico op koolstofmonoxidevergiftiging dienen er detectors geïnstalleerd te worden.

Art. 18.De kinderopvanglocatie zorgt ervoor: 1° dat de leidingen voor de distributie van het water, en in het bijzonder van het warm water, zodanig ontworpen zijn dat de besmetting van het water tijdens de exploitatie vermeden wordt;2° dat de sanitaire toestellen die voorzien zijn van warm water zodanig ontworpen zijn dat elk risico op verbranding wordt vermeden.

Art. 19.Het gebruik van schadelijke producten, zoals pesticiden, insecticiden en herbiciden, is verboden in het bijzijn van kinderen en dient te gebeuren op zodanige manier dat elk risico voor de gezondheid vermeden wordt.

Art. 20.De trappen worden op volgende wijze beveiligd: 1° de trappen bevatten optredes, of bij gebrek daaraan een systeem dat de veiligheid van de kinderen kan verzekeren;2° de toegang tot de trap wordt beschermd door afsluitingen die voldoen aan de Europese veiligheidsnorm EN-1930;3° de trappen zijn uitgerust met een dubbele leuning, één op de hoogte van een volwassene en één op de hoogte van een kind, zoniet mogen de trappen niet toegankelijk zijn voor de kinderen buiten de aanwezigheid van het personeel;4° de toegang tot wenteltrappen is verboden voor de kinderen, zowel alleen als begeleid.

Art. 21.In het kader van nieuwe bouwwerken: 1° de ramen van de verschillende ruimtes die gebruikt worden door de kinderen moeten hen toelaten om een rechtstreeks zicht naar buiten te hebben;2° de kinderopvanglocatie plaatst veiligheidsglas in de glazen oppervlakten waar de kinderen toegang tot hebben of zorgt er minstens voor dat deze glazen op efficiënte manier beschermd zijn tegen de risico's op breuken die de kinderen kunnen verwonden. Afdeling 2. - Specifieke normen betreffende de gezondheid

Art. 22.De kinderopvanglocatie zorgt voor een efficiënte bescherming van ramen, schuifdeuren en veranda's tegen de straling van de zon.

Art. 23.De verlichting in de ruimtes waar de kinderen verblijven dient voldoende directe of indirecte natuurlijke verlichting te bevatten, aangepast aan de bestemming van elk van deze ruimtes.

Art. 24.De kinderopvanglocatie beschikt over een adequaat verluchtingssysteem om een efficiënte en regelmatige verluchting te verzekeren van de ruimtes bestemd voor de kinderen, in alle veiligheid.

Art. 25.In normale atmosferische omstandigheden, ziet de kinderopvanglocatie erop toe om de volgende temperaturen te behouden: 18° C in de rustruimtes;20-22° C in de andere ruimtes.

Art. 26.De materialen die gebruikt worden bij de bouw, de verbouwing of de inrichting van de binnen- en buitenspeelruimtes van de kinderopvanglocatie, met inbegrip van de materialen van de afwerking van de architecturale elementen en de staat ervan, mogen de gezondheid van de kinderen niet aantasten.

Art. 27.In de ruimtes die gebruikt worden door de kinderen mag er geen vast tapijt gebruikt worden, noch een ander tapijt dat ter decoratie als vloerbekleding wordt gebruikt.

Art. 28.De zandbakken zijn ingeplant en zodanig beschermd dat ze niet besmet kunnen worden door stromend water of elk ander schadelijk uitwendig element. De zandbakken worden gesloten wanneer ze niet gebruikt worden. Het zand wordt minstens één keer per jaar veranderd of geregenereerd.

Art. 29.De kinderopvanglocatie let op de noodzaak om het risico op besmetting door verontreiniging van het binnenmilieu te vermijden of te verminderen tot een aanvaardbaar niveau, volgens de van kracht zijnde normen.

Art. 30.Tijdens de periodes van opening worden de lokalen van de kinderopvanglocatie dagelijks gepoetst. De behandeling van de vloeren en oppervlaktes is aangepast aan hun aard en verenigbaar met de activiteit van de kinderopvanglocatie. Er wordt op een verstandige manier gebruik gemaakt van de onderhoudsproducten en ontsmettingsmiddelen, overeenkomstig hun gebruiksaanwijzingen.

Art. 31.Het afval van de kinderopvanglocatie wordt dagelijks opgehaald en bewaard in een ruimte die specifiek voor deze functie bestemd is, bij voorkeur buiten.

Art. 32.Een kind dat jonger is dan één jaar, wordt op de rug te slapen gelegd. De organisator kan een uitzondering daarop toestaan op basis van een attest van een arts vanwege medische tegenindicatie. Een kind dat jonger is dan 18 maanden, krijgt in bed geen kussens of dekbed, maar draagt een aangepaste slaapzak.

De organisator van kinderopvang zorgt voor een regelmatige reiniging van het beddengoed.

Art. 33.De kinderen krijgen gezonde, gevarieerde en hygiënisch bereide voeding en drank, aangepast aan de leeftijd van de opgevangen kinderen Als er loden waterleidingen aanwezig zijn in de kinderopvanglocatie of bij twijfel daarover, wordt alleen flessenwater gebruikt voor elke bereiding van voeding of drank. Afdeling 3. - Algemene normen betreffende de veiligheid en de

gezondheid

Art. 34.De organisator zorgt voor een veilige en gezonde omgeving.

Daarvoor maakt de organisator een risicoanalyse, met inbegrip van een plan van aanpak met tijdspad om de risico's te beheersen.

De risicoanalyse wordt uitgevoerd binnen een cyclus van maximaal twee jaar en gaat minimaal over: 1° de veiligheid en het voorkomen van verwondingen, ongevallen, levensbedreigende situaties en het verdwijnen van kinderen;2° de gezondheid en het voorkomen van ziekte, besmetting en verontreiniging.

Art. 35.De organisator heeft een crisisprocedure en meldt elke crisis zo snel mogelijk aan de Administratie.

In het eerste lid wordt verstaan onder crisis: een acute noodsituatie waarbij de fysieke of psychische integriteit van een kind tijdens de kinderopvang in gevaar is en waarbij acuut hulp vereist is.

De crisisprocedure legt de opeenvolgende stappen en de manier van communiceren vast die gevolgd moeten worden in geval van crisis. Er is daarbij minstens één persoon aangewezen op wie een beroep kan worden gedaan.

Art. 36.De organisator heeft een procedure grensoverschrijdend gedrag en meldt elke situatie van grensoverschrijdend gedrag zo snel mogelijk aan de Administratie.

In het eerste lid wordt verstaan onder grensoverschrijdend gedrag: een situatie waarin een kind in relatie tot een persoon die aanwezig is tijdens de kinderopvang, slachtoffer is of dreigt te worden van bedreigingen of geweld.

De procedure grensoverschrijdend gedrag legt vast hoe grensoverschrijdend gedrag gedetecteerd wordt, hoe er gepast op gereageerd kan worden en hoe aan preventie kan worden gedaan.

Art. 37.De organisator heeft een verzekering voor: 1° de burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade die veroorzaakt wordt bij de uitbating van de kinderopvang.Voor de dekking van lichamelijke schade worden de kinderen onderling als derden beschouwd.

De volgende personen worden minstens verzekerd: a) de organisator en de personen die in de kinderopvanglocatie werken;b) de onbezoldigde medewerkers en de personen die in nood bijspringen;c) in geval van kinderopvang in de gezinswoning, de personen, vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven;2° lichamelijke ongevallen van de opgevangen kinderen, met minimaal de volgende dekking: a) 7500 euro voor medische kosten;b) 2500 euro in geval van overlijden, tenzij voor kinderen jonger dan vijf jaar in welk geval alleen een dekking van 1000 euro geldt voor begrafeniskosten; c) 12.500 euro in geval van blijvende ongeschiktheid. HOOFDSTUK 3. - Normen betreffende de organisatie van de kinderopvanglocatie Afdeling 1. - Normen betreffende het personeel

Art. 38.De organisator heeft: 1° een verantwoordelijke, die de werking van de kinderopvanglocatie aanstuurt en optreedt als aanspreekpersoon voor de inspecteurs, de Administratie en de gezinnen;2° een persoon werkzaam in de kinderopvanglocatie die bij afwezigheid van de verantwoordelijke in de kinderopvanglocatie de taak van de verantwoordelijke als aanspreekpersoon voor de inspecteurs, de Administratie en de gezinnen overneemt. Als de verantwoordelijke wijzigt, deelt de organisator dat onmiddellijk elektronisch of met de post mee aan de Administratie en bezorgt hij het document, zoals vermeld in art. 39, § 2, eerste lid, 1°.

Art. 39.§ 1. De verantwoordelijke is minstens 21 jaar oud. § 2. De organisator heeft de volgende documenten over de verantwoordelijke: 1° een uittreksel uit het strafregister, of een gelijkwaardig attest, uitgereikt door een bevoegde buitenlandse instantie, voor wie niet in België gedomicilieerd is, dat toelaat dat men mag werken en activiteiten uitoefenen met minderjarigen; 2° een bewijs van de immuniteitstoestand t.o.v. de rode hond; 3° een attest van medische geschiktheid, waaruit blijkt dat de persoon geen fysieke en psychische beperking of aandoening heeft die de opgevangen kinderen in gevaar kan brengen;4° een kwalificatiebewijs, bepaald in een besluit van de Ministers;5° een attest van kennis van levensreddend handelen, bepaald in een besluit van de Ministers. De documenten, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, zijn bij de aanvraag van de vergunning of bij de start van de tewerkstelling maximaal drie maanden oud, tenzij de verantwoordelijke al werkt als verantwoordelijke in een kinderopvanglocatie van de organisator. De documenten, vermeld in het eerste lid, 1° en 3°, worden jaarlijks hernieuwd. Het document, vermeld in het eerste lid, 5°, wordt driejaarlijks hernieuwd.

Als daar een gegronde indicatie voor is, kan de Administratie gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip een document te vernieuwen.

Art. 40.De organisator zorgt ervoor dat er niet meer dan zeven tegelijk aanwezige kinderen worden opgevangen per aanwezige kinderbegeleider.

Indien de kinderopvang plaatsvindt bij de organisator thuis, zorgt de organisator ervoor dat er niet meer dan vier tegelijk aanwezige kinderen worden opgevangen per aanwezige kinderbegeleider, de eigen inwonende kinderen inbegrepen.

Art. 41.§ 1. De kinderbegeleider is minstens 18 jaar oud. § 2. De organisator heeft de volgende documenten over de kinderbegeleider: 1° een uittreksel uit het strafregister, of een gelijkwaardig attest, uitgereikt door een bevoegde buitenlandse instantie, voor wie niet in België gedomicilieerd is, dat toelaat dat men mag werken en activiteiten uitoefenen met minderjarigen; 2° een bewijs van de immuniteitstoestand t.o.v. de rode hond; 3° een attest van medische geschiktheid, waaruit blijkt dat de persoon geen fysieke en psychische beperking of aandoening heeft die de opgevangen kinderen in gevaar kan brengen;4° een kwalificatiebewijs, bepaald in een besluit van de Ministers;5° een attest van kennis van levensreddend handelen, bepaald in een besluit van de Ministers. De documenten, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, zijn bij de aanvraag van de vergunning of bij de start van de tewerkstelling maximaal drie maanden oud. Als de kinderbegeleider stage loopt, moet het document dateren uit het lopende schooljaar. De documenten, vermeld in het eerste lid, 1° en 3°, worden jaarlijks hernieuwd. Het document, vermeld in het eerste lid, 5°, wordt driejaarlijks hernieuwd.

Als daar een gegronde indicatie voor is, kan de Administratie gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip een document te vernieuwen.

Art. 42.De organisator zorgt voor een jaarlijkse analyse van de vormingsbehoeften voor de verantwoordelijke en voor de kinderbegeleiders en voorziet in een aanbod aan vorming dat tegemoetkomt aan de behoeften.

Deze vorming dient minstens 15 uur per jaar te bedragen.

De Ministers kunnen een programma van vorming voorschrijven of opleggen.

Art. 43.De organisator heeft de volgende documenten over de andere personen die regelmatig in de kinderopvanglocatie komen en er direct contact hebben met de opgevangen kinderen: 1° een uittreksel uit het strafregister, of een gelijkwaardig attest, uitgereikt door een bevoegde buitenlandse instantie, voor wie niet in België gedomicilieerd is, dat toelaat dat men mag werken en activiteiten uitoefenen met minderjarigen; 2° een bewijs van immuniteitstoestand t.o.v. de rode hond; 3° een attest van medische geschiktheid, waaruit blijkt dat de persoon geen fysieke en psychische beperking of aandoening heeft die de opgevangen kinderen in gevaar kan brengen. De documenten, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, zijn bij de aanvraag van de vergunning of bij de start van de tewerkstelling maximaal drie maanden oud. Als de persoon stage loopt, moet het document dateren uit het lopende schooljaar. De documenten, vermeld in het eerste lid, 1° en 3°, worden jaarlijks hernieuwd.

Als daar een gegronde indicatie voor is, kan de Administratie gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip een document te vernieuwen. Afdeling 2. - Normen betreffende het organisatorisch management

Onderafdeling 1. - Algemene werking en financiële werking

Art. 44.De organisator met meer dan tien vergunde kinderopvangplaatsen zorgt voor een organisatorische structuur waarbij de bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden toebedeeld voor de voorwaarden, vermeld in dit besluit. De organisatorische structuur wordt duidelijk gecommuniceerd aan alle personen werkzaam in de kinderopvanglocatie en aan de gezinnen van de opgevangen kinderen.

De organisator met meer dan tien vergunde kinderopvangplaatsen heeft bij één persoon binnen de organisatie de kennis om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren, met inbegrip van de kennis over financieel beheer en de kennis over de opmaak van een ondernemingsplan. De Ministers kunnen bepalen hoe deze kennis kan aangetoond worden.

De openbare communicatie dient in de twee talen, Frans en Nederlands, te verlopen.

De kinderopvang en de verzorging van het kind moet worden gewaarborgd door de verantwoordelijke of zijn vervanger, of door de kinderbegeleiders, in het Frans of in het Nederlands, overeenkomstig de taalkeuze van de ouders, onverminderd artikel 22 van de wetten op het taalgebruik in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.

Hiertoe moeten alle stukken waartoe de ouders van het kind toegang hebben, zoals bedoeld in dit besluit, opgesteld zijn in het Frans of het Nederlands, overeenkomstig hun taalkeuze.

Art. 45.De kinderopvanglocatie sluit met ieder personeelslid een overeenkomst af waarin ten minste de aard en de duur ervan, de aard en de tijd van de prestatie en de duur van de vooropzeg worden voorzien Indien het personeelslid statutair is, is het eerste lid niet van toepassing, maar dient het statuut of het arbeidsreglement ten minste de aard en de tijd van de prestatie te bepalen.

Art. 46.De organisator houdt een register van de inschrijvingen van de opgevangen kinderen bij en zorgt voor een planning en registratie van de aanwezigheid van de kinderbegeleiders, minimaal voor de toepassing van artikel 40.

Art. 47.§ 1. De organisator, hetzij de natuurlijke persoon, hetzij een of meer personen die handelingsbekwaam zijn om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, is minstens 21 jaar oud. De organisator heeft de integriteit en geschiktheid om op een rechtmatige manier, rekening houdend met geldende normen en waarden, kwaliteitsvolle kinderopvang te organiseren. § 2. De organisator heeft het volgende uittreksel: 1° voor de organisator die een natuurlijke persoon is: een uittreksel uit het strafregister, of een gelijkwaardig attest, uitgereikt door een bevoegde buitenlandse instantie, voor wie niet in België gedomicilieerd is, waaruit blijkt dat de organisator van onberispelijk gedrag is om met kinderen om te gaan, waaronder voor de organisator ook verstaan wordt dat hij in staat is om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren;2° voor de organisator die een rechtspersoon is: een uittreksel uit het centraal strafregister op naam van de rechtspersoon, of een gelijkwaardig attest, uitgereikt door een bevoegde buitenlandse instantie, voor wie niet in België gedomicilieerd is, waaruit blijkt dat de organisator van onberispelijk gedrag is om met kinderen om te gaan, waaronder voor de organisator ook verstaan wordt dat hij in staat is om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren. Het uittreksel, vermeld in het eerste lid, is bij de aanvraag van de vergunning maximaal drie maanden oud, tenzij de organisator al een vergunning heeft.

Als daar een gegronde indicatie voor is, kan de Administratie gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip dat uittreksel te vernieuwen.

De organisator zorgt ervoor dat een aanvulling op het uittreksel, vermeld in het eerste lid, 1°, onmiddellijk doorgegeven wordt aan de Administratie.

Art. 48.De organisator zorgt, binnen een cyclus van vijf jaar, voor een evaluatie van de personen die in de kinderopvanglocatie werken.

Art. 49.De organisator zorgt, binnen een cyclus van vijf jaar, voor een zelfevaluatie van de werking en de evaluatie van de klachtenbehandeling, vermeld in artikel 54. Hij past de werking indien nodig aan.

De organisator evalueert hiervoor minstens het kwaliteitsbeleid, vermeld in artikel 55, 1°, en het kwaliteitsmanagementsysteem, vermeld in artikel 55, 2°. Indien nodig past hij naast de werking ook het kwaliteitshandboek, vermeld in artikel 55, aan.

Art. 50.De organisator heeft een ondernemingsnummer.

Art. 51.De organisator volgt de financiële werking van de kinderopvanglocatie.

De Ministers kunnen de vorm, de inhoud en de frequentie opleggen waaraan de opvolging van de financiële werking van de kinderopvanglocatie moet beantwoorden.

Onderafdeling 2. - Leefgroepindeling en gebruik ruimtes

Art. 52.De organisator zorgt ervoor dat de kinderen worden opgevangen in een leefgroep van maximaal veertien kinderen.

In het eerste lid wordt verstaan onder leefgroep: een groep kinderen, gekoppeld aan een of meer bepaalde kinderbegeleiders en aan een of meer bepaalde ruimtes.

Art. 53.De organisator zorgt ervoor dat hij de nettovloeroppervlakte per kinderopvangplaats, vermeld in artikel 5, ook effectief gebruikt voor alle aanwezige kinderen.

Onderafdeling 3. - Klachtenbehandeling en kwaliteitsbeleid

Art. 54.De organisator heeft een procedure voor klachtenbehandeling waarin minstens een ontvangstmelding, een onderzoek en een schriftelijke mededeling van het resultaat aan de klager is opgenomen, alsook binnen welke termijnen dat gebeurt. Daarnaast registreert de organisator de klachten waarbij minstens de volgende gegevens worden opgenomen: 1° een omschrijving of samenvatting van de klacht;2° het resultaat van de klachtenbehandeling in termen van gegrond, ongegrond of onduidelijk. De procedure vermeldt uitdrukkelijk dat, in het geval hiertoe aanleiding is, er tevens strafrechtelijke klacht kan ingediend worden bij het Parket.

Art. 55.De organisator heeft een kwaliteitshandboek, dat het volgende bevat: 1° het kwaliteitsbeleid, dat minstens de missie, visie, doelstellingen en strategie van de organisator bevat over het pedagogisch beleid, vermeld in artikel 57, en over de betrokkenheid en participatie van de gezinnen, vermeld in artikel 62;2° het kwaliteitsmanagementsysteem, dat minstens de organisatorische structuur, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden, vermeld in artikel 44, bevat, alsook de procedures voor en de processen over: a) de crisis en het grensoverschrijdend gedrag, vermeld in artikel 35 en 36;b) het pedagogisch beleid, vermeld in artikel 57;c) de betrokkenheid en participatie van gezinnen, vermeld in artikel 62;d) de vormingsanalyse en het vormingsaanbod, vermeld in artikel 42;e) de evaluatie en de zelfevaluatie, vermeld in artikel 48 en 49;3° de resultaten van de evaluatie en zelfevaluatie, vermeld in artikel 49, en de realisatie van de norm voor de pedagogische kwaliteit, vermeld in artikel 57 § 3. De voorwaarde,vermeld in het eerste lid, 2°, b), c), d) en e), en 3°, geldt uiterlijk twee jaar na de toekenning van de vergunning. HOOFDSTUK 4. - Normen betreffende het pedagogisch beleid, het welzijn en de ontwikkeling van het kind

Art. 56.De kinderopvanglocatie respecteert de fysieke en psychische integriteit van elk kind.

Art. 57.§ 1. De organisator realiseert een pedagogisch beleid, aangepast aan de opvang van kinderen jonger dan 3 jaar, rekening houdend met hun ontwikkeling en desgevallend met de wetenschappelijke vooruitgang in het domein van de kinderopvang, met het oog op: 1° het stimuleren van de ontwikkeling van de kinderen op lichamelijk, cognitief, sociaal-emotioneel, communicatief, creatief en moreel vlak;2° het bevorderen van het welbevinden en de betrokkenheid van de kinderen. In het eerste lid wordt verstaan onder welbevinden: spontaan en zichzelf kunnen zijn, ontspannen zijn, zich open opstellen, levenslust uitstralen, zelfvertrouwen hebben, weerbaar en assertief zijn en in contact zijn met de gevoelens, waarbij het ritme van elk kind wordt gerespecteerd.

In het eerste lid wordt verstaan onder betrokkenheid: geconcentreerd en tijdvergeten bezig zijn, gemotiveerd bezig zijn, een open houding hebben voor wat de omgeving te bieden heeft, intens mentaal actief zijn, exploratiedrang hebben en zich bewegen aan de grens van de eigen mogelijkheden, rekening houdend met de leeftijd van elk kind.

De organisator houdt bij de realisatie van het pedagogisch beleid, vermeld in het eerste lid, rekening met het aantal, het ontwikkelingsniveau, het ritme, de interesses, de behoeften en de eigenheid van de kinderen. § 2. Het pedagogisch beleid, vermeld in paragraaf 1, bevat minstens de volgende aspecten : 1° de periode noodzakelijk voor het wennen;2° een gevarieerd aanbod aan spelmateriaal, bewegings- en andere activiteiten, zowel voor binnen als voor buiten;3° regelmaat in de dagindeling;4° een methode om het welbevinden en de betrokkenheid van de kinderen na te gaan;5° een taalbeleid dat de Franse of Nederlandse taalverwerving van elk kind stimuleert, met daarnaast positieve aandacht voor de taal die het kind in zijn thuismilieu spreekt;6° het bevorderen van een onderling respectvolle houding;7° de continuïteit in de begeleiding van de kinderen, zodat een relatie opgebouwd kan worden tussen de kinderen en de kinderbegeleiders;8° een actief, auditief en visueel toezicht, ook tijdens de slaapsituatie, en een permanente begeleiding van de kinderen. § 3. De organisator zorgt ervoor dat de pedagogische kwaliteit voldoet aan een norm die met betrekking tot het welbevinden en de betrokkenheid van het kind, de aanpak van het kind, het pedagogisch handelen en de pedagogische condities, een kader oplegt. De Ministers stellen de nadere regels vast.

Art. 58.De maaltijdruimte is zodanig ingericht dat het nemen van de maaltijden zich afspeelt in een gezellige en serene sfeer, en waarbij de veiligheid van de kinderen gewaarborgd wordt. In functie van de graad van autonomie van de kinderen, wordt de maaltijd individueel of collectief aan tafel genomen.

Art. 59.De kinderopvanglocatie mag geen enkel technisch middel, zoals bijvoorbeeld videobewaking, gebruiken ter vervanging van het toezicht door het personeel; het gebruik van technische middelen kan dus enkel een aanvulling zijn op dit toezicht.

Het gebruik van technieken voor het nemen en het verspreiden van beelden van kinderen mag enkel gebeuren mits strikte naleving van de terzake geldende regels en mits de formele toestemming van de ouders.

Het elektronisch verspreiden van rechtstreekse beelden van de kinderen is verboden.

Art. 60.De verzorgingsruimte is zodanig ingericht dat het comfort, de veiligheid en de intimiteit van de kinderen gewaarborgd wordt, maar waarbij het personeel visueel en verbaal contact met de kinderen aanwezig in de binnenspeelruimte kan behouden. HOOFDSTUK 5. - Normen betreffende de samenwerking met gezinnen en het niet-discrimineren van kinderen en gezinnen

Art. 61.De kinderopvanglocatie mag geen kinderen en gezinnen discrimineren. Er mogen geen voorwerpen of tekenen aanwezig zijn die blijk geven van discriminatie of die racistisch, xenofoob of onwettig zijn, als de aanwezige voorwerpen of tekenen een nadelige invloed op de kinderen kunnen hebben.

Art. 62.De organisator zorgt voor betrokkenheid en participatie van de gezinnen door: 1° minstens de werking en tevredenheid te laten evalueren door elk gezin in de periode dat hun kind opgevangen wordt;2° regelmatig overleg te plegen en te communiceren met het gezin, minimaal over de pedagogische aanpak en omgang met het kind en als er problemen zijn met het kind;3° de vergunningsbeslissing, en op verzoek van de Administratie, de eventuele schriftelijke aanmaningen, en, in voorkomend geval, de beslissing tot opheffing van de vergunning, kenbaar te maken aan het gezin aansluitend op de ontvangst ervan;4° het gezin toegang te geven tot alle ruimtes waar het kind wordt opgevangen.

Art. 63.De organisator plaatst zijn gehanteerde prijzen en de samenstelling ervan op een voor het publiek toegankelijke website, en past deze prijzen effectief toe zoals geafficheerd.

Art. 64.§ 1. De organisator heeft een huishoudelijk reglement dat door de contracthouder voor ontvangst en kennisneming wordt ondertekend, uiterlijk op het ogenblik van de ondertekening van de schriftelijke overeenkomst, vermeld in artikel 66.

Elke wijziging van het huishoudelijk reglement in het nadeel van de contracthouder wordt minstens twee maanden voor de wijziging ingaat, schriftelijk meegedeeld en wordt voor ontvangst en kennisneming ondertekend door de contracthouder. De contracthouder heeft het recht om binnen twee maanden na kennisname van de wijziging, de schriftelijke overeenkomst, vermeld in artikel 66, op te zeggen zonder enige schade- of opzeggingsvergoeding verschuldigd te zijn.

Het huishoudelijk reglement vermeldt minimaal: 1° informatie over: a) de organisator van de kinderopvanglocatie, waaronder de naam, het adres, het e-mailadres, het telefoonnummer, de rechtsvorm en het ondernemingsnummer, alsook de naam en de contactgegevens van de verantwoordelijke en van de persoon die de verantwoordelijke vervangt in diens afwezigheid;b) de kinderopvanglocatie, waaronder de naam, het adres, het e-mailadres, het telefoonnummer, de openingsdagen, de openingsuren en de sluitingsdagen, alsook de contactgegevens van de kinderopvanglocatie in noodgevallen;c) de Administratie, waaronder het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer;2° het beleid op het vlak van: a) de aangeboden kinderopvang en de belangrijkste kenmerken daarvan;b) de prijs voor kinderopvang, waaronder wat die prijs omvat, hoe die prijs bepaald wordt, of er een prijs gevraagd wordt voor het wennen, voor het laattijdig afhalen van het kind of voor de afwezigheid van het kind;c) de terugbetaling of inhouding van de inschrijvingsprijs, waarborg of elke som geld, ongeacht de benaming;d) de inschrijving en opname, waaronder de eventuele voorrangsregels;e) het brengen en het afhalen van het kind, waaronder de eventuele maatregelen bij niet-naleving van de afspraken;f) ziekte of ongeval van een kind;g) het gebruik van medicatie;h) de veiligheid en begeleiding bij eventuele verplaatsingen;i) de afwezigheid van een kind;3° het recht van het gezin: a) op wennen;b) op toegang tot alle ruimtes waar het kind wordt opgevangen;c) om klachten te uiten, bij voorkeur eerst bij de organisator via de procedure voor klachtenbehandeling, vermeld in artikel 54, waarvan het verloop duidelijk wordt omschreven, en bij de Administratie, hierbij melding makend van haar contactgegevens;d) op respect voor de privacy, meer bepaald met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens als vermeld in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en in de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.Daarbij zijn de volgende bepalingen opgenomen: 1) een bepaling over kennisgeving, meer bepaald dat de persoonsgegevens van de kinderen en gezinnen alleen gebruikt worden in het kader van kinderopvang, en dat die gegevens op elk moment kunnen worden ingekeken en verbeterd door de betrokkenen, en dat die gegevens worden vernietigd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn in functie van de naleving van toepasselijke regelgeving;2) een vertrouwelijkheidsverklaring, meer bepaald dat de organisator zich ertoe verbindt om de veiligheid en het vertrouwelijke karakter van de persoonsgegevens te waarborgen;3) ingeval er een gegevensbank wordt opgericht: het of de doeleinde(n) met het oog waarop men wordt geregistreerd in de databank, welke gegevens daartoe worden geregistreerd, het feit dat de geraadpleegde documenten niet worden geregistreerd, en aan wie deze gegevens eventueel zullen worden verstrekt.4° de verwijzing naar: a) de verzekeringen, vermeld in artikel 37, met de naam en het adres van de verzekeringsmaatschappij en het polisnummer;b) de inlichtingenfiche, vermeld in artikel 67, en het aanwezigheidsregister, vermeld in artikel 69;c) het kwaliteitshandboek, vermeld in artikel 55, en de manier waarop dat kan worden geraadpleegd;5° de modaliteiten bij wijziging van het huishoudelijk reglement als vermeld in het tweede lid. § 2. In het kader van een vergunningsaanvraag, dient de Administratie het huishoudelijk reglement goed te keuren. Hiertoe gaat de Administratie na of het huishoudelijk reglement de minimale vermeldingen bevat en geen rechtens ontoelaatbare bepalingen bevat.

Indien de Administratie geen opmerkingen maakt over het huishoudelijk reglement tegen uiterlijk de toekenning van de vergunning, wordt het huishoudelijk reglement geacht goedgekeurd te zijn.

Elke latere wijziging van het huishoudelijk reglement dient eveneens goedgekeurd te worden door de Administratie, en dit binnen de negentig dagen na ontvangst van de wijziging, bij toepassing van artikel 85.

Bij ontstentenis van een antwoord binnen deze termijn, wordt de wijziging geacht te zijn goedgekeurd.

Art. 65.De organisator zorgt ervoor dat de bepalingen van het huishoudelijk reglement raadpleegbaar zijn voor elke belanghebbende.

Art. 66.§ 1. De organisator heeft een schriftelijke overeenkomst met de contracthouder.

De schriftelijke overeenkomst vermeldt minimaal: 1° de gegevens over de contracterende partijen, zijnde de organisator enerzijds en de contracthouder anderzijds, waaronder de naam en het adres;2° de gegevens over de kinderopvanglocatie, waaronder het adres;3° de begindatum en de vermoedelijke einddatum van de kinderopvang;4° het opvangplan, waaronder de gereserveerde kinderopvangdagen, meer bepaald hoeveel dagdelen en nachten het kind naar de kinderopvanglocatie komt, en de modaliteiten om het opvangplan te wijzigen;5° de prijs voor de kinderopvang, waaronder de betalingswijze en de wettelijk toegestane modaliteiten tot wijziging van de prijs voor de kinderopvang;6° de eventuele inschrijvingsprijs, de eventuele waarborg of elke som geld, ongeacht de benaming, met inbegrip van de betalingswijze, de bewaring en terugbetaling, waarbij vermeld moet worden dat een deel of het geheel van de som geld in verhouding tot de aangetoonde schade van beide partijen ingehouden zal worden;7° de identificatiegegevens van het kind en de contactgegevens van het gezin in noodgevallen;8° gelijkwaardige opzegmodaliteiten, zowel voor de contracthouder als voor de organisator, waaronder: a) de bepaling dat een eventuele opzeggingsvergoeding niet kan worden gevraagd als een opzegtermijn wordt gerespecteerd;b) de bepaling dat een opzegtermijn en opzeggingsvergoeding niet gevraagd kan worden door de organisator of de contracthouder die een zware fout heeft begaan, of door de organisator in geval van een beslissing tot opheffing van een vergunning door het Verenigd College;c) het ogenblik waarop een eventuele opzegtermijn ingaat;9° de regeling bij het niet-naleven van de contractuele bepalingen, zowel door de contracthouder als door de organisator, waaronder de eventuele schadevergoeding die verschuldigd is, en waarbij wordt bepaald dat de schadevergoeding in verhouding moet staan tot de geleden schade en dat schadevergoeding niet gevraagd kan worden in geval van overmacht bij één van beide partijen;10° de verwijzing naar het huishoudelijk reglement, dat als bijlage wordt meegedeeld. Het opvangplan, vermeld in het tweede lid, 4°, wordt in onderling akkoord tussen de organisator en de contracthouder gesloten op basis van onderhandeling over de verwachtingen en de vragen van beide partijen. § 2. In het kader van een vergunningsaanvraag, dient de Administratie de schriftelijke overeenkomst goed te keuren. Hiertoe gaat de Administratie na of de schriftelijke overeenkomst de minimale vermeldingen bevat en geen rechtens ontoelaatbare bepalingen bevat.

Indien de Administratie geen opmerkingen maakt over de schriftelijke overeenkomst tegen uiterlijk de toekenning van de vergunning, wordt de schriftelijke overeenkomst geacht goedgekeurd te zijn.

Elke latere wijziging van de schriftelijke overeenkomst dient eveneens goedgekeurd te worden door de Administratie, en dit binnen de negentig dagen na ontvangst van de wijziging, bij toepassing van artikel 85.

Bij ontstentenis van een antwoord binnen deze termijn, wordt de wijziging geacht te zijn goedgekeurd.

Art. 67.De organisator heeft, met het oog op de veiligheid van de kinderen, voor elk opgevangen kind een actuele inlichtingenfiche waarin de volgende bepalingen zijn opgenomen, waarvoor de contracthouder toestemming geeft om ze te verwerken in het kader van de naleving van de voorwaarden van dit besluit: 1° de identificatiegegevens, zijnde naam, geboortedatum en adres, van het kind en het gezin;2° de bereikbaarheidsgegevens van het gezin en de behandelende arts;3° de specifieke aandachtspunten, onder meer over de gezondheid of de manier van omgaan met het kind;4° de personen die het kind mogen ophalen. De inlichtingenfiche kan alleen, en op elk moment geraadpleegd worden door: 1° de organisator, in geval van aantoonbare noodzakelijkheid;2° de verantwoordelijke;3° elke kinderbegeleider, voor elk kind dat hij begeleidt;4° de inspecteurs;5° de Administratie;6° de gezinnen, voor hun eigen kind.

Art. 68.Bij de inschrijving van het kind in de kinderopvang, bezorgen de ouders een medisch getuigschrift waaruit blijkt dat de gezondheidstoestand van het kind hem toelaat om in een kinderopvanglocatie te verblijven.

Het medisch boekje dient zich bij het kind te bevinden tijdens zijn verblijf in de kinderopvanglocatie.

De organisator adviseert de ouders om het kind te laten vaccineren volgens de kalender uitgewerkt door de Hoge Gezondheidsraad, behoudens andersluidend medisch advies. De ouders van de gevaccineerde kinderen bezorgen daarvan het bewijs aan de organisator.

Art. 69.De organisator zorgt voor een aanwezigheidsregister dat aanwezig is in de kinderopvanglocatie en dat per kinderopvangdag de aankomst- en vertrektijd van elk opgevangen kind vermeldt. De gezinnen bevestigen schriftelijk of elektronisch de geregistreerde aanwezigheden van hun kind. Het register wordt gedurende drie jaar bijgehouden.

Art. 70.§ 1. De organisator stelt alle documenten m.b.t. de kinderopvang zowel in het Nederlands als in het Frans ter beschikking.

Met documenten in de zin van deze paragraaf wordt bedoeld: de statuten, het huishoudelijk reglement, de website, folders, de overeenkomst, en andere informatie en kennisgevingen op eender welke drager. De organisator kan deze documenten ook aanvullend in een andere taal ter beschikking stellen. § 2. De organisator zorgt ervoor dat de informatie-uitwisseling met de contracthouder en de communicatie met het kind in het Frans of het Nederlands verloopt, volgens de taalkeuze van de contracthouder. De organisator kan daarop aanvullend eveneens een andere taal voorstellen als werkingstaal voor de kinderopvang. HOOFDSTUK 6. - Samenwerking met de Administratie

Art. 71.De organisator bezorgt de volgende gegevens aan de Administratie: 1° één keer per jaar gedurende een maand die de Administratie bepaalt, de gegevens over het aantal kinderen die dagelijks gebruikmaken van de kinderopvang per kinderopvanglocatie;2° jaarlijks de volgende gegevens over de verantwoordelijken, de kinderbegeleiders, en de medewerkers die in de kinderopvanglocatie instaan voor de systematische ondersteuning van de verantwoordelijke: a) het aantal kinderbegeleiders, op basis van hun naam;b) het aantal verantwoordelijken die voor de organisator werken, op basis van hun naam;c) de medewerkers die in de kinderopvanglocatie instaan voor de systematische ondersteuning van de verantwoordelijke die voor de organisator werkt, op basis van hun naam;d) de geboortedatum, het geslacht, de functie, de werkregeling, het tewerkstellingsstatuut en de kwalificaties van elke persoon, vermeld in punt a), b) en c);3° tweejaarlijks de documenten inzake de vormingen, bepaald in artikel 42;4° de gegevens in het kader van ad-hocbevragingen door de Administratie over de werking, de personen die in de kinderopvanglocatie werken, het gebruik van de kinderopvang, het aanbod van en de vraag naar kinderopvang. De organisator bezorgt de gegevens of de informatie, vermeld in het eerste lid, aan de Administratie met het oog op beleidsdoeleinden, zoals het in kaart brengen van de personen werkzaam in de kinderopvang, met het oog op de opvolging van de vergunning of met het oog op handhaving.

De organisator bezorgt op verzoek van de Administratie in het kader van handhaving van de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten, de adresgegevens van de contracthouders aan de Administratie.

TITEL 3. - Procedure HOOFDSTUK 1. - Aanvraag, toekenning en weigering van de vergunning

Art. 72.De vergunning zoals bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie wordt afgeleverd door de Ministers en vermeldt minstens: 1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;2° de naam en het adres van de kinderopvanglocatie;3° het dossiernummer;4° het aantal vergunde kinderopvangplaatsen, namelijk het maximale aantal tegelijk aanwezige kinderen in de kinderopvanglocatie;5° de datum van toekenning van de vergunning.

Art. 73.De aanvraag tot vergunning wordt ingediend bij de Administratie. Bij de aanvraag wordt een beschrijvend dossier gevoegd, die de volgende gegevens bevat: 1° de gegevens van de organisator: a) de naam, de rechtsvorm, het adres en het ondernemingsnummer;b) de statuten, indien de organisator een rechtspersoon is;c) een kopie van de identiteitskaart, indien de organisator een natuurlijke persoon is;d) het document vermeld in artikel 47, § 2;e) voor de organisator met meer dan tien kinderopvangplaatsen, de organisatorische structuur en het bewijs dat minstens één persoon de kennis heeft om een kinderopvang organisatorisch te beheren, zoals omschreven in artikel 44;2° de gegevens van de kinderopvanglocatie: a) de naam en het adres;b) het gevraagde aantal kinderopvangplaatsen;c) de bevestiging dat de kinderopvang beroepsmatig en tegen betaling gebeurt;d) de taal/de talen waarin de organisatie van de kinderopvang gebeurt;3° de gegevens van de verantwoordelijke: a) de identiteits- en contactgegevens, waaronder minstens voor- en achternaam, telefoonnummer en e-mailadres;b) de documenten, zoals vermeld in artikel 39 § 2;4° de gegevens van de kinderbegeleiders: a) de identiteitsgegevens;b) de documenten vermeld in artikel 41, § 2;5° de gegevens van de andere personen die in de kinderopvanglocatie direct contact hebben met de opgevangen kinderen: a) de identiteitsgegevens en de functie of hoedanigheid;b) de documenten vermeld in artikel 43;6° de plannen van de infrastructuur, met minstens de vermelding van het aantal ruimtes, de bestemming ervan en de oppervlakte ervan;7° voor de kinderopvanglocatie met meer dan zes kinderopvangplaatsen, het brandveiligheidsattest, zoals vermeld in artikel 9 § 1, van maximum 6 maand oud;8° een risicoanalyse, zoals vermeld in artikel 34;9° een beschrijving van de crisisprocedure, zoals vermeld in artikel 35;10° een beschrijving van de procedure grensoverschrijdend gedrag, zoals vermeld in artikel 36;11° de verzekering, zoals vermeld in artikel 37;12° een beschrijving van de procedure voor klachtenbehandeling, zoals vermeld in artikel 54;13° het kwaliteitshandboek, zoals vermeld in artikel 55;14° een beschrijving van het pedagogisch beleid, zoals vermeld in artikel 57;15° het huishoudelijk reglement, zoals vermeld in artikel 64;16° een ontwerp van de schriftelijke overeenkomst, zoals vermeld in artikel 66.

Art. 74.De organisator dient de documenten vermeld in artikel 73, 1° b), 9°, 10°, 12°, 13°, 14°, 15° en 16° zowel in het Nederlands als in het Frans in.

Art. 75.De Administratie meldt de ontvangst van de aanvraag binnen dertig dagen na ontvangst ervan en geeft aan dat het volledig is of niet, en welke bijkomende gegevens er desgevallend nog dienen te worden ingediend binnen een maximum termijn van dertig dagen.

Van zodra het dossier volledig is, meldt de Administratie daar ontvangst van binnen de dertig dagen.

Art. 76.Binnen de honderdtachtig dagen na ontvangst van het volledig dossier, nemen de Ministers een beslissing over de vergunning en wordt deze beslissing meegedeeld aan de aanvrager.

Art. 77.§ 1. Indien er na de termijn van dertig dagen zoals vermeld in artikel 75 geen volledig dossier wordt ingediend, dan wordt de vergunning geweigerd. § 2. Indien uit het dossier blijkt dat niet voldaan wordt aan de normen, dan wordt de vergunning geweigerd. § 3. Indien uit het dossier blijkt dat er voldaan wordt aan de normen, dan wordt er een inspectie ter plaatse uitgevoerd. Indien uit deze inspectie ter plaatse vervolgens blijkt dat niet voldaan wordt aan de normen, dan wordt de vergunning geweigerd. § 4. Indien de vergunning geweigerd wordt bij toepassing van de paragrafen 2 en 3 van huidig artikel, dan dient de aanvrager gehoord te worden overeenkomstig artikel 90 alvorens de beslissing wordt genomen.

Art. 78.Indien het dossier volledig is en zowel uit het dossier als uit de inspectie ter plaatse blijkt dat aan de normen wordt voldaan, dan wordt er een voorlopige werkingsvergunning gegeven, die zes maand geldig is, en éénmaal hernieuwbaar.

De hernieuwing van de voorlopige werkingsvergunning wordt gegeven door de Administratie.

Art. 79.Indien de organisator een vergunning aanvraagt ingevolge de aanmaning conform artikel 5 van de ordonnantie omdat hij kinderopvang organiseert zonder vergunning, en er is geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid die een sluiting rechtvaardigt conform artikel 6 van de ordonnantie deelt de Administratie hem bij de ontvangstmelding van de vergunningsaanvraag mee dat er tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag verder kinderopvang kan worden georganiseerd, waarbij de Administratie voorwaarden kan bepalen.

De artikelen 72 tot en met 78 zijn van overeenkomstige toepassing.

Indien de organisator zich niet houdt aan deze voorwaarden van de Administratie, wordt er een sluitingsbevel verstuurd conform artikel 6 van de ordonnantie.

Indien er kinderopvang kan georganiseerd worden tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag, maar de vergunning wordt uiteindelijk geweigerd, wordt er eveneens een sluitingsbevel verstuurd conform artikel 6 van de ordonnantie.

Art. 80.Tijdens de geldingsduur van de voorlopige werkingsvergunning, wordt er opnieuw een inspectie ter plaatse gehouden. V~~r het einde van de geldigheid van de voorlopige werkingsvergunning nemen de Ministers een beslissing over de definitieve vergunning en delen ze die mee aan de aanvrager.

Art. 81.Indien uit de inspectie ter plaatse blijkt dat aan alle normen wordt voldaan, leveren de Ministers een vergunning af van onbepaalde duur.

Art. 82.Indien uit de inspectie ter plaatse blijkt dat niet aan alle normen wordt voldaan, maant de Administratie de aanvrager aan om zich binnen een door haar bepaalde termijn in regel te stellen. Voor zover de voorlopige werkingsvergunning zou vervallen tijdens die termijn, wordt de geldingsduur ervan verlengd tot het eind van die termijn.

Indien na deze termijn wel aan alle normen wordt voldaan, leveren de Ministers een vergunning af van onbepaalde duur.

Indien na deze termijn nog steeds niet aan alle normen wordt voldaan, nemen de Ministers een beslissing tot weigering van de vergunning, in welk geval de voorlopige werkingsvergunning eveneens wordt ingetrokken. Alvorens deze beslissing te nemen, dient de aanvrager gehoord te worden overeenkomstig artikel 90. HOOFDSTUK 2. - Aanvraag van een nieuwe vergunning of van een aanpassing van de vergunning

Art. 83.Een organisator vraagt voor een vergunde kinderopvanglocatie een nieuwe vergunning aan in geval van: 1° een wijziging van de organisator;2° een wijziging van de vestigingsplaats van de kinderopvanglocatie. De artikelen 72 t.e.m. 82 zijn van overeenkomstige toepassing. Op het moment dat een nieuwe voorlopige vergunning wordt toegekend, wordt de bestaande vergunning stopgezet.

Art. 84.Een organisator vraagt voor een vergunde kinderopvanglocatie een aanpassing van de vergunning aan als hij een hoger aantal kinderopvangplaatsen wil.

De artikelen 72 t.e.m. 82 zijn van overeenkomstige toepassing.

Als hij een lager aantal vergunde kinderopvangplaatsen wil, volstaat een melding daarvan aan de Administratie, om een aangepaste vergunning toe te kennen.

Art. 85.Een organisator geeft voor een bestaande vergunning elke wijziging van de gegevens of documenten, vermeld in artikel 73, door aan de Administratie.

De organisator verwittigt de Administratie vooraleer gelijk welke verandering te doen die een relevant gevolg kan hebben voor de opvangvoorwaarden. HOOFDSTUK 3. - Intrekking van de vergunning

Art. 86.De Administratie houdt toezicht op de naleving van de normen.

De inspecteurs hebben als opdracht om ook na de aflevering van een vergunning aan de organisator van kinderopvang regelmatig ter plaatse te gaan om na te gaan of de normen worden nageleefd.

Een dergelijke inspectie vindt minstens om de drie jaar plaats.

Art. 87.§ 1. Indien uit een inspectie of uit andere aanwijzingen blijkt dat niet langer wordt voldaan aan de normen, maant de Administratie de organisator van kinderopvang aan om zich in regel te stellen. Die aanmaning vermeldt een termijn waarbinnen de organisator moet voldoen aan de niet-nageleefde bepalingen en kan specifieke voorwaarden bevatten waaraan moet voldaan worden opdat de kinderopvanglocatie open kan blijven.

Als de organisator zich niet in regel heeft gesteld conform de aanmaning, nemen de Ministers een beslissing tot intrekking van de vergunning, waarna er tot sluiting van de kinderopvang wordt overgegaan conform artikel 6 van de ordonnantie. Alvorens deze beslissing wordt genomen, dient de organisator van kinderopvang te worden gehoord overeenkomstig artikel 90. § 2. Ingeval het echter gaat om overtredingen van vergunningsvoorwaarden die een onmiddellijk en ernstig gevaar uitmaken voor de gezondheid of de veiligheid van de opgevangen kinderen, kan de Administratie, alvorens overgegaan wordt tot aanmaning en intrekking van de vergunning, meteen beslissen tot de onmiddellijke sluiting van de kinderopvang, waarbij artikel 6 van de ordonnantie wordt toegepast.

Na de sluiting gaat de Administratie vervolgens over tot aanmaning en de Ministers desgevallend tot intrekking van de vergunning, conform paragraaf 1.

Indien na aanmaning de organisator zich opnieuw in regel stelt, dan wordt de sluiting ongedaan gemaakt, en de burgemeester van de gemeente waar de kinderopvang plaatsvindt daarvan ingelicht. HOOFDSTUK 4. - Stopzetting van de vergunning

Art. 88.Als de organisator beslist tot stopzetting van de werking van de kinderopvanglocatie, dan meldt hij dit minstens drie maand voorafgaand aan de stopzetting aan de Ministers en aan de ouders van de ingeschreven kinderen, met melding van de datum van stopzetting.

De Ministers beslissen tot stopzetting van de vergunning vanaf deze datum van stopzetting van de werking van de kinderopvanglocatie en sturen deze beslissing naar de organisator, de ouders van de opgevangen kinderen alsook naar de burgemeester van de betrokken gemeente.

Indien blijkt dat er na de stopzetting van de vergunning toch nog kinderopvang wordt georganiseerd, wordt er een sluitingsbevel verstuurd conform artikel 6 van de ordonnantie.

Art. 89.Als er gedurende een jaar ononderbroken geen kinderopvang meer plaatsvindt, kunnen de Ministers beslissen tot stopzetting van de vergunning en sturen ze deze beslissing naar de organisator, alsook naar de burgemeester van de betrokken gemeente.

Indien blijkt dat er na de stopzetting van de vergunning toch nog kinderopvang wordt georganiseerd, wordt er een sluitingsbevel verstuurd conform artikel 6 van de ordonnantie. HOOFDSTUK 5. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 90.Indien de organisator overeenkomstig dit besluit dient gehoord te worden, roept de Administratie de organisator op, met melding van plaats en tijdstip waarop de organisator gehoord zal worden.

Een minimale termijn van tien werkdagen moet verlopen tussen de verzending van de oproepingsbrief en het horen van de organisator.

De opgeroepen persoon kan voorafgaand aan het gehoor zijn taalkeuze voor het gehoor aangeven.

De opgeroepen persoon kan begeleid worden door een andere persoon naar keuze.

Het gehoor wordt afgenomen door een persoon aangeduid door de Administratie.

Op het einde van het horen van de organisator wordt een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend door de aanwezige personen.

De termijn waarbinnen volgens dit besluit een beslissing moet worden genomen, wordt geschorst tussen de verzending van de oproepingsbrief om gehoord te worden en de dag van het horen.

Art. 91.Alle aanvragen, betekeningen, procedurehandelingen, en elke andere administratieve handeling, geschieden bij een ter post aangetekende brief.

De ontvangst van een aangetekende brief wordt geacht te geschieden op de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten overhandigd is, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

Voor de berekening van de termijnen vermeld in dit besluit is de dag die het uitgangspunt is van de termijn niet in de termijn begrepen. De vervaldag wordt wel in de termijn begrepen. Is die vervaldag echter een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

Art. 92.Ingeval van een sluiting van de kinderopvanglocatie, verwittigt de Administratie onverwijld de ouders van de opgevangen kinderen.

TITEL 4. - Slotbepalingen

Art. 93.Dit besluit treedt in werking op een door het Verenigd College bepaalde datum.

Art. 94.De Ministers, Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan personen, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 juli 2018.

De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, C. FREMAULT P. SMET

Bijlagen 1. Brandveiligheidsvoorschriften 2.Brandveiligheidsattest A 3. Brandveiligheidsattest B 4.Brandveiligheidsattest C

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^