Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 16 oktober 2003
gepubliceerd op 11 februari 2004

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 december 1977 betreffende de bezoldiging van de voorzitters en de presentiegelden van de leden van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031040
pub.
11/02/2004
prom.
16/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/16/2004031040/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 OKTOBER 2003. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 december 1977 betreffende de bezoldiging van de voorzitters en de presentiegelden van de leden van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn


Het Verenigd College, Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare centra voor Maatschappelijk Welzijn, inzonderheid op artikel 38, vervangen bij de wet van 5 augustus 1992, en op artikel 39;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 december 1977 betreffende de bezoldiging van de voorzitters en de presentiegelden van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993, en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, inzonderheid op de artikelen 6, 9, 10 en 11;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 augustus 2003;

Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake bijstand aan personen, Besluit :

Artikel 1.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 15 december 1977 betreffende de bezoldiging van de voorzitters en de presentiegelden van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993, en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, wordt een tweede lid ingevoegd, luidend : « In het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet, geniet het lid van de raad dat de voorzitter vervangt van een bijzonder presentiegeld, berekend in dertigsten van de bezoldiging van de voorzitter, indien de vervanging minder dan een maand en ten minste zeven ononderbroken dagen duurt. »

Art. 2.In artikel 8, van het koninklijk besluit van 15 december 1977, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993 en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, wordt het eerste lid vervolledigd met volgende zin : « Aan de leden kunnen ook presentiegelden worden toegekend voor het bijwonen van de vergaderingen van het in artikel 26bis van de wet bedoelde overlegcomité, van de overlegvergaderingen met de vakbonden, alsmede voor het voorzitterschap van examenjury. ».

Art. 3.Artikel 9 van het koninklijk beslut van 15 december 1977, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993 en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het presentiegeld moet hetzelfde zijn als dit van de gemeenteraadsleden van de gemeente waar de zetel van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn is gevestigd. De presentiegelden worden ook toegekend voor het bijwonen van overlegvergaderingen tussen de gemeente en het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, voor het voorzitterschap van jury's van examens georganiseerd voor de aanwerving of de bevordering van personeelsleden, alsmede voor het bijwonen van onderhandelings- of overlegvergaderingen met de vakbonden. ».

Art. 4.In artikel 10 van het koninklijk besluit van 15 december 1977, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993 en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, wordt het eerste lid opgeheven.

In artikel 10 van het koninklijk besluit van 15 december 1977, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993 en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, wordt het tweede lid vervangen door volgende bepaling : « Om recht te hebben op presentiegeld moeten de leden de ganse vergadering hebben bijgewoond. ».

Art. 5.In artikel 11, 1ste §, van het koninklijk besluit van 15 december 1977, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993 en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, wordt het 1ste lid opgeheven.

Art. 6.In artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit van 15 december 1977, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 18 april 1983 en 21 januari 1993 en bij besluit van het Verenigd College van 9 maart 1995, wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van vorig lid, kan het totaal-bedrag van de per kwartaal aan het lid dat de voorzitter vervangt, betaalde presentiegelden, hoger zijn dan de helft van de bezoldiging welke voor die periode aan de voorzitter wordt toegekend. ».

Art. 7.De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, zijn belast met de uitvoering van de besluit.

Brussel, 16 oktober 2003.

Voor het Verenigd College : Het lid van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan Personen, G. VANHENGEL

^