Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 29 juli 1999
gepubliceerd op 26 oktober 1999

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Kabinetten van de Leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031416
pub.
26/10/1999
prom.
29/07/1999
ELI
eli/besluit/1999/07/29/1999031416/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JULI 1999. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Kabinetten van de Leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie


Het College, Gelet op de artikelen 136, 138, 166, § 3, en 178 van de Grondwet, gecoördineerd bij de wet van 17 februari 1994;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op de artikelen 74 en 75;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschapsraad van 18 juni 1990 tot organisatie van de voogdij over de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet (II) van de Franse Gemeenschapsraad van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet (II) van de Waalse Gewestraad van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet (III) van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, zoals gewijzigd bij de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is onverwijld te voorzien in de werking van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Besluit :

Artikel 1.Elk lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie beschikt over een Kabinet.

Art. 2.De bevoegdheden van elk Kabinet van een Lid van het College hebben betrekking op : zaken die het algemeen beleid van het College of de werkzaamheden van de Vergadeirng van de Franse Gemeenschapscommissie kunnen beïnvloeden; onderzoeken en studies die door hun aard de persoonlijke werkzaamheden van het Lid van het College kunnen vergemakkelijken; het voorleggen van dossiers van het bestuur, eventueel het secretariaat van het College, het onthaal en het openen van persoonlijke post, de privé-correspondentie, de behandeling van verzoeken om een onderhoud, het persoverzicht.

Art. 3.§ 1. Het Kabinet van een Lid mag niet meer dan vier leden tellen, opgedeeld als volgt : - een adviseur, die de titel van adjunct-kabinetschef mag dragen, - drie attaché's. § 2. Voor het algemeen beleid en voor opdrachten verbonden aan de uitoefening van het voorzitterschap mag de Voorzitter aan zijn Kabinet de volgende leden toevoegen : - een adjunct-kabinetschef, - een adviseur.

Art. 4.§ 1. Voor uitvoerende werkzaamheden mag het Kabinet van een Lid niet meer dan vier personeelsleden tellen, bodes, chauffeurs, telefonistes en werklieden inbegrepen. § 2. Het Kabinet van de Voorzitter mag daarnaast beschikken over een bijkomend personeelslid voor uitvoerende werkzaamheden die betrekking hebben op het algemeen beleid en op opdrachten verbonden aan de uitoefening van het voorzitterschap.

Art. 5.Het College mag beslissen de in artikelen 3 en 4 van dit besluit vastgestelde personeelsformatie uit te breiden, mits deze wordt verantwoord op grond van de bevoegdheden van het betrokken Lid.

Art. 6.Het in artikel 4 hierboven bedoelde personeel mag geen staats-, gemeenschaps- of gewestambtenaren van niveau 1 tellen, met uitzondering van rang 10. Deze maatregel is binnen dezelfde perken van toepassing op personen die een gelijkwaardige graad bekleden in andere overheidsdiensten, instellingen van openbaar nut of gesubsidieerde onderwijsinstellingen.

Art. 7.Personeelsleden van overheidsdiensten, instellingen van openbaar nut of gesubsidieerde onderwijsinstellingen die worden gevraagd deel uit te maken van een Kabinet kunnen niet in functie blijven in hun betrekking en evenmin hun bevoegdheden verder uitoefenen. Toch nemen zij deel aan de bevordering in hun bestuur en nemen zij opnieuw hun betrekking op na het beëindigen van hun opdracht.

Art. 8.De leden en de personeelsleden van het Kabinet worden benoemd door het betrokken Collegelid. Detacheringen vanuit het bestuur van de Franse Gemeenschapscommissie worden vooraf voor advies voorgelegd aan het Lid dat bevoegd is voor Begroting, na advies van de Leidend Ambtenaar. Detacheringen vanuit para-gemeenschapsbesturen worden vooraf voor advies voorgelegd aan het functioneel bevoegde Lid, na advies van de Leidend Ambtenaar. Bij negatief advies wordt de kwestie voorafgaand aan de eventuele detachering van het personeelslid aanhangig gemaakt bij het College.

Art. 9.§ 1. De Kabinetschef deelt de richtlijnen en de dienstorders van het Collegelid langs hiërarchische weg mee. Bij dringendheid kan hij van deze regel afwijken op voorwaarde dat hij onverwijld de Leidend Ambtenaar van het bestuur, de openbare dienst of de instelling van openbaar nut in kwestie hiervan op de hoogte stelt. § 2. De overige leden en personeelsleden van het Kabinet mogen slechts handelen met het bestuur, de openbare dienst of de instelling van openbaar nut in kwestie langs de Kabinetschef om of met diens toestemming.

Art. 10.§ 1. Aan Kabinetsleden die geen deel uitmaken van het personeel van Ministeries van de Federale Staat, van Gemeenschappen, van Gewesten of van Brusselse instellingen wordt als salaris een kabinetstoelage toegekend die is vastgesteld binnen de onderstaande schalen van toepassing op het personeel van de ministeries : - adjunct-kabinetschef : schaal 15/1; - adviseur en opdrachthouder : schaal 13/2; - attaché : schaal 11/3. § 2. De personeelsleden van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van Ministeries van de Federale Staat, van Gemeenschappen, van Gewesten of van Brusselse instellingen en die worden aangesteld voor uitvoerende werkzaamheden, alsook de vaklieden en het dienstpersoneel ontvangen als salaris een kabinetstoelage die is vastgesteld binnen de perken van het minimum- en het maximumsalaris van de schaal verbonden aan de organieke personeelsformatie van de Ministeries, in de graad die overeenstemt met de uitgeoefende functie, verhoogd met een bijkomende toelage van ten hoogste 96 089 BEF. De eventueel in overgangsstelsel voor het personeel van de ministeries voorziene bijzondere schaal mag niet worden toegepast.

Art. 11.De leden en de personeelsleden van de Kabinetten ontvangen kinderbijslag, geboortepremie, haard- en standplaatsvergoeding, vakantiegeld, gezinsvakantiegeld, de eindejaarstoelage en iedere andere toelage tegen de percentages en onder de voorwaarden bepaald voor het personeel van de Ministeries.

Art. 12.§ 1. Personeelsleden van Ministeries van de Federale Staat, van Diensten van een Gemeenschap of een Gewest die deel uitmaken van een Kabinet en die buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen, kunnen ten laste van de Commissie een abonnement ontvangen voor een openbaar vervoermiddel op het traject tussen hun woonplaats en de plaats waar het Kabinet is gevestigd.

De duur van het abonnement is beperkt tot één maand en moet iedere maand hernieuwd worden. Eventueel wordt de klasse van het abonnement bepaald door de graad die het personeelslid bekleedt in zijn oorspronkelijke bestuur, overeenkomstig de reglementering inzake vervoerskosten. § 2. Aan leden en de personeelsleden van de Kabinetten kan worden toegestaan dat zij hun persoonlijke wagen gebruiken onder de in hetzelfde besluit vastgestelde voorwaarden voor de ambtenaren waarmee zij door het volgende artikel worden gelijkgesteld. Zij hoeven geen ritboekje bij te houden.

Art. 13.§ 1. Met het oog op de toekenning van vergoedingen voor verblijf- en vervoerskosten worden leden en personeelsleden van kabinetten als volgt gesitueerd in de graden van de bestuurshiërarchie : - de kabinetschef : met ambtenaren van rang 16; - de adjunct-kabinetschef : met ambtenaren van rang 15; - adviseurs en opdrachthouders : met ambtenaren van rang 13; - de kabinetssecretaris, de privé-secretaris en attaché's : met rang 11; - het personeel dat wordt aangesteld voor uitvoerende werkzaamheden en de vaklieden en het dienstpersoneel : met het personeel dat overeenkomstige functies bekleedt.

Deze gelijkstelling mag er geenszins toe leiden dat leden en personeelsleden van de Kabinetten, die horen onder een Ministerie, gerangschikt worden in een categorie die lager is dan hun graad. § 2. Een gelijkwaardig stelsel aan hetgene bepaald in § 1 van dit artikel kan worden toegepast op leden en personeelsleden van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeelsbestand van een nationaal Ministerie of een dienst van een Gemeenschap of een Gewest maar wel van een staatsdienst, een andere overheidsdienst, een instelling van openbaar nut of een gesubsidieerde onderwijsinstelling.

Art. 14.Aan de personeelsleden in dienst van de Kabinetten kan een Kabinetstoelage toegekend worden van ten hoogste : - adjunct-kabinetschef : 260 813 frank; - adviseur en opdrachthouder : 233 359 frank; - attaché : 137 270 frank; - personeel aangesteld voor uitvoerende werkzaamheden, vaklieden en dienstpersoneel : 96 089 frank.

Art. 15.§ 1. De geldelijke toestand van de leden en personeelsleden van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van Ministeries van de Federale Staat, van Gemeenschappen, van Gewesten of van Brusselse instellingen, maar wel van een andere staatsdienst, overheidsdienst, instelling van openbaar nut of gesubsidieerde onderwijsinstelling wordt als volgt geregeld : 1. Als de werkgever erin toestemt de uitkering van het salaris verder te zetten, krijgt de betrokkene de kabinetstoelage bepaald in artikel 14 en betaalt de Commissie het salaris van het lid of het personeelslid van het Kabinet eventueel terug aan de dienst van oorsprong, in voorkomend geval verhoogd met werkgeversbijdragen;het ten laste te nemen salaris mag evenwel niet hoger liggen dan het maximumbedrag van de weddeschaal die in artikel 10 voor de overeenkomstige graad werd vastgesteld. 2. Als de werkgever de uitkering van het salaris opschort, krijgt de betrokkene een kabinetstoelage als salaris zoals bepaald in artikel 10.Deze toelage mag evenwel niet hoger zijn dan het salarisbedrag verhoogd met de toelage die de betrokkene zou ontvangen indien hij in aanmerking zou komen voor de bepalingen van punt 1. § 2. De bezoldiging van personeelsleden van Ministeries van de Federale Staat, van Gemeenschappen of van Gewesten die naar het kabinet van een Lid van het College gedetacheerd zijn, wordt terugbetaald zoals vastgesteld door de betrokken Federale-, Gewest- of Gemeenschapsregering.

Art. 16.§ 1. Het Lid van het College kan een vertrektoelage toekennen aan personen die in een kabinet functies hebben bekleed en die niet verbonden zijn aan een Ministerie van de Federale Staat, van een Gemeenschap of van een Gewest of in overige overheidsdiensten, instellingen van openbaar nut of gesubsidieerde onderwijsinstellingen en die evenmin een functie bekleden ten laste van de Schatkist. § 2. Deze forfaitaire toelage stemt overeen met : - één maand kabinetstoelage, waar deze de waarde heeft van een salaris, na een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden; - twee maanden kabinetstoelage, waar deze de waarde heeft van een salaris, na een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot één jaar; - drie maanden kabinetstoelage, waar deze de waarde heeft van een salaris, na een ononderbroken activiteitsperiode van één jaar tot achttien maanden; - vier maanden kabinetstoelage, waar deze de waarde heeft van een salaris, na een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar; - vijf maanden kabinetstoelage, waar deze de waarde heeft van een salaris, na een ononderbroken activiteitsperiode van twee jaar en langer. § 3. De vertrektoelage wordt per maand uitbetaald. Om de de vertrektoelage te ontvangen, dient de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord in te dienen waaruit blijkt dat hij tijdens de betrokken periode geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend of dat hij voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in § 4.

Hij is verplicht iedere wijziging van zijn toestand te melden, zoniet kan hij het recht op toekenning van de toelage verliezen. § 4. In afwijking van § 1. kan het Collegelid een forfaitaire vertrektoelage toestaan aan personen die op een Kabinet functies hebben bekleed en die : - hetzij één of meer deeltijdse functies bekleden in een overheidsdienst of een gesubsidieerde onderwijsinstelling of één of meer pensioenen ontvangen ten laste van de Schatkist voor één of meer onvolledige loopbanen, - hetzij een werkloosheidstoelage ontvangen.

In dit geval wordt de vertrektoelage vastgesteld volgens § 2., al naargelang van het geval verminderd met het totaal bedrag dat aan de betrokkene is verschuldigd voor de overeenkomstige periode, hetzij als bezoldiging voor onvolledige functies, hetzij als rustpensioen of als werkloosheidstoelage. § 5. De toelagen en vergoedingen die worden vastgesteld in artikelen 14 en 17 worden niet in aanmerking genomen voor de bepaling van de vertrektoelage. Deze laatste is niet verschuldigd aan personen die vrijwillig hun functies stopzetten.

Art. 17.Aan de autobestuurders wordt toegekend : 1° een forfaitaire maandelijkse toelage van 10 981 frank;2° een forfaitaire jaarvergoeding van maximaal 99 970 frank. Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 tot regeling van de toekenning van toelagen voor uitzonderlijke prestaties, het koninklijk besluit van 24 december 1964 houdende vaststelling van de vergoedingen van verblijfkosten van de personeelsleden van de ministeries, alsook de bijkomende toelage en de kabinetstoelage vastgesteld in artikelen 10 en 14 van dit besluit zijn op hen niet van toepassing.

Art. 18.§ 1. De vergoedingen en toelagen vastgesteld in artikelen 10, 11, 14 en 17 worden maandelijks uitgekeerd na verloop van de termijn.

De maandelijkse vergoeding of toelage stemt overeen met 1/12 van het jaarbedrag. Wanneer de vergoeding of toelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij uitgekeerd in dertigsten, overeenkomstig de regel vastgesteld in het geldelijk statuut van het personeel van de ministeries. § 2. De vergoedingen en toelagen vastgesteld in artikelen 10, 11, 14 en 17 zijn gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen; hiertoe geldt de index 138,01.

Art. 19.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 juli 1995 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Kabinetten van de Leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie wordt ingetrokken.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 15 juli 1999.

Brussel, 29 juli 1999.

De Minister, Voorzitter van het College, bevoegd voor Onderwijs, Beroepsomscholing en Bijscholing, Leerlingenvervoer, het Samenleven van Plaatselijke Gemeenschappen, de Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, alsook voor Internationale Betrekkingen, E. TOMAS De Minister, Lid van het College, bevoegd voor het Openbaar Ambt, J. SIMONET De Minister, Lid van het College, bevoegd voor Gezondheid, Cultuur, Toerisme, Sport en Jeugd, D. GOSUIN De Minister, Lid van het College, bevoegd voor Beroepsopleiding en Permanente Vorming van de Middenstand en van het Gehandicaptenbeleid, E. ANDRE De Minister, Lid van het College, bevoegd voor Begroting, Sociale Actie en het Gezin, A. HUTCHINSON

^