Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 28 november 2019
gepubliceerd op 24 februari 2022

Besluit 2018/2292 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de maatwerkbedrijven dat uitvoering geeft aan afdeling 2 van hoofdstuk 5 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap. - 3de lezing. - Erratum

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2022030220
pub.
24/02/2022
prom.
28/11/2019
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2019. - Besluit 2018/2292 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de maatwerkbedrijven dat uitvoering geeft aan afdeling 2 van hoofdstuk 5 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap. - 3de lezing. - Erratum


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, artikelen 47, 50, 51, 55, 72, 75, 77, 86, 87 en 119;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 februari 2009 betreffende de erkenning, tegemoetkoming en subsidiëring van erkende ondernemingen met aangepast werk;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de respectieve situatie van vrouwen en mannen van 8 november 2018;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de situatie van personen met een handicap van 8 november 2018;

Gelet op het advies van de afdeling "personen met een handicap" van de Franstalige Brusselse adviesraad voor bijstand aan personen en gezondheid, gegeven op 9 januari 2019;

Gelet op het advies van het intrafranstalige comité voor overleg inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen, gegeven op 6 februari 2019;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 februari 2019 en op 24 juni 2019;

Gelet op het akkoord van het Collegelid dat bevoegd is voor de begroting, gegeven op 25 februari 2019;

Gelet op advies nr. 66.032/4 van de Raad van State, gegeven op 20 mei 2019, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende enerzijds dat dit besluit geen enkele bepaling bevat die rechtstreeks verband houdt met de verwerking van persoonsgegevens en anderzijds dat de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van een erkennings- en subsidiëringsregeling en de organisatie van een controle daarop enkel de verwerking van persoonsgegevens voor strategische doeleinden inhouden;

Dat dit besluit bijgevolg valt onder een van de uitzonderingsregimes voorzien door titel IV van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens;

Overwegende het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, artikelen 46, 52 tot 54, 71, 73 en 74;

Op voorstel van het Collegelid dat bevoegd is voor het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap;

Na beraadslaging;

Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° het decreet: het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;2° de SPFB: de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (Service public francophone bruxellois);3° het Collegelid: het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie dat bevoegd is voor het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap;4° het bedrijf: het maatwerkbedrijf bedoeld in de artikelen 46, 2° en 52 tot 55 van het decreet dat voor een hernieuwbare termijn van maximum 10 jaar een mandaat gekregen heeft als dienst van algemeen economisch belang, op grond van artikel 70 van het decreet van 17 januari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/01/2014 pub. 03/10/2014 numac 2014031571 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de inclusie van personen met een handicap sluiten betreffende de inclusie van personen met een handicap;5° het Fonds voor bestaanszekerheid: het Fonds voor bestaanszekerheid voor de maatwerkbedrijven bedoeld in artikel 87 van het decreet;6° het besluit van het College van 7 mei 2015: het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 mei 2015 betreffende de individuele prestaties en de werkgelegenheidssteun aan personen met een handicap houdende toepassing van de artikelen 19, 1° en 48 van het decreet;7° subsidie: de compensatie die niet hoger is dan wat nodig is om de netto-kosten van de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen te dekken, met inbegrip van een redelijke winst;8° de bestuursdirecteur: de bestuursdirecteur van het directiebestuur bijstand aan personen met een handicap (DAPH) van de SPFB of de persoon die hij afvaardigt. HOOFDSTUK 2. - Opdrachten

Art. 3.Het bedrijf oefent zijn opdrachten om de inclusie van personen met een handicap te bevorderen door middel van werk, zoals bedoeld in de artikelen 52 tot 55 van het decreet, in het bijzonder uit door het volgende te doen: 1° zijn banen op de eerste plaats voorbehouden voor personen met een handicap die aangeworven worden met een arbeidsovereenkomst;2° het werk aanpassen aan de capaciteiten van iedere persoon met een handicap en de arbeidsplaats aanpassen door redelijke aanpassingen voor te stellen wanneer de handicap dat rechtvaardigt;3° het begeleidingspersoneel waarvoor het bestuur tegemoetkomingen of subsidies toekent, op de eerste plaats voorbehouden voor de werknemers met een handicap;4° instaan voor de sociale opvolging van iedere persoon met een handicap door het garanderen van effectieve ondersteuning, raadgeving en opvolging met, afhankelijk van de behoeften, de inschakeling van externe diensten;5° zorgen voor de permanente opleiding van de personen met een handicap die aangeworven zijn met een arbeidsovereenkomst of een omscholingsovereenkomst om hen in staat te stellen zich te vormen, zich te vervolmaken en hun vaardigheden te benutten, en hen laten evolueren zodat ze eventueel de mogelijkheid krijgen om bevorderd te worden binnen het bedrijf of op de gewone arbeidsmarkt ingeschakeld kunnen worden;6° de toegang van personen met een handicap tot de banen voor het personeel bedoeld in artikel 29, 2° bevorderen;7° een netwerk uitbouwen met als doel samen te werken met inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, ondersteuningsdiensten voor beroepsopleiding en begeleidingsdiensten die de sociaal-professionele inschakeling van leerlingen afkomstig uit het onderwijs voor sociale aanpassing en arbeidsgeschiktmaking beogen.

Art. 4.Elk bedrijf kan een erkenning aanvragen om intern een of meerdere aanvullende opdrachten zoals bedoeld in artikel 53, 3° en 4° van het decreet en beschreven in de artikelen 5 en 6, uit te oefenen.

Art. 5.Een preprofessionele begeleidingscel is een autonome begeleidingscel met een exclusieve omkadering die samengesteld is uit personen met een handicap.

Het bedrijf ontwikkelt een individueel opleidingsprogramma om de professionele vaardigheden van elke persoon met een handicap die er gebruik van maakt, te verbeteren. Het programma voorziet in minstens 4 uur opleiding, bijscholing of begeleiding per week met een erkende begeleidingsdienst.

Art. 6.Werkondersteuning omvat een geheel van organisatorische maatregelen bestemd voor de werknemers met een handicap die aanvullende steun nodig hebben om actief te blijven en te beantwoorden aan de vereisten van de arbeidsplaats waaraan zij toegewezen zijn.

Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van intensievere begeleiding, een specifieke opleiding, een aanpassing van de werkorganisatie of van de arbeidstijd door middel van een aangepast individueel of collectief programma.

Art. 7.Het bedrijf kan niet erkend worden als ondersteuningsdienst voor activiteiten van maatschappelijk belang zoals omschreven in artikel 41 van het decreet, noch als dienst voor participatie via collectieve activiteiten zoals omschreven in afdeling 3 van hoofdstuk 5 van het decreet. HOOFDSTUK 3. - Erkenningsnormen Afdeling 1. - Kwaliteitsnormen

Art. 8.Het bedrijf onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheid georganiseerd worden en verstrekt haar ieder document dat vereist is voor de uitoefening van haar opdrachten.

Art. 9.In naleving van de bepalingen bedoeld in artikel 74 van het decreet vermeldt ieder document dat uitgaat van het bedrijf, de naam van het bedrijf, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum waarop het document is opgemaakt.

Art. 10.§ 1. Het bedrijf geeft de personen met een handicap toegang tot de documenten die voor hen bestemd zijn en past ze aan zodat zij deze goed begrijpen. § 2. Het bedrijf ziet toe op de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens met betrekking tot de personeelsleden en de personen met een handicap.

Art. 11.Het bedrijf werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie van de uitvoering van de beginselen van het decreet, bedoeld in artikel 103 ervan.

Art. 12.§ 1. Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit het bedrijf voor het bedrijf de volgende verzekeringen af: 1° burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder zijn verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die het tewerkstelt;2° burgerlijke aansprakelijkheid en werkongevallen voor alle werknemers;3° aansprakelijkheid voor de bestuurders van het bedrijf;4° brandverzekering voor het gebouw. § 2. Het bedrijf sluit een overeenkomst af met een dienst voor arbeidsgeneeskunde met het oog op een medisch toezicht op alle werknemers. Afdeling 2. - Normen met betrekking tot de infrastructuur

Art. 13.Het bedrijf vestigt zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bij wijze van uitzondering kan de SPFB, op een behoorlijk met redenen omkleed verzoek, toestaan dat een voorraad- of opslagplaats of een terrein buiten dit gebied mag liggen.

Art. 14.Het bedrijf: 1° behoudt de infrastructuur waarvoor de SPFB subsidies toekent, op de eerste plaats voor aan de werknemers met een handicap;2° zorgt ervoor dat zijn ruimten toegankelijk zijn door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de werknemers met een handicap;3° leeft de wettelijke voorschriften inzake hygiëne en veiligheid op de werkvloer na.

Art. 15.Het bedrijf houdt zich aan de bepalingen van de milieuvergunning, de stedenbouwkundige vergunning en het verslag van de gewestelijke brandweerdienst. Deze laatste moet door het bedrijf geraadpleegd worden wanneer wijzigingen aan de infrastructuur gevolgen kunnen hebben voor de brandveiligheid, zodat de veiligheid van het volledige tewerkgestelde personeel gewaarborgd blijft. Afdeling 3. - Normen met betrekking tot de organisatie, de werking en

de inhoud van het dienstenplan

Art. 16.Het bedrijf stelt een dienstenplan op. Dat plan verduidelijkt ten minste: 1° de waarden waarop de opdrachten van het bedrijf gebaseerd zijn;2° de opdrachten en het doelpubliek van het bedrijf;3° het dienstenaanbod en de aard van de uitgevoerde professionele activiteiten;4° de beschrijving van het bedrijf en zijn werkingsregels;5° de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het beroepsproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;6° de modaliteiten voor de participatie van de personen met een handicap, bedoeld in artikel 71, eerste lid, 3° van het decreet, via de overlegorganen van het bedrijf;7° de modaliteiten voor de participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, eerste lid, 4° van het decreet;8° de modaliteiten voor het uitbouwen van een netwerk, bedoeld in artikel 71, eerste lid, 5° van het decreet en de modaliteiten voor de beoordeling van het geïndividualiseerd project van de personen met een handicap, met inbegrip van hun participatie. Dat document wordt door het bedrijf regelmatig herzien.

Art. 17.Het bedrijf beschikt over: 1° een elektronisch adres en elk aangepast communicatiemiddel;2° een regelmatig geüpdatete website, die de door het bedrijf uitgebouwde activiteiten voorstelt en die toegankelijk is voor de personen met een handicap.

Art. 18.Wanneer het bedrijf het arbeidsreglement overhandigt aan de werknemer, bezorgt het hem de contactgegevens van het sociaal ondersteunend personeel, van de dienst PHARE en van de Inspectiedienst van de SPFB. Afdeling 4. - Normen met betrekking tot het personeel

Art. 19.Het personeel van het bedrijf, buiten de werknemers met een handicap bedoeld in artikel 29, 1°, de personen met een handicap die aangeworven zijn met een omscholingsovereenkomst bedoeld in artikel 29, 3° of die aan de slag zijn op basis van een ontdekkingsstagecontract bedoeld in artikel 29, 4°, bestaat uit: 1° het directiepersoneel, 2° het administratief, commercieel en technisch ondersteunend personeel, 3° het sociaal ondersteunend personeel, 4° het monitorpersoneel, 5° het productiepersoneel, dat aangeworven is met een arbeidsovereenkomst en waarvan de titels, functies en minimale kwalificatievereisten beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in bijlage 3.

Art. 20.In afwijking van het vorige artikel en bij wijze van uitzondering kan een persoon aangeworven worden met een vrijwilligersstatuut. In dat geval moet het bedrijf vooraf een met redenen omkleed toestemmingsverzoek indienen bij de bestuursdirecteur.

De bestuursdirecteur geeft of weigert zijn toestemming binnen de 10 dagen. Wanneer de bestuursdirecteur niet antwoordt binnen de vereiste termijn, wordt de goedkeuring als verworven beschouwd.

De vrijwilligers voeren hun prestaties uit ter ondersteuning van het personeel van het bedrijf.

Een vrijwilligersovereenkomst regelt hun verhoudingen met het bedrijf conform de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005022674 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de rechten van vrijwilligers sluiten betreffende de rechten van vrijwilligers. Het bedrijf houdt een afschrift van die individuele overeenkomsten bij.

Art. 21.De directeur van het bedrijf neemt met raadgevende stem deel aan elke vergadering van de raad van bestuur over de organisatie van het bedrijf, behalve wat betreft de agendapunten waarover een belangenconflict bestaat.

De directeur is gemachtigd om, krachtens een schriftelijke bevoegdheidsoverdracht van de raad van bestuur en onder diens verantwoordelijkheid, het dagelijks bestuur op zich te nemen, op zijn minst voor wat betreft het personeelsbeheer, het financieel beheer, de toepassing van de geldende regelgevingen en de vertegenwoordiging van het bedrijf in zijn verhoudingen met de SPFB.

Art. 22.De leden van het administratief personeel en het sociaal ondersteunend personeel mogen niet ingezet worden voor de productieactiviteiten van het bedrijf. Het sociaal ondersteunend personeel beheert het gecentraliseerd individueel dossier van de personen met een handicap bedoeld in artikel 42.

Art. 23.De monitoren staan in voor de begeleiding van en het toezicht op de werknemers met een handicap en worden enkel ingezet bij de productie wanneer dat past in hun begeleidingsopdracht.

Art. 24.Iedere bezoldigde functie in het bedrijf is onverenigbaar met een bestuurdersmandaat daarin. Het bestuurdersmandaat moet kosteloos uitgeoefend worden.

Art. 25.Het bedrijf zorgt permanent voor de opleiding, de professionele vervolmaking en de valorisatie van de vaardigheden van het personeel. De monitoren volgen meer bepaald een opleidingsprogramma dat gericht is op sensibilisering en specifieke kennis over de handicap. Dat programma wordt vooraf bekendgemaakt aan de SPFB.

Art. 26.Bij de eerste aanwerving van een lid van het begeleidingspersoneel, dat het personeel vermeld in artikel 19, 1° tot 4° omvat, beschikt het bedrijf over een uittreksel uit het strafregister waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan.Het bedrijf evalueert of het personeelslid de functie waarvoor hij of zij zich kandidaat stelt, mag uitoefenen en neemt daarbij de specifieke kenmerken van de tewerkgestelde personen met een handicap in aanmerking.

Art. 27.Het bedrijf houdt een individueel dossier bij dat voor elk betrokken personeelslid toegankelijk is.

Dat dossier bevat ten minste: 1° de arbeidsovereenkomst tussen het bedrijf en de werknemer, en de latere wijzigingen ervan;2° een afschrift van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;3° de attesten die de anciënniteit aantonen;4° de opleidingen die de werknemer sinds zijn of haar aanwerving gevolgd heeft;5° elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.

Art. 28.Voor elk bedrijf worden op basis van zijn quotum zoals omschreven in artikel 31 de minimumnormen inzake begeleiding vastgesteld als volgt: 1° een voltijds directeur;2° een voltijds lid van het monitorpersoneel per schijf van vijftien eenheden van het quotum;wanneer een schijf met acht eenheden overschreden wordt, een halftijds monitorpersoneelslid; 3° een halftijds lid van het sociaal ondersteunend personeel en voor bedrijven met meer dan 50 eenheden van het quotum een bijkomende 1/4-tijdse per schijf van 25 eenheden van het quotum. Afdeling 5. - Normen met betrekking tot de personen met een handicap

Art. 29.De in het bedrijf tewerkgestelde personen met een handicap zijn: 1° ofwel aangeworven met een arbeidsovereenkomst en ingedeeld als werknemers met een handicap, zoals bepaald in artikel 30;2° ofwel aangeworven met een arbeidsovereenkomst en ingedeeld als personeelsleden, zoals bepaald in afdeling 4;3° ofwel aan de slag met een omscholingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 48, 2° van het decreet, eventueel in het kader van een preprofessionele begeleiding zoals omschreven in artikel 5.4° ofwel aan de slag via een ontdekkingsstage zoals bedoeld in 48, 1° van het decreet.

Art. 30.De werknemers met een handicap bedoeld in artikel 29, 1° moeten beschikken over een gunstige beslissing van het multidisciplinair team alvorens, eventueel voor een beperkte duur, aangeworven te worden in het bedrijf.

De personen bedoeld in artikel 29, 3° en 4° moeten beschikken over een gunstige beslissing van het multidisciplinair team alvorens in het bedrijf aan de slag te gaan, overeenkomstig het besluit van het College van 7 mei 2015, artikelen 46 tot 63.

Deze beslissingen respecteren de criteria zoals bepaald in bijlage 1.

De aanvraag van de persoon met een handicap wordt bij de bestuursdirecteur ingediend door middel van het door deze laatste opgestelde formulier.

Art. 31.Voor alle erkende bedrijven is het maximale aantal werknemers met een handicap bedoeld in artikel 29, 1° vastgelegd op 1.450. Dat aantal wordt het "globale quotum" genoemd.

Het globale quotum wordt verdeeld in quota per bedrijf.

Het minimumquotum van een bedrijf is vastgelegd op 25. Wanneer een bedrijf voor de eerste keer erkend wordt, heeft het hoogstens één jaar tijd om ten minste 20 werknemers met een handicap die in aanmerking genomen worden voor de toekenning van een tegemoetkoming door de SPFB, tewerk te stellen. Het bedrijf kan om economische redenen twee maal een bijkomende termijn van 6 maanden aanvragen. De bestuursdirecteur neemt een beslissing over die aanvragen.

Art. 32.Het aantal werknemers dat niet in het quotum opgenomen is, mag niet meer dan veertig procent van het aantal voltijdse equivalenten van het in artikel 31 omschreven quotum van het bedrijf bedragen.

Bij dat aantal wordt geen rekening gehouden met de werknemers die in het desbetreffende kwartaal geen gepresteerde of gelijkgestelde uren tellen, noch met de personen die erkend zijn door een van de gewest- of gemeenschapsinstellingen die bevoegd zijn voor de beroepsinschakeling van personen met een handicap zoals bedoeld in artikel 29, noch met de leden van het sociaal ondersteunend personeel bedoeld in artikel 19, 3°.

Art. 33.Op basis van een telling van het aantal werknemers die beantwoorden aan de omschrijvingen in de artikelen 31 en 32, uitgevoerd op de laatste dag van elk kwartaal, wordt het quotum jaarlijks en per bedrijf naar beneden toe herzien indien het jaarlijks gemiddelde minstens vijf eenheden lager ligt dan het quotum van het bedrijf dat op dat moment van kracht is, of minstens vijf procent lager ligt dan het quotum van het bedrijf indien dit hoger is dan 100.

Het jaarlijks gemiddelde wordt berekend over de periode van 1 juli tot en met 30 juni.

Het nieuwe quotum komt overeen met het hierboven vermelde gemiddelde, vermeerderd met drie eenheden.

Het wordt op 1 oktober van kracht.

Art. 34.In geval van onderbenutting van het beschikbare quotum door het bedrijf, met inbegrip van het inroepen van economische werkloosheid gedurende minstens drie opeenvolgende kwartalen, raadpleegt de SPFB het bedrijf om te weten te komen wat de omstandigheden van deze situatie zijn, welke inspanningen het doet om de situatie te verhelpen en wat het verder van plan is. De SPFB brengt het Collegelid daarvan op de hoogte. Die kan beslissen om het quotum van het bedrijf te verlagen. Deze beslissing wordt door de SPFB met een aangetekend schrijven ter kennis gebracht van het bedrijf. Het nieuwe quotum wordt van kracht op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de beslissing van het Collegelid.

Art. 35.Elk bedrijf kan op eender welk tijdstip van het jaar bij de SPFB een verhoging van zijn quotum aanvragen. Het staaft zijn aanvraag met verantwoordingsstukken en realistische economische vooruitzichten waaruit de gegrondheid van de aanvraag blijkt.

De SPFB stuurt de aanvraag binnen de twee weken na ontvangst door naar het Collegelid.

Het Collegelid neemt, na het advies van de adviesraad te hebben ingewonnen, de definitieve beslissing. Deze beslissing wordt door de SPFB aan het bedrijf bekendgemaakt.

Het nieuwe quotum wordt van kracht op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de beslissing van het Collegelid.

Art. 36.Elk bedrijf kan een werknemer met een handicap aanwerven die niet in zijn quotum verrekend wordt, en dat naar rato van maximum 2,6 % van zijn quotum, om de arbeidstijd van de werknemers met een handicap die deeltijds tewerkgesteld zijn of tijdskrediet hebben opgenomen te compenseren.

De aanwerving van werknemers met een handicap moet gepaard gaan met het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten over de volgende onderwerpen: ? Ten belope van 2% van het quotum: de mogelijkheid om over te gaan tot compenserende aanwervingen, op de eerste plaats gericht op de oudere werknemers of de werknemers met gezondheidsproblemen in het bedrijf; ? Ten belope van 0,6% van het quotum: de toekenning van een bijkomende verlofdag.

Deze collectieve arbeidsovereenkomsten worden gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

Art. 37.Voor elke werknemer met een handicap wordt een beroepsbekwaamheidscategorie vastgesteld. Deze beroepsbekwaamheidscategorie wordt vastgelegd door het multidisciplinaire team in samenwerking en in overleg met het bedrijf door het beoordelingsrooster opgenomen in bijlage 1 in te vullen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: 1° categorie A: beoordeling gelijk aan of hoger dan 85;2° categorie B: beoordeling gelijk aan of hoger dan 75 en lager dan 85;3° categorie C: beoordeling gelijk aan of hoger dan 65 en lager dan 75;4° categorie D: beoordeling gelijk aan of hoger dan 55 en lager dan 65;5° categorie E: beoordeling gelijk aan of hoger dan 45 en lager dan 55;6° categorie F: beoordeling lager dan 45.

Op initiatief van het multidisciplinaire team of op vraag van het bedrijf kan beslist worden om een nieuwe beoordeling te geven via het formulier dat opgemaakt is door de bestuursdirecteur en volgens de door hem bepaalde voorwaarden. De beslissing van het multidisciplinaire team wordt van kracht op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op: - de datum waarop het bedrijf de aanvraag heeft gedaan; - de datum van de op initiatief van het multidisciplinaire team genomen beslissing.

Art. 38.Elk bedrijf stelt gedurende het hele jaar minstens 20% werknemers met een handicap die behoren tot de beroepsbekwaamheidscategorie E of F tewerk.

Art. 39.Voor alle bedrijven wordt het maximumaantal personen met een handicap, die aangeworven worden met een omscholingsovereenkomst in toepassing van de artikelen 52 tot 63 van het besluit van het College van 7 mei 2015, vastgelegd op 40.

De bestuursdirecteur bepaalt voor elk bedrijf hoeveel personen aangeworven mogen worden met een omscholingsovereenkomst. Wanneer een bedrijf de mogelijkheid wenst te krijgen om één of meerdere personen aan te werven met een omscholingsovereenkomst, staaft het zijn aanvraag met verantwoordingen.

De SPFB bepaalt de wijze waarop de beslissing genomen wordt.

Art. 40.Een cel voor preprofessionele begeleiding bestaat uit ten hoogste vijf personen met een handicap, die overeenstemmen met minstens 3,5 voltijdse equivalenten. Iedere persoon met een handicap wordt uitsluitend via een omscholingsovereenkomst opgeleid en aangeworven. Afdeling 6. - Normen met betrekking tot de verhoudingen tussen het

bedrijf en de persoon met een handicap

Art. 41.Het dienstenplan en het arbeidsreglement van het bedrijf worden ten laatste bij de ondertekening van de overeenkomst uitgelegd en met ontvangstbewijs overhandigd aan de persoon met een handicap.

Art. 42.In het kader van de in de artikelen 3 tot 6 beschreven opdrachten wordt op naam van de persoon met een handicap met wie een arbeidsovereenkomst of een omscholingsovereenkomst ondertekend is, een gecentraliseerd individueel dossier geopend.

Dat dossier bevat ten minste: 1° de aanvraag en/of het rapport van het eerste gesprek met de persoon met een handicap;2° de documenten met betrekking tot de naleving van de aanwervingsvoorwaarden binnen het bedrijf;3° de arbeidsovereenkomst of de omscholingsovereenkomst en de eventuele aanhangsels ervan;4° de bevestiging dat de persoon met een handicap het dienstenplan en het arbeidsreglement bij de ondertekening van de overeenkomst ontvangen heeft;5° het beoordelingsrooster bedoeld in artikel 37 en de eventuele vastgestelde evoluties voor de personen met een arbeidsovereenkomst;6° de acties in het kader van de sociale opvolging door het bedrijf;7° de eventuele professionele en technische tegenindicaties in verband met de beroepsbekwaamheid van de persoon met een handicap;8° de evaluatieverslagen van de beroepssituatie van de persoon met een handicap binnen het bedrijf.

Art. 43.Indien de persoon met een handicap deelneemt aan een preprofessionele begeleiding bedoeld in artikel 5, bevat zijn individueel dossier het opleidingsprogramma en het overzicht van de uitgevoerde acties.

Art. 44.Indien voor de persoon met een handicap maatregelen genomen zijn op basis van de in artikel 6 bedoelde werkondersteuning, maakt zijn individueel dossier daar melding van en worden het aangepast individueel en/of collectief programma waaraan hij deelneemt erin opgenomen.

Art. 45.Het bedrijf biedt de personen met een handicap op het einde van hun beroepsloopbaan een administratieve opvolging aan. Afdeling 7. - Normen met betrekking tot het beheer, de boekhouding en

de op te stellen verslagen

Art. 46.Het bedrijf bezorgt de SPFB tegen 31 juli van het boekjaar dat volgt op het betreffende boekjaar een activiteitenverslag.

Dat verslag omvat ten minste: 1° de verwezenlijkingen van het bedrijf vanuit economisch en maatschappelijk oogpunt;2° de evaluatie van de uitvoering van het in artikel 16 bedoelde dienstenplan;3° de opmerkelijke feiten van de activiteit van het bedrijf;4° de modaliteiten voor de verwezenlijking van een netwerk in overeenstemming met de bepalingen van artikel 71, 5° van het decreet;5° de middelen die ingezet worden om de participatie en de inclusie van personen met een handicap te bevorderen;6° geglobaliseerde gegevens over het tewerkgestelde personeel en de veranderingen die in de loop van het jaar opgetreden zijn;7° de modaliteiten en de resultaten van de interne evaluatie bedoeld in artikel 102 van het decreet;8° de vooruitzichten inzake de evolutie van het bedrijf op het vlak van activiteiten en organisatie;9° de lijst met de werken die samen met andere maatwerkbedrijven worden uitgevoerd;10° de niet-gepubliceerde details van de jaarrekeningen en -balansen, met het verslag van de revisor en het bewijs van de neerlegging bij de Nationale Bank van België of op de Griffie van de Rechtbank van Koophandel;11° de boekhoudkundige documenten die melding maken van de bedragen van de verrichte investeringen. Indien van toepassing rapporteert het jaarverslag uitvoerig over de activiteiten die uitgevoerd zijn in het kader van de in artikel 5 bedoelde preprofessionele begeleiding of de in artikel 6 bedoelde werkondersteuning.

Art. 47.Indien de rekeningen van het bedrijf uitwijzen dat er gedurende de laatste twee boekjaren een uitbatingstekort of een negatieve cash flow is, dan voegt het bedrijf een herstelplan bij het jaarverslag. Dat plan kan opgevolgd worden door de SPFB en door de Inspectiedienst van de SPFB.

Art. 48.Het bedrijf brengt de SPFB binnen de vijftien kalenderdagen op de hoogte van iedere wijziging in verband met de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, evenals van iedere wijziging betreffende het personeel bedoeld in artikel 19 alsook betreffende de personen met een handicap bedoeld in artikel 30.

Het bedrijf bezorgt de SPFB binnen de vijftien kalenderdagen na de aanwerving het afschrift van de arbeidsovereenkomst en elk bewijs van naleving van de reglementaire functievoorwaarden bepaald in bijlage 3.

De nuttige bewijzen voor de berekening van de eventueel erkende anciënniteit moeten ten laatste binnen de 6 maanden na de aanwerving aan de SPFB bezorgd zijn.

Art. 49.De bedrijven mogen in andere vestigingen werken van bepaalde duur uitvoeren. Met uitzondering van de gevallen van onderaanbesteding tussen maatwerkbedrijven die door de Franse Gemeenschapscommissie erkend zijn, moet de SPFB deze op voorhand toestaan, mits het door haar vastgestelde standaardcontract en de volgende voorwaarden nageleefd worden: 1° het werk is verenigbaar met de vaardigheden en bekwaamheden van de werknemers met een handicap;2° monitoren van het bedrijf staan in voor de begeleiding;3° de overeenkomst tussen het bedrijf en de andere vestiging geeft een nadere omschrijving van de voorwaarden inzake de uitvoering van het werk, de opzegging van de overeenkomst en de betalingsmodaliteiten;4° het bedrijf brengt de SPFB op de hoogte van de arbeidsvoorwaarden op het vlak van werktijden, verplaatsingen en lonen van de werknemers met een handicap.5° het externe bedrijf aanvaardt elke inspectie van het bestuur in de lokalen waar de in het bedrijfscontract bepaalde werken uitgevoerd worden. De SPFB geeft of weigert haar toestemming en deelt dit binnen de vijf dagen na ontvangst van de aanvraag aan het bedrijf mee, voor zover ze over alle nuttige gegevens beschikt. Indien de aanvraag volledig is en de SPFB haar minstens vijf dagen vóór de aanvang van het bedrijfscontract ontvangen heeft, wordt de goedkeuring als verworven beschouwd indien de SPFB geen antwoord formuleert binnen de vereiste termijn.

Onderaanbesteding ontheft het bedrijf niet van zijn wettelijke verplichtingen.

Art. 50.§ 1. Met inachtneming van de bepalingen die opgenomen zijn in artikel 71, 2° van het decreet, houdt het bedrijf een boekhouding bij overeenkomstig de minimumindeling van een algemeen rekeningenstelsel vastgelegd door het koninklijk besluit van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/12/2003 pub. 30/12/2003 numac 2003009951 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen sluiten betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen.

Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar.

Het bedrijf legt zijn rekeningen jaarlijks ter onderzoek voor aan een bedrijfsrevisor. § 2 In het geval dat een bedrijf ook activiteiten uitoefent die geen beheer van diensten van algemeen economisch belang inhouden, maakt het in zijn boekhouding een onderscheid tussen de kosten en inkomsten verbonden aan de openbare dienstverplichtingen, en de kosten en inkomsten verbonden aan andere activiteiten, alsook de opsplitsing van deze kosten en inkomsten. § 3. De SPFB controleert tijdens de volledige duur van de erkenning, minstens om de drie jaar, en tot het einde van de erkenning of het bedrijf een afzonderlijke boekhouding bijhoudt. § 4. Als het bedrijf een compensatie ontvangt die groter is dan wat nodig is om de netto-kosten te dekken die gepaard gaan met de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, met inbegrip van een redelijke winst, moet het de overcompensatie terugbetalen. § 5. Als het bedrijf een vorm van financiering krijgt van een ander bestuursniveau voor de verwezenlijking van een dienst van algemeen economisch belang, dan raadpleegt de dienst PHARE bij de controle dat bestuursniveau. § 6. Het bedrijf houdt tijdens de volledige erkenning en de tien jaar die volgen op het eind van de erkenning alle documenten met betrekking tot de uitoefening van de dienst van algemeen economisch belang waarvoor het gemandateerd is, met inbegrip van de in § 2 bedoelde boekhouding, ter beschikking van de SPFB.

Art. 51.De bestuursdirecteur stelt de modaliteiten voor de overdracht van de informatie bedoeld in dit hoofdstuk vast. HOOFDSTUK 4. - Subsidies Eerste afdeling. - Algemene toekenningsmodaliteiten

Art. 52.Het bedrijf heeft krachtens de erkenning die eraan verleend wordt, recht op subsidies vanwege de SPFB. De subsidies voor de bezoldiging van de personen met een handicap dienen om de kosten te dekken die het gevolg zijn van hun mindere rendement.

Het begeleidingspersoneel en de goederen waarvoor subsidies worden toegekend, moeten rechtstreeks en op de eerste plaats bijdragen tot de inschakeling van personen met een handicap in het arbeidsproces.

Art. 53.Bij het overschrijden van de in artikel 48 vastgestelde termijn zal voor de subsidiëring pas op de eerste dag van de maand die volgt op de ontvangst van de documenten, rekening gehouden worden met de wijziging.

Art. 54.De SPFB stort aan het bedrijf een driemaandelijks voorschot dat in mindering komt van de subsidie. Dat voorschot stemt voor 100% overeen met de subsidie die werd uitbetaald voor het overeenkomstige kwartaal van het vorige jaar. Het wordt maandelijks in derden uitbetaald.

Als geen enkele subsidie werd toegekend aan het bedrijf voor het overeenkomstige kwartaal van het vorige jaar of als de subsidie slechts gedeeltelijk dat kwartaal heeft gedekt, berekent de SPFB het voorschot op basis van de raming van het aantal werknemers die tewerkgesteld zullen zijn en op basis van het gemiddelde per werknemer van de voorschotten die berekend zijn voor de bedrijven die overeenkomstig het eerste lid een voorschot toegekend krijgen.

Art. 55.§ 1. Een in afdeling 2 voorziene subsidie mag voor eenzelfde persoon niet gecumuleerd worden met een in afdeling 3 voorziene subsidie. § 2. Een in afdeling 3 voorziene subsidie mag gecumuleerd worden met een subsidie toegekend door een gewest- of gemeenschapsinstelling die belast is met de inclusie van personen met een handicap en dit om het tijdelijk of permanent rendementsverlies van een werknemer te compenseren.

Art. 56.De trimestriële prestatiestaten van het begeleidingspersoneel, de werknemers met een handicap en de personen met een handicap die een omscholingsovereenkomst hebben, worden door het bedrijf bij de bestuursdirecteur ingediend. Deze prestatiestaten bevatten per maand van het betrokken kwartaal en voor elke werknemer een uitvoerige beschrijving van het type overeenkomst, het aantal gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsuren, de bezoldiging en alle gegevens of andere uitgavebewijzen die gevraagd zijn door de bestuursdirecteur, die het model van de aangifte en de wijze van verzending van de gegevens vaststelt.

De prestatiestaten maken een onderscheid tussen: 1° de werknemers met een handicap bedoeld in artikel 36;2° de personen met een handicap bedoeld in artikel 29, 3° ;3° de personen met een handicap en het begeleidingspersoneel dat ingezet wordt voor elk van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde voorzieningen. De prestatiestaten moeten ingediend worden vóór het verstrijken van de tweede maand die volgt op de periode waarvoor de subsidie aangevraagd wordt. Bij ontstentenis spreekt de bestuursdirecteur zich uit over de ontvankelijkheid van de aanvraag.

De SPFB controleert de bewijsstukken. Ze stelt het verschil vast tussen het in artikel 54 bedoelde voorschot en het bedrag van de verschuldigde subsidie.

De SPFB legt vooraf een voorstel tot beslissing voor aan het bedrijf, dat één maand de tijd krijgt om zijn opmerkingen kenbaar te maken. De SPFB bezorgt vervolgens binnen de maand de definitieve beslissing.

Wanneer de SPFB vaststelt dat de aan het bedrijf gestorte maandelijkse voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde subsidies, recupereert ze het teveel aan ontvangen voorschotten door het te verrekenen met de maandelijkse voorschotten die gestort worden voor het lopende jaar.

Aan deze recuperatie kunnen uitzonderlijk en op vraag van het bedrijf voorwaarden en termijnen gekoppeld worden. De SPFB stelt dan een aflossingsplan op voor het teveel ontvangen bedrag. Afdeling 2. - Subsidies voor de bezoldiging van de personen met een

handicap

Art. 57.Krachtens artikel 86, 1° van het decreet onderscheidt de aanvraag van een subsidie voor de bezoldiging van de personen met een handicap van het bedrijf: 1° een eerste deel betreffende de werknemers met een handicap, met inachtneming van het quotum van het bedrijf, zoals omschreven in artikel 31 en waarbij een onderscheid gemaakt wordt met de werknemers die aangeworven zijn op grond van artikel 36.2° een tweede deel betreffende de personen met een handicap die tewerkgesteld zijn met een omscholingsovereenkomst;3° een derde deel betreffende een bestaanszekerheidsvergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid. Het bedrijf bepaalt de personen met een handicap waarvoor het een subsidie aanvraagt.

Art. 58.De subsidie voor de bezoldiging van de personen met een handicap van het bedrijf wordt toegekend met inachtneming van de bepalingen bedoeld in de artikelen 44 en 45 van het besluit van het College van 7 mei 2015.

Art. 59.§ 1. Het eerste deel van de subsidieaanvraag betreffende de werknemers met een handicap heeft betrekking op: 1° de werknemers met een handicap die tewerkgesteld zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, waarvan de functie overeenstemt met een baremacode van de nrs.21 tot 24 zoals gepreciseerd in bijlage 3; 2° de werknemers met een handicap die tewerkgesteld zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, waarvan de functie overeenstemt met een baremacode van de nrs.13 tot 20 zoals gepreciseerd in bijlage 3. § 2. Het bedrag dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidie voor de bezoldiging van deze werknemers wordt vastgesteld: a) voor de in § 1, 1° bedoelde werknemers op het bedrag van de aan elke werknemer met een handicap uitbetaalde bezoldiging. Voor het bepalen van dit bedrag komt het gedeelte van het uurloon dat uitkomt boven het bedrag dat het product is van 1,21 en het gemiddeld minimuminkomen zoals gewaarborgd door de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, berekend op uurbasis voor de arbeiders en op maandbasis voor de bedienden, waarbij rekening gehouden is met een 38-uren werkweek, niet in aanmerking. b) voor de in § 1, 2° bedoelde werknemers op het barema dat overeenstemt met de door de werknemer uitgeoefende functie, zoals bepaald in bijlage 3.Het in aanmerking genomen barema is evenwel geplafonneerd op het barema 19.

Art. 60.§ 1. De bezoldiging van de werknemers met een handicap omvat het totale brutoloon dat betrekking heeft op: a) de daadwerkelijk gepresteerde uren of de gerecupereerde uren;b) de gelijkgestelde uren: syndicaal verlof, omstandigheidsverlof, betaald educatief verlof, feestdagen, vakantiedagen (enkelvoudig vakantiegeld);c) het gewaarborgd loon ingeval van arbeidsongeschiktheid (ziekte). § 2. Ze omvat niet de bezoldiging voor overuren, noch de contractuele premies en vergoedingen. § 3. Ze omvat een eindejaarspremie van 3,16% van de brutoverloning die in aanmerking genomen wordt zoals bedoeld in § 1 a) en b) tijdens de referentieperiode, die loopt van 1 oktober van het jaar dat de toekenning ervan voorafgaat tot 30 september van het jaar van de toekenning, met inbegrip van de ziekte-uren tegen 100%, de uren gelinkt aan arbeidsongevallen tegen 100% en de uren tijdelijke werkloosheid om economische reden of slecht weer. § 4. Ze omvat ook een uitzonderlijke jaarlijkse premie, die voor een voltijds tewerkgestelde werknemer met een handicap 49 euro bedraagt.

Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers met een handicap of de werknemers die niet hebben gewerkt gedurende een volledig jaar in de periode van 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het jaar van toekenning, wordt het bedrag van de premie berekend naar rato van de gesubsidieerde uren. § 5. Tot slot omvat ze een jaarlijkse aanvullende premie die toegekend wordt aan iedere werknemer met een handicap die binnen het quotum van het bedrijf tewerkgesteld is. Deze premie is vastgelegd op 130 euro in 2019, 260 euro in 2020 en 2021 en 390 euro vanaf 2022. Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers of de werknemers die niet hebben gewerkt gedurende een volledig jaar in de periode van 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het jaar van toekenning, wordt het bedrag van de premie berekend naar rato van de gesubsidieerde uren.

Art. 61.Het bedrag van de subsidie is gelijk aan het bedrag van de bezoldiging dat overeenkomstig de artikelen 59 en 60 in aanmerking genomen wordt, vermenigvuldigd met een percentage dat naargelang van de in artikel 37 omschreven beroepsbekwaamheidscategorie als volgt varieert: 1° werknemer van categorie A : % tegemoetkoming: 452° werknemer van categorie B : % tegemoetkoming: 603° werknemer van categorie C : % tegemoetkoming: 754° werknemer van categorie D : % tegemoetkoming: 905° werknemer van categorie E : % tegemoetkoming: 956° werknemer van categorie F : % tegemoetkoming: 100 Art.62. Wanneer het bedrijf niet minstens 20 % van het quotum werknemers in dienst heeft die behoren tot de beroepsbekwaamheidscategorie E of F, dan houdt de SPFB op de aan het bedrijf toegekende driemaandelijkse subsidie 2.000 euro in per niet-tewerkgestelde werknemer met een handicap, berekend op het gemiddelde van het betrokken kwartaal.

Art. 63.§ 1. Het tweede deel van de subsidieaanvraag heeft betrekking op de personen met een handicap die tewerkgesteld zijn op basis van een omscholingsovereenkomst. Zij krijgen een bezoldiging ten laste van het bedrijf, die bestaat uit: 1° een uurvergoeding vastgesteld op 0,3469 euro;2° een aanvullende tegemoetkoming berekend volgens de modaliteiten bedoeld in de artikelen 60, 61 en 63, § 3 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 mei 2015. § 2. De bezoldiging is verschuldigd voor de daadwerkelijk gepresteerde uren en de feestdagen. § 3. De SPFB betaalt de aanvullende tegemoetkoming terug aan het bedrijf.

Art. 64.Het derde deel van de subsidieaanvraag heeft betrekking op de bestaanszekerheidsvergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid.

De SPFB kent een subsidie ten bedrage van 2 euro per dag van tijdelijke werkloosheid toe, voor zover de werkgever aan de werknemer voor die dag een vergoeding heeft uitgekeerd.

Deze subsidie wordt jaarlijks beperkt tot de eerste 40 dagen van tijdelijke werkloosheid per werknemer en tot maximum 20 dagen vermenigvuldigd met het quotum.

De terugbetaling door de SPFB gebeurt driemaandelijks. Afdeling 3. - Subsidies voor de kosten van het begeleidingspersoneel

Art. 65.§ 1. Krachtens artikel 86, 2° van het decreet wordt de subsidie voor de kosten van het begeleidingspersoneel toegekend op basis van het principe van de continuïteit van de uitgeoefende functie en heeft ze betrekking op de hierna vermelde personeelsleden: 1° a) een directeur;b) een halftijds lid van het sociaal ondersteunend personeel en voor bedrijven met meer dan 50 eenheden van het quotum een bijkomende 1/4-tijdse per schijf van 25 eenheden;c) een hoofdmonitor.2° naargelang van het quotum: a) een adjunct-directeur of een 1/4-tijdse directie-assistent per schijf van 25 eenheden boven de 100 eenheden;b) een 3/4-tijds lid van het ondersteunend personeel per schijf van 25 eenheden;binnen deze limiet kan het bedrijf een subsidie krijgen voor maximum één administratief verantwoordelijke, één commercieel verantwoordelijke en één technisch verantwoordelijke; c) een halftijdse monitor per schijf van 5 eenheden;d) binnen een groep van 12 gesubsidieerde monitoren op voltijdse basis kan het bedrijf een tegemoetkoming krijgen voor een hoofdmonitor;voor elke bijkomende groep van 6 gesubsidieerde monitoren op voltijdse basis kan het bedrijf een tegemoetkoming krijgen voor een hoofdmonitor; 3° naargelang van het gemiddelde aantal werknemers met een handicap dat gedurende het betrokken kwartaal prestaties geleverd heeft: a) wordt een monitor of een bijkomend 1/4-tijds ondersteunend personeelslid toegestaan per groep van 10 werknemers met een handicap die ingedeeld zijn in beroepsbekwaamheidscategorie E of F;b) wordt een bijkomende halftijdse monitor toegestaan per groep van 10 werknemers met een handicap die ingedeeld zijn in beroepsbekwaamheidscategorie B, C, D, E of F waarvan de activiteit van nature buiten het bedrijf gebeurt of in rechtstreeks en permanent contact met de klanten;c) wordt een bijkomende voltijdse monitor toegestaan per groep van 50 werknemers met een handicap die ingedeeld zijn in beroepsbekwaamheidscategorie B, C, D, E of F waarvan de activiteit van nature buiten het bedrijf gebeurt;d) wordt een 1/4-tijdse monitor weggenomen per groep van 5 werknemers met een handicap die ingedeeld zijn in beroepsbekwaamheidscategorie A. § 2. De onder 3°, a) voorziene toevoeging kan voor werknemers met een handicap die ingedeeld zijn in beroepsbekwaamheidscategorie E of F, niet gecumuleerd worden met de onder 3°, b) en c) voorziene toevoegingen.

Art. 66.De SPFB kan, na het bedrijf te hebben geraadpleegd, beslissen om per schijf van 650 dagen economische werkloosheid voor het betrokken kwartaal de subsidie van één voltijdse monitor in te trekken. Er zal rekening gehouden worden met de soort activiteit van het bedrijf en de geleverde inspanningen om dat aantal dagen te beperken.

Art. 67.§ 1 Het bedrag dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidie, is het barema dat overeenstemt met de titel van de door de SPFB aanvaarde functie, zoals bepaald in bijlage 3 van dit besluit. De barema's zijn vastgelegd in bijlage 4. § 2. Afgezien van de in de artikelen 28 en 65 bedoelde begeleidingsnormen en in afwijking van artikel 19, § 1 kan het bedrijf evenwel een werknemer inschakelen voor de uitoefening van een functie waarvoor hij niet voldoet aan de in bijlage 3 vastgestelde bekwaamheidscriteria. In dat geval bezoldigt het bedrijf hem naar rato van het barema dat overeenstemt met de functie die hij bekleedt, terwijl het bedrag dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidie voor de bezoldiging begrensd is tot het barema van de door de SPFB aanvaarde functie voor deze werknemer. § 3. De subsidie wordt vastgesteld op 61% van het barema. § 4. De subsidie wordt berekend in verhouding tot het arbeidsstelsel en de daadwerkelijke prestaties, waaraan worden toegevoegd: a) de gelijkgestelde uren: syndicaal verlof, omstandigheidsverlof, betaald educatief verlof, feestdagen, vakantiedagen (enkelvoudig vakantiegeld);b) de gewaarborgde bezoldiging in geval van arbeidsongeschiktheid (ziekte). Zij omvat niet de bezoldiging van de overuren, noch de contractuele premies en vergoedingen. § 5. Ze omvat een eindejaarspremie van 3,16% van de brutoverloning die in aanmerking genomen wordt tijdens de referentieperiode, die loopt van 1 oktober van het jaar dat de toekenning ervan voorafgaat tot 30 september van het jaar van de toekenning. Deze bruto-bezoldiging omvat de gepresteerde uren en de gelijkgestelde uren bedoeld in § 4, a), de ziekte-uren tegen 100%, de uren gelinkt aan arbeidsongevallen tegen 100% en de uren tijdelijke werkloosheid om economische reden of slecht weer. § 6. Ze omvat ook een uitzonderlijke jaarlijkse premie, die voor een voltijds tewerkgestelde werknemer 49 euro bedraagt. Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers of de werknemers die niet hebben gewerkt gedurende een volledig jaar in de periode van 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het jaar van toekenning, wordt het bedrag van de premie berekend naar rato van de gesubsidieerde uren. § 7. Tot slot omvat ze een aanvullende jaarlijkse premie die toegekend wordt aan elke werknemer van het bedrijf. Deze premie is vastgelegd op 130 euro in 2019, 260 euro in 2020 en 2021 en 390 euro vanaf 2022.

Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers of de werknemers die niet hebben gewerkt gedurende een volledig jaar in de periode van 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het jaar van toekenning, wordt het bedrag van de premie berekend naar rato van de gesubsidieerde uren.

Art. 68.Wanneer het bedrijf de erkenningsnormen uit hoofdstuk 3 van dit besluit niet naleeft, houdt de SPFB op de driemaandelijkse subsidie die aan de directeur wordt toegekend 2.000 euro in. De tekortkomingen die deze inhouding rechtvaardigen, kunnen bestaan uit het herhaaldelijk verstrekken van niet-betrouwbare, verkeerde informatie door het bedrijf of ernstige nalatigheden in het beheer als goede huisvader.

Art. 69.Er wordt een subsidie toegekend voor het begeleidingspersoneel dat aangeworven is voor de "preprofessionele begeleidingsopdracht" omschreven in artikel 5.

De subsidie heeft betrekking op één voltijdse monitor per begeleidingsvoorziening, dekt de bezoldigingskosten en de daarmee samenhangende sociale lasten (werkgeversbijdragen, eindejaarspremie en andere eventuele voordelen, ...) en is beperkt tot 45.000 euro.

Art. 70.Er wordt een subsidie toegekend voor het begeleidingspersoneel dat aangeworven is voor de "werkondersteuningsopdracht" omschreven in artikel 6.

De subsidie heeft betrekking op sociaal ondersteunend personeel of een ergotherapeut naar rato van: - één 1/4-tijdse werkkracht onder de 50 eenheden van het quotum; - één halftijdse werkkracht voor een quotum van 50 tot 99 eenheden; - één voltijdse werkkracht indien het quotum ten minste 100 eenheden telt.

De tegemoetkoming dekt de bezoldigingskosten en de daarmee samenhangende sociale lasten (werkgeversbijdragen, eindejaarspremie en andere eventuele voordelen) en is beperkt tot 50.000 euro.

Art. 71.§ 1. Om de anciënniteit van de werknemers met een baremafunctie te bepalen, zijn de volgende regels van toepassing: 1° anciënniteit verworven in dezelfde functie en in de sector van de maatwerkbedrijven: de volledige anciënniteit wordt in aanmerking genomen;2° anciënniteit verworven in een andere functie in de sector van de maatwerkbedrijven: indien de werknemer overstapt van een baremafunctie naar een andere baremafunctie, wordt de volledige anciënniteit in aanmerking genomen en indien hij overstapt van een niet-baremafunctie naar een baremafunctie, wordt de helft van de anciënniteit, met een maximum van 10 jaar, in aanmerking genomen;3° anciënniteit verworven in dezelfde functie en buiten de sector van de maatwerkbedrijven: de volledige anciënniteit wordt in aanmerking genomen, met een maximum van 10 jaar;4° anciënniteit verworven in een andere functie en buiten de sector van de maatwerkbedrijven: de helft van de anciënniteit wordt in aanmerking genomen, met een maximum van 10 jaar. Voor de monitoren verstaat men onder dezelfde functie de begeleiding van personen. § 2. De arbeidstijden en gelijkgestelde dagen worden opgeteld en geboekt in jaren en volledige maanden. § 3. Onder arbeidstijd verstaat men: 1° de daadwerkelijk gepresteerde arbeidstijd op basis van een arbeidsovereenkomst of onder het publiekrechtelijk statuut of als zelfstandige;deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de moeilijk te plaatsen werklozen en op de werknemers met erkende primaire beroepsonbekwaamheid of met erkende invaliditeit en die een toelating genieten voor deeltijdse arbeid in het kader van de gecoördineerde wet - koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen; 2° de onder artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 gedefinieerde gelijkgestelde dagen, de zaterdagen, zondagen en recuperatiedagen, het zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof, de ziekten, de jaarlijkse vakantie, de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet, het betaald educatief verlof. Er wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen de deeltijdse en de voltijdse prestaties. Afdeling 4. - Subsidies voor werkingskosten

Art. 72.Krachtens artikel 86, 4° van het decreet wordt op basis van de volgende modaliteiten een subsidie voor de werkingskosten toegekend: § 1. Het subsidiebedrag wordt per bedrijf driemaandelijks vastgesteld op basis van de beroepsbekwaamheid van de werknemers met een handicap: 1° werknemer van categorie A : 150 euro 2° werknemer van categorie B : 200 euro 3° werknemer van categorie C : 250 euro 4° werknemer van categorie D : 300 euro 5° werknemer van categorie E : 320 euro 6° werknemer van categorie F : 335 euro. § 2. De toekenning van deze subsidie aan een bedrijf gebeurt op grond van de kwartaalprestaties en de beroepsbekwaamheid van de werknemers met een handicap. De in § 1 bedoelde bedragen worden toegekend voor de werknemers met een handicap die in het kwartaal prestaties geleverd hebben. § 3. Deze subsidie wordt samen met het in artikel 54 bedoelde driemaandelijks voorschot toegekend. § 4. Indien het bedrijf de volledige aanwending ervan niet kan aantonen, dan zal het niet-verantwoorde deel teruggevorderd worden zonder overdracht naar het volgende boekjaar. De bestuursdirecteur legt de modaliteiten van deze eventuele terugvordering vast en brengt het bedrijf daarvan op de hoogte. § 5. De subsidieerbare kosten omvatten de algemene, persoonlijke en/of vervoerskosten van de werknemers, met inbegrip van de kosten voor arbeidsgeneeskunde, de burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering, het sociaal secretariaat, de huur, energie, vervoer, niet-gesubsidieerde investeringen, onderhoudswerken, de dienstverlening door consultants en experts en de kosten teweeggebracht door de uitvoering van het protocolakkoord voor de non-profitsectoren 2018-2019. § 6. De verantwoordingsstukken van deze kosten worden opgenomen in de rekeningen die conform artikel 46, 10° bezorgd worden aan de SPFB. De facturen en betaalbewijzen moeten gedurende zeven jaar bewaard worden en op vraag van de SPFB of de inspectiedienst van de SPFB voorgelegd kunnen worden. Afdeling 5. - Subsidies voor investeringskosten

Art. 73.Krachtens artikel 86, 3° van het decreet kent de SPFB de bedrijven subsidies voor investeringskosten toe. Voor de in deze afdeling bedoelde gesubsidieerde goederen mag door een openbare instelling niet al een andere tegemoetkoming verleend zijn.

De uitgaven waarvoor subsidies worden toegekend, moeten rechtstreeks en op de eerste plaats bijdragen tot de inschakeling van personen met een handicap in het arbeidsproces. Ze houden rekening met hun ecologische impact.

Onderafdeling 1. - Subsidies voor de uitrusting

Art. 74.De aan het bedrijf toegekende subsidie bedraagt 206 euro per werknemer met een handicap in het quotum dat van kracht is op 1 januari van elk boekjaar.

Art. 75.De SPFB gaat in de loop van het eerste kwartaal van elk boekjaar over tot de uitbetaling.

Art. 76.§ 1. De gefactureerde waarde van de subsidieerbare uitrusting mag niet lager zijn dan 500 euro exclusief belasting op de toegevoegde waarde. § 2. De uitrustingsgoederen omvatten de machines, het meubilair, het materiaal, immateriële goederen en het rollend materieel met uitzondering van bedrijfsvoertuigen. Het leasen van machines en rollend materieel kan in aanmerking komen. § 3. De investeringen mogen niet vóór de in aanmerking genomen vijfjarige periode uitgevoerd zijn, met dien verstande dat de eerste vijfjarige periode van start gaat op 1 januari 2019.

Art. 77.De subsidie mag gebruikt worden om 50% van het investeringsbedrag, exclusief belasting op de toegevoegde waarde, te financieren.

Art. 78.§ 1. Het bedrijf mag de gesubsidieerde goederen zonder voorafgaande toestemming van de SPFB niet buiten dienst stellen of de bestemming ervan wijzigen. § 2. Bij verkoop vóór het verstrijken van de afschrijvingstermijn moet het bedrijf een bedrag terugbetalen dat gelijk is aan het niet-afgeschreven deel van de subsidie, waarbij dat bedrag niet minder dan 50% van de verkoopprijs mag bedragen. Bij verkoop na het verstrijken van de afschrijvingstermijn moet het bedrijf 50% van de verkoopprijs terugbetalen voor goederen waarvan de initiële aankoopwaarde hoger is dan 5.000 euro. Indien het bedrijf het bedrag van de verkoop opnieuw investeert in een uitrustingsgoed dat het nodig heeft, moet het echter geen terugbetaling doen.

Art. 79.§ 1. Na afloop van elke vijfjarige periode en met de door het bedrijf bezorgde gegevens zoals bepaald in artikel 46, 11°, stelt de SPFB het verschil vast tussen de in artikel 75 bedoelde forfaitaire subsidie en de bedragen van de in diezelfde periode verrichte investeringen. § 2. De SPFB legt vooraf een voorstel tot beslissing voor aan het bedrijf, dat één maand de tijd krijgt om zijn opmerkingen kenbaar te maken. De SPFB bezorgt vervolgens binnen de maand de definitieve beslissing. § 3. Wanneer de SPFB vaststelt dat de aan het bedrijf gestorte jaarlijkse forfaitaire subsidies hoger zijn dan de verrichte investeringen, recupereert ze het teveel aan ontvangen subsidies door het te verrekenen met de volgende jaarlijkse subsidies voor investeringskosten.

Onderafdeling 2. - Subsidies voor investeringen in vastgoed

Art. 80.De subsidieerbare uitgaven omvatten de aankoop van gronden, de constructie van gebouwen, de aankoop van gebouwen en de verbouwing van gebouwen, waarvan het bedrag zonder belasting op de toegevoegde waarde niet lager mag zijn dan 5.000 euro.

Art. 81.Het toegekende subsidiebedrag is gelijk aan 50% van de kostprijs zonder belasting op de toegevoegde waarde van de investering die door de SPFB als noodzakelijk erkend wordt, rekening houdend met het bedrijfsplan en binnen de grenzen van de toegewezen begrotingskredieten.

Art. 82.De subsidieaanvragen moeten per aangetekend schrijven bij de SPFB worden ingediend. De SPFB stelt het model van de aanvraag vast en bepaalt welke documenten toegevoegd moeten worden. De aanvraag vermeldt het precieze doel en de termijn waarbinnen de aankopen en werken uitgevoerd zullen worden.

Art. 83.De subsidieaanvraag moet het volgende omvatten: 1° een uittreksel uit het kadastraal plan met vermelding van de plaats, plannen, doorsnedes en gevels van de gebouwen, uitgevoerd door een architect wanneer de stedenbouwkundige verordening dat oplegt;2° de prijsofferte van het aan te kopen goed of het bestek van de uit te voeren werken;3° het bewijs dat het bedrijf beschikt over de vereiste bedragen om het verschil te dekken tussen de werkelijke kostprijs en de subsidie, eventueel door lening;4° de aanduiding van de goederen die het bedrijf in pand geeft of andere garanties voor de voornoemde verbintenissen;5° wanneer de investering al verricht is, het afschrift van het verzekeringscontract voor de onroerende goederen en de uitrusting tegen het risico op brand en aanverwante risico's;6° een investeringsplan op lange termijn;7° een uitvoerige beschrijving van de ecologische impact van de investering;8° het bewijs dat de investering rechtstreeks verband houdt met het maatschappelijk doel van het bedrijf. Al naargelang van de investering kan de bestuursdirecteur het bedrijf vrijstellen van de overdracht van bepaalde documenten.

Art. 84.De SPFB onderzoekt de aanvraag en houdt daarbij in volgorde van prioriteit rekening met: 1° de veiligheid van de werknemers;2° het behoud van de bestaande infrastructuur (onderhoud en herstelling);3° de tewerkstelling van werknemers met een handicap van categorie E en F;4° de voltooiing van aangevatte werken;5° de modernisering van de infrastructuur;6° de rentabilisering van de infrastructuur;7° het vermogen tot zelffinanciering van het bedrijf.

Art. 85.Een bedrijf krijgt enkel een infrastructuursubsidie voor het aantal werknemers met een handicap dat overeenstemt met het quotum dat geldt op 1 januari van het jaar waarvoor de aanvraag ingediend wordt.

Art. 86.Voor de al uitgevoerde aankopen en werken mag geen subsidie toegekend worden in zoverre er tussen de aankoopdatum of de aanvangsdatum van de werken en 1 januari van het jaar waarvoor de aanvraag ingediend is een periode van meer dan twee jaar ligt.

Art. 87.De subsidie is beperkt tot 19.800 euro per werknemer met een handicap die deel uitmaakt van het quotum.

De maximale subsidie die aan het bedrijf toegekend kan worden, houdt rekening met de bedragen die reeds toegekend zijn tot 31 december 2019 en opgenomen zijn in bijlage 5.

Art. 88.Vanaf 2029 kan van een reeds toegekende subsidie het deel dat per schijf van 10 jaar wordt afgeschreven, vrijgemaakt worden om verbouwingen uit te voeren of om nieuwe investeringen te verrichten.

Art. 89.De procedure voor de toekenning van de subsidie verloopt in twee fasen: 1° een principeakkoord van het Collegelid;2° een definitieve beslissing om een subsidie toe te kennen, genomen door het Collegelid, met een beschrijving van de uitbetalingsmodaliteiten. Het principeakkoord en de definitieve beslissing vermelden: 1° de aankopen en werken die door de SPFB in aanmerking zijn genomen;2° de gegevens op basis waarvan het subsidiebedrag is berekend;3° de eventuele wijzigingen aan het bouw- en aankoopplan;4° de afschrijvingsduur van de gesubsidieerde goederen overeenkomstig de bepalingen van bijlage 2;5° de waarborgen die het bedrijf moet leveren.

Art. 90.Het principeakkoord en de definitieve beslissing om een subsidie toe te kennen voor onroerende goederen houden ambtshalve en van rechtswege op uitwerking te hebben indien de werken niet zijn opgestart of de aankopen niet verricht zijn vóór het verstrijken van het semester dat volgt op het kwartaal dat in aanmerking genomen is om de werken te laten starten en de aankopen te verrichten. Bovendien moet het bedrijf uiterlijk na een termijn van een jaar te rekenen vanaf de bezetting van de aangekochte, gebouwde of verbouwde gebouwen waarvoor een subsidie is toegekend, het aantal werknemers met een handicap hebben aangesteld dat voorzien is in het quotum.

In geval van de aankoop van een terrein moet het bedrijf de bouwwerken aanvatten binnen een termijn van twee jaar na de aankoop.

Indien de in de twee vorige leden bepaalde vereisten niet worden nageleefd, moet het bedrijf de toegekende subsidie terugbetalen.

Art. 91.Voor de onroerende goederen moeten de verantwoordingsstukken voor de uitbetaling van de subsidies bij de SPFB ingediend worden binnen de zes maanden, te rekenen ofwel vanaf de datum van de kennisgeving van de definitieve beslissing wanneer de werken of aankopen op dat tijdstip reeds waren uitgevoerd, ofwel vanaf de datum waarop de werken zijn uitgevoerd of de aankoopfacturen zijn opgemaakt, wanneer die uitvoering of aankopen na de kennisgeving van de definitieve beslissing plaatsvinden.

Art. 92.De subsidie voor de bouw of verbouwing van een gebouw wordt uitbetaald: 1° naar rato van 80 % naargelang van de voorlegging van de verantwoordingsstukken met betrekking tot de uitvoering van de werken;2° naar rato van 20 % wanneer het bedrijf daadwerkelijk het gebouw betrekt waarvoor de subsidie is toegekend.

Art. 93.De subsidie mag enkel aangewend worden voor de investering waarvoor ze is toegekend. Deze bestemming mag niet gewijzigd worden zonder de toestemming van het Collegelid, onder de door hem bepaalde voorwaarden en na advies van de SPFB. Wanneer de bestemming van de subsidie gewijzigd wordt, laat de SPFB de verkoopwaarde van de goederen vaststellen. Het bedrijf moet dan het deel van de verkoopwaarde terugbetalen dat overeenkomt met het percentage aan subsidies dat de SPFB voor die goederen verleend heeft.

Als het bedrijf het bedrag van de verkoop opnieuw investeert in een onroerend goed met dezelfde bestemming, dan moet het de meerwaarde slechts terugbetalen naar rato van het bedrag van de verkoop dat niet opnieuw geïnvesteerd werd. HOOFDSTUK 5. - Subsidie aan het Fonds voor bestaanszekerheid

Art. 94.De SPFB kent het Fonds voor bestaanszekerheid een jaarlijkse subsidie van 233.000 euro toe voor opleidingen, vakbondspremies en het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor de gesubsidieerde werknemers voor wie in de laatste vijf jaar die voorafgaan aan het brugpensioen gedurende minstens 15 kwartalen een subsidie werd toegekend.

Art. 95.§ 1. De SPFB kent het Fonds voor bestaanszekerheid een jaarlijkse subsidie van 63.000 euro toe voor de economische bevordering van de sector met het oog op de financiering van een voltijdse betrekking van een werknemer wiens opdracht erin bestaat de sector economisch te bevorderen, meer bepaald door zich toe te leggen op: - de commerciële prospectie voor meerdere bedrijven; - de toegang tot overheidsopdrachten; - de diversificatie van de activiteiten en schaalvoordelen tussen bedrijven.

Ten hoogste 15 % van de subsidie mag verantwoord worden door algemene kosten die rechtstreeks verband houden met de hierboven beschreven opdracht.

Een dossier met de verantwoording van de uitgaven, dat de loonfiches, de individuele jaarrekening, de driemaandelijkse RSZ-aangiften en een activiteitenverslag omvat, moet bezorgd worden aan de SPFB op basis van de door haar bepaalde regels. Indien na controle van het dossier met de verantwoordingsstukken het bedrag van de aanvaarde verantwoordingsstukken lager is dan het toegekende bedrag, dan zal de subsidie slechts uitbetaald worden ten belope van het bedrag van de aanvaarde verantwoordingsstukken. De SPFB vordert het niet-verantwoorde deel terug. § 2. De SPFB kent een jaarlijkse subsidie van 50.000 euro toe aan het Fonds voor bestaanszekerheid voor het ontwikkelen van campagnes en andere instrumenten om de sector te bevorderen.

Art. 96.Het degressieve niet-uitgegeven bedrag van de eindejaarspremie voor de jaren 2019, 2020 en 2021 wordt bestemd voor de opdrachten van het Fonds voor bestaanszekerheid. Het niet-uitgegeven bedrag wordt vastgesteld door de SPFB en goedgekeurd door het Collegelid dat bevoegd is voor de begroting. HOOFDSTUK 6. - Opheffingsbepalingen

Art. 97.Worden opgeheven: 1° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 februari 2009 betreffende de erkenning, tegemoetkoming en subsidiëring van erkende ondernemingen met aangepast werk, gewijzigd door de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie 29 april 2010, 24 februari 2011, 19 januari 2012 en 19 december 2013;2° de artikelen 71 en 72 van het besluit van het College van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen van de Brusselse Franstalige Dienst voor Mindervaliden voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces. HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepalingen

Art. 98.Werknemers met een handicap kunnen tewerkgesteld worden op grond van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX sluiten houdende de werkloosheidsreglementering.

In afwijking van artikel 58 kan de aanvraag van een subsidie voor de bezoldiging van de werknemers van het bedrijf een vierde deel omvatten met betrekking tot de werknemers met een handicap die een arbeidsovereenkomst hebben en tewerkgesteld zijn op grond van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX sluiten houdende de werkloosheidsreglementering.

Het bedrag dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidie voor de bezoldiging van deze werknemers wordt vastgesteld op 50% van het verschil tussen het bedrag dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidie voor de bezoldiging overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 58 tot 60 en de dagelijkse werkloosheidsuitkering berekend op uurbasis, waaraan het volgende bedrag wordt toegevoegd: 1° categorieën A, B en C .. . . . 0,0000 euro 2° categorie D : .. . . . 0,3081 euro 3° categorie E : .. . . . 0,6163 euro 4° categorie F : .. . . . 0,9247 euro begrensd tot 2,4616 euro.

Deze subsidie wordt slechts toegekend op voorwaarde dat: 1° het bedrijf bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het supplement opgeeft van de bezoldiging die het aan de werknemer toekent;2° de werknemer door het bedrijf vóór 1 januari 1998 is aangeworven.

Art. 99.De op 30 september 2019 erkende bedrijven blijven vanaf 1 oktober 2019 erkend op basis van de in bijlage 6 opgenomen tabel. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen

Art. 100.§ 1 De bedragen die genoemd worden in de artikelen 62, 63, 68, 69, 70, 72, 74, 87, 94, 95, 98 en in bijlage 4 zijn gekoppeld aan de spilindex van augustus 2018 en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld met uitzondering van de termijn voor verhoging of verlaging. Deze wordt toegepast vanaf de eerste maand die volgt op de maand waarin de index het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. § 2 De premie waarin voorzien is door de artikelen 60, § 5 en 67, § 7 heeft betrekking op de werknemers die behoren tot de gesubsidieerde kaders zoals voorzien in de afdelingen 4 en 5, alsook op de werknemers van maatwerkbedrijven "buiten het kader" die ingezet worden voor opdrachten in verband met de erkenning.

Art. 101.§ 1 Worden van kracht op 1 oktober 2019: 1° afdeling 2 van hoofdstuk 5 van het decreet;2° de artikelen 86 en 87 van het decreet;3° voor de bedrijven bedoeld in artikel 52 van het decreet: de artikelen 70, 71, 72, 73, 74, 75, 77, 95 en 102 van het decreet;4° dit besluit, uitgezonderd de artikelen 73 tot 93 en artikel 95, § 2. § 2. De artikelen 73 tot 93 en artikel 95 § 2 van dit besluit treden in werking op 1 januari 2020.

Art. 102.Het Collegelid dat bevoegd is voor het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gedaan te Brussel, 28 november 2019.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie, B. TRACHTE, R. VERVOORT, Voorzitster van het College Collegelid bevoegd voor het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap .

^