Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 25 april 2002
gepubliceerd op 21 juni 2002

Besluit 99/262/E1 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2002031273
pub.
21/06/2002
prom.
25/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/25/2002031273/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2002. - Besluit 99/262/E1 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten


Het College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 83, § 3, gewijzigd bij de speciale wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitvoering van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;

Gelet op het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitvoering van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces;

Gelet op de adviezen van de afdeling « Gehandicapten » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Volksgezondheid, gegeven op 5 maart 1999, op 15 en op 18 maart 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 april 2002;

Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met het budget, gegeven op 24 april 2002;

Gelet op de beraadslaging van het College van 27 mei 1999 over de aanvraag om advies die de Raad van State moet geven binnen een termijn die een maand niet overschrijdt;

Gelet op het advies van de Raad van State, bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van het lid van het College belast met het gehandicaptenbeleid;

Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet. Afdeling 1. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : « decreet » : decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces; « centrum » : dagcentrum of verblijfscentrum; « administratie » : de Franstalige Brusselse dienst voor gehandicapten, opgericht bij decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1998; « pluridisciplinaire equipe » : ingesteld krachtens artikel 10 van het decreet; « lid van het College » : het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het gehandicaptenbeleid; « besluit van het College van 18 oktober 2001 » : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetgevingen betreffende de toelagen toegekend in de sector van het beleid inzake en volksgezondheid en bijstand aan personen en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten aangaande de sectoren van de bijstand aan personen, de volksgezondheid, de gehandicapten en de socio-professionele inschakeling. « afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad » : afdeling « gehandicapten » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Volksgezondheid.

Art. 3.§ 1. Een dagcentrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 60 van het decreet om de onder artikel 61 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen. Het is bestemd hetzij voor volwassenen, hetzij voor niet-schoolgaande kinderen.

Het verzekert het ganse jaar de verzorging van de opgevangen gehandicapten. Het is minstens acht uur per dag open en staat in voor minstens zes uur educatieve en reëducatieve activiteiten met de opgenomen personen, het middageten incluis. Het centrum is gesloten tijdens de week-ends en op feestdagen, behoudens de door het collectief project onder artikel 5, 10 bedoelde uitzondering.

Daarenboven kan het collectief project sluitingsperiodes bepalen, voor zover er door het dagcentrum een andere oplossing wordt geboden voor de opvang van de opgevangen personen die hierom vragen. § 2. Een verblijfscentrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 65 van het decreet om de onder de artikelen 66 en 67 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen.

Het verblijfscentrum verzekert het ganse jaar de verzorging van de gehandicapten die er verblijven. Het staat eveneens in voor : 1. het verstrekken van een maaltijd 's ochtends en 's avonds;2. het verstrekken van een maaltijd 's middags wanneer de persoon die er verblijft overdag aanwezig is;3. in voorkomend geval, het onderhoud van de kleding overeenkomstig de door het lid van het College goedgekeurde bepalingen;4. het verstrekken en het onderhoud van het linnengoed. Behalve tijdens de week-ends en op feestdagen, staat het verblijfscentrum minstens tijdens de werkdagen voor dit takenpakket in en dit, vanaf ten laatste 17 uur tot minstens 9 uur 's ochtends.

Daarenboven kan het onder artikel 5, 10 bedoeld collectief project sluitingsperiodes vastleggen, voor zover er door het verblijfscentrum een andere oplossing wordt geboden voor het verblijf van de gehuisveste personen die hierom vragen. § 3. Het College bepaalt, voor elk centrum, een erkende capaciteit, namelijk het maximumaantal gehandicapten dat het gelijktijdig mag herbergen. § 4. In het kader van de erkende capaciteit kan een verblijfscentrum vragen om een deel of de totaliteit van zijn capaciteit te reserveren voor het verblijf van gehandicapten waarvoor een crisisopvang of een kort verblijf nodig is. § 5. In het kader van de onder artikel 4, § 2 bedoelde erkende maximumcapaciteit, kan het College bepaalde plaatsen reserveren voor het verblijf van gehandicapten die een lichtere opvang nodig hebben dan deze voorzien onder § 2. § 6. Op voorstel van het bestuur en met inachtneming van de onder de artikelen 21 tot 31 bedoelde architecturale normen, kan het lid van het College een uitzonderlijke afwijking van de erkende capaciteit van een dagcentrum toekennen, om het in staat te stellen een gehandicapte, die verblijft in een verblijfcentrum waarmee het de infrastructuur deelt, op te vangen.

Deze maatregel is gerechtvaardigd door de wijziging van de activiteit van de gehandicapte overdag.

De afwijking dekt enkel bovengenoemde gehandicapte die prioritair wordt wanneer er een plaats vrijkomt in de erkende capaciteit. § 7. Onder opgevangen of gehuisveste gehandicapte moet worden verstaan de gehandicapte die verzorgd wordt, op toelating van de pluridisciplinaire equipe, in een dagcentrum of een verblijfscentrum.

Worden gelijkgesteld met een verzorging, de volgende afwezigheidsperioden : 1. elke afwezigheid van maximum 6 opeenvolgende weken waarvoor een justificatoir bescheid in het individueel dossier opgenomen is;2. elke afwezigheid van meer dan 6 opeenvolgende weken waarvoor bovendien een justificatoir bescheid door het centrum aan het Bestuur wordt overgemaakt;3. elke afwezigheid van meer dan 3 opeenvolgende maanden waarvoor een doktersattest of een hospitalisatiebewijs door het centrum aan het Bestuur wordt overgemaakt en voor zover dat de pluridisciplinaire equipe de tussenkomst ten gunste van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte bevestigd heeft.

Art. 4.§ 1er. De som van de erkende capaciteiten van de dagcentra, vastgesteld per 1 januari 2003, vertegenwoordigt de maximum erkende capaciteit voor het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied. Zij omvat de capaciteiten die toegekend werden door principebeslissingen die betrekking hebben op de aankoop, de constructie of de inrichting van gebouwen.

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de respectievelijke maximum erkende capaciteiten van de dagcentra voor niet-schoolgaande kinderen en de dagcentra voor volwassenen. § 2. De som van de erkende capaciteiten van de verblijfscentra, vastgesteld per 1 januari 2003, vertegenwoordigt de maximum erkende capaciteit voor het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied. Zij omvat de capaciteiten die toegekend werden door principebeslissingen die betrekking hebben op de aankoop, de constructie of de inrichting van gebouwen.

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de respectievelijke maximum erkende capaciteiten van de verblijfscentra voor niet-schoolgaande kinderen en de verblijfscentra voor volwassenen. De capaciteit die gereserveerd wordt voor crisisopvang of een verblijfsperioden evenals voor lichte opvang moet geïdentificeerd worden. § 3. Elke wijziging van de maximum erkende capaciteiten, de verdeling ervan incluis, moet het voorwerp zijn van een beslissing van het College op advies van de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad. HOOFDSTUK II. - Erkenning Deel 1. - De voorwaarden en de procedure

Art. 5.Om te worden erkend, moet een dagcentrum of een verblijfscentrum aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. de zetel van zijn activiteiten op het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied vestigen;2. zich richten naar de verplichtingen die inherent zijn aan de wettelijke en verordenende bepalingen die erop rusten;3. er zich toe verbinden de opname in het centrum niet afhankelijk te maken van een tegenprestatie in speciën of in natura vanwege de gehandicapte, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn familie;4. beschikken over lokalen die beantwoorden aan de onder de artikelen 21 tot 31 voorziene normen en instaan voor de aanpassingswerken aan de gebouwen rekening houdend met de opgevangen of gehuisveste personen;5. de onder deel drie van dit artikel voorziene omkaderingsnormen naleven;6. instaan voor de opvang of het verblijf - gelijkwaardig voltijds - van minstens 15 gehandicapten per erkend centrum;het gelijkwaardig voltijds minimumaantal gehandicapten wordt evenwel op 20 gebracht wanneer dezelfde v.z.w. twee centra omvat; 7. een Raad van Gebruikers samenstellen, zoals voorzien onder artikel 17;8. een individueel dossier samenstellen voor elke opgevangen of gehuisveste gehandicapte, zoals voorzien onder artikel 20;9. met elke opgevangen of gehuisveste gehandicapte, een verpersoonlijkte prestatieovereenkomst afsluiten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19;10. in overleg met het personeel ter plekke, een collectief project opmaken opgevat op basis van bijlage 1 en waarin het model is opgenomen van de verpersoonlijkte prestatieovereenkomst die met elke opgevangen of gehuisveste gehandicapte of met zijn wettelijke vertegenwoordiger moet worden afgesloten;11. binnen de limieten van artikel 67, tweede lid van het decreet, en in een pluridisciplinaire geest, de psychologische, educatieve, reëducatieve en sociale omkadering verzekeren die rekening houdt met zijn collectief project;12. een huishoudelijk reglement opmaken overeenkomstig de bepalingen van artikel 18.De Raad van Gebruikers moet een advies uitbrengen over dit reglement evenals over elke wijziging ervan; 13. een advies over maken aan het bestuur, conform het door dit laatste bepaald model, naarmate het gaan en komen van opgevangen of gehuisveste gehandicapten;14. een register met de aanwezigheid van de opgevangen of gehuisveste gehandicapten, conform het door het bestuur bepaald model, ter beschikking houden van dit laatste;15. de voortgezette opleiding van het personeel verzekeren in functie van zijn activiteiten;16. jaarlijks een activiteitenverslag aan het bestuur overmaken met betrekking tot : - de statistische gegevens over de opgevangen of gehuisveste gehandicapten, op basis van door het bestuur bepaalde parameters; - de tenuitvoerlegging van het collectief project en van de activiteiten; - de verwezenlijkingen in termen van sociale integratie van de opgevangen of gehuisveste gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces; - de evaluatie van de onder artikel 6, punt 16 voorziene samenwerkingsovereenkomsten; - de voortgezette opleiding van het personeel; - de in dit artikel voorziene adviezen van de Raad van Gebruikers; 17. zich onderwerpen aan de door het bestuur uitgevoerde evaluaties, bezoeken en gecoördineerde controles en het bestuur elk justificatoir bescheid bezorgen dat het nodig heeft voor de uitoefening van zijn controle;18. een boekhouding per kalenderjaar voeren volgens het door het bestuur bepaalde model, zoals voorzien onder artikel 16;19. binnen de vijftien dagen het bestuur op de hoogte brengen van elke wijziging aangaande de erkenningsvoorwaarden en de betoelaging van het centrum en, in het bijzonder, van elke wijziging aangaande het personeel. Voor elk personeelslid dat tijdens de erkenningsperiode in dienst is genomen, maakt het centrum een kopie van zijn arbeidscontract over aan het bestuur, evenals elk bewijs dat hij voldoet aan de reglementaire voorwaarden aangaande zijn beroep en zijn anciënniteit. Vóór de indienstneming eist het centrum een bewijs van goed zedelijk gedrag, waarvan de datum van afgifte die van het opnemen van de functie met niet meer dan drie maand mag voorafgaan. Dit document maakt deel uit van pet persoonlijk dossier van elk personeelslid.

Art. 6.De aanvraag om erkenning van een centrum moet per aangetekend schrijven bij het bestuur worden ingediend, volgens het model dat dit laatste in dat opzicht heeft opgemaakt. De erkenning in de hoedanigheid van dag- en van verblijfscentrum zijn het voorwerp van onderscheiden aanvragen Het bestuur bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen de tien dagen.

Bij de aanvraag moeten de volgende documenten en inlichtingen worden bijgevoegd : 1. een kopie van de statuten van de v.z.w. zoals ze werden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad , samen met de eventuele wijzigingen, evenals de lijst van de leden van de Raad van Bestuur; 2. de naam van het centrum, het adres van zijn maatschappelijke zetel en van zijn activiteitenzetels;3. de specificiteiten, de aantallen en de leeftijdscategorie van de personen waarvoor het centrum een erkenning vragen;4. de beschrijving van de huidige of de geplande activiteiten, het collectief project en de datum van aanvang van de gevraagde erkenning;5. het model van overeenkomst van verpersoonlijkte prestatie;6. de naam van de verantwoordelijke belast met het dagelijks beheer en door de inrichtende macht gemachtigd om het centrum te vertegenwoordigen;7. een kopie van de plannen van de verschillende niveaus van de ingenomen verdiepingen met vermelding van de bestemming en de netto-oppervlakte van de lokalen;deze plannen worden opgemakt door een architect of een meetkundig schatter; 8. het verslag van de gewestelijke brandweerdienst dat minder dan drie maand oud is;9. de lijst van het personeel van het centrum met, voor elk personeelslid, de kwalificaties, de functie, het dagelijks prestatievolume of, bij ontstentenis, het personeelsaanwervingsplan;10. voor elk personeelslid, de kopie van van arbeidscontract evenals elk bewijs dat hij voldoet aan de reglementaire voorwaarden aangaande zijn beroep en zijn anciënniteit;11. een kopie van het contract inzake verzekering en burgerlijke aansprakelijkheid voor deze personeelsleden en voor de opgevangen en gehuisveste gehandicapten;12. de lijst van de opgevangen en gehuisveste gehandicapten en van de kandidaturen, met vermelding van hun aantal en leeftijd;13. de lijst van de specifieke voorzieningen;14. het arbeidsreglement;15. het huishoudelijk reglement;16. de met derden afgesloten overeenkomsten voor de realisatie van het collectief project.

Art. 7.Als de aanvraag van het centrum niet volledig is, brengt het bestuur de aanvrager hiervan op de hoogte en deze laatste beschikt dan over een termijn van drie maand om zijn aanvraag te vervolledigen. Bij ontstentenis wordt de aanvraag als zijnde van nul en gener waarde.

Art. 8.Wanneer de aanvraag volledig is, onderzoekt het bestuur de aanvraag om erkenning en orgnaiseert het een bezoek om na te gaan of het centrum aan de erkenningsvoorwaarden beantwoordt.

Het bestuur maakt de aanvraag over aan het College. Het voegt er een voorstel tot erkenning bij. Het lid van het College legt het voorstel voor aan de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad. Het preciseert de termijn die voor het advies is voorzien.

Binnen de dertig dagen volgend op het uitbrengen van dit advies, maakt het bestuur het over aan het lid van het College, samen met een voorstel van beslissing.

De beslissing wordt genomen door het College en door het bestuur aan de aanvrager betekend.

Art. 9.Het College verleent de erkenning voor een duur van vijf jaar, erkenning die niet van kracht mag worden op een vroegere datum dan deze van de ontvangst van de aanveraag.

Deze duur is hernieuwbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 11.

Art. 10.De erkenningsbeslissing preciseert de specificiteiten van de opgevangen of gehuisveste personen, de erkende capaciteit en, indien nodig, de capacitiet gereserveerd voor het crisisverblijf, het kort verblijf of het licht verblijf, met verwijzing naar het collectief project.

Het College kan, op voorstel van het bestuur, de erkende capaciteit verminderen als : a) buiten de erkende capaciteit die voor het crisisverblijf of het kortetermijnverblijf is gereserveerd, het aantal opgevangen of gehuisveste gehandicapten gedurende zes opeenvolgende maanden verminderd is : - met minstens 10 % als de erkende capaciteit de 100 eenheden niet overschrijdt; - met minstens 10 eenheden als de erkende capaciteit de 100 eenheden overschrijdt; b) het centrum weigert regelmatig gehandicapten waarvan de opname door de pluridisciplinaire equipe werd toegelaten, op te vangen of te huisvesten, terwijl de erkende capaciteit van het centrum nog niet bereikt is.

Art. 11.De aanvraag om hernieuwing van de erkenning van een centrum wordt ten laatste zes maand na het verstrijken van de periode die door de voorgaande erkenningsbeslissing gedekt wordt, bij het bestuur ingediend.

Het centrum blijft erkend tot wanneer het College over de aanvraag om hernieuwing heeft beslist.

De documenten die in het oorspronkelijk dossier voorkomen moeten niet bij de aanvraag om hernieuwing worden bijgevoegd, voorzover ze nog steeds conform de oorspronkelijke situatie zijn.

Het bestuur onderzoekt de aanvraag om hernieuwing van de erkenning en organiseert een bezoek om na te gaan of het centrum nog steeds beantwoordt aan de voorwaarden voor erkenning.

Art. 12.De aanvraag om wijziging van de erkenning wordt door een centrum bij het bestuur ingediend. Deze aanvraag preciseert en motiveert het voorwerp van de wijziging.

Het bestuur informeert het centrum over de elementen die nodig zijn voor het onderzoek van de aanvraag. Deze aanvraag wordt onderzocht volgens de regels die van toepassing zijn op de aanvraag om erkenning.

Art. 13.Het centrum dat niet meer voldoet aan één van de voorwaarden voor erkenning wordt hiervan op de hoogte gebracht door het bestuur dat het centrum verzoekt om zich in orde te stellen.

Art. 14.Wanneer aan deze voorwaarde nog steeds niet is voldaan binnen een termijn van twee maand, richt het bestuur, per aangetekend schrijven, een met redenen omklede ingebrekestelling aan het centrum.

Wanneer het bestuur, na een termijn van één maand, vaststelt dat nog steeds niet is voldaan aan de voorwaarden tot erkenning, maakt het een voorstel tot opening van de procedure tot opschorting of tot intrekking van de erkenning over aan het lid van het College. Dit voorstel houdt rekening met de situatie van het personeel en van de gehandicapten.

Wanneer het lid van het College dit voorstel goedkeurt geeft het bestuur hiervan per aangetekend schrijven kennis aan het centrum en informeert het de Raad van Gebruikers. Het centrum beschikt over dertig dagen om een memorie in te dienen en om zich, op zijn verzoek, te laten horen bij het bestuur dat de dag en het uur van de hoorzitting bepaalt.

Binnen de dertig dagen volgend op de hoorzitting, maakt het bestuur een voorstel van behoud, van opschorting of van intrekking van de erkenning over aan de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad die zijn advies geeft binnen de dertig dagen na de aanhangigmaking.

Het bestuur legt, binnen de dertig dagen die volgen op het advies van de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad, dit voorstel, samen met dit advies, voor aan het lid van het College. Het College doet een uitspraak binnen de twee maand na de ontvangst van dit advies.

De beslissing van het College wordt door het bestuur per aangetekend schrijven betekend.

Art. 15.De beslissing tot opschorting of tot intrekking van de erkenning houdt de stopzetting van de toelagen aan het centrum in op het door het College bepaalde datum. Daarenboven, in geval van intrekking, wordt overgegaan tot de terugvordering van het niet afgeschreven deel van de eventueel inzake infrastructuur toegekende toelagen.

Het bestuur deelt de beslissing tot opschorting of tot intrekking van de erkenning onverwijld mede aan het personeel van het centrum en aan hun syndicale vertegenwoordigers.

Het centrum deelt de beslissing tot opschorting of tot intrekking van de erkenning onverwijld mede aan de opgevangen of gehuisveste gehandicapten of aan hun wettelijke vertegenwoordigers. Ingeval het centrum hierin tekort schiet, vervult het bestuur deze verplichting.

Art. 16.Elk erkend centrum moet zijn boekhouding voeren overeenkomstig de door het lid van het College goedgekeurde plannen, rekeningen en balansen.

Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. Een analytische boekhouding per erkenning en de balans van de v.z.w. worden, samen met de verslagen, hetzij van de bedrijfsrevisoren, hetzij van de commissarissen-revisoren, uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het boekjaar, aan het bestuur overgemaakt.

Art. 17.Binnen het centrum wordt de Raad van Gebruikers samengesteld uit de opgevangen of gehuisveste gehandicapten of, in het voorkomend geval, uit hun wettelijke vertegenwoordigers, samen met een vertegenwoordiger van de directie en een door het personeel aangeduid personeelslid. De directeur van het centrum moet er de regelmatige werking van verzekeren en dit, minstens twee maal per jaar. Een personeelslid staat in voor het secretariaat.

De opdracht van de Raad van Gebruikers bestaat erin alle suggesties aangaande de levenskwaliteit en de praktische organisatie, naargelang het geval, de opvang of het verblijf van de gehandicapten, te formuleren. In dat opzicht maakt de directeur van het centrum hem alle informatie over die nodig is voor het vervullen van zijn opdracht.

De Raad bepaalt zijn manier van werken en kiest een voorzitter in zijn midden.

De processen-verbaal worden in een daarvoor voorzien register opgenomen dat voor alle leden van de Raad van Gebruikers en voor de vertegenwoordigers van het bestuur toegankelijk is.

Art. 18.Het huishoudelijk reglement bepaalt de respectieve rechten en plichten van de gehandicapte en van het centrum.

Het vermeldt : 1. de rechten en plichten van de gehandicapte;2. de rechten en plichten van het centrum;3. de beschrijving van het centrum en van zijn werking;4. het bestaan van de Raad van Gebruikers, de naam van zijn voorzitter en de manier waarop met hem contact wordt opgenomen;5. de maatregelen die in werking treden wanneer een gehandicapte de leef- en werkingsregels overtreedt;6. de modaliteiten voor het indienen van bezwaren en de wijze waarop deze worden behandeld; 7. de naam van de directeur en van de voorzitter van de Raad van Bestuur, evenals van de maatschappelijke zetel van de v.z.w.; 8. de gegevens van het bestuur.

Art. 19.De door het centrum en de gehandicapte ondertekende verpersoonlijkte overeenkomst bevat minstens de volgende bepalingen : 1. de identiteit van de partijen;in voorkomend geval wordt de identiteit van de wettelijke vertegenwoordiger aan die van de gehandicapte toegevoegd; 2. de datum van opvang, de duur van de overeenkomst en, in voorkomend geval, het deeltijds bezoek;3. het zorgplan dat meer bepaald de modaliteiten voor de jaarlijkse evaluatie omvat, evenals de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken;4. het onder afdeling 6 van hoofdstuk 3 bedoelde bedrag van de financiële bijdrage evenals, in voorkomend geval, het minimumbedrag dat ter beschikking van de volwassen gehandicapte moet gelaten worden;5. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor de betaling instaat;6. de krachtens de artikelen 57 en 58 gevraagde supplementen en de modaliteiten voor de bepaling van deze supplementen;7. de mogelijkheid van een oplossing voor de opvang of de huisvesting tijdens de sluitingsperioden van het centrum zoals voorzien in het collectief project;8. de modaliteiten voor de ontbinding van de overeenkomst voor elk der partijen en voor de reoriëntatie van de gehandicapte;9. de verbintenis van het centrum om te antwoorden op de individuele aanvragen om informatie uitgaande van de gehandicapten of van hun wettelijke vertegenwoordigers;10. de wijze en de periodiciteit waarmee deze overeenkomst geëvalueerd wordt en waarmee ze gewijzigd of aangevuld kan worden. Een exemplaar van het collectief project en van het huishoudelijk reglement worden bij de overeenkomst bijgevoegd. Deze wordt aan elk der partijen overhandigd.

Art. 20.Binnenin het centrum omvat het individueel dossier van de gehandicapte : 1. een medisch luik, 2.een psychologisch luik, 3. een socio-educatief luik, met a) de anamnese b) de analyse van de behoeften c) het zorgplan dat meer bepaald de modaliteiten voor de jaarlijkse evaluatie omvat, evenals de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken.4. de verpersoonlijkte overeenkomst en haar wijzigingen. Het centrum waakt over de regelmatige updating van deze gegevens.

Wanneer een dagcentrum en een verblijfscentrum onder dezelfde v.z.w. ressorteren en dezelfde lokalisatie hebben, mag een individueel dossier worden bijgehouden waarin het onderscheid gemaakt wordt tussen de specifieke behoeften van elk centrum.

Deel II. - De architecturale normen

Art. 21.De vestiging van het centrum houdt rekening met de specifieke behoeften van de opgevangen of gehuisveste gehandicapten en met een oordeelkundige geografische spreiding ten opzichte van de andere centra voor gehandicapten, zonder dat de vestigingen van de vóór het in werking treden van dit besluit erkende centra opnieuw in vraag worden gesteld.

Art. 22.Het centrum neemt de nodige maatregelen ter voorkoming en bestrijding van brand en voor de evacuatie van de aanwezigen in geval van onheil.

De bouwprojecten en de beschrijving van de aangewende materialen worden aan het advies van de gewestelijke brandweerdienst voorgelegd.

Art. 23.De gebouwen van het centrum worden goed onderhouden en alle vochtigheid of waterinsijpeling wordt bestreden.

De verwarming moet in staat zijn te allen tijde een temperatuur van minstens 20 °C te bereiken in de verblijfs- en activiteitenlokalen en van minstens 16° C in de kamers.

Er wordt gezorgd voor voldoende verluchting van en verlichting in de verblijfs- en activiteitenlokalen.

Het leidingwater is overal gemakkelijk toegankelijk in het centrum.

Art. 24.De voorzieningen van het centrum zijn aangepast aan de behoeften van de gehandicapten en de leefruimte aan de specifieke eisen die door de handicap worden opgelegd.

Art. 25.§ 1. Het sanitair in het centrum is gemakkelijk toegankelijk.

Er is gezorgd voor een doeltreffende ventilering in de lokalen. § 2. Het dagverblijf beschikt over minstens : a) een wasgelegenheid met een bad of een douche en met een kleedruimte;b) een WC voor zeven gehandicapten;c) WC's aangepast aan kinderen van minder dan drie jaar;d) een lavabo met stromend water voor zes gehandicapten;de lavabos zijn verspreid over het geheel van het dagverblijf. § 3. Het verblijfscentrum beschikt over minstens : a) een wasgelegenheid met een bad of een douche voor 5 gehandicapten en met een kleedruimte;b) een WC voor vijf gehandicapten;c) WC's aangepast aan kinderen van minder dan drie jaar;d) een lavabo met stromend water in elke kamer voorzover de installatie ervan niet strijdig is met het collectief project van het verblijfscentrum. § 4. Daarenboven beschikt elk centrum over minstens één wc voor het personeel en voor de bezoekers. § 5. Indien het dagverblijf op organisatorisch vlak samenloopt met een verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur, wordt het sanitair van het verblijfscentrum in overweging genomen voor de naleving van de normen van het dagverblijf.

Art. 26.Het centrum beschikt over voldoende huishoudelijke voorzieningen. De keuken is zodanig ingericht dat ze geen geurhinder veroorzaakt; ze mag niet aan de infirmerielokalen aanpalen.

Indien het centrum beschikt over een washok of een linnenkamer, wordt dit lokaal zodanig ingericht dat het geen geur- noch damphinder veroorzaakt en dat er geen onderbreking is van de aan- en afvoerleidingen; ze mag niet aan de infirmerielokalen noch aan de keuken aanpalen.

Art. 27.Het centrum beschikt over een voldoende aantal lokalen voor : - het beheer van het centrum, - de sociale dienst, - de reeducatie, - de psychologische raadpleging, - de infirmerie medisch onderzoek, en, naargelang het geval, - bezoek, - nachtpersoneel.

Wanneer een dagcentrum en een verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur zijn ondergebracht, mogen de lokalen voor het beheer, de sociale dienst, de psychologische raadpleging, de infirmerie en de reeducatie gemeenschappelijk zijn.

Art. 28.§ 1. In een dagcentrum moeten de lokalen voor educatieve en reëducatieve activiteiten een oppervlakte hebben van minimum 4 m2 per gehandicapte.

De oppervlakte van de leefruimten (salon, eetzaal, speelkamer) mag niet minder bedragen dan 2 m2 per gehandicapte.

De totale oppervlakte mag niet minder bedragen dan 8 m2 per gehandicapte. § 2. Indien het dagcentrum gebruik maakt van dezelfde infrastructuur als een verblijfscentrum, wordt de oppervlakte van de leefruimten van het verblijfscentrum in overweging genomen voor de naleving van deze normen.

Art. 29.§ 1er. In een verblijfscentrum hebben de kamers ramen die naar buiten uitgeven. De doorloopruimten zijn voorzien van nachtverlichting.

In een gemeenschappelijke kamer mag een maximum van 4 kinderen of 2 volwassenen niet worden overschreden.

In de gemeenschappelijke kamers is de minimumoppervlakte 6 m2 per persoon. Voor een individuele kamer bedraagt die oppervlakte 8 m2.

Onverminderd de bepalingen van artikel 24, beschikt elk persoon over een bed, een nachtkastje, een stoel en een kast.

Elk koppel beschikt over hetzij een tweepersoonsbed van minstens 140 cm, hetzij twee éénpersoonsbedden, twee nachtkastjes en een kast. § 2. Wanneer het personen in gemeenschappelijke kamers herbergt, beschikt het verblijfscentrum over een lokaal dat speciaal bestemd is voor het isoleren van zieken. Aan dit lokaal is sanitair verbonden. § 3. De oppervlakte van de leefruimten (keuken, salon, eetzaal) mag niet minder bedragen dan 4 m2 per gehandicapte.

Art. 30.De centra letten erop maatregelen te nemen om de gezondheid van de gehandicapten en van het personeel te beschermen tegen passief roken.

Art. 31.Wanneer activiteiten worden georganiseerd buiten de infrastructuur van het centrum, moet dit laatste erop letten dat de plaats van de activiteit aangepast is aan de handicap van de personen waarvoor de activiteit wordt ingericht.

Deel 3. - De omkaderingsnormen Onderafdeling 1. - De dagcentra en de verblijfscentra

Art. 32.§ 1er. De omkaderingsnormen van de centra worden berekend op basis van een voltijds equivalent waarvan de wekelijkse werktijd op 37 uur is vastgesteld, behalve voor het medisch personeel waarvan de wekelijkse werktijd op 24 uur is vastgelegd. § 2. De controle van de naleving van de omkaderingsnormen gebeurt op maandelijkse basis.

Om deze controle uit te voeren wordt geen rekening gehouden met de individueel aan het personeel van de centra krachtens de bepalingen van titel IV van het besluit van het College van 18 oktober 2001 toegestane werktijdverkorting.

Art. 33.§ 1. De algemene normen betreffende de directie, het boekhoudkundig personeel en de administratieve ploeg worden door het College vastgelegd. § 2. De omkaderingsnormen voor het medisch personeel, de psychologische, educatieve, reëducatieve en sociale ploeg worden door het College vastgelegd.

Zij houden rekening : 1) met de erkende capaciteit, 2) met de specifieke omkaderingsnormen van elke gehandicapte die door de pluridisciplinaire equipe wordt vastgelegd in overleg met het centrum, aan de hand van een door het College bepaald evaluatie-instrument. Met elke gehandicapte stemt een individuele omkaderingsnorm overeen.

Deze normen worden opgeteld om de omkaderingsnorm van het centrum te bepalen.

Wanneer, op de datum van de oorspronkelijke erkenning of op die van de inwerkingtreding van elke wijziging van de erkende capaciteit, het aantal opgevangen of gehuisveste gehandicapten onder de erkende capaciteit ligt, wordt de som van de individuele normen omgezet in verhouding tot de erkende capaciteit. § 3. De omkaderingsnormen voor het technisch personeel houden rekening met de erkende capaciteit en de specifieke omkaderingsnormen van elke gehandicapte zoals gepreciseerd in § 2, overeenkomstig de door het College vastgelegde bepalingen.

Art. 34.§ 1. Op initiatief van de pluridisciplinaire equipe of op aanvraag van het centrum zelf, kan op ieder ogenblik een nieuwe evaluatie van de specifieke omkaderingsbehoeften van de gehandicapte worden doorgevoerd. § 2. Een wijziging van de specifieke omkaderingsbehoeften van de gehandicapten van een centrum kan de herziening van de omkaderingsnorm van het centrum inhouden indien deze herziening hetzij de toename, hetzij de vermindering, gedurende zes opeenvolgende maanden, van een halve voltijds equivalent van een functie, opgenomen in het medisch personeel of in de psychologische, educatieve, reeducatieve en sociale ploeg, inhoudt § 3. De wijziging van de omkaderingsnorm van het centrum wordt beslist door het lid van het College, op voorstel van het bestuur. § 4. De herziening van de omkaderingsnorm van het centrum wordt vastgesteld op basis van de theoretische omkadering die met de zesde maand overeenstemt.

Indien de omkaderingsnorm in de hoogte wordt herzien, treedt hij in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving, door het bestuur, van de beslissing tot herziening.

Indien de omkaderingsnorm neerwaarts wordt herzien, treedt hij in werking : - hetzij de eerste dag die volgt op het einde van de vooropzeg van de betrokken werknemer, vooropzeg die gegeven wordt in de loop van de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing tot herziening door het bestuur; - hetzij de dag dat het aanhangsel van het arbeidscontract van de betrokken werknemer in werking treedt, deze wordt medegedeeld in de loop van de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing tot herziening door het bestuur. § 5. Wanneer, bij toepassing van artikel 10, derde lid, het College de erkende capaciteit van een centrum vermindert, zal de gewijzigde omkaderingsnorm in werking treden : - hetzij de eerste dag die volgt op het einde van de vooropzeg van de betrokken werknemer(s), vooropzeg die gegeven wordt in de loop van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van de specifiek door het College vastgelegde wijziging van de erkenning; - hetzij de dag dat het aanhangsel van het arbeidscontract van de betrokken werknemer(s) in werking treedt, deze wordt medegedeeld in de loop van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van de specifiek door het College vastgelegde wijziging van de erkenning.

Art. 35.Ter aanvulling bij de hogerop vastgelegde normen, kan een verblijfscentrum een verhoging genieten van de norm van de psychologische, educatieve, reeducatieve en sociale ploeg, evenals van de norm van het technisch personeel, verbonden aan de aanwezigheid van de gehandicapten tijdens het week-end, de vakanties en op wettelijke feestdagen, volgens de hieronder vastgelegde modaliteiten.

Naargelang het resultaat van de verhouding, berekend op het voorgaand jaar, tussen de som van de effectief aanwezige nachten van de gehandicapten tijdens deze periodes en de met - 139 voor de niet schoolgaande gehandicapten; - 186 voor de schoolgaande gehandicapten, vermenigvuldigde erkende capaciteit, een drempel bereikt die begrepen ligt tussen hetzij 20 en 29 %, hetzij 30 en 49 %, hetzij gelijk aan of hoger dan 50 %, geniet het verblijfscentrum, voor het lopend jaar, een verhoging van de betrokken normen zoals vastgelegd door het College.

Een verblijfscentrum dat het voorgaand jaar niet erkend was, kan een verhoging van deze normen genieten volgens een voet die gelegen is tussen 20 en 29 %.

Art. 36.§ 1. De personeelsleden worden in vier onderscheiden categorieën ingedeeld : - het medisch personeel; - het psychologisch, educatief, reeducatief en sociaal personeel; - de administratieve ploeg; - het technisch personeel.

De verdeling van de functies, binnenin elke van deze categorieën, wordt door het centrum vastgelegd, rekening houdend met de specifieke behoeften van de opgevangen of gehuisveste gehandicapten. § 2. Nochtans mag de verhouding van het aantal voltijds equivalente betrekkingen dat wordt ingenomen door leden van de psychologische, educatieve, reeducatieve en sociale ploeg die houder zijn van een licenciaatsdiploma dat beantwoordt aan functies waarvoor dit diploma vereist kan zijn, niet hoger liggen dan 8 %.

Op voorstel van het bestuur kan het lid van het College, rekening houdend met het collectief project van het centrum en met de specificiteit van de opgevangen of gehuisveste gehandicapten, een uitzonderlijke afwijking van dit percentage toestaan. § 3. Binnen eenzelfde v.z.w., wordt de verdeling van de betrekkingen in de directie, in de administratieve ploeg en bij het technisch personeel tussen het dagcentrum en het verblijfscentrum door de v.z.w. vastgelegd waarbij rekening wordt gehouden met de respectieve behoeften. Beiden moeten evenwel ten minste 1/2 voltijds equivalent directielid toegewezen krijgen.

Onderafdeling 2. - Algemene bepalingen

Art. 37.Wanneer de directie een personeelslid afvaardigt om haar te vertegenwoordigen, dan moet dit personeelslid houder zijn van een diploma hoger onderwijs.

Elke bezoldigde functie in het centrum is niet verenigbaar met een mandaat van beheerder binnen de v.z.w. HOOFDSTUK III. - Betoelaging Deel 1. - Algemene bepalingen

Art. 38.Een jaarlijkse toelage wordt aan de centra toegekend. Deze omvat : 1) een werkingstoelage;2) een toelage voor persoonlijke kosten;3) een toelage voor het collectief vervoer van de uitsluitend in het dagcentrum verblijvende gehandicapten;4) een toelage voor de opvang van het personeel bedoeld onder deel 3 van hoofdstuk 2. Deze toelagen mogen niet worden gebruikt voor het dekken van andere kosten dan deze waarvoor ze zijn bestemd.

Art. 39.De toelagen die door de overheid worden toegekend, of door organisaties die de overheid betoelaagt, worden afgetrokken van de jaarlijkse toelage in de mate dat deze toelagen toegekend zijn voor uitgaven die gedekt worden door de bij toepassing van dit hoofdstuk toegekende subsidie, met uitzondering van de in het kader van het vormingsverlof toegekende bedragen en van de tussenkomsten ter compensatie van het rendementsverlies van de werknemer.

Art. 40.De jaarlijkse toelage wordt gestort in de vorm van maandelijkse voorschotten, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor het gevraagd wordt en de afsluiting gebeurt op basis van de in dit hoofdstuk voorziene bepalingen.

Het maandelijks voorschot houdt rekening met de toegekende erkenning, met de omkaderingsnormen waarop het centrum aanspraak kan maken, en met de evolutie van het personeel in termen van aantal, kwalificatie, barema en anciënniteit.

Uiterlijk drie weken vóór de verzending naar de bankinstelling voor betaling, maakt het bestuur de voorstellen betreffende de voorschotten aan elk centrum voor akkoord over aan het lid van het College.

Art. 41.§ 1er. Voor 30 juni volgend op het kalenderjaar waarvoor de toelage wordt aangevraagd, dient het centrum een justificatoir bescheid voor de berekening van de jaarlijkse toelage bij het bestuur in.

Behoudens behoorlijk door het centrum gemotiveerde overmacht, geeft de overschrijding van deze datum het bestuur de mogelijkheid om de voor de goedkeuring van de beslissing waarvan melding in paragraaf 3, vastgelegde termijn niet na te leven. § 2.Het dossier wordt opgemaakt overeenkomstig het door het bestuur vastgestelde model en bevat minstens de volgende bewijsstukken : wat betreft de werkingstoelage en de toelage voor persoonlijke kosten : - het grootboek der lasten; - de algemene balans; - de afschrijvingstabellen. wat betreft het collectief vervoer : - de facturen samen met de bewijsstukken waarin op globale wijze de data van de gedane ritten, de namen en aantallen van de vervoerde personen, en het aantal afgelegde kilometers gepreciseerd staan. wat betreft de toelage voor de personeelskosten : - de individuele rekening van alle werknemers; - de driemaandelijkse R.S.Z.-aangiften; - de samenvattende tabel van de lonen waarin alle werknmers opgenomen staan; - het C 450bis attest van de R.S.Z.; - het overzicht 325 van het ministerie van financiën; - het document betreffende de vakantie van de handenarbeiders; - het samenvattend formulier van de vervoerskosten (woon-werk) van het personeel; - de eindafrekening van de wetsverzekering; - het attest van de verzekeringsmaatschappij met vermelding van : a) het bedrag en de aard van de aangegeven lonen, b) de lonen en vaste en variabele supplementen die in overweging genomen worden voor de berekening van de premie, c) de toegepaste percentages : beroepsgevaar, de weg naar en van het werk, d) de op de premie betaalde taksen, e) voor elk arbeidsongeval, een fotokopie van de door het centrum gedane aangifte, f) de afrekening van de gestorte vergoedingen bij schadeloosstelling naar aanleiding van een arbeidsongeval. - de eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde evenals alle betalingsbewijzen; - de eindafrekening van de kosten voor de opdracht van preventieadvies evenals de betalingsbewijzen; - de lijst van zij die arbeidskledij krijgen, de functie die ze bekleden, een document waarop de aard en het aantal kledingstukken dat per personeelslid wordt uitgedeeld, vermeld staan evenals de betaalde facturen voor de aankoop en het onderhoud of voor het huren van arbeidskledij; - de lijst van de personen die vormingsverlof genieten met vermelding van het aantal uren; - de lijst van de personen die tussenkomsten genieten ter compensatie van hun rendementsverlies; - de lijst van de personen die de aanvullende prepensioensvergoeding genieten samen met de individuele rekening van elke geïnteresseerde; - voor de verblijfscentra, de staat van de werkelijke aanwezigheid van de gehuisveste gehandicapten tijdens de week-ends, de vakanties en op wettelijke feestdagen. § 3. Na controle van het justificatoir bescheid, bepaalt het bestuur het verschil tussen de som van de onder artikel 40 bedoelde voorschotten en het bedrag van de jaarlijkse toelage. Het legt een voorstel van beslissing voor aan het centrum dat over een termijn van één maand beschikt om zijn bemerkingen over te maken. Eén enkele beslissing, voor het geheel van de dagcentra, en een andere voor het geheel van de verblijfscentra worden goedgekeurd uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op het dienstjaar waarin de justificatoire bescheiden werden ingediend.

Art. 42.Wanneer het bestuur vaststelt dat, voor een welbepaald jaar, de aan een centrum gestorte voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse toelage, recupeert het het teveel geïnde bedrag via compensatie met de voor het lopend jaar te storten voorschotten Wanneer deze situatie veroorzaakt is door het niet naleven van punt 19 van artikel 5, wordt het teveel geïnde bedrag vermeerderd met interesten aan de bovenste interventievoet van de Nationale Bank die dat jaar van toepassing is.

Deze terugvordering kan uitzonderlijk, op aanvraag van het centrum, het voorwerp zijn van termen en termijnen. Het bestuur maakt dan een aanzuiveringsplan op van het teveel geïnde bedrag, en legt dit voor, ter goedkeuring, aan het lid van het College.

Art. 43.Wanneer het bestuur vaststelt dat het teveel door het centrum geïnde bedrag voortvloeit uit bewust verkeerde informatie of uit zware beheersfouten, maakt het een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning over aan het lid van het College.

Overeenkomstig artikel 14 wordt over dit voorstel uitspraak gedaan.

Deel 2. - Werkingstoelage

Art. 44.§ 1er. De jaarlijks aan de centra toegekende werkingstoelage dient voor het dekken van de werkingskosten, voor de bezetting van gebouwen, voor het afschrijven van gebouwen waarvan het centrum eigenaar of erfpachter is, voor het afschrijven van het meubilair en van het medisch en niet medisch materieel. § 2. Het maximumbedrag per jaar komt voor de dagcentra overeen met euro 1.314 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.

Het maximumbedrag per jaar komt voor de verblijfscentra overeen met euro 3.248 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.

Art. 45.§ 1. De toelage wordt vermeerderd met de kosten van de boekhouding op voorwaarde dat de boekhoudkundige norm die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.

In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 2. De toelage wordt vermeerderd met de kosten van het sociaal secretariaat op voorwaarde dat de norm van de administratieve ploeg die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.

In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar.

Deel 3. - Toelage voor persoonlijke kosten

Art. 46.§ 1er. De jaarlijkse toelage die aan de centra wordt toegekend voor persoonlijke kosten, dient voor het dekken van de volgende uitgaven : - verzorging (niet in de dagcentra); - educatie, therapie en specifieke activiteiten buiten de vrije tijd; - vrijetijdsbesteding buiten de persoonlijke vakantie; - voeding; - ondergoed en kledij (niet in de dagcentra); - al dan niet vergezeld vervoer van gehandicapten. § 2. Het maximumbedrag per jaar komt, voor de dagcentra, overeen met euro 1.041 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.

Voor de dagcentra die kinderen opvangen, wordt per jaar een maximumbedrag van euro 645 toegekend voor elk van deze kinderen.

Het maximumbedrag per jaar komt, voor de verblijfscentra, overeen met euro 1.140 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.

Voor de verblijfscentra waarvan de gehandicapten niet in een dagcentrum worden opgevangen wordt per jaar een maximumbedrag van euro 768 toegekend voor elk van deze personen. § 3. De toelage wordt vermeerderd met de wasserijkosten, op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.

In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van arbeider, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 4. De toelage wordt vermeerderd met de kosten voor het bereiden van maaltijden, op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.

In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van arbeider, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 5. De toelage wordt vermeerderd met de kosten voor medische prestaties, op voorwaarde dat de norm van het medisch personeel die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.

In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van huisarts of specialist, naar gelang het geval, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 248 werkuren per jaar. § 6. Het maximumbedrag van de alzo berekende toelage wordt met 2 of met 4% verminderd naargelang de verhouding tussen het aantal opgevangen of gehuisveste gehandicapten op een jaarlijkse gemiddelde basis en de erkende capaciteit respectievelijk geen 90 of 95 % bereikt. § 7. Naargelang, voor de verblijfscentra, het resultaat van de verhouding, berekend op het voorgaand jaar, tussen de som van de effectief aanwezige nachten van de gehandicapten tijdens de week-ends, de vakanties en op de wettelijke feestdagen en de met 139 voor de niet schoolgaande gehandicapten; 186 voor de schoolgaande gehandicapten, vermenigvuldigde erkende capaciteit, een drempel bereikt die begrepen ligt tussen hetzij 20 en 29 %, hetzij 30 en 49 %, hetzij gelijk aan of hoger dan 50 %, kunnen zij, voor het lopend jaar, een verhoging genieten die respectievelijk op 15 %, 25 % of 35 % van de krachtens dit artikel berekende toelage komt te liggen Een verblijfscentrum dat het voorgaand jaar niet erkend was, kan een verhoging van 15 % van zijn toelage genieten.

Deel 4. - Bepalingen die zowel voor deel 2 als voor deel 3 gelden

Art. 47.De aanvaardbare kosten die de toelagen kunnen rechtvaardigen, staan vermeld in bijlage 2.

Art. 48.Indien, bij toepassing van artikel 10, twede lid, het College de erkende capaciteit van een centrum vermindert, worden de maximumbedragen van de toelagen aangepast op de datum van de door het College bepaalde wijziging van de erkenning.

Deel 5. - Toelagen inzake vervoerskosten

Art. 49.Een jaarlijkse toelage voor openbare vervoerskosten, vastgesteld op euro 1,09 (BTW excl.) per kilometer of op maximum euro 3,07 (BTW excl.) per kilometer voor een aangepast voertuig, wordt aan de dagcentra toegekend.

De facturen zijn vergezeld van de bewijsstukken waarin, over het algemeen genomen, de data van de gedane ritten, de naam van de vervoerde personen, hun aantal en het aantal afgelegde kilometers vermeld staan.

Deel 6. - Financiële bijdrage

Art. 50.De financiële bijdrage van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte vertegenwoordigt zijn deelname in zijn educatieve en reeducatieve telasteneming evenals in de globale werking van het centrum.

Art. 51.§ 1er. Het dagcentrum ontvangt van de gehandicapte een maandelijkse financiële bijdrage die als volgt wordt bepaald : - wanneer de gehandicapte jonger is dan 21 : euro 90 voor de telasteneming; - wanneer de gehandicapte 21 is of ouder : euro 164 voor de telasteneming; in het voorkomend geval, forfait voor vervoerskosten, enkel voor de volwassenen : - binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : euro 42; - buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : euro 60. § 2. In functie van de in de persoonlijke overeenkomst vermelde wekelijkse aanwezigheid, wordt de financiële bijdrage per tienden verminderd naar rato van de voorziene halve dagen van afwezigheid.

Art. 52.Het verblijfscentrum ontvangt van de gehandicapte de financiële bijdrage die als volgt wordt bepaald : 1. Voor een gehandicapte die kinderbijslag geniet is de financiële bijdrage verschuldigd per maand van telasteneming en komt overeen met de 2/3 van de gewone kinderbijslag vermeerderd met de leeftijdstoeslag en eventueel uit hoofde van het bestaan van een handicap zonder dat dit bedrag minder mag zijn dan euro 131. Wanneer het om een wees gaat, om het kind van een invalide werknemer, om het kind van een gepensioneerde of om het kind van iemand die reeds meer dan 6 maand werkeloos is, dan is de financiële bijdrage dezelfde als deze die de zijne zou zijn geweest indien hij niet tot een van deze categorieën had behoord. 2. Voor een gehandicapte vanaf 21 jaar en niet schoolgaand, is de financiële bijdrage vastgesteld op euro 838 per maand van telasteneming.Een minimumbedrag van euro 146 per maand blijft ter beschikking van de gehandicapte. Voor de werknemers wordt deze som op één derde van et nettomaandloon gebracht, zonder minder te mogen bedragen dan euro 191. 3. Voor de andere gehandicapten wordt de financiële bijdrage vastgesteld op 131 euro per maand van telasteneming.4. Wanneer de gehandicapte in de loop van de beschouwde maand tijdens de week-ends en feestdagen afwezig is, geniet hij een vermindering van zijn financiële bijdrage van 25 %.5. Wanneer de gehandicapte in de loop van de beschouwde maand meer dan de helft van de week-ends en feestdagen afwezig is, geniet hij een vermindering van zijn financiële bijdrage van 15 %.6. Voor een gehandicapte vanaf 21 jaar en niet schoolgaand die in de loop van het jaar minstens 24 dagen buiten de week-ends en feestdagen afwezig is, geniet hij een vermindering van zijn financiële bijdrage met één maand, berekend elke 31e december, naar rato van de periode van de telasteneming tijdens het beschouwde kalenderjaar.7. Wanneer een andere gehandicapte in de loop van het jaar minstens 24 dagen of minstens 48 dagen buiten de week-ends en feestdagen afwezig is, geniet hij een vermindering van zijn financiële bijdrage van respectievelijk één of twee maand, berekend elke 31e december, naar rato van de periode van de telasteneming tijdens het beschouwde kalenderjaar.

Art. 53.Voor de onvolledige maanden worden de in dit hoofdstuk voorziene bedragen verminderd naar rato van de duur van de telasteneming, rekening houdend met 30 dagen per maand in de dagcentra en 30 nachten per maand in de verblijfscentra.

Voor de crisisopvang of de verblijven van korte duur zijn enkel de bepalingen 1 tot 3 van artikel 52 van toepassing, mits een vermindering van de bedragen per nacht dat er geen telasteneming is en rekening houdend met 30 nachten per maand.

Voor de lichte opvang zijn de bepalingen van artikel 52 van toepassing, mits een vermindering van de bedragen met 20 %.

Art. 54.De gehandicapte die zowel in dag- als in een verblijfscentrum wordt opgevangen, beiden erkend door de Franse Gemeenschapscommissie, draagt enkel bij voor zijn telasteneming in het verblijfscentrum.

Art. 55.De centra adresseren maandelijks aan de gehandicapte of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, de afrekening van zijn financiële bijdrage die overeenstemt met de telasteneming tijdens de voorgaande maand.

Art. 56.Wanneer de gehandicapte zijn financiële bijdrage niet kan storten, kan hij een aanvraag indienen bij het bestuur om een verlaagde berekeningsvoet te bekomen. Bij deze aanvraag moeten alle bewijzen gevoegd worden waaruit blijkt dat hij een van de voorziene berekeningsvoeten niet kan storten.

Op basis van deze elementen bepaalt de pluridisciplinaire equipe de financiële bijdrage van de gehandicapte die overeenstemt met zijn reële inkomens en familiale lasten.

Art. 57.§ 1. Bovenop de financiële bijdrage kan geen enkel supplement worden geëist voor het dekken van de kosten verbonden aan het personeel, de werking, het onthaal of de activiteiten van de begunstigde personen. § 2. In een verblijfscentrum kan, bovenop de financiële bijdrage, en in de mate dat ze niet het voorwerp zijn van een wettelijke of reglementaire tussenkomst, een supplement gevraagd worden voor : a) het deel van de kosten voor verzorging en prothesen dat ten laste blijft van de gehandicapte;b) de specifieke kosten verbonden aan incontinentie;c) de kosten voor technische bijstand;d) het deel van de farmaceutische kosten dat niet gedekt wordt door een door de Franse Gemeenschapscommissie voorziene tussenkomst en na aftrek van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling;e) de kosten voor aankoop van kledij en schoenen, herstellingen inbegrepen;f) de toiletbenodigdheden;g) de externe kosten voor toilet en verzorging. § 3. In een dagcentrum kan, bovenop de financiële bijdrage, en in de mate dat ze niet het voorwerp zijn van een wettelijke of reglementaire tussenkomst, een supplement gevraagd worden voor : a) het deel van de kosten voor verzorging en prothesen dat ten laste blijft van de gehandicapte;b) de specifieke kosten verbonden aan incontinentie;c) de kosten voor technische bijstand;d) het deel van de farmaceutische kosten dat niet gedekt wordt door een door de Franse Gemeenschapscommissie voorziene tussenkomst en na aftrek van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling.

Art. 58.In een centrum kan, bovenop de financiële bijdrage, een supplement gevraagd worden voor de kosten om de opgevangen of gehuisveste gehandicapte, op zijn eigen aanvraag, een comfort, ontplooiings- of vrijetijdsmogelijkheden te verzekeren die geen deel uitmaken van hun collectief project.

Art. 59.Binnen de drie maand die volgen op de datum van verzending van de onder artikel 55 bedoelde maandelijkse afrekening adresseert het centrum, aan de gehandicapte of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, twee schriftelijke herinneringen, waarvan de laatste per aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst. Wanneer het centrum dit bedrag niet heeft ontvangen binnen de drie maand die volgen op de verzending van het aangetekend schrijven, wordt het bedrag van de financiële bijdrage niet afgetrokken van de jaarlijkse toelage en wordt, de dag die volgt op deze termijn, de schuld ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie gevorderd.

De ontvangst door het bestuur van een onder artikel 56 bedoelde aanvraag om vermindering van de bijdrage, schort deze termijnen op tot de datum van de beslissing van de pluridisciplinaire equipe.

Art. 60.De bewijsstukken aangaande de financiële bijdragen moeten bij het bestuur worden ingediend op jaarlijkse basis en uiterlijk op 31 juli van het volgend jaar. HOOFDSTUK IV. - Het beheer van de goederen van de gehandicapte in een verblijfscentrum

Art. 61.Elke som geld waarover de gehandicapte beschikt voor zijn lopende uitgaven en eventueel voor de onder de artikelen 57, § 2 en 58 voorziene uitgaven, moet vermeld staan op een individuele boekhoudkundige fiche waarvan het model door het bestuur wordt vastgelegd.

In het voorkomend geval wordt een attest van opening van een individuele rekening bij een bankinstelling bij deze boekhoudkundige fiche bijgevoegd. Elke in het kader van het beheer van de onder het eerste lid bedoelde uitgaven, wordt binnen de acht dagen op de boekhoudkundige fiche vermeld. op verzoek van de gehandicapte of van zijn wettelijke vertegenwoordiger, wordt hem binnen de acht dagen een overzicht van de persoonlijke boekhouding overgemaakt.

De jaarlijkse afrekening wordt automatisch aan het einde van het kalenderjaar, of bij het vertrek van de gehandicapte, aan de gehandicapte of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger overgemaakt

Art. 62.Het is eenieder die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een mandaat bekleedt of een activiteit uitoefent in een centrum, verboden : - de goederen van de gehandicapten te beheren, behalve in naleving van de onder artikel 61 opgesomde bepalingen en zonder afbreuk te doen aan de wetgevingen inzake de bescherming van de goederen van gehandicapten; - over te gaan tot het amalgameren van het patrimonium.

Art. 63.De individuele boekhoudkundige fiche evenals de documenten betreffende de door het centrum overeenkomstig artikel 61 geopende individuele rekeningen worden ter beschikking gehouden van het bestuur dat ze te allen tijde kan controleren.

Art. 64.De met de controle belaste ambtenaar van het bestuur mag geen familie of verwante zijn tot in de vierde graad, met inbegrip van een beheerder, van een personeelslid van deze centra of van een van in een van deze centra opgevangen gehandicapte. HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepalingen

Art. 65.Het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen, tehuizen en diensten voor de plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten wordt opgeheven.

Het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de nadere regels, toepasselijk op de opschorting en de intrekking van de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten wordt opgeheven.

Het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kort verblijf ten behoeve van gehandicapten wordt opgeheven.

Het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende gehandicapten wordt opgeheven.

Het koninklijk besluit van 12 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling van gehandicapten evenals van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud, de opvoeding en de behandeling van de gehandicapten die er geplaatst zijn ten laste van de openbare besturen wordt opgeheven.

Het koninklijk besluit van 11 juli 1980 tot vaststelling, voor de Franse Gemeenschap, van een programma tot subsidiëring en erkenning van instellingen voor gehandicapten wordt opgeheven.

Art. 66.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 25 juli 1983 houdende vaststelling van de bijdrage van de gehandicapten ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten geplaatst in de instellingen van de Franse Gemeenschap wordt opgeheven.

Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 25 februari 1985 houdende organisatie van de controle op de roerende waarden van gehandicapte personen, begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gedeeltelijk vernietigd bij besluit van de Raad van State van 18 februari 1987, wordt opgeheven.

Art. 67.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 december 1992 tot vaststelling van de genormaliseerde plannen, rekeningen en balansen van de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde medico-socio-pedagogische instellingen die het optierecht in de Franse Gemeenschap hebben uitgeoefend wordt opgeheven.

Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 9 december 1999 tot vaststelling van de wijze van subsidiëring van de dagcentra en onthaalcentra voor gehandicapten wordt opgeheven.

Art. 68.De artikelen 76, 77, 81, 82 en 83 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen van de Brusselse Franstalige dienst voor mindervaliden voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces. HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen

Art. 69.Om zich te voegen naar de in de artikelen 21 tot 30 voorziene bepalingen moeten de centra een aanvraag om infrastructuurtoelage indienen bij de Franse Gemeenschapscommissie.

De op 31 december 2002 bestaande architectuurnormen blijven van toepassing voor elk centrum, zolang er geen gunstige beslissing inzake de infrastructuurtoelage genomen is kunnen worden ten gunste van het centrum.

Art. 70.Wanneer bij toepassing van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 9 december 1999 tot vaststelling van de wijze van subsidiëring van de dagcentra en de onthaalcentra voor gehandicapten het in het kader van de betoelaging van een lid van het arbeidend personeel weerhouden barema lager is dan het barema dat van toepassing was op 31 december 1998, wordt evenwel het barema dat op die datum van toepassing was, weerhouden voor de toelage. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 71.De in de artikelen 44, 46, 49, 51 en 52 vermelde bedragen en herzienbaar en verbonden aan de referentiegezondheidsindex van december 2001.

Vanaf 1 januari 2003 worden ze jaarlijks aangepast, telkens op 1 januari, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld onder hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hieronder gezondheidsindex genoemd, volgens de formule : Basisbedrag op 31.12 van het jaar n-1 x gemiddelde gezondheidsindex van het jaar n-1 gemiddelde gezondheidsindex van het jaar n-2

Art. 72.In artikel 99 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen voor de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces, ingesteld door de Franstalige Brusselse dienst voor gehandicapten worden de woorden « 31 décembre 2001 » vervangen door « 31 décembre 2002 ».

Art. 73.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003, behalve artikel 49 dat van kracht wordt op 1 januari 2002 en van artikel 70 dat van kracht wordt op 1 januari 1999.

Art. 74.Het Lid van het College dat belast is met het Gehandicaptenbeleid wordt belast met de uitvoering van deze beslssing.

Brussel, 25 april 2002.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College W. DRAPS, Lid van het College belast met het Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Lid van het College belast met de Begroting Bijlage 1 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten ELEMENTEN VAN HET COLLECTIEF PROJECT VAN DE DAGCENTRA EN VAN DE VERBLIJFSCENTRA 1. Algemene doelstellingen van het centrum 2.Kenmerken van het project 2.1. Algemene voorstelling van het centrum - Type van erkenning van het centrum - Aan het centrum verwante eenheden (aanwezigheid van een school, kinderkribbe, enz.) - Finaliteiten van het collectief project - Filosofische opties van het centrum - Ethisch kader van de actie (handvest) - Theoretische referenties 2.2. Opgevangen bevolking - Kenmerken (medische, sociale, geografische, aangaande het aantal, de leeftijd, het geslacht) - Niveau van autonomie 2.3. Algemene Organisatie 2.3.1. Opname - Opnamecriteria en -procedure - Criteria en maatregelen inzake reoriëntatie en uitsluiting 2.3.2. Telasteneming - Interdisciplinaire coördinatie van de telasteneming (bestaan van een referent die de opvolging van het project verzekert, enz.) - Samenwerking, overleg, coördinatie et evaluatie binnen het centrum : * tussen en met de gehandicapten : voorziene wijze van overleg, ritme, beheer van de vergaderingen; * met de familie : wijze van samenwerken, doelstellingen, ritme, interveniënten die de contacten verzekeren, partnerships met de families (steun, familiale begeleiding of bemiddeling); * tussen werknemers : verschillende types van vergaderingen, ritme, doel, interveniënt; * met de buitenwereld : partnerships, interveniënten die de contacten verzekeren. - Bepaling en organisatie van de paramedische telastenemingen : criteria, logica, procedure, evaluatie; - Modaliteiten voor de spreiding van de gehandicapten in de groepen of leefeenheden : (criteria, logica, procedure voor de herziening van de spreiding). 2.4. Uitwerking van het individueel project en evaluatie - Modaliteiten voor de evaluatie van de bevoegdheden en de behoeften van elke gehandicapte rekening houdend met zijn levensproject - Definitie van de doelstellingen, uitwerking en aanpassing van een verpersoonlijkte overeenkomst - Modaliteiten voor de evaluatie van de gekozen strategieën en de gebruikte werktuigen - Modaliteiten voor de uitwerking van het individueel project (opvolging van de acties, partners, verantwoordelijkheden, termijnen, concreet voor de persoon en zijn familie gereserveerde plaats, prioritair betrokken interveniënten) 2.5. Comfortfactoren - Periode van eventuele sluiting (data), permanentie, alternatieve opvangoplossing - Organisatie van de opvang van de gehandicapte en van zijn familie (teleonthaal, onthaal ter plaatse, aantal maaltijden en organisatie ervan, kwaliteit en kwantiteit van de maaltijden, variatie in de menu's, diëtische waarde en naleving van de regimes, aanverwante diensten, transportwijze, enz.) 2.6. Relationeel netwerk - Bij de actie van het centrum betrokken partners - Stille vennoten, prescriptoren, aanverwante organisaties - Wachttijden, wijzen van wederzijdse communicatie, enz. - Wijze van organisatie van de persoonlijke relaties van de gehandicapten met hun omgeving - Plaats waar de opgevangen personen hun autonomie uitoefenen (diverse handelszaken, gespecialiseerde diensten die in de lijn van het project werken, sportactiviteiten, culturele activiteiten, vrije tijd en vakanties) 2.7. Personeel - Functionele en hiërarchische organigram - Definitie van de rol van de verschillende categorieën interveniënten - Verdeling van de functies tussen de leden van het psychologisch, educatief, reëducatief en sociaal team - Vormingen : doelstellingen 2.8. Inplanting 2.8.1. Ligging van het centrum - Aanwezigheid van een park, van tuinen, van aanverwante infrastructuren (zwembad sportzaal, diverse evenementenhallen, enz.) - Toegang tot het openbaar vervoer - Toegang tot een extern net van infrastructuren (sporthal, zwembad, enz.); omgekeerd, onthaal van personen die van buiten het centrum komen 2.8.2. Infrastructuur van het centrum - Coherentie tegenover de doelgroep en evolutie ervan (lokalen voor bijzondere activiteiten) 2.9. Gebruik van gespecialiseerd materieel - Gebruik van het informaticawerktuig en beoogde doel - Gebruik van aangepast materieel, collectief of individueel - Gebruik van voertuigen (bus met of zonder aanpassingen, enz.) _______ Nota De cursief gedrukte bepalingen zijn richtinggevend.

Gezien om te worden bijgevoegd bij het besluit van 25 april 2002.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie W. DRAPS, Lid van het College belast met het gehandicaptenbeleid HUTCHINSON, Lid van het College belast met de begroting

Bijlage 2 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra TOEGELATEN UITGAVEN VOOR DE VERANTWOORDING VAN DE WERKINGSTOELAGE EN DE TOELAGE VOOR PERSOONLIJKE KOSTEN VAN DE DAGCENTRA (DC), EN VAN DE VERBLIJFSCENTRA (VC) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld WERKINGSTOELAGE 1. Zorgen Aankoop van farmaceutische goederen - courante producten Aankoop van klein verzorgingsmateriaal 2.Voeding Aankoop van klein keukenmateriaal 3. Lingerie Aankoop van linnengoed Externe diensten voor herstelling vanbeddengoed 4.Beheerskosten personeel Abonnementen op vakbladen en documentatie Recruteringskosten Sociaal secretariaat 5. Huur en servicekosten Huur gebouwen Erfpacht Huurlasten gebouw Huur materieel en uitrusting 6.Energie Huisbrandolie Elektriciteit Gas Water 7. Onderhoud en herstellingen 7.1. Terreinen en bouwwerken Reiniging Onderhoud en externe herstellingen aan de gebouwen Onderhoud en interne herstellingen aan de gebouwen Onderhoud tuinen 7.2. Installaties Onderhoud en herstellingen technische installaties Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrustingen Onderhoud en herstellingen washokinstallaties en -uitrustingen Onderhoud en herstellingen niet medische of paramedische uitrustingen Onderhoud en herstellingen medische en paramedische uitrustingen Onderhoud en herstellingen onderhoudsmaterieel en -gereedschap Verplichte controles door derden 7.3. Rollend meubilair en materieel Onderhoud en herstellingen meubilair Onderhoud en herstellingen bureaumateriaal Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal Onderhoud en herstellingen rollend materieel 8. Verzekeringen Verzekeringen en burgerlijke aansprakelijkheid gehandicapten en personeel Diefstal-, brand- en schadeverzekeringen Verzekering auto's en voertuigen van de instelling All-riskverzekering opdrachten Andere verzekeringen 9.Vervoer, verplaatsingen Brandstof voor dienstvoertuigen Huur dienstvoertuigen Opdrachten 10. Andere algemene beheerskosten Kantoorbenodigdheden Informaticabenodigdheden Telefoon, fax Postkosten Internet Vergaderkosten van de raden en zittingen Representatiekosten Externe informaticadiensten (andere dan onderhoud en herstellingen) Externe boekhoudkundige honoraria Honoraria revisor Honoraria advocaten en notarissen Honoraria preventieadviseur Andere honoraria Publiciteit, advertenties en inlassingen Aansluitingskosten bij diverse organismen (beperkt tot 75 000 F.) 11. Afschrijvingen Afschrijvingen op kosten van eerste vestiging Dotatie aan de afschrijvingen op immateriële activa Dotatie aan de afschrijvingen op bouwwerken Dotatie aan de afschrijvingen op installaties Dotatie aan de afschrijvingen op meubilair en rollend materieel Dotatie aan de afschrijvingen op verhuurde vastleggingen, financieringen en aanverwante rechten Dotatie aan de afschrijvingen op andere materiële activa 12.Andere bedrijfslasten Onroerende voorheffing Belasting op het patrimonium van de v.z.w.'s Verkeersbelasting Kijk- en luistergeld Lokale taksen (huisvuil, rioleringen,...) 13. Financiële lasten Financiële lasten op huurkoopschulden en aanverwanten Financiële lasten op langetermijnschulden Interesten op leningen aangegaan wegens vertragingen in de betoelaging Financiële lasten op kortetermijnschulden Bankkosten 14.Lasten op voorafgaande boekjaren Inhaling op voorgaande boekjaren Diverse diensten en goederen Vergoeding sociale lasten en pensioenen Afschrijvingen Andere bedrijfslasten Financiële lasten Gezien om te worden bijgevoegd bij het besluit van 25 april 2002.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College W. DRAPS, Lid van het College belast met het Gehandicaptenbeleid HUTCHINSON, Lid van het College belast met de Begroting.

^