gepubliceerd op 08 juli 2008
Besluit 2007/930 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie
22 MEI 2008. - Besluit 2007/930 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie
Het College, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 79;
Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op artikel 43;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt;
Gelet op het protocol nr 2007/19 betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006 van het Sectorcomité XV van de Franse Gemeenschapscommissie;
Gelet op het protocolakkoord nr 2007/34 van het Sectorcomité XV van 12 november 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 september 2007;
Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met Begroting, gegeven op 13 september 2007;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 14 januari 2008, in toepassing van artikel 84, § 1er, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van het Lid van het College belast met Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Onderhavig besluit regelt een in de artikelen 127 en 128 van de Grondwet bedoelde materie, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet.
Art. 2.De onderafdeling 2 - « Andere uitkeringen » van afdeling VIII « De gewaarborgde toelagen » van hoofdstuk II « Organieke regeling » van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, gewijzigd door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 8 mei 2003, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Onderafdeling 2. - Eindejaarstoelage
Art. 43.Voor de toepassing van de bepalingen van onderhavige onderafdeling dient men te verstaan onder : 1° « wedde », de wedde, het loon of de in de plaats daarvan gestelde vergoeding, niet rekening houdend met de verhogingen of verminderingen ingevolge de schommelingen van de index van de verbruikersprijzen;2° « toelage », de zoals in 1° bedoelde bezoldiging, in voorkomend geval verhoogd met de haard- of standplaatstoelage;3° « bruto toelage », de zoals in 2° bedoelde toelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen ingevolge de schommelingen van de index van de verbruikersprijzen;4° « referentieperiode », de periode van 1 januari tot 30 september van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 44.§ 1er. De personeelsleden genieten een eindejaarstoelage tegen de door onderhavige onderafdeling vastgestelde voorwaarden en modaliteiten. § 2. Het personeelslid, dat als titularis van een functie met volledige prestaties de totaliteit van zijn bezoldiging heeft ontvangen tijdens de volledige referentieperiode, geniet de totaliteit van het bedrag van de in artikel 43/2 voorziene eindejaarstoelage. § 3. Indien het personeelslid, als titularis van een functie met volledige of onvolledige prestaties niet de totaliteit van zijn in § 2 bedoelde bezoldiging heeft ontvangen, dan geniet hij een eindejaarstoelage waarvan het bedrag is verminderd naar verhouding van de bezoldiging die hij daadwerkelijk heeft ontvangen. § 4. Indien het personeelslid als titularis van een functie met volledige of onvolledige prestaties tijdens de referentieperiode : 1° ouderschapsverlof heeft genoten;2° niet in dienst is kunnen treden of zijn functie heeft opgeschort wegens verplichtingen die hem zijn opgelegd krachtens de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of krachtens de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 30 februari 1980, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen, dan worden deze periodes gelijkgesteld met periodes tijdens dewelke hij de totaliteit van zijn bezoldiging heeft genoten.
Art. 43/2.§ 1er. Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte en een variabel gedeelte. § 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage wordt als volgt berekend : 1° wat betreft het forfaitair gedeelte : Het bedrag van het forfaitair gedeelte is vastgesteld op 335, 06 EUR. Dit bedrag is gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138,01 en zal op dezelfde manier worden geïndexeerd dat de wedde verschuldigd voor de maand oktober van het lopend jaar. 2° wat betreft het variabel gedeelte : Het variabel gedeelte bedraagt 2,5 percent van de jaarlijkse brutotoelage die als basis heeft gediend voor de berekening van de aan de begunstigde verschuldigde toelage voor de maand oktober van het betrokken jaar. § 3. Indien het personeelslid zijn toelage voor de maand oktober van het betrokken jaar niet heeft ontvangen, dan is de jaarlijkse brutotoelage, die in aanmerking dient te worden genomen voor de berekening van het variabel gedeelte van de uitkering, deze die als basis zou hebben gediend voor de berekening van zijn toelage voor deze maand indien zij verschuldigd had geweest. § 4. Voor het personeelslid die de gewaarborgde bezoldiging geniet overeenkomstig het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten, is het bedrag, dat in aanmerking dient te worden genomen voor de berekening van het variabel gedeelte van de eindejaarstoelage, dat van de gewaarborgde bezoldiging. § 5. De eindejaarstoelage wordt betaald tijdens de maand december van het betrokken jaar.
Art. 3.In hoofdstuk II « Organieke regeling », afdeling VIII « De gewaarborgde toelagen » van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 3 ingevoegd die als volgt is opgesteld : « Onderafdeling 3. - Andere uitkeringen » Het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries, of elke andere bepaling die het zou wijzigen, is van toepassing op de leden van het personeel ».
Art. 4.Het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt wordt ingetrokken.
Art. 5.Onderhavig besluit wordt van kracht op 1 januari 2007.
Art. 6.Het Lid van het College belast met Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, op 22 mei 2008.
Door het College : De Voorzitter van het College belast met Openbaar Ambt, B. CEREXHE