Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 20 juli 2000
gepubliceerd op 12 oktober 2000

Besluit 2000/779 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenningsvoorwaarden en de werkwijze van de professionele commissies en lesgeverscommissies in de Permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2000031340
pub.
12/10/2000
prom.
20/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/20/2000031340/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2000. - Besluit 2000/779 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenningsvoorwaarden en de werkwijze van de professionele commissies en lesgeverscommissies in de Permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de artikelen 138 en 178 van de Grondwet;

Gelet op het decreet II van de Raad van de Franse Gemeenschap, welk de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie toewijst;

Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het "Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, goedgekeurd bij Decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995, inzonderheid op de artikelen 17 en 25;

Gelet op het advies van de Raad van Beheer van het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", gegeven op 18 februari 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", de Centra voor permanente vorming voor de Middenstand, de leersecretarissen, de ondernemingshoofden, de leerlingen en de stagiairs dwingend de nieuwe bepalingen betreffende de erkenningsvoorwaarden en de werkwijze van de professionele commissies en lesgeverscommissies in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen vóór het begin van het volgende opleidingsjaar, vastgelegd op 1 september 2000, moeten kennen;

Overwegende dat het besluit bijgevolg zo spoedig mogelijk bekendgemaakt moet worden en in werking moet treden;

Op de voordracht van het Lid van het College tot wiens bevoegdheid de professionele en permanente vorming voor de Middenstand behoort, Besluit : HOOFDSTUK I. - De Technische Professionele Commissies

Artikel 1.Op voorstel van de Raad van Beheer van het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", legt het College van de Franse Gemeenschapscommissie de lijst van de Technische Professionele Commissies vast.

Art. 2.De Raad van Beheer van het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", erkent de leden van de Technische Professionele Commissies.

Art. 3.De Technische Professionele Commissies hebben als voornaamste opdracht het formuleren, ten behoeve van het Instituut, van adviezen en voorstellen over de problemen betreffende de beroepstechniek van een beroep of groep van beroepen, onder meer : a) de programma's van permanente vorming en omscholing;b) de beroeps- en bedrijfsprofielen;c) het aanwenden van middelen die de permanente vorming en de omscholing bevorderen;d) de technologische opleiding van de lesgevers en patroons-opleiders;e) de vereiste minimum bekwaamheidsniveaus tijdens en op het einde van de opleiding;f) de technologische evolutie van het beroep;g) de relaties met de sectoriele opleidingsfonds.

Art. 4.Elke Technische Professionele Commissie is samengesteld uit : - vijf werkende leden, met hun eventuele vijf plaatsvervangers, allen Franstalig; - één of twee deskundigen, door de Commissie aangewezen, zo de Commissie of het Instituut zulks nodig acht, wegens hun pedagogische of technische bevoegdheid.

Art. 5.a) De werkende en plaatsvervangende leden van een Technische Professionele Commissie worden aan het Instituut, op diens verzoek, voorgelegd door elk van de beroepsfederaties, die de voorwaarden bedoeld in art. 6, alinea's 1, 3, 4 en 5 van de op 28 mei 1979 gecoördineerde wetten op de organisatie van de Middenstand vervullen.

De leden kunnen eveneens door de Beroepsinstituten voorgelegd worden, die krachtens een wetgeving ter reglementering van een beroep opgericht werden.

Bovendien kan het Instituut aanvullend de aanduiding van leden aan de Raad van Beheer voorstellen.

De voorstellen van de federaties en instituten moeten binnen dertig kalenderdagen gedaan worden.

Het Instituut bepaalt de samenstelling van de Commissie, voor de vijf werkende en de vijf plaatsvervangende leden, en zorgt ervoor dat minstens één van de leden uit het Gewest Brussel-Hoofdstad komt, in overeenstemming met het samenwerkingsakkoord.

De werkende en de plaatsvervangende leden worden voor een vernieuwbare periode van vier jaar erkend, ingaande op 1 januari van het jaar na het jaar van de erkenning.

Eén persoon kan lid van verschillende Commissies zijn.

Bij de oprichting van de Commissie mag geen lid de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. b) De deskundigen worden door het Instituut erkend, voor de tijd vereist voor het volbrengen van hun opdracht. In geen geval mag de erkenning van deskundigen voor meer dan vier jaar gelden. c) In volgende gevallen kan de Raad van Beheer van het Instituut van de voormelde regels afwijken, om de oprichting van een Technische Professionele Commissie toe te laten : - als er te gepasten tijde geen federatie bestaat voor een beroep of beroepengroep, of als de federatie(s) of het beroepsinstituut minder dan vijf kandidaten voordraagt (voordragen); - als de betrokken federatie(s) of het betrokken beroepsinstituut met het Instituut niet wenst (wensen) samen te werken; - als sommige voordragende federaties veel meer leden hebben dan anderen of als meer dan vijf federaties een lijst voordragen.

Als federaties of instituten verschillende aanverwante beroepsaktiviteiten groeperen oordeelt het Instituut of er één of meer Technische Professionele Commissies moeten opgericht worden.

Art. 6.De aanstelling van de leden neemt een einde : - bij het verstrijken van de termijn; - bij hun overlijden; - bij vrijwillig ontslag; - bij het intrekken van hun erkenning.

Bovendien wordt elk voorstel tot intrekking van de erkenning, uitgaande van de bevoegde federatie wegens een ernstige reden of van de Professionele Commissie wegens herhaalde afwezigheid op de vergaderingen, aan het Instituut voorgelegd. De instemming van het Instituut brengt van ambtswege de intrekking van de erkenning met zich mee.

Een lid waarvan de functie voortijdig een einde neemt, wordt vervangen volgens de regels die voor de aanstelling gelden, voor het overblijvende gedeelte van de termijn.

Art. 7.Op haar oprichtingsvergadering verkiest elke Technische Professionele Commissie een voorzitter en een ondervoorzitter.

Art. 8.De Technische Professionele Commissies kunnen hun werkzaamheden laten voorbereiden of volgen door werkgroepen van ten hoogste vijf leden, waarvan sommigen eventueel buiten de Commissie gekozen worden.

Art. 9.De pedagogische adviseur(s), afgevaardigd door het Instituut, woont (wonen) de commissievergaderingen van rechtswege bij en leidt (leiden) hun werkgroepen.

Een ander personeelslid van het Instituut staat voor het secretariaat van commissies en werkgroepen in.

Art. 10.De werkende leden en deskundigen bij commissies en werkgroepen ontvangen zitpenningen en de vergoeding van hun verplaatsingskosten, met uitzondering van hoofdlesgevers, die slechts voor hun verplaatsingskosten vergoed worden.

Daarop heeft een plaatsvervanger alleen recht voor de oprichtingsvergadering en wanneer hij op een latere vergadering een werkend lid vervangt.

Art. 11.De andere werkingsmodaliteiten van Technische Professionele Commissies, inzonderheid inzake vergaderingen, regeling van de werkzaamheden, notulen en andere algemene bepalingen, worden opgenomen in een door het Instituut uitgewerkt reglement van de Commissies.

Art. 12.Overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 oktober 1998 tot bepaling van de volgorde van de evaluatie van de aktiviteiten gereglementeerd in uitvoering van de wetten van 24 december 1958 en 15 december 1970 is het mogelijk sectoriële professionele commissies op te richten, ten einde elk gemeenschappelijk probleem of elk probleem betreffende de vestigingswetten te behandelen en te regelen, en de uit de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 oktober 1998 voortvloeiende werken te finaliseren, o.a. de aanpassing van de opleidingsprogramma's en andere pedagogische documenten.

Het betreft de commissies : 1° bouw;2° voeding en hotelwezen;3° technische beroepen;4° dienstverlening;5° handel. Ze kunnen samengesteld zijn uit de Voorzitters van de Technische Professionele Commissies of hun afgevaardigden.

Wanneer er een confederatie bestaat, die verschillende beroepen van een bepaalde sector groepeert kan deze confederatie leden voor deze commissies voorstellen.

Sectoriële professionele commissies kunnen hun werkzaamheden laten voorbereiden door werkgroepen van ten hoogste vijf leden, waarvan sommigen eventueel buiten de commissie gekozen worden. HOOFDSTUK II. - De Lesgeverscommissies

Art. 13.De Raad van Beheer van het Instituut erkent de Lesgevers-commissies.

Art. 14.De Lesgeverscommissies hebben als voornaamste opdracht het formuleren, ten behoeve van het Instituut, van adviezen en voorstellen over de problemen, die voor de permanente opleiding of de pedagogie specifiek zijn, onder meer : het uitwerken van pedagogische documenten, die voor de leertijd, de ondernemersopleiding en de voortgezette opleiding noodzakelijk zijn; het organiseren van de evaluatie van de algemene, de beroeps- en de geïntegreerde kennis.

Art. 15.a) Elke Lesgeverscommissie is samengesteld uit ten hoogste 10 leden, die alle effektief zijn. Deze hebben de hoedanigheid van lesgever in de permanente opleiding, zijn Franstalig en worden in functie van hun bijzondere bevoegdheid erkend.

Minstens twee van deze leden komen uit het Gewest Brussel-Hoofdstad, in overeenstemming met het samenwerkingsakkoord. Kandidaat-lesgevers kunnen bij de werken betrokken worden. b) Op voorstel van een Commissie kan het Instituut verschillende deskundigen gedurende de werken van deze Commissie erkennen, zonder dat meer dan twee deskundigen gelijktijdig erkend worden. In geen geval mag de erkenning van deskundigen voor meer dan vier jaar gelden.

Art. 16.De Lesgeverscommissie wordt voor een vernieuwbare periode van maximum vier jaar erkend, ingaande op 1 januari van het jaar na het jaar van de erkenning.

Eén persoon kan lid van verschillende Commissies zijn.

Art. 17.De aanstelling van de leden neemt een einde : - bij het verstrijken van de termijn; - bij hun overlijden; - bij vrijwillig ontslag; - bij afzetting; - als zij de hoedanigheid van lesgever in de permanente opleiding verliezen; - aan het einde van de werken waarvoor de Commissie vergaderde.

Een lid waarvan de functie voortijdig een einde neemt, wordt vervangen volgens de regels die voor de aanstelling gelden, voor het overblijvende gedeelte van de termijn.

Art. 18.De vergaderingen van de Lesgeverscommissies worden door de pedagogische adviseur(s) geleid.

Art. 19.De pedagogische adviseur(s), afgevaardigd door het Instituut, leidt (leiden), als zittingsvoorzitter, de werken van deze commissies.

Een ander personeelslid van het Instituut staat voor het secretariaat van commissies en werkgroepen in.

Art. 20.Leden, die aan commissies en werkgroepen deelnemen, ontvangen zitpenningen en de vergoeding van hun verplaatsingskosten, met uitzondering van hoofdlesgevers, die slechts voor hun verplaatsingskosten vergoed worden.

Art. 21.De andere werkingsmodaliteiten van Lesgeverscommissies, inzonderheid inzake vergaderingen, regeling van de werkzaamheden, notulen en andere algemene bepalingen, worden opgenomen in een door het Instituut uitgewerkt reglement van de Commissies.

Art. 22.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 28 oktober 1991 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de werkwijze van de beroepscommissies in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.

Art. 23.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.

Art. 24.Het Lid van het College, tot wiens bevoegdheid de beroeps- en permanente vorming voor de Middenstand behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 juli 2000.

Voor het College van de Franse Gemeenschap : E. TOMAS, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie E. ANDRE, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en de Permanente Opleiding van de Middenklasse.

^