gepubliceerd op 12 oktober 2000
Besluit 2000/775 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de cursussen voor opleiding in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen
20 JULI 2000. - Besluit 2000/775 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de cursussen voor opleiding in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de artikelen 138 en 178 van de Grondwet;
Gelet op het decreet II van de Raad van de Franse Gemeenschap, welk de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie toewijst;
Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het "Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", gesloten op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, goedgekeurd door het Decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995, inzonderheid op artikel 5, 6°;
Gelet op het advies van de Raad van Beheer van het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", gegeven op 18 maart 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën d.d. 17 juli 2000;
Overwegende dat het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", de Centra voor permanente vorming voor de Middenstand, de leersecretarissen, de ondernemingshoofden, de leerlingen en de stagiairs dwingend de nieuwe bepalingen betreffende de cursussen in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen vóór het begin van het volgende opleidingsjaar, vastgelegd op 1 september 2000, moeten kennen;
Overwegende dat het besluit bijgevolg zo spoedig mogelijk bekendgemaakt moet worden en in werking moet treden;
Op de voordracht van het Lid van het College tot wiens bevoegdheid de professionele en permanente vorming voor de Middenstand behoort, Besluit : TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 1.Het "Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", hierna "het Instituut" benoemd, erkent de cursussen en de cursussencycli, welke aan de in dit besluit vastgelegde algemene voorwaarden en aan de fundamentele doelstellingen van de permanente vorming voor de Middelstand en de kleine en middelgrote ondernemingen voldoen.
Art. 2.Voor de toepassing van artikel 1, wordt verstaan onder "cursussen" : de cursussen bedoeld in art. 14 en 40, welke tijdens een opleidingsjaar georganiseerd worden.
Onder "cursussencycli" wordt verstaan : de cursussen bedoeld in artikelen 14 en 40, welke tijdens één of meerdere opleidingsjaren georganiseerd worden, aan het einde waarvan een evaluatie einde leertijd of einde ondernemersopleiding georganiseerd wordt.
Art. 3.De Centra voor permanente vorming, hieronder "de Centra" genoemd, organiseren de cursussen bedoeld in dit besluit.
Art. 4.Voor het erkennen van de cursussen beroepskennis bedoeld in de artikelen 14 en 40, van de geïntegreerde cursussen bedoeld in dezelfde artikelen en van de taalcursussen bedoeld in de artikelen 23 en 51, welke met de bepalingen van dit besluit overeenkomen, komen volgende factoren in aanmerking : 1° indien de opleiding betrekking heeft op een beroep, waar alleen een beperkt aantal ondernemingen betrokken zouden kunnen zijn, bepaalt het Instituut de lijst van deze beroepen;2° het eventueel cyclische karakter van de cursus, namelijk waar de cursusjaren achtereenvolgens georganiseerd worden.
Art. 5.In het geval van fusie van twee of meerdere Centra, met behoud van hun activiteiten op meerdere opleidingsplaatsen, kan een globalisering van de effectieven door het Instituut, na overleg met het Centrum, besloten worden, op voorwaarde dat : 1° de bepalingen van de artikelen 31, 32, 61 en 62 van toepassing blijven voor elke opleidingsplaats; 2° het gemiddelde aantal cursisten per klas de in de artikelen 34 en 64 voorziene, per opleidingsplaats afzonderlijk berekende maxima niet overschrijdt : a) met meer dan 10 p.c. voor de cursussen beroepskennis of de geïntegreerde cursussen bedoeld in de artikelen 14 en 40; b) met meer dan 20 p.c. voor de cursussen algemene kennis of beheerskennis bedoeld in de artikelen 14 en 40.
Art. 6.Het Instituut coördineert de pedagogische activiteiten van het netwerk : het geeft daarbij de nodige impulsen en ontwikkelt alle initiatieven met dat doel.
Het Instituut bepaalt de lokalisatie van de cursussen in overleg met de Centra.
De Centra zijn verplicht om zich aan de beslissingen van het Instituut te houden, welke bij deze overlegvergaderingen genomen worden.
Art. 7.Een cursus groepeert uitsluitend de cursisten van een zelfde opleidingsjaar.
In afwijking van alinea 1 kunnen de in een zelfde sectie ingeschreven cursisten, mits gunstige beslissing van het Instituut, in een zelfde cursus gegroepeerd worden, op voorwaarde dat : 1° deze maatregel het onderwijzen van de leerstof niet benadeelt;2° het aantal cursusuren, welk door artikel 2, alinea 2 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de schoolplicht vereist wordt, nageleefd wordt;3° de betrokken cursus op een in art.4, 1° bedoeld beroep betrekking heeft.
Art. 8.Vóór elke cursuserkenning wordt er een proeftijd van maximum zes weken opgelegd. Behalve een door het Instituut toegekende afwijking eindigt deze periode op 31 oktober op zijn laatst. Ze omvat maximaal : 1° hetzij 32 uren cursussen algemene kennis bedoeld in artikel 14 of beheerskennis bedoeld in artikel 40, en 32 uren cursussen beroepskennis bedoeld in dezelfde artikelen;2° hetzij 64 uren geïntegreerde cursussen bedoeld in de artikelen 14 en 40. Het Instituut erkent de cursussen, die aan de in hoofdstuk IX vastgelegde voorwaarden inzake effectieven voldoen, binnen de veertien dagen na de in alinea 1 bedoelde proeftijd.
De cursussen worden tot aan het einde van het cursussemester erkend.
In de loop van de maand januari wordt door het Instituut nagegaan of de cursus nog altijd aan de voorwaarden inzake effectieven voldoet.
Wanneer een Centrum een cursus verder organiseert, die niet meer aan deze voorwaarden voldoet, worden de erkenning van de cursus en de betaling van de lesgevers tot aan het einde van het opleidingsjaar behouden; de forfaitaire toelagen per cursusuur, voorzien in het financieel reglement van het Instituut, worden afgeschaft.
Art. 9.De kandidaat, voor wie geen mondelinge cursus beroepskennis georganiseerd wordt, kan van een pedagogische hulp genieten, welke door het Centrum of door de opleider in het bedrijf, onder de coördinatie van het Instituut, georganiseerd wordt, op voorwaarde dat het aantal cursusuren vereist door artikel 2 van de bovenvermelde wet gerespecteerd wordt.
Art. 10.De cursusuren worden door lesgevers gegeven, die aan de door het Instituut vastgelegde aanwervingsvoorwaarden voldoen. De erkenning van de lesgever door het Instituut is één van de voorwaarden, waarvan de erkenning van de cursussen afhangt.
Het Instituut kan een beslissing van niet-erkenning van een cursus nemen, wanneer de lesgever (s) van deze cursus het voorwerp is (zijn) van ongunstige verslagen van het Instituut.
Art. 11.Het Instituut kan de basisprogramma's, de daarbij betrokken cursussen en hun organisatie wijzigen, wanneer deze wijzigingen tot doel hebben pedagogische of technische innovaties te bevorderen of zich in opleidingsprogramma's van de Europese Unie of in programma's met een transnationale dimensie te integreren.
Art. 12.De programma's bedoeld in de artikelen 16 en 42 worden zodanig opgesteld dat er een nauwe correlatie bestaat tussen de theoretische en de praktische opleiding.
Art. 13.In functie van de noodzakelijkheid kan het Instituut homogene cursussen en afstandscursussen erkennen.
Een homogene cursus is een cursus algemene kennis bedoeld in art. 14 of beheerskennis bedoeld in art. 40, gevolgd door een groep cursisten, die in opleidingen voor beroepen van een zelfde beroepssector ingeschreven zijn. Het Instituut legt de lijst van deze homogene cursussen vast.
Een afstandscursus is een cursus bestemd voor cursisten, die een programma zonder de voortdurende aanwezigheid van een lesgever volgen, en welke voornamelijk buiten het opleidingscentrum gegeven wordt.
Deze cursussen moeten met de door het Instituut uitgewerkte opleidingsprogramma's overeenstemmen.
TITEL II. - Opleiding in de leertijd HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 14.De cursussen in de leertijd omvatten cursussen algemene vorming, "algemene cursussen" genoemd, en cursussen beroepsopleiding, "beroepscursussen" genoemd.
Voor bepaalde beroepen, waarvan de lijst door het Instituut vastgelegd wordt, kunnen deze cursussen in één enkele cursus samengebracht worden, "geïntegreerde cursus" genoemd.
De cursussen kunnen, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, met de cursussen bedoeld in de hoofdstukken IV tot VIII van deze titel aangevuld worden.
Art. 15.De cursussen moeten met de door het Instituut uitgewerkte opleidingsprogramma's overeenstemmen. HOOFDSTUK II. - Programma's
Art. 16.Het programma algemene vorming heeft betrekking op de leerinhouden, die noodzakelijk zijn voor het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes, die de opvoeding en de ontwikkeling van de persoonlijkheid bevorderen.
Het programma beroepsopleiding heeft betrekking op de leerinhouden, die noodzakelijk zijn voor het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes, noodzakelijk voor het uitoefenen van het gekozen beroep, en vult de praktische opleiding in het bedrijf aan.
Het Instituut organiseert zijn programma's met het oog op het aanbieden van overstapmogelijkheden naar andere opleidingssystemen.
Art. 17.Het Instituut kan zijn programma's in verschillende kapitaliseerbare modules splitsen : 1° om eventuele vóór de leertijd verworven kennis te valoriseren;2° om de beroeps- of schoolsheroriëntering te vergemakkelijken. HOOFDSTUK III. - Cursisten
Art. 18.§ 1. Worden tot de cursussen toegelaten : 1° de leerling verbonden door een leerovereenkomst, erkend door het Instituut;2° de cursist die aan volgende voorwaarden voldoet : a) aan de voltijdse leerplicht hebben voldaan;b) in een onderneming de praktijk leren van een zelfstandig beroep voorkomend op de lijst van de beroepen die in aanmerking komen voor een leerovereenkomst;c) aan de voorwaarden voldoen inzake vooropleiding, vereist om een leerovereenkomst in het gekozen beroep te mogen sluiten. § 2. De inschrijving voor de cursussen geschiedt tussen 1 augustus en 31 december.
Art. 19.§ 1. De cursist bedoeld in artikel 18, § 1, 1° of zijn wettelijke vertegenwoordiger kiest het Centrum of de Centra, waar hij de cursussen zal volgen. § 2. Overeenkomstig het globale opleidingsplan bedoeld in artikel 1 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 of van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 betreffende het opleidingsplan in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen schrijft het Centrum de cursist voor de gepaste cursussen in.
Wanneer het gaat om een cursist bedoeld in artikel 18 § 1, 1°, informeert het Centrum de leersecretaris en het Instituut van elke na de inschrijving gebeurde wijziging.
De cursussen en de activiteiten georganiseerd in het kader van de opleiding zijn verplicht.
Het Instituut controleert of de cursist de cursussen regelmatig volgt.
Art. 20.Overeenkomstig het principe van de kapitaliseerbare eenheden bedoeld in artikel 17 kan de cursist hetzij de cursussen algemene kennis, hetzij de cursussen beroepskennis, overeenkomstig de door het Instituut vastgelegde voorwaarden en modaliteiten volgen, op voorwarde dat het aantal cursusuren vereist door artikel 2, alinea 2 van de voornoemde wet van 29 juni 1983 nageleefd wordt. HOOFDSTUK IV. - Remediatiecursussen
Art. 21.In functie van de noodzakelijkheid kan het Instituut remediatie-cursussen erkennen.
Remediatiecursussen hebben tot doel : 1° de leemten aan te vullen, die de cursist in het aanleren van de in het programma voorziene algemene kennis belemmeren, rekening houdend met het leerritme van de cursist;2° de cursist daarbij te helpen de moeilijkheden te overwinnen, die tijdens de opleiding kunnen voorkomen.
Art. 22.De remediatiecursussen worden overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 35, 37 en 38 van dit besluit en de richtlijnen van het Instituut georganiseerd. HOOFDSTUK V. - Taalcursussen
Art. 23.Het Instituut kan taalcursussen erkennen, die aan een technische of economische noodzaak beantwoorden of in het kader van een uitwisselings-, mobiliteits-, partenariaats- of actieprogramma van de Europese Gemeenschap georganiseerd worden.
Onder taalcursus wordt verstaan een cursus basiskennis van een andere taal dan de moedertaal.
Art. 24.De cursist bedoeld in artikel 18 wordt tot de taalcursussen toegelaten. HOOFDSTUK VI. - Aanvullende cursussen
Art. 25.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de leercontracten in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen kan het Instituut aanvullende cursussen van beroepspraktijk erkennen.
Het Instituut bepaalt de voorwaarden waaraan deze cursussen moeten voldoen om erkend en gesubsidieerd te worden en de beroepen waarvoor ze georganiseerd kunnen worden. HOOFDSTUK VII. - Optiecursussen
Art. 26.In functie van de noodzakelijkheid kan het Instituut optiecursussen erkennen. Het gaat om facultatieve cursussen, die aan specifieke behoeften van pedagogische, economische of technische aard beantwoorden.
Het Instituut bepaalt de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van deze cursussen, en de beroepen waarvoor ze georganiseerd kunnen worden. HOOFDSTUK VIII. - Opvang-, oriëntatie- en inhaalcursussen
Art. 27.In functie van de noodzakelijkheid kan het Instituut opvang-, oriëntatie- en inhaalcursussen erkennen. 1° Opvangcursussen hebben tot doel de leerling of kandidaat-leerling over de specificiteit van het opleidingssysteem te informeren, alsook over de doelstellingen en de finaliteit van de opleiding.2° Oriëntatiecursussen hebben tot doel de verwachtingen van de leerling of kandidaat-leerling inzake opleiding of beroepskeuze te conceptualiseren.Ze kunnen verschillende vormen aannemen : organisatie van tests, interviews of uitproberen van de beroepssituatie. 3° Inhaalcursussen hebben tot doel bepaalde leemten aan te vullen tegenover de vooropleiding vereist om de leertijd te beginnen en de kandidaten op het volgen van de cursussen in de leertijd voor te bereiden. Opvang- en inhaalcursussen kunnen door het Instituut verplicht worden gemaakt voor de leerling die een eerste leercontract van 3 jaar tijdens het eerste semester van het kalenderjaar gesloten heeft.
Art. 28.Deze inhaalcursussen worden in verschillende modules gesplitst.
In functie van de vastgestelde leemten bepaalt het Centrum de module(s), die de leerling moet volgen.
Art. 29.Elke module moet door minstens 8 cursisten gevolgd worden. HOOFDSTUK IX. - Organisatie van de cursussen
Art. 30.Om erkend te worden moeten de algemene cursussen door minstens 12 cursisten in de zin van artikel 35 gevolgd worden.
Art. 31.In het geval van het organiseren van een cursussencyclus voor de eerste keer of van een cursussencyclus na een onderbreking van minimum twee jaar is de erkenning van het eerste cursusjaar van het naleven van de volgende voorwaarde afhankelijk : - 8 cursisten minimum voor de beroeps-, geïntegreerde en taalcursussen.
Art. 32.In het geval van cursussencycli georganiseerd het jaar daarvoor, is de erkenning van de cursussen van het naleven van de volgende voorwaarden afhankelijk : 1° voor beroeps- of geïntegreerde cursussen : 4 cursisten per jaar minimum;2° voor taalcursussen is het minimum aantal cursisten het volgende : a) 1e jaar : 8 b) 2e jaar : 6 c) 3e jaar : 4 Art.33. In het geval van cursussen georganiseerd het jaar daarvoor is het mogelijk af te wijken : 1° van de voorwaarden bedoeld in artikel 32, 1° gedurende een maximale periode van één jaar, voor zover elk cursusjaar minstens 4 cursisten telt. Deze afwijking zou voor dezelfde cyclus slechts opnieuw verleend kunnen worden, na een periode die met de duur van de opleiding overeenkomt.
De bepaling van artikel 31 wordt aan het opleidingsjaar toegepast, welk op het jaar volgt, dat het voorwerp van de afwijking is geweest. 2° van de voorwaarden bedoeld in artikel 32, 1° in het eindjaar. Deze afwijking zou voor dezelfde cyclus slechts opnieuw verleend kunnen worden, na een periode die met de duur van de opleiding overeenkomt.
De bepaling van artikel 31 wordt aan het opleidingsjaar toegepast, welk op het jaar volgt, dat het voorwerp van de afwijking is geweest.
Art. 34.§ 1. Het auditorium voor een zelfde cursusjaar kan gesplitst worden, rekening houdend met de pedagogische noodwendigheden, overeenkomstig de volgende normen : 1° voor de algemene cursussen georganiseerd door een Centrum, behalve afwijking toegestaan door het Instituut overeenkomstig artikel 5 van dit besluit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer het auditorium meer dan 61 cursisten telt stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 20 bijkomende cursisten.2° voor de remediatiecursussen : Aantal cursisten : 12 Max.aantal klassen : 2 Wanneer het auditorium meer dan 12 cursisten telt stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 8 bijkomende cursisten. 3° voor de beroeps-, geïntegreerde en taalcursussen : a) gegeven in normale klassen : Aantal cursisten : 21 Max.aantal klassen : 2 Wanneer het auditorium meer dan 21 cursisten telt stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 20 bijkomende cursisten. b) gegeven in atelier-klassen : Aantal cursisten : 18 Max.aantal klassen : 2 Wanneer het auditorium meer dan 18 cursisten telt stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 17 bijkomende cursisten. § 2. De splitsing van auditoria is tot 31 januari toegelaten. § 3. Het Instituut kan van de in § 1 bepaalde voorwaarden afwijken door een lager aantal cursisten per klas toe te laten : 1° wanneer het voor een goed pedagogisch verloop van de cursussen vereist wordt;2° wanneer het praktische demonstratielessen in de beroepscursussen betreft, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten;3° wanneer het taalcursussen in een zelfde beroep of beroepengroep betreft;4° wanneer het opleidingsprogramma's met optieleerstof betreft.
Art. 35.Voor de toepassing van de bepalingen bedoeld in de artikelen 29 tot 34 wordt rekening gehouden met de cursist, die overeenkomstig de artikelen 18 en 19 ingeschreven is en die minstens één keer op twee op de cursus aanwezig was vanaf de dag waarop hij de cursussen begon te volgen.
Wordt eveneens in aanmerking genomen de cursist afwezig om een geldige reden, overeenkomstig de sociale wetgeving.
Art. 36.Het auditorium van de beroepscursussen is samengesteld uit cursisten van een zelfde beroep.
In afwijking van alinea 1 kan het Instituut, wanneer het aantal cursisten van een beroep niet voldoende is om een auditorium te vormen, welk aan de in de artikelen 29 en 31 tot 34 bepaalde voorwaarden voldoet, cursussen erkennen voor cursisten van twee of meerdere ("aanverwante") beroepen, die gemeenschappelijke leerstof hebben.
In afwijking van alinea 1 kan het Instituut, wanneer het programma van twee of meerdere beroepen voor een zelfde opleidingsjaar gemeenschappelijke leerstof omvat, cursussen erkennen met een gemeenschappelijk gedeelte en met een voor elk beroep specifiek gedeelte.
Art. 37.§ 1. Het aantal uren voor de cursussen algemene kennis en beroepskennis, en de verdeling van deze uren per leerstof en per jaar worden door het Instituut vastgelegd, rekening houdend met de pedagogische noodwendigheden en met de traditionele organisatie van de cursussen, volgens de volgende normen : 1° cursussen algemene kennis : a) 1e jaar : 180 uren;b) 2e en 3e jaar : minimum 120 uren per jaar;2° cursussen beroepskennis : a) 1e jaar : 180 uren;b) 2e en 3e jaar : minimum 120 uren per jaar;3° geïntegreerde cursussen : a) 1e jaar : 360 uren;b) 2e en 3e jaar : minimum 240 uren per jaar;4° taalcursussen : maximum 32 uren per jaar;5° remediatiecursussen : a) in het 1e jaar, maximum 32 uren Frans en 32 uren wiskunde;b) in het 2e en 3e jaar, maximum 16 uren Frans en 16 uren wiskunde. § 2. Het Instituut kan van de bepalingen bedoeld in § 1 afwijken, op grond van de specificiteit en de techniciteitsgraad van het beroep of van de beroepengroep, die het voorwerp van de cursus uitmaken, en van pedagogische noodwendigheden. § 3. Voor de programma's van de optiecursussen, aanvullende cursussen, opvang-, oriëntatie- en inhaalcursussen, wordt het aantal uren door het Instituut vastgelegd.
Art. 38.De verplichte cursussen worden overdag georganiseerd en eindigen uiterlijk om 18 uur, behoudens afwijking toegestaan door het Instituut.
Art. 39.Het Centrum bewaart de gegevens betreffende de schoolplichtige cursisten tot op het afleveren van het getuigschrift.
TITEL III. - Ondernemersopleiding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 40.De cursussen in de ondernemersopleiding omvatten cursussen beheerskennis, "beheerscursussen" genoemd, en cursussen beroepskennis, "beroepscursussen" genoemd.
Beheerscursussen en beroepscursussen kunnen in één enkele cursus samengebracht worden, "geïntegreerde cursus" genoemd. Het Instituut bepaalt de lijst van de beroepen waarvoor geïntegreerde cursussen georganiseerd kunnen worden.
De cursussen kunnen, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, met de cursussen bedoeld in de hoofdstukken IV tot VIII van deze titel aangevuld worden.
Art. 41.De cursussen moeten met de door het Instituut uitgewerkte opleidingsprogramma's overeenstemmen. HOOFDSTUK II. - Programma's
Art. 42.Het programma beheerskennis heeft betrekking op alle leerinhouden betreffende het beheer van een kleine of middelgrote onderneming : deze leerinhouden kunnen van technische, commerciële, financiële of administratieve aard zijn.
Het programma beroepsopleiding heeft betrekking op de theoretische kennis noodzakelijk voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit en voor het beheer van een KMO in het gekozen beroep. Het vult de beroepspraktijkopleiding aan.
De programma's moeten met de reglementeringen betreffende de uitoefening van de beroepen overeenstemmen.
Art. 43.Het Instituut kan zijn programma's in verschillende kapitaliseerbare modules splitsen : 1° om eventuele vóór de ondernemersopleiding verworven kennis te valoriseren;2° om de beroeps- of schoolsheroriëntering van de cursist te vergemakkelijken;3° om de cursist toe te laten zijn opleiding in de tijd te plannen, onder anderen door bepaalde "theoretische" cursussen over een door het Instituut bepaalde duur te spreiden. HOOFDSTUK III. - Cursisten
Art. 44.§ 1. Worden tot de cursussen toegelaten, de cursisten die aan de leerplicht voldaan hebben en aan één van de hierna vermelde voorwaarden van vooropleiding voldoen : 1° titularis zijn van een getuigschrift van leertijd;2° titularis zijn van het getuigschrift van het lager secundair onderwijs of van het getuigschrift van het secundair onderwijs van de tweede graad in de algemene, technische of kunstsectie;3° titularis zijn van het getuigschrift van het secundair onderwijs van de derde graad in het beroepsonderwijs, en in dat geval, houder zijn van het kwalificatiegetuigschrift;4° titularis zijn van een attest waaruit blijkt dat ze geslaagd zijn voor het gedeelte van het examen einde leertijd betreffende de algemene vorming, voor zover de bepalingen van het opleidingsplan dit toelaten.Deze cursisten mogen alleen de cursussen beheerskennis volgen; 5° titularis zijn van een attest waaruit blijkt dat ze geslaagd zijn voor de proeven algemene en beroepskennis in de leertijd, voor zover de bepalingen van het opleidingsplan dit toelaten.Deze cursisten hebben toegang tot het eerste jaar van de ondernemersopleiding en hebben eerst toegang tot het tweede jaar, nadat ze voor de praktijkproef einde leertijd geslaagd zijn. § 2. De titularissen van een vóór 1998 afgeleverd getuigschrift van het lager secundair beroepsonderwijs worden beschouwd als voldoende aan de in § 1 bepaalde toelatingsvoorwaarden. § 3. De leerling die voor de proeven algemene kennis niet geslaagd is, wordt tot de ondernemersopleiding niet toegelaten. § 4. Het Centrum oordeelt, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten, of er een gunstig gevolg gegeven moet worden aan de wens van de cursist om zich een derde keer voor hetzelfde opleidingsjaar in te schrijven.
Art. 45.Het Instituut organiseert een examen voor de cursisten, die aan geen van de voorwaarden bedoeld in artikel 44 voldoen.
Het Centrum deelt de lijst van deze cursisten aan het Instituut mede.
De toelating tot de cursussen hangt af van het slagen van de cursist voor het examen bedoeld in alinea 1.
Art. 46.Het ondernemingshoofd of de zelfstandige, die op het moment van de inschrijving voor de cursussen gevestigd is, wordt ervan vrijgesteld te voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 44.
Het ondernemingshoofd of de zelfstandige, die zijn beroepsactiviteit gedurende minstens één jaar in de 5 jaar vóór zijn toelating tot de cursussen uitgeoefend heeft, wordt ervan vrijgesteld te voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 44.
Art. 47.De toelating tot de cursussen wordt tot 31 oktober toegelaten, op voorwaarde dat ze tijdens de eerste zes cursusweken gebeurt, behalve : 1° in geval van overmacht, beoordeeld door het Centrum, mits akkoord van het Instituut;2° wanneer de cursist een beroep ingediend heeft tegen een beslissing van weigering van inschrijving, die door het Centrum op zijn laatst op 31 oktober medegedeeld moet worden.In dit geval moet het Instituut binnen één maand vanaf het indienen van het beroep uitspraak doen en zowel het Centrum als de betrokkene van zijn beslissing informeren. Na deze termijn wordt de inschrijving als geldig beschouwd.
Art. 48.Mits akkoord van het Instituut kan het Centrum de cursist, die geen stageovereenkomst gesloten heeft, ervan vrijstellen één of meerdere cursussen geheel of gedeeltelijk te volgen, op voorwaarde dat hij een voldoende kennis van de betrokken leerstof bewijst.
Voor de cursist die een stageovereenkomst gesloten heeft, duidt het opleidingsplan de te volgen cursussen aan, overeenkomstig het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 of het besluit van de Waalse regering van 16 juli 1998 betreffende het opleidingsplan in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.
Art. 49.De Minister kan, op beredeneerd advies of voorstel van het Instituut, de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 44 voor bepaalde beroepen of beroepengroepen wijzigen.
In dat geval zijn de artikelen 45 en 46 niet van toepassing.
Art. 50.Volgens het principe van de kapitaliseerbare eenheden bedoeld in artikel 43 kan de cursist hetzij voor de beheerscursussen hetzij voor de beroepscursussen ingeschreven zijn, volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald door het Instituut. HOOFDSTUK IV. - Taalcursussen
Art. 51.Het Instituut kan de in artikel 23 omschreven taalcursussen erkennen wanneer deze aan pedagogische, technische of economische noodwendigheden beantwoorden of in het kader van een uitwisselings-, mobiliteits-, partenariaats- of actieprogramma van de Europese Gemeenschap georganiseerd worden.
Worden toegelaten tot de cursussen : 1° de cursist van de cursussen van de ondernemersopleiding;2° de titularis van een attest waaruit blijkt dat hij voor de cursussen van de ondernemersopleiding geslaagd is of van een diploma van de ondernemersopleiding.3° het gevestigde ondernemingshoofd en zijn naaste medewerkers. HOOFDSTUK V. - Aanvullende cursussen
Art. 52.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 betreffende de stageovereenkomst in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen kan het Instituut aanvullende cursussen van beroepspraktijk erkennen.
Het Instituut bepaalt niet alleen de voorwaarden waaraan deze cursussen moeten voldoen om erkend en gesubsidieerd te worden maar ook de beroepen waarvoor deze georganiseerd kunnen worden.
De tot de cursussen van de ondernemersopleiding van bepaalde beroepen toegelaten cursisten kunnen eveneens aan de aanvullende cursussen van beroepspraktijk deelnemen. HOOFDSTUK VI. - Optiecursussen
Art. 53.In functie van de noodzakelijkheid kan het Instituut optiecursussen erkennen. Het gaat om facultatieve beroepscursussen, die aan specifieke behoeften van pedagogische, economische of technische aard beantwoorden.
Het Instituut bepaalt de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van deze cursussen, en de beroepen waarvoor ze georganiseerd kunnen worden. HOOFDSTUK VII. - Aanpassingscursussen
Art. 54.In functie van de noodzakelijkheid kan het Instituut aanpassingscursussen erkennen.
Deze cursussen zijn bestemd voor de cursisten van het eerste jaar ondernemersopleiding in beheerskennis of in beroepskennis aangaande de intellectuele dienstverlenende beroepen. Ze hebben tot doel de leemten aan te vullen en de cursist daarbij te helpen assimilatiemoeilijkheden te overwinnen.
De aanpassingscursussen kunnen in verschillende modules gesplitst worden, waarvoor de cursist zich in functie van de vastgestelde leemten inschrijft.
Elke module wordt door minstens zes cursisten gevolgd. Deze cursussen worden gelijktijdig met de cursussen van het 1e jaar ondernemersopleiding of vóór deze cursussen georganiseerd.
Art. 55.Het Instituut bepaalt het programma, de inhoud van de aanpassings-cursussen en legt de organisatiemodaliteiten vast. HOOFDSTUK VIII. - Voorbereidend jaar
Art. 56.Het Instituut kan beroepscursussen erkennen, "voorbereidende cursussen" genoemd, onder anderen voor de kandidaat-stagiairs, voor wie het opleidingsplan een bijkomend jaar voorziet, in toepassing van artikel 4 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 betreffende het opleidingsplan in de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.
Voorbereidende cursussen hebben tot doel aan deze kandidaten de beroepskennis te geven, die noodzakelijk is om later de cursussen van de ondernemersopleiding te kunnen volgen.
Art. 57.Het programma van de voorbereidende cursussen wordt door het Instituut uitgewerkt. Het steunt o.a. op de leerinhouden voorzien in de programma's van beroepskennis van het tweede en het derde jaar van de leertijd.
Art. 58.Het Instituut bepaalt de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, waaraan de voorbereidende cursussen moeten voldoen, alsook de beroepen waarvoor ze georganiseerd kunnen worden.
Ze moeten minstens 6 cursisten tellen. HOOFDSTUK IX. - Organisatie van de cursussen
Art. 59.De cursussen van de ondernemersopleiding beginnen tussen 1 september en 15 oktober op zijn laatst, behalve een door het Instituut voorafgaandelijk toegestane afwijking.
Art. 60.Om erkend te worden moeten beheerscursussen minstens 12 cursisten tellen, in de zin van artikel 65.
Art. 61.In het geval van het organiseren van een cursussencyclus voor de eerste keer of van een cursussencyclus na een onderbreking van minimum 2 jaar is de erkenning van het eerste jaar beroeps-, geïntegreerde of taalcursussen van het naleven van de volgende voorwaarde afhankelijk : - 10 cursisten minimum.
Het Instituut kan van dit aantal afwijken, zonder onder de zes cursisten te mogen gaan.
Art. 62.In het geval van cursussencycli reeds georganiseerd het jaar daarvoor, is de erkenning van de cursussen van het naleven van de volgende voorwaarden afhankelijk : 1° Beroepscursussen en geïntegreerde cursussen met een duur van 2 jaar : - 1e jaar : 8 cursisten minimum; - 2e jaar : 4 cursisten minimum.
Wanneer de voormelde effectieven niet bereikt zijn kunnen afzonderlijke jaren behouden worden, op voorwaarde dat het globale effectief van deze twee jaren bereikt wordt, met een minimum van 6 cursisten in het eerste jaar. 2° Beroepscursussen en geïntegreerde cursussen met een duur van 3 jaar : - 1e jaar : 10 cursisten minimum; - 2e jaar : 6 cursisten minimum; - 3e jaar : 4 cursisten minimum.
Wanneer de voormelde effectieven niet bereikt zijn kunnen afzonderlijke jaren behouden worden, op voorwaarde dat het globale effectief van deze jaren bereikt wordt, met een minimum van 9 cursisten in het eerste jaar en van 4 in het tweede en het derde jaar. 3° Voor een cyclus van één jaar wordt de cursus erkend, op voorwaarde dat er minstens 8 cursisten zijn.4° Taalcursussen - 1e jaar : 8 cursisten minimum; - 2e jaar : 6 cursisten minimum; - 3e jaar : 6 cursisten minimum.
Art. 63.In het geval van cursussen georganiseerd het jaar daarvoor is het mogelijk af te wijken : 1° van de voorwaarden bedoeld in artikel 62, voor een maximum duur van één jaar, voor zover elk cursusjaar minstens 4 cursisten telt. Deze afwijking kan voor dezelfde cyclus slechts opnieuw verleend worden na een periode die met de duur van de opleiding overeenkomt. 2° van de voorwaarden bedoeld in artikel 62 in het eindjaar. Deze afwijking kan voor dezelfde cyclus slechts opnieuw verleend worden na een periode die met de duur van de opleiding overeenkomt.
De bepaling van artikel 61 wordt aan het opleidingsjaar toegepast, welk op het jaar volgt, dat het voorwerp van de afwijking is geweest.
Art. 64.§ 1. Het auditorium van een zelfde cursusjaar kan gesplitst worden, rekening houdend met de pedagogische noodwendigheden, overeenkomstig de volgende normen : 1° Cursussen bedrijfsbeheer georganiseerd door een Centrum, welke lokalisatie zij ook hebben, behoudens afwijking toegestaan door het Instituut, overeenkomstig artikel 5 van dit besluit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer het auditorium van het 1ste jaar bedrijfsbeheer of van het 2de jaar bedrijfsbeheer homogene cursussen meer dan 61 cursisten telt, stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 20 bijkomende cursisten. Wanneer het auditorium van het 2de jaar bedrijfsbeheer meer dan 81 cursisten telt, stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 25 bijkomende cursisten. 2° Cursussen beroepskennis, geïntegreerde cursussen, taalcursussen a) gegeven in normale klassen : Aantal cursisten : 21 Max.aantal klassen : 2 Wanneer het auditorium meer dan 21 cursisten telt, stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 20 bijkomende cursisten. b) uitsluitend gegeven in atelier-klassen : Aantal cursisten : 18 Max.aantal klassen : 2 Wanneer het auditorium meer dan 18 cursisten telt, stijgt het aantal klassen met één eenheid per groep van 17 bijkomende cursisten. § 2. De splitsing van de auditoria is toegelaten tot aan het einde van de proeftijd bedoeld in artikel 8, behoudens afwijking toegestaan door het Instituut. § 3. Het Instituut kan van § 1 afwijken, door een lager aantal cursisten per klas toe te laten : 1° wanneer het beroeps- of geïntegreerde cursussen betreft, waarvan de cursisten een stageovereenkomst gesloten hebben;2° wanneer het voor een goed pedagogisch verloop van de cursussen vereist wordt;3° wanneer het praktische demonstratielessen in de beroepscursussen betreft, overeenkomstig de door het Instituut bepaalde voorwaarden en modaliteiten;4° wanneer het taalcursussen in een zelfde beroep of beroepengroep betreft;5° wanneer het opleidingsprogramma's met optieleerstof betreft.
Art. 65.Voor de toepassing van de bepalingen bedoeld in de artikelen 54, 58 en 60 tot 64 wordt rekening gehouden met de cursist, die overeenkomstig de artikelen 44 tot 47 en 49 regelmatig ingeschreven is en die minstens één keer op twee op de cursus aanwezig was vanaf de dag waarop hij de cursussen begon te volgen.
Wordt eveneens in aanmerking genomen de cursist afwezig om een geldige reden, overeenkomstig de sociale wetgeving.
Art. 66.Het auditorium van de beroepscursussen is samengesteld uit cursisten van een zelfde beroep.
In afwijking van alinea 1 kan het Instituut, wanneer het aantal cursisten van een beroep niet voldoende is om een auditorium te vormen, welk aan de in de artikelen 61 tot 64 bepaalde voorwaarden voldoet, cursussen erkennen voor de cursisten van twee of meerdere ("aanverwante") beroepen, die gemeenschappelijke leerstof hebben.
In afwijking van alinea 1 kan het Instituut, wanneer het programma van twee of meerdere beroepen voor een zelfde opleidingsjaar gemeenschappelijke leerstof omvat, cursussen erkennen met een gemeenschappelijk gedeelte en met een voor elk beroep specifiek gedeelte.
Art. 67.§ 1. Het aantal uren voor de cursussen beheerskennis en beroepskennis, en de verdeling van deze uren per leerstof en per jaar worden door het Instituut vastgelegd, rekening houdend met de pedagogische noodwendigheden en met de traditionele organisatie van de cursussen, volgens de volgende normen : 1° Cursussen beheerskennis a) 1e jaar : 128 uren;b) 2e jaar : 128 uren;2° Cursussen beroepskennis : 128 uren per jaar;3° Geïntegreerde cursussen : 256 uren per jaar;4° Taalcursussen : max.96 uren per jaar. § 2. Het Instituut kan van de bepalingen bedoeld in § 1 afwijken, op grond van de specificiteit en de techniciteitsgraad van het beroep of van de beroepengroep, die het voorwerp van de cursus uitmaken, en van pedagogische noodwendigheden. § 3. Een ondernemersopleiding van één jaar is eveneens mogelijk. § 4. Voor de programma's van de optiecursussen, aanvullende cursussen, aanpassingscursussen en van het voorbereidend jaar wordt het aantal uren door het Instituut vastgelegd. HOOFDSTUK X. - Organisatie van versnelde cursussen
Art. 68.§ 1. In functie van de in § 2 omschreven noodwendigheden kan het Instituut versnelde cursussen in bedrijfsbeheer en voor intellectuele dienstverlenende beroepen organiseren.
Ze steunen op de programma's bedoeld in artikel 42. § 2. Versnelde cursussen moeten aan noodwendigheden van pedagogische, technische, economische of legislatieve aard beantwoorden. § 3. Wanneer ze van opleidingen deel uitmaken, waarvoor de praktijk door de cursussen zelf voldoende aangeleerd wordt en onder anderen wanneer ze in opleidingsprogramma's van de Europese Gemeenschap geïntegreerd worden, kunnen beroepscursussen mits akkoord van het Instituut, onder de vorm van versnelde cursussen gegeven worden. § 4. Cursisten, die een voor het uitoefenen van een gereglementeerd beroep vereiste voorafgaande beroepspraktijk kunnen bewijzen, worden tot deze versnelde cursussen toegelaten.
Art. 69.Versnelde cursussen worden over een periode van drie maanden minimum georganiseerd. Het aantal uren per programma mag niet lager zijn dan het in artikel 67 bepaalde aantal.
Art. 70.De cursist ingeschreven voor een versnelde opleiding, die in toepassing van artikel 68 georganiseerd wordt, moet aan de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 44 voldoen.
Art. 71.Bij het starten van een versnelde opleiding moet het Centrum het lessenuurrooster onmiddellijk aan het Instituut overmaken.
Om erkend te worden moeten versnelde cursussen aan de in de artikelen 60 tot 64 bepaalde voorwaarden voldoen.
Indien het effectief na 8 lesuren niet bereikt wordt, wordt er een einde gemaakt aan deze opleiding.
In afwijking van alinea 1, kan het Instituut van deze voorwaarden afwijken, wanneer het opleidingen betreft die in toepassing van artikel 68 § 3 georganiseerd worden.
Art. 72.Er wordt een proeftijd voorzien, die de eerste 28 cursussen dekt. Een cursist kan na deze proeftijd niet meer toegelaten worden.
Art. 73.Het auditorium dat een zittijd versnelde cursussen volgt, kan volgens de normen bedoeld in artikel 64 gesplitst worden. Deze splitsing kan na de proeftijd bedoeld in artikel 72 niet meer gebeuren.
Art. 74.Na de proeftijd bedoeld in artikel 72 worden versnelde cursussen voor hun volledige duur erkend. De erkenning gebeurt binnen de week na de proeftijd.
Art. 75.Voor de toepassing van de in de artikelen 71 en 73 bedoelde bepalingen wordt rekening gehouden met de regelmatig ingeschreven cursisten, die ten minste tweemaal op drie aanwezig geweest zijn tijdens de proeftijd bedoeld in artikel 72, vanaf de dag waar de cursussen begonnen zijn.
Art. 76.Versnelde cursussen bedrijfsbeheer worden met tussentijden van vier weken georganiseerd.
Art. 77.Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 73 kunnen cursisten, die versnelde cursussen volgen, met de cursisten bedoeld in artikel 64 niet geglobaliseerd worden.
TITEL IV. - Slotbepalingen
Art. 78.Het Instituut bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit besluit.
Art. 79.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 1991 betreffende de cursussen voor opleiding in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.
Art. 80.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.
Art. 81.Het Lid van het College, tot wiens bevoegdheid de beroeps- en permanente vorming voor de Middenstand behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 juli 2000.
Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie E. ANDRE, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en de Permanente Opleiding van de Middenklasse