Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 2014
gepubliceerd op 15 juni 2015

Besluit 2013/143 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2015031270
pub.
15/06/2015
prom.
18/12/2014
ELI
eli/besluit/2014/12/18/2015031270/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2014. - Besluit 2013/143 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, artikel 87 § 3 gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 : Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 79;

Gelet op het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, artikel 4, 1° ;

Gelet op het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op het artikel 4, 1° ;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het college van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 11 maart 2013;

Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met begroting gegeven op 17 juli 2013;

Gelet op het protocol nr. 2014/11 van 25 april 2014 van het Comité Sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het evaluatieverslag over de impact van het besluit 2013/143 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 2014 op de respectieve situatie van mannen en vrouwen;

Gelet op het advies 56.431/2 van de Raad van State gegeven op 23 juni 2014, in toepassing van artikel 84, § 1, alinea 1, 2°, van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van het Collegelid belast met Openbaar Ambt;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in de artikelen 127 en 128 van de Grondwet.

Art. 2.Titel III en titel IV van deel IV van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, gewijzigd door de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999, van 14 juni 2007, van 1 maart 2012, van 19 april 2012 en van 6 juni 2013 worden vervangen door wat volgt : « Titel III. - Stage Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen

Art. 27.§ 1. Niemand kan worden benoemd dan na een stage te hebben volbracht. § 2. Indien een voorafgaandelijke gezondheidsevaluatie voorzien is overeenkomstig artikel 26 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003012303 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers sluiten betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers, kan de geslaagde slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het medisch onderzoek heeft aangemeld : de bedoeling daarvan is te bepalen of de betrokkene geschikt is om het ambt uit te oefenen waarvoor hij geselecteerd werd.

Indien hij niet aan de geschiktheidsvoorwaarden voldoet, wordt hij ambtshalve ontslagen. Ten laatste op de datum van dit ontslag van ambtswege wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur afgesloten. Deze duur is gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de datum waarop deze overeenkomst begint te lopen arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de voorziene stage te dekken in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.

Art. 28.De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit besluit.

De bepalingen van dit besluit gelden voor hem slechts in zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.

Art. 29.De stagiair komt in aanmerking voor hetgeen ten behoeve van de ambtenaren is bepaald inzake : 1° allerhande uitkeringen en vergoedingen voor zover het daartoe grond opleverende feit bestaanbaar is met een ononderbroken stage;2° het geldelijk statuut. Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.

Art. 30.§ 1er. Om de duur van de stage te berekenen, worden alle perioden waarin de stagiair in actieve dienst is, in aanmerking genomen. § 2. Zelfs indien de stagiair in actieve dienst is, leiden de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest tot een opschorting van de stage.

Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking : 1° het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 167, alsook diegene bedoeld in de artikelen 169 en 170;2° de feestdagen bedoeld in artikel 176;3° de omstandigheidsverloven bedoeld in artikel 179. § 3. In geval van schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve toestand wordt vastgesteld overeenkomstig de reglementsbepalingen die op hem van toepassing zijn. § 4. Na het einde van een afwezigheidsperiode die een schorsing van de stage tot gevolg heeft gehad, beslist de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid of er voor de stagiair reden bestaat om zijn vorming voort te zetten.

Gedurende de periode van verlenging van de stage behouden de betrokkenen hun hoedanigheid van stagiair. § 5. De betrokkene behoudt eveneens zijn hoedanigheid van stagiair tot de datum waarop een definitieve beslissing omtrent zijn benoeming of afdanking wordt genomen. § 6. Het College voor wat betreft de stagiairs van niveau 1 of de leidend Ambtenaar voor wat betreft de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3, stelt de stagiair aan voor een met zijn kwalificatie overeenstemmende vacante betrekking bij het bestuur waar laatstgenoemde zijn stage zal volbrengen.

Hoofdstuk 2. - Stageverloop

Art. 31.De stage is bedoeld om de stagiaire te integreren in de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en na te gaan of de stagiaire over de kennis en vaardigheden beschikt met betrekking tot het niveau en de functie waarvoor hij werd aangeworven.

In het begin van de stage wordt de stagiair op de hoogte gebracht van de te bereiken doelstellingen en de evaluatiecriteria tijdens een functiegesprek. Dit gesprek wordt vastgelegd in een verslag. Het functiegesprekverslag wordt ondertekend door de stagiaire en overgemaakt aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid.

Art. 32.De stage duurt één jaar voor stagiairs van niveau 1 en zes maanden voor de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3. Zij kan ten hoogste met één derde van haar duur worden verlengd door de Commissie overeenkomstig artikel 38.

Art. 33.Elke stagiair moet een stage-eindwerk opstellen volgens de modaliteiten bepaald door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid. Het doel van het stage-eindwerk is de stagiair ertoe aanzetten om na te denken voor zijn functie, hetzij in het algemeen, hetzij door een bijzondere activiteit of thema te schetsen verbonden met de dienst waar hij toegewezen is.

In overleg met de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding, dient een volledig en afgewerkt exemplaar van het stage-eindwerk bezorgd te worden aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van beroepsbekwaamheid op het einde van de tiende stagemaand voor de stagiairs van niveau 1 en de vijfde stagemaand voor niveau 2+, 2 en 3.

Op het einde van de twaalfde stagemaand stelt de stagiair van niveau 1 het stage-eindwerk voor aan minstens een hiërarchische meerdere, de verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid en iemand van buiten de dienst van de stagiair die expertise heeft in de behandelde materie. Een eerste deel van de presentatie wordt gewijd aan de uiteenzetting van de stagiair. Een tweede deel omvat een uitwisseling van gedachten of vragen en antwoorden.

Een verslag van deze presentatie wordt opgesteld door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid.

Art. 34.De stageleiding wordt verzekerd door de directeur van de HR-administratie, die de opvolging kan delegeren aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid, en door de hiërarchische meerdere van ten minste rang 13 onder wiens gezag de stagiair is gesteld.

Art. 35.De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid stelt, overeenkomstig de algemene principes bedoeld in artikel 31, de opleidingsactiviteiten voor waaraan de stagiair moet deelnemen.

Art. 36.§ 1. De hiërarchische meerdere belast met de stageleiding organiseert drie evaluatiegesprekken met de stagiair.

Het gesprek handelt onder andere over de manier waarop de stagiair de vereiste kennis en vaardigheden vergaart voor de uitoefening van de functie, over zijn opleidingsbehoeften, over de wijze waarop de stagiair zich integreert in de dienst in het bijzonder en in de administratie in het algemeen en over de vooruitgang van het stage-eindwerk.

Wanneer ze dit nodig achten kunnen de directeur van de HR-administratie en de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding besluiten om bijkomende gesprekken. § 2. Na elk evaluatiegesprek bedoeld in § 1, stelt de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding een uitgebreid verslag op volgens het model opgesteld door de Directieraad en kent hij een vermelding toe.

Deze verslagen worden overgemaakt aan de stagiair voor eventuele opmerkingen en aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid binnen de volgende termijnen : 1° voor het einde van de vierde, achtste en twaalfde maand wat betreft de stagiairs van niveau 1;2° voor het einde van de tweede, vierde en zesde maand wat betreft de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3. De directeur van de HR-administratie kan zijn opmerkingen eraan toevoegen. Hij kan besluiten om de directeur van de administratie van de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding te ontmoeten wanneer een negatieve vermelding werd toegekend aan een stagiair.

Een nieuw stageverslag wordt opgesteld bij een verlenging van de stage bedoeld in artikel 38, § 2.

Art. 37.Na ontvangst van het laatste verslag, het stage-eindwerk en de presentatie van het stage-eindwerk voor de stagiairs van niveau 1, stelt de directeur van de HR-administratie een met redenen omkleed eindverslag op of laat deze opstellen. Dit verslag wordt overgemaakt aan de stagiair die eventueel zijn opmerkingen toevoegt.

Het volledige stagedossier wordt overgemaakt aan de dienst Human Ressources en toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.

Indien zijn met redenen omkleed eindverslag bedoeld in alinea 1 ongunstig is, richt de administrateur-generaal zich tot de stagecommissie. Hij brengt de stagiair en de dienst Human Ressources hiervan op de hoogte.

Art. 38.§ 1. De stagecommissie hoort de stagiair, op zijn verzoek, alvorens een beslissing te nemen over de verlenging van de stage of alvorens de afdanking of de benoeming voor te stellen.

De stagiair kan zich door een advocaat of een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie laten bijstaan.

De directeur van de HR-administratie en de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding worden gehoord. § 2. Nadat de Commissie de nodige informatie ingewonnen heeft, en volgens het geval : 1° beslist zij of de stage moet worden verlengd;2° legt zij aan het College een met redenen omkleed afdankingsvoorstel voor;3° legt zij aan het College een met redenen omkleed benoemingsvoorstel voor. § 3. Een volledig dossier met het voorstel van de Stagecommissie wordt overgemaakt aan het College die de beslissing neemt om te benoemen of af te danken.

Art. 39.§ 1. De stagiair die wordt afgedankt gedurende of na afloop van zijn stage geniet een opzeggingstermijn gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. § 2. Voor elke zware fout begaan gedurende of ter gelegenheid van de stage kan de stagiair die er zich schuldig aan maakt zonder opzegging worden afgedankt. Hij moet vooraf worden opgeroepen om gehoord te worden. De stagiair kan zich door een advocaat of een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie laten bijstaan. § 3. De afdanking wordt door het College uitgesproken.

Art. 40.§ 1. Binnen de diensten van het College wordt een Stagecommissie opgericht.

De Commissie bestaat uit : 1° een effectieve voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, magistraten of op pensioen gezonden magistraten, aangeduid door het College;2° drie ambtenaren of mandatarissen van minstens rang 13, aangeduid door het College;3° drie leden aangeduid door de representatieve vakbondsorganisaties met 1 lid per organisatie. De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd : drie ambtenaren of mandatarissen van minstens rang 13 en drie vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties. § 2. De Commissie beraadslaagt slechts geldig indien de meerderheid van de leden aanwezig is.

Bij de stemming moeten de leden aangeduid door het College en door de vakbondsorganisaties gelijk zijn; in voorkomend geval, wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meerdere leden, na loting.

Elk lid, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd.

Art. 41.De uitkering toegekend aan de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter is vastgelegd op 125 € per zitting.

Titel IV. - Benoeming als ambtenaar

Art. 42.§ 1. Na afloop van de stage wordt de stagiair tot ambtenaar benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. § 2. Voor de berekening van zijn anciënniteit in de weddenschaal en voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.

Art. 43.De hoedanigheid van ambtenaar wordt bekrachtigd door de eed die wordt afgelegd in de termen bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/1831 pub. 07/02/2013 numac 2013000079 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Decreet op de drukpers type decreet prom. 20/07/1831 pub. 26/07/2012 numac 2012000423 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Decreet « betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie ». - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Art. 44.Met uitzondering van de Ambtenaren-generaal leggen de ambtenaren de eed af in handen van de Leidend Ambtenaar van de diensten van het College.

De Ambtenaren-generaal leggen de eed af in handen van het Lid van het College, belast met het Openbaar Ambt.

Art. 45.Indien zij verzuimen de in artikel 42 bedoelde eed af te leggen, wordt hun benoeming met terugwerkende kracht vernietigd. ».

Art. 3.Het Collegelid bevoegd voor Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gedaan te Brussel, op 18 december 2014.

Voor het College : F. LAANAN, Voorzitter van het College C. JODOGNE, Collegelid belast met Ambtenarenzaken

^