18 DECEMBER 1997. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de kamer van beroep

Het College, Gelet op artikelen 136, 138, 163 en 178 van de Grondwet;

Gelet op artikelen 117 en volgende van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, zoals gewijzigd door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 juli 1996;

Gelet op artikelen 117 en volgende van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, zoals gewijzigd door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 juli 1996;

Overwegende dat de Kamer van beroep, bedoeld in artikel 117 van hogervermelde besluiten van 17 april 1995, op 14 oktober 1997 bijeengekomen is en haar huishoudelijk reglement heeft uitgewerkt;

Op voorstel van het lid van het College, bevoegd voor openbaar ambt, Besluit :

Artikel 1.Het huishoudelijk reglement, dat op 14 oktober 1997 is uitgewerkt door de gemeenschappelijke Kamer van beroep voor de Diensten van het College en voor de Instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie en bij dit besluit is gevoegd, wordt goedgekeurd.

Art. 2.Het Lid van het College, bevoegd voor Openbaar Ambt, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gemaakt te Brussel, op 18 december 1997.

Namens het College : E. TOMAS, Lid van het College, belast met Openbaar Ambt H. HASQUIN, Voorzitter van het College

Huishoudelijk reglement van de kamer van beroep

Artikel 1.De bepalingen van het administratief statuut van de ambtenaren van de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 en van het statuut van de ambtenaren van de Instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 betreffende de kamer van beroep zijn van rechtswege van toepassing.

Art. 2.In geval van indiening van een beroep bezorgt het Lid van het College belast met Openbaar Ambt of zijn gemachtigde alle stukken van de zaak, naar behoren geïnventariseerd, aan de griffie van de kamer van beroep samen met een staat van de diensten.

Art. 3.Binnen de vijftien volle dagen volgend op de indiening van het dossier bericht de griffier, na verificatie, ontvangst van de stukken aan het betrokken Lid van het College en vraagt hij desgevallend de documenten die op advies van de Voorzitter dienen te worden voorgelegd. Het verslag van de griffier vermeldt die stukken en de bijkomende gegevens die aan het dossier zijn toegevoegd.

Art. 4.De kamer van beroep komt samen op de dag die is vastgelegd door de Voorzitter. De aanwezigheid van de leden die zijn opgeroepen voor de hoorzitting is verplicht opdat de kamer van beroep een zaak geldig kan behandelen en beoordelen. De redenen van een wettelijke verhindering moeten ter kennis worden gebracht van de griffier en opgenomen in de tekst over de samenstelling van de afdeling van de kamer van beroep.

Art. 5.De datum van de hoorzitting wordt ter kennis gebracht aan het Lid van het College van zodra die is vastgelegd.

Art. 6.Met het oog op de bepaling van de samenstelling van de kamer van beroep bezorgt de griffie aan de eiser de lijst van de werkelijke en plaatsvervangende bijzitters opdat hij gebruik kan maken van de mogelijkheid tot wraking zoals voorzien in artikel 124 van het statuut van de ambtenaren van de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en van het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie.

Van deze wraking moet kennis worden gegeven binnen een termijn van tien volle dagen vanaf de datum waarop de lijst werd bezorgd.

Art. 7.De oproepingen zijn gericht aan de bijzitters, de verslaggever die is aangeduid voor de verdediging van het voorstel van de overheid, de eiser en diens verdediger zodat er een minimumtermijn van 15 volle dagen overblijft voor vertrouwelijke raadpleging, en enkel voor het belang van de zaak, van alle dossierstukken.

De griffie is geïnstalleerd in de zetel van het Bestuur.

Art. 8.De bijzitters die betrokken zouden zijn in het voorstel of maatregel waartegen het beroep is ingediend, hetzij als hiërarchische meerdere, hetzij als lid van de directieraad, dienen deze situatie binnen de drie volle dagen te melden aan de griffier, die een plaatsvervangende bijzitter oproept voor het onderzoek van het dossier.

Art. 9.De bijzitters die hun dienstactiviteiten stopzetten, brengen de griffie hiervan op de hoogte, deze doet het nodige om hun vervanging te bewerkstelligen.

Art. 10.De zittingen van de Kamer van beroep worden geopend en gesloten door de Voorzitter. Deze leidt de besprekingen en staat in voor de orde van de vergadering.

De zittingen gebeuren achter gesloten deuren.

Art. 11.Er wordt een proces-verbaal van verhoor opgemaakt dat de betrokkene verzocht wordt te ondertekenen overeenkomstig artikel 132 van de statuten.

De leden van de kamer die alle hoorzittingen hebben bijgewoond, nemen deel aan de beraadslaging en de stemming.

De kwesties worden onderworpen aan de geheime stemming en krijgen een positief of negatief antwoord.

De onthoudingen en blanco's worden geacht gunstig te zijn voor de eiser.

Het advies vermeldt de uitslag van de beraadslagingen.

Een bijzitter mag verzoeken om de uitslag van een stemming over een element dat door de meerderheid niet werd aangenomen, in het advies op te nemen.

Art. 12.De minuten, register en archief van de kamer van beroep worden bewaard op de griffie.

Art. 13.De Leden van de Kamer van beroep zijn gebonden door het geheim van de beraadslagingen.

Gemaakt te Brussel, 18 december 1997.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende goedkeuring van het Huishoudelijk Reglement van de kamer van beroep.

Namens het College : E. TOMAS, Lid van het College, belast met Openbaar Ambt H. HASQUIN, Voorzitter van het College