gepubliceerd op 19 januari 2015
Besluit 2014/227 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor gehandicapte personen - Tweede lezing
15 MEI 2014. - Besluit 2014/227 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor gehandicapte personen - Tweede lezing
Het College, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, artikel 38;
Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor gehandicapte personen;
Gelet op het advies van de afdeling 'Gehandicapte personen' van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan personen en Gezondheid, gegeven op 5 februari 2014;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 maart 2014;
Gelet op het akkoord van het collegelid belast met Begroting;
Gelet op het advies nr. 56.058/4 van de Raad van State, gegeven op 12 mei 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van het collegelid belast met het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 33 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor gehandicapte personen, wordt een tweede lid toegevoegd dat als volgt luidt : "In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit die in aanmerking wordt genomen, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning."
Art. 3.In artikel 37 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door hetgeen volgt : " § 1. De begeleidingsnormen voor het technisch personeel houden rekening met de erkende basiscapaciteit en met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon zoals bepaald in artikel 33.
In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit die in aanmerking wordt genomen, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning."
Art. 4.In artikel 38 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door hetgeen volgt : " § 1. De begeleidingsnormen voor het medisch personeel houden rekening met de erkende basiscapaciteit en met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon zoals bepaald in artikel 33. De plaatsen die voorbehouden zijn voor de lichte opvang veroorzaken geen enkele omkaderingsnorm voor het medisch personeel.
In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit die in aanmerking wordt genomen, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning."
Art. 5.In artikel 50, § 2, van hetzelfde besluit wordt er tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt : "In het in artikel 10, § 2, bepaalde geval is de basiscapaciteit waarmee voor de berekening van dit maximumbedrag rekening wordt gehouden, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning."
Art. 6.In artikel 50 van hetzelfde besluit, gewijzigd door artikel 24 van het besluit van 27 september 2012, wordt paragraaf 4 vervangen door hetgeen volgt : " § 4. Al naargelang voor de verblijfscentra het resultaat van de verhouding, berekend op het op twee na laatste jaar, tussen de som van de dagen dat de gehandicapte personen werkelijk aanwezig waren tijdens de weekends, de vakanties en op de wettelijke feestdagen en de erkende capaciteit na aftrek van het gedeelte dat is voorbehouden voor lichte opvang en vermenigvuldigd met 180 in verblijfscentra voor kinderen of met 138 in verblijfscentra voor volwassenen, een percentage bereikt tussen 20 % en 29 %, tussen 30 % en 49 %, tussen 50 % en 69 %, of gelijk is aan of groter dan 70 %, kunnen zij voor het lopende jaar een verhoging genieten die respectievelijk op 15 %, 25 %, 30 % of 40 % van de krachtens dit artikel berekende subsidie komt te liggen.
Een centrum dat voor de eerste maal wordt erkend, kan een verhoging van 15 % genieten tijdens de eerste werkingsmaanden. Vanaf 1 januari volgend op de erkenningsdatum bedraagt de verhoging 25 % gedurende twee begrotingsjaren.
Voor de toepassing van dit lid loopt het weekend van vrijdag 19 tot maandag 7 uur en de feestdag van de avond ervoor 19 uur tot de ochtend erna 7 uur. Onder afwezigheidsdag verstaat men elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren."
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.
Art. 8.Het collegelid bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 mei 2014.
Door het College : Christos DOULKERIDIS, Voorzitter van het College Evelyne HUYTEBROECK, Collegelid bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap