Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 15 maart 2012
gepubliceerd op 14 mei 2012

Besluit 2011/250 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

bron
college van de franse gemeenschapscommissie
numac
2012031225
pub.
14/05/2012
prom.
15/03/2012
ELI
eli/besluit/2012/03/15/2012031225/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MAART 2012. - Besluit 2011/250 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 87, § 3, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, artikel 79;

Gelet op het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie, artikel 4, 1° ;

Gelet op het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie, artikel 4, 1° ;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, verleend op 28 maart 2011;

Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met de Begroting, verleend op 12 mei 2011;

Gelet op het protocol nr. 2011/39 van 10 november 2011 van het Comité van Sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies 50.680/2 van de Raad van State gegeven op 19 december 2011 bij toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van het Collegelid belast met het Openbaar Ambt;

Na beraad, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, bij toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een kwestie bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Grondwet.

Art. 2.Het deel III van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie wordt door het volgende vervangen : « DEEL III. - RECHTEN, PLICHTEN EN BELANGENVERMENGINGEN

Art. 9.De ambtenaren oefenen hun ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.

Zij dienen daartoe : 1° de van kracht zijnde wetten en reglementeringen alsmede de richtlijnen en procedures die hen opgelegd zijn, in het kader van deze wetten en reglementen;2° nauwgezet en correct hun adviezen te formuleren en hun verslagen op te stellen;3° zorgvuldig en plichtsbewust de beslissingen uit te voeren en programma's te verwezenlijken.

Art. 10.De ambtenaren hebben het recht met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door hun hiërarchische meerderen, door hun collega's, als door hun ondergeschikten.

Zij dienen dienen hun collega's, hun hiërarchische meerderen en hun ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Ze vermijden elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden

Art. 11.Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering stellen de ambtenaren hun hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan zij kennis hebben.

Art. 12.§ 1. De ambtenaren behandelen de gebruikers van hun diensten met welwillendheid, begrip en zonder enige discriminatie. In de manier waarop zij de vragen van de gebruikers beantwoorden of waarop zij de dossiers behandelen, eerbiedigen zij op een strikte manier de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, de reglementen en de richtlijnen. § 2. Zelfs buiten de uitoefening van hun ambt vermijden de ambtenaren elk gedrag dat in strijd is met de waardigheid van hun ambt. Zij vermijden evenzeer elke toestand waarbij ze, zelfs door een tussenpersoon, in verband zou kunnen gebracht worden met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van hun ambt. § 3. De ambtenaren mogen, noch rechtstreeks, noch door een tussenpersoon, zelfs buiten hun ambtsuitoefening, maar op basis ervan, giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen. Dit slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt.

Art. 13.§ 1. De ambtenaren plaatsen zich niet en laten zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin zij door zichzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel hebben dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van zijn ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed. § 2. Wanneer een ambtenaar van oordeel is dat hij een belangenconflict heeft of vreest te hebben, brengt hij zijn adviseur-diensthoofd of, bij diens afwezigheid, een ambtenaar van een hogere rang, hierover onmiddellijk op de hoogte. Deze verleent hem hiervan schriftelijk akte.

In geval van een erkend belangenconflict, neemt het adviseur-diensthoofd de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.

De ambtenaar kan op eender welk moment schriftelijk om het advies van de leidend ambtenaar vragen over een toestand waarin hij zich in de toekomst kan vinden, dit om te weten of deze de oorzaak is van een belangenconflict. Het advies wordt hem schriftelijk binnen de maand medegedeeld.

Art. 14.De ambtenaren hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.

Het is echter verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen.

Het is hen verboden om feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privéleven.

Art. 15.§ 1. De ambtenaren hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de taakvervulling. Elke hiërarchische meerdere verzekert de overdracht van de informatie aan zijn ondergeschikten. § 2. De ambtenaren houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee zij beroepshalve belast zijn. § 3. De ambtenaren hebben recht op opleiding die nuttig is voor hun werk alsook op een voortgezette opleiding met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan en om aan de evaluatiecriteria et de bevorderingsvoorwaarden te voldoen. De opleiding wordt hen verplicht aangeboden wanneer deze expliciet voorzien wordt in de bevorderingsvoorwaarden en wanneer deze een evaluatiecriterium vormt.

Art. 16.Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.

Er mag geen enkel element toegevoegd worden aan het persoonlijk dossier zonder dat de ambtenaar hier vooraf van op de hoogte is.

Art. 16/1.Elke inbreuk op artikels 9, 10, 11, 12, 13 § 1 en 14 is onderhavig aan één van de disciplinaire straffen vastgelegd in artikel 92, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de strafwetten.

Art. 16/2.De bepalingen van artikels 9 tot 16 zijn van toepassing op stagiairs.

De bepalingen van de artikels 12, 13, 14, 16 en 16/1 zijn van toepassing zelfs al is de ambtenaar voltijds met verlof, in disponibiliteit of non-activiteit ».

Art. 3.In hetzelfde besluit, wordt er een deel III/1 toegevoegd met artikels 16/3 tot 16/6, opgesteld als volgt : « DEEL III/1. - ONVERENIGBAARHEDEN EN CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN

Art. 16/3.Met de hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar elke activiteit die de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon uitoefent en die : 1° verhindert dat hij zijn ambtsplichten vervult of strijdigheid van belangen tot gevolg heeft, of;2° niet past met de waardigheid van zijn ambt. Is bovendien onverenigbaar met de hoedanigheid van ambtenaar, elk mandaat of dienst, zelfs gratis, in private zaken zonder winstoogmerk, met uitzondering van : 1° de mandaten uitgeoefend in naam van het College in private ondernemingen;2° de mandaten of diensten voor de verwezenlijking waarvoor de ambtenaar van het College de goedkeuring heeft gekregen, op gelijkluidend advies van de Directieraad. Art.16/4. § 1. De cumulatie van beroepsactiviteiten is verboden tenzij daar toestemming is voor verleend.

Onder beroepsactiviteit wordt verstaan elke bezigheid die een belastbaar beroepsinkomen verschaft en die niet inherent is aan de uitoefening van het ambt.

Inherent aan zijn ambt is elke opdracht die ingevolge een wettelijke of reglementaire bepaling verbonden is aan het ambt of elke opdracht waarvoor de ambtenaar wordt aangewezen door de overheid waaronder hij ressorteert. § 2. Een politiek mandaat wordt niet beschouwd als een beroepsactiviteit. § 3. Er kan toestemming worden verleend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit buiten de diensturen, indien deze niet in strijd is met de bepalingen van artikel 16/3. § 4. Er kan toestemming worden verleend voor de uitoefening van een beroepsactiviteit binnen de diensturen, indien deze : 1° niet in strijd is met de bepalingen van artikel 16/3;2° van algemeen belang is voor de Franse Gemeenschapscommissie;3° zonder nadeel voor de dienst of voor het publiek kan worden uitgeoefend. De ambtenaar die een beroepsactiviteit uitoefent tijdens de diensturen is in dienstactiviteit.

Het Collegelid belast met het Openbare Ambt bepaalt de wijze waarop deze maatregel wordt toegepast. § 5. De aanvraag tot cumulatie wordt schriftelijk ingediend bij de algemeen bestuurder, door middel van een modelformulier dat door de personeelsdienst wordt verstrekt.

De hiërarchische meerdere geeft vooraf een gemotiveerd advies in het vak dat hiervoor voorzien is op het formulier vooraleer hij het dossier naar de algemeen bestuurder stuurt. § 6. De De toestemming wordt verleend of geweigerd door de algemeen bestuurder. De ambtenaar wordt geïnformeerd over de beslissing binnen de vierentwintig werkdagen vanaf zijn aanvraag.

De toestemming kan altijd worden herroepen door de algemeen bestuurder.

Art. 16/5.Elke inbreuk op artikelen 16/3 en 16/4 is onderhavig aan één van de disciplinaire straffen voorzien door artikel 92, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de strafwetten.

Art. 16/6.Het deel III/I is van toepassing op stagiairs ».

Art. 4.Het deel VIII Overenigbaarheden van hetzelfde besluit is afgeschaft.

Art. 5.Het Collegelid bevoegd voor het Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van deze beslissing.

Opgemaakt te Brussel, op 15 maart 2012.

Door het College : Het Collegelid belast met het Openbaar Ambt, B. CEREXHE. De Voorzitter van het College, C. DOULKERIDIS.

^