Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 12 december 2002
gepubliceerd op 16 juni 2003

Besluit 2002/454 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de bijzondere erkenning en betoelaging van de dagverzorgingscentra

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031296
pub.
16/06/2003
prom.
12/12/2002
ELI
eli/besluit/2002/12/12/2003031296/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2002. - Besluit 2002/454 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de bijzondere erkenning en betoelaging van de dagverzorgingscentra


Het College, Gelet op de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1980, bij koninklijk besluit nr. 59 van 22 juli 1982 en bij de wet van 25 januari 1999;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 30 maart 1983 tot inrichting van de verzorgingsinstellingen in de Franse Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 2, 4, §§ 1, 3 en 5;

Gelet op het advies van de afdeling « Opnames » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Welzijnzorg en Gezondheidsbeleid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 3 september 2002;

Gelet op de beslissing van het College om de Raad van State te vragen ons binnen één maand van zijn advies te dienen;

Gelet op advies 34.143/4 van de Raad van State gegeven op 22 november 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende aanhangsel nr. 2 bij het Protocol van 9 juni 1997 gesloten tussen de federale Regering en de overheden die bedoeld zijn in de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende het gezondheidsbeleid dat ten opzichte van senioren gevoerd moet worden;

Overwegende aanhangsel nr. 3 bij het Protocol van 9 juni 1997 betreffende het gezondheidsbeleid dat ten opzichte van senioren gevoerd moet worden.

Overwegende het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen van de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 juli 1986, 8 december 1986, 21 april 1987, 5 juni 1990, 12 juli 1991, 17 december 1992, 12 oktober 1993, 29 december 1994 en 24 juni 1999 tot invoering van de dagverzorgingscentra bij de verzorgingsinstellingen, waarbij het aangewezen is de vooorwaarden en toepassingswijze van de erkenning nader te bepalen;

Overwegende dat andere vormen van opvang en diensten voor senioren uitgebouwd moeten worden, met name betere bijstand verleend aan de thuisblijvers;

Op voorstel van het Lid van het College bevoegd voor Gezondheidsbeleid, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Met toepassing van artikel 138 van de Grondwet regelt dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld bij artikel 128 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie; - Lid van het College : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd voor Gezondheidsbeleid; - bestuur : de diensten van het College; - Adviesraad : de afdeling « opnames » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Welzijnzorg en Gezondheidsbeleid; - centrum : dagverzorgingscentrum - de rechthebbende : de bejaarde die onder de categorieën B, C of Cd van de Katz-schaal valt; - leefproject : de doelstellingn van het centrum inzake leefkwaliteit, zelfredzaamheid en optimaal welzijn van de rechthebbende en de toegepaste middelen om deze doestellingen te bereiken. HOOFDSTUK II. - Toepassingswijze en erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Voorlopige bijzondere erkenningsaanvraag

Art. 3.Het College kan het centrum dat voor het eerst een bijzondere erkenningsaanvraag indient, voorlopig erkennen, mits deze erkenningsaanvraag de in artikel 4 gestelde erkennings- en ontvankelijkheidsvoorwaarden vervult.

Art. 4.§ 1. Om erkend te worden dient het centrum, naast de normen die vastgesteld zijn in het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen van de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als dagverzorgingscentrum, te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° een rechtspersoon zijn;2° over een leefproject beschikken;3° in het bezit zijn van een gunstig verslag van de Brandweerdienst dat niet ouder is dan een jaar de dag waarop de erkenningsaanvraag wordt ingediend, en waarbij toelating wordt gegeven om het centrum open te stellen;4° een verzekeringspolis inzake burgelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden en opgevangen personen hebben aangegaan;5° een brandverzekering hebben aangegaan. § 2. Om ontvankelijk te zijn, dient de erkenningsaanvraag per ter post aangetekende zending of tegen ontvangbewijs bij het bestuur te worden ingediend, samen met de volgende stukken en inlichtingen : 1° een afschrift van de statuten als in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met de eventuele wijzigingen;2° de benaming van het centrum en het adres;3° een document met vermelding van de naam van de verantwoordelijke van het dagelijks beheer die door de inrichtende macht wordt gemachtigd om het centrum bij het bestuur te vertegenwoordigen;4° het leefproject;5° een afschrift van de plannen tot aanduiding van het verplaatsingsplan binnen de instelling, de bestemming en de oppervlakten van de ruimten;6° een verslag van de brandweerdienst waarbij toelating wordt gegeven het centrum open te stellen, verslag dan niet ouder is dan een jaar op het ogenblik van indiening van de erkenningsaanvraag.Dit verslag wordt aan de burgemeester bezorgd; 7° de lijst van het personeel van het centrum met ieders hoedanigheid, ambt, wekelijks prestatieritme, of bij ontstentenis, het personeelwervingsplan;8° een afschrift van de verzekeringspolis inzake burgelijke aansprakelijkheid met betrekking tot die personeelsleden en opgevangen personen, alsook het jongste betaalbewijs;9° een afschrift van de brandverzekering en het jongste betaalbewijs;10° een afschrift van de overeenkomst met een rusthuis of met een rust-en verzorgingstehuis, dat voor de functionele verbinding is erkend;11° het huishoudelijk reglement;12° in voorkomend geval, de samenwerkingsovereenkomsten die gesloten zijn met sanitaire, sociale en culturele structuren die zouden kunnen bijdragen tot een globaliter betere tenlasteneming van de rechthebbenden. Het aldus samengestelde dossier dient ondertekend te zijn door de persoon die gemachtigd is om het centrum te vertegenwoordigen.

Art. 5.Wanneer het dossier niet volledig is, vraagt het bestuur aan de verantwoordelijke beheerder alle aanvullende stukken en inlichtingen te bezorgen.

Art. 6.Zodra het bestuur over een volledig administratief dossier beschikt, wordt de aanvraag onderzocht. Als de aanvraag ontvankelijk is, doet het College uitspraak over de voorlopige bijzondere erkenningsaanvraag en wordt de aanvrager van die beslissing in kennis gesteld.

Art. 7.Bij weigering van de voorlopige bijzondere aanvraag wordt die beslissing bij een ter post aangetekende zending betekend.

Wanneer de voorlopige bijzondere erkenningsaanvraag geweigerd wordt, is de betrokken aanvrager niet geoorloofd om binnen een jaar na betekening van de beslissing opnieuw een voorlopige erkenningsaanvraag in te dienen.

Art. 8.Tijdens de geldigheidsduur van de bijzondere erkenningsaanvraag voert het bestuuur een controlebezoek uit om na te gaan of het centrum aan de in dit besluit gestelde erkenningsvooorwaarden voldoet alsook aan die van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen van bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als dagverzorgingscentrum, en of het eigen leefproject er in acht wordt genomen.

Art. 9.De voorlopige bijzondere erkenning wordt voor een jaar toegekend en kan worden verlengd. Zolang het College vóór het verstrijken van de geldende erkenning geen beslissing heeft genomen, blijft de dienst zijn erkenning genieten. Afdeling 2. - Definitieve bijzondere erkenningsaanvraag

Art. 10.Uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de voorlopige bijzondere erkenning dient het centrum bij een ter post aangetekende zending of tegen ontvangbewijs een definitieve erkenningsaanvraag bij het bestuur in. Deze omvat de eventueel bijgewerkte stukken bedoeld bij artikel 4 van dit besluit.

Art. 11.Wanneer de aanvraag van het centrum onvolledig is, vraagt het bestuur aan de verantwoordelijke beheerder hem alle aanvullende stukken en inlichtingen te verstrekken.

Art. 12.Wanneer de aanvraag volledig is, onderzoekt het bestuur de bijzondere erkenningsaanvraag en wordt een controlebezoek uitgevoerd om na te gaan of het centrum aan de in dit besluit gestelde erkenningsvooorwaarden voldoet alsook aan die van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen van bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als dagverzorgingscentrum, en of het eigen leefproject er in acht wordt genomen.

Art. 13.§ 1. Het bestuur bezorgt het dossier aan het Lid van het College. Het Lid legt het voorstel voor aan de Adviesraad die de aanvraag onderzoekt en binnen drie maanden na aanhangigmaking zijn advies aan het Lid van het College bezorgt. Na die termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn. Het College doet uitspraak over de aanvraag en stelt het centrum in kennis van zijn beslissing. § 2. De bijzondere erkenning wordt voor een termijn van vijf jaar toegekend en kan worden verlengd. § 3. Bij weigering van de bijzondere erkenning wordt de beslissing ter kennis van het centrum gebracht. Er wordt een afschrift van deze beslissing aan de Adviesraad bezorgd. Afdeling 3. - Wijziging van de erkenning

Art. 14.Wanneer de gegevens bedoeld bij artikel 4 van dit besluit in de loop van de bijzondere erkenningperiode gewijzigd worden, wordt dit onmiddellijk ter kennis van het bestuur gebracht.

Art. 15.Elke wijziging aan de erkennings- en ontvankelijkheidsvoorwaarden bedoeld bij artikel 4 kan een wijziging van de erkenning voor gevolg hebben, met dien verstande dat het College ertoe gehouden is de erkenning te wijzigen wanneer het centrum van naam verandert of verhuist, of wanneer een wijziging werd aangebracht aan de overeenkomst die gesloten werd met het rust-en verzorgingstehuis waarmee het functineel verbonden is.

Art. 16.De eventuele wijziging van de bijzondere erkenning wordt onderzocht op grond van de regels die van toepassing zijn op de erkenningsaanvraag. Enkel die stukken die betrekking hebben op de wijzigingen dienen te worden voorgelegd. Afdeling 4. - Hernieuwing van de bijzondere erkenning

Art. 17.De verlengingsaanvraag voor de bijzondere erkenning wordt uiterlijk zes maanden vóór beëindiging van de geldende erkenning bij ter post aangetekende zending of tegen ontvangbewijs bij het bestuur ingediend. De aanvraag is vergezeld van een administratief dossier dat de in artikel 4 bedoelde stukken omvat.

Het centrum blijft erkend zolang het College vóór het verstrijken van de geldende erkenningstermijn geen beslissing heeft genomen.

Art. 18.De hernieuwingsprocedure wordt in de artikelen 11 tot 13 nader bepaald. Afdeling 5. - Intrekking van de bijzondere erkenning

Art. 19.Als een centrum niet langer aan de vereiste normen voldoet, kan het Lid van het College op elk ogenblik de procedure voor de intrekking van de bijzondere erkenning aanvatten.

Bij een ter post aangetekende zending met ontvangbewijs brengt hij een met redenen omkleed voorstel van intrekking van de bijzondere erkenning ter kennis van de verantwoordelijke beheerder en bezorgt hij een afschrift hiervan aan de Adviesraad.

Zodra het centrum de in het tweede lid bedoelde brief ontvangt, mag het niet langer nieuwe rechthebbenden opvangen totdat hem de binnen twee maanden te nemen beslissing van het College wordt megedeeld.

De verantwoordelijke beheerder beschikt over vijftien kalenderdagen vanaf de dag van kennisgeving van het voorstel om zijn opmerkingen bij het Lid van het College te laten geworden, dat hiervan een afschrift aan de Adviesraad bezorgt. De laatstgenoemde verzoekt de verantwoordelijke beheerder om indien gewenst, voor hem te verschijnen en onderzoekt het voorstel van intrekking van de bijzondere erkenning.

Binnen twee maanden na aanhangigmaking ervan bezorgt hij zijn advies aan het College. Na het verstrijken van deze termijn wordt geen rekening meer gehouden met het verwachte advies.

De beslissing van het College wordt bij een ter post aangetekende zending met ontvangbewijs aan de verantwoordelijke beheerder betekend.

Art. 20.De beslissing tot intrekking van de bijzondere erkenning heeft de sluiting van het centrum voor gevolg, dit uiterlijk binnen drie maanden na de betekening van de beslissing tot intrekking van de bijzondere erkenning.

Het personeel, de rechthebbenden, de gezinnen en de mandatarissen worden bij een schrijven door het centrum verwittigd. Afdeling 6. - Vrijwillige sluiting

Art. 21.Wanneer het centrum beslist zijn activiteiten stop te zetten wordt die beslissing drie maanden vóór de effectieve stopzetting aan het Lid van het College en het bestuur meegedeeld.

Het personeel, de rechthebbenden, de gezinnen en de mandatarissen worden hiervan bij een schrijven verwittigd. Afdeling 7. - Sluiting wegens dringende redenen inzake volksgezondheid

Art. 22.§ 1. Bij dringende redenen inzake volksgezondheid kan het Lid van het College voorlopig bevelen dat een centrum dringend gesloten moet worden.

Zodra het centrum op de hoogte is gebracht, dient het terstond alle activiteiten stop te zetten.

Het personeel, de rechthebbenden, de gezinnen en de mandatarissen worden hiervan bij een schrijven door het centrum verwittigd.

De Adviesraad wordt tegelijk op de hoogte gebracht. § 2. Binnen vijftien dagen deelt de Adviesraad aan de inrichtende macht de datum mee waarop de zaak onderzocht wordt en wordt hij tevens verzocht zijn opmerkingen te doen gelden en vóór hem te verschijnen.

De Adviesraad bespreekt de zaak, welk gevolg ook aan het verzoek tot verschijning werd gegeven, en binnen acht dagen na die bespreking wordt zijn advies naar het College overgezonden dat definitief uitspraak doet over de sluiting.

Ingeval van definitieve sluiting wordt de beslissing met redenen omkleed en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. HOOFDSTUK III. - Normen Afdeling 1. - Algemene inrichtingsnormen

Art. 23.In het kader van zijn leefproject dient het centrum te zorgen voor wat volgt : 1° instaan voor het heen-en weervervoer van de rechthebbenden die hierom vragen;2° instaan voor minstens een warme maaltijd per dag.De maaltijd moet worden voorbereid en uitgedeeld met inachtneming van de geldende hygiënische normen. De voeding moet gevarieerd zijn en afgestemd op de gezondheidstoestand van de rechthebbenden; 3° minstens 8 u.30 m. per dag open zijn, en dit van maandag tot vrijdag, met uitzondering van de feestdagen; 4° stimulerende activiteiten opzetten om de rechthebbenden zo zelfredzaam mogelijk te maken en eventueel te zorgen voor hun revalidatie;5° instaan voor de opvang van de rechthebbenden zonder onderscheid op het vlak van het geslacht, etnische afkomst, seksuele gezindheid, ideologische, filosofische of godsdienstige strekking;5° vrije keuze van de behandelende geneesheer; 7° een aanwezigheidsregister m.b.t. de rechthebbenden bijhouden.

Art. 24.Naast de normen die opgenomen zijn in bijlage II B bij het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen van bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, dient het centrum voor elke rechthebbende een individueel dossier bij te houden dat omvat wat volgt : 1° de overeenkomst tot vaststelling van de opnanevoorwaarden, de financiële bijdrage, alsook de wederzijdse rechten en plichten bij opvang in een dagverzorgingscentrum; 2° de individuele fiche met de persoonsgegevens van de rechthebbende, de nadere gegevens van de personen die verwittigd kunnen worden, de inlichtingen over de zorgkas en alle door derden genomen beschikkingen m.b.t. het gevoel van veiligheid van de rechthebbende; 3° het medisch dossier met een inschatting van de afhankelijkheidsgraad van de rechthebbende;4° in geval van gebruik van elektronische huisarresten, de bewijsstukken waaruit blijkt dat het recht op een menswaardig privé-leven gevrijwaard wordt en dat het principe van vrijheid en waardigheid van de residenten als gewaarborgd in artikel 5, § 2, 2° en § 3, 1° en 2° van de verordening van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 december 1993 tot vaststelling van de normen waaraan de rustoorden voor bejaarden moeten voldoen, nagekomen is.

Art. 25.De verantwoordelijke belast met het dagelijks beheer moet houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs.

Art. 26.Voor ieder personeelslid van het centrum moet een dossier worden bijgehouden dat de volgende stukken omvat : 1° een afschrift van het eensluidend verklaard eindgetuigschrift;2° de arbeidsovereenkomst;3° de werkuren;4° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag.

Art. 27.In geen geval mag een personeelslid of een lid van de inrichtende macht het erfgoed van een rechthebbende beheren, tenzij hij met hem verwant is. In dat geval dient het betrokken lid zijn wettelijke vertegenwoordiger te zijn, of aangewezen te zijn als voogd, voorlopige beheerder of juridische raadgever. Afdeling 2. - Bouwkundige en veiligheidsnormen

Art. 28.Het bouwconcept van het centrum is aangepast aan de behoeften en de aard van de gezondheidsproblemen van de opgevangen personen.

Art. 29.De instellingen met verdiepingen beschikken over liften zodat niet-validen toegang kunnen krijgen, of over ziekenliften voor een vertikaal verkeer.

Art. 30.Het centrum dient vanaf buiten makkelijk bereikbaar te zijn waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de handicap van de opgevangen personen.

Art. 31.Alle vloeren en wanden zijn afwasbaar, glad en makkelijk te ontsmetten.

De algemene diensten - met name de keuken - worden op die wijze ingericht dat ze qua geur of uitwasemingen niet hinderlijk zijn.

Art. 32.Er wordt gezorgd voor voldoende verluchting en verlichting van de woon- en activiteitenruimten.

Art. 33.De ruimten worden bestendig tegen een temperatuur van 22 graden verwarmd.

Art. 34.Het centrum beschikt minstens : 1° over een badkamer met badkuip of douchecel, een kledingsruimte waardoor de intimiteit van de personen steeds gevrijwaard kan worden;2° een toilet per zes personen waaronder een aangepast aan personen met een handicap;3° een wastafel met stromend water per zes personen.

Art. 35.De totale oppervlakte van de activiteiten- en woonruimten (salon, eetkamer, speelkamer) bedraagt 6 m2 per persoon.

Art. 36.Het centrum moet over een aparte ruimte met minstens twee bedden beschikken om er patiënten te laten rusten.

Art. 37.De uitrusting van het centrum is aangepast aan de behoeften van de personen en er moet een zetel per persoon ter beschikking staan.

Art. 38.Het centrum moet beschikken over een onderzoekzaal die tevens als verpleeg- en verzorgingszaal kan dienen.

Art. 39.Het centrum neemt de nodige maatregelen om brandgevaar te voorkomen, alsook om de aanwezigen bij rampen te evacueren. Het centrum leeft de veiligheidsnormen na die gelden voor dit soort instellingen. HOOFDSTUK IV. - Betoelaging

Art. 40.Binnen de perken van de beschikbare geldmiddelen en ondanks de mogelijkheid voor een centrum om eveneens als dagcentrum te worden erkend, worden de toelagen aangewend voor : 1° de bezoldigingskosten, de kosten voor onderaanbesteding of erelonen van kinesist, ergotherapeut, logopedist, geriatrisch opvoeder met een functie van reactivering;2° de kosten voor voortgezette opleiding van het personeel, ten belope van minstens 1 % van de totale toelage;3° de vervoerkosten van de rechthebbenden van het centrum;4° de werkingskosten;5° de kosten voor de stimulerende, reactiverings- en revalidatieactiviteiten;6° sommige kosten voor klein gerief ter bevordering van revalidatie en/of behoud van de zelfredzaamheid.

Art. 41.Aan het centrum dat minstens 10 en hoogstens 20 plaatsen ter beschikking stelt kent het College voor het eerste jaar een toelage toe ten bedrage van 17.350 euro of een kleiner bedrag dat berekend wordt op grond van het aantal maanden activiteit en, de daaropvolgende jaren een toelage ten bedrage van 24.800 euro . De in dit artikel bedoelde toelage wordt elk jaar op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen als bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna gezondheidsindex genoemd, volgens de formule : Basisbedrag x gezondheidsindexcijfer van december van het vorig jaar/gezondheidsindexcijfer van december 2002

Art. 42.Aan het centrum worden per kwartaal toelagevoorschotten uitbetaald. Een kwart van de toelage wordt uiterlijk op 15 februari betaald, het tweede kwart uiterlijk op 15 mei, het derde kwart uiterlijk op 15 augustus en een vijfde van de toelage uiterlijk op 15 november. Het saldo van de toelage wordt uiterlijk op 1 oktober van het daaropvolgende jaar betaald mits voorlegging, uiterlijk op 30 april van dat daaropvolgende jaar, van de bewijsstukken, rekeningen en balans alsook van het activiteitenverslag. Het erkende centrum wordt onderworpen aan het toezicht van het bestuur en bezorgt een afschrift van het aanwezigheidsregister als hierom gevraagd wordt. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 43.Voor de centra die vóór 1 januari 2003 zijn erkend wordt een overgangsperiode vastgesteld zodat de plaats aangepast kan worden aan de normen m.b.t. de dagverzorgingscentra. De verbouwingswerken zullen hoogstens twee maanden in beslag nemen, te rekenen vanaf 1 januari 2003.

Art. 44.Dit besluit heeft volkomen gevolg met ingang van 1 oktober 2002, met uitzondering van de artikelen 41, 42 en 43 die op 1 januari 2003 in werking treden. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 45.Het Lid van het College is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 46.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2002.

Brussel, 12 december 2002.

Namens het College : Voorzitter van het College, E. TOMAS Lid van het College bevoegd voor Gezondheidsbeleid, Cultuur, Toerisme, Sport en Jeugd, D. GOSUIN

^