gepubliceerd op 19 juli 2004
Besluit nr. 2003/008 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
10 JUNI 2004. - Besluit nr. 2003/008 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het College, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988;
Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het « Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle », inzonderheid op artikel 22;
Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op de artikelen 46 tot 52;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het « Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle », verleend op 28 juni 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, verleend op 29 mei 2002;
Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met de Begroting, verleend op 22 mai 2003;
Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met het Openbaar Ambt, verleend op 15 januari 2004;
Gelet op het akkoord van de federale Minister van Pensioenen;
Gelet op het protocol nr. 2003/5 van het Comité van de Sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie, ondertekend op 17 februari 2003 Gelet op de beraadslaging van het College van de Franse Gemeenschapscommissie op datum van 15 januari 2004 betreffende de adviesaanvraag binnen de maand;
Gelet op het advies 36.631/2 van de Raad van State, verleend op 25 februari 2004, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van de Leden van het College bevoegd voor de Beroepsopleiding, Onderwijs en het Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit artikel regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in de artikelen 127 en 128 van de Grondwet.
Art. 2.De bepalingen van artikel 32 van het Besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie worden als volgt vervangen :
Art. 32.§ 1. De Leidend Ambtenaar van de instelling wijst een vormingsdirecteur aan onder de ambtenaren van rang 11 minstens, met een anciënniteit in niveau 1 van minstens vijf jaar.
De vormingsdirecteur wordt aangewezen voor een hernieuwbare periode van vijf jaar. § 2. Vóór zijn aanwijzing moet de vormingsdirecteur een geschiktheidsbrevet behalen dat wordt afgeleverd na een opleidingsperiode van ten minste tien dagen en waarvan de nadere regels worden bepaald door het College.
Komen in aanmerking voor de opleidingsperiode, de kandidaten die door de Directieraad werden weerhouden onder de ambtenaren van niveau 11 ten minste en die op hun beoordelingsstaat de gunstigste vermelding hebben bekomen.
Ten hoogste drie kandidaten volgen de in de voorgaande leden bedoelde opleidingsperiode De kandidaten van wie de deelname aan de opleidingsperiode werd geweigerd, kunnen binnen de acht dagen na kennisgeving van de beslissing beroep indienen bij de Stagecommissie. Deze zal binnen vijftien dagen uitspraak doen. § 3. 3° Benevens de bevoegdheden die hem door dit besluit uitdrukkelijk worden toegekend, heeft de vormingsdirecteur als opdracht : - adviezen uitbrengen aangaande de onthaal- en opleidingsprogramma's, op zijn initiatief, op initiatief van de Leidend Ambtenaar van de instelling of van zijn afgevaardigde, of op aanvraag van de afdeling Human Resources van de in artikel 2 bedoelde instellingen; - de stagiaires begeleiden en op hen toezicht houden; 4° Tijdens de duur van zijn opdracht verkrijgt de vormingsdirecteur de wedde verbonden aan de eerste graad van rang 13, behalve indien hij ten minste een gelijke wedde geniet. Tijdens de duur van zijn opdracht moet de vormingsdirecteur kunnen deelnemen aan vervolmakende activiteiten. § 4. Wat de begeleiding van de stagiairs aangaat, stelt de vormingsdirecteur drie uitvoerige verslagen op ter omkleding van zijn evaluatie en maakt deze over aan de personeelsdienst.
Het eerste verslag wordt overgemaakt vóór het einde van de tweede maand voor de stagiaires van niveau 2 en 3 en vóór het einde van de vierde maand voor de stagiaires van niveau 1 en 2+.
Het tweede verslag wordt overgemaakt vóór het einde van de vierde maand voor de stagiaires van niveau 2 en 3 en vóór het einde van de achtste maand voor de stagiaires van niveau 1 en 2+.
Het derde verslag wordt overgemaakt vóór het einde van de zesde maand voor de stagiaires van niveau 2 en 3 en vóór het einde van de twaalfde maand voor de stagiaires van niveau 1 en 2+.
Ieder verslag wordt ter kennis gebracht van de stagiair, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt die in zijn persoonlijk dossier worden opgenomen. § 5. In afwachting van de benoeming van een vormingsdirecteur, oefent de ambtenaar verantwoordelijk voor de afdeling Human Resources van de instelling, tijdelijk de bevoegdheden uit die door dit besluit aan de vormingsdirecteur worden toegekend.
Art. 3.De bepalingen van deel V - Het Onthaal en de Vorming in de artikelen 46 tot 52 van het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie worden als volgt vervangen : DEEL V. - HET ONTHAAL EN DE VORMING HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 46.De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op : - 1° de leden van het vastbenoemde statutair personeel van de in artikel 2 van het statuut bedoelde instellingen; - 2° op de stagiairs met uitzondering van de bepalingen van de artikelen 48 tot 52 van het statuut; - 3° op de leden van het contractueel personeel (administratief) van genoemde instellingen; HOOFDSTUK II. - Het onthaal
Art. 47.Onder onthaal dient elke maatregel te worden verstaan ter bevordering van de integratie van de nieuwe personeelsleden in de schoot van de instellingen bedoeld in artikel 2 van het statuut.
Art. 47/2.§ 1. Het College neemt, op voordracht van het Lid van het College bevoegd voor het Openbaar Ambt, de richtsnoeren aan inzake onthaal. § 2. De Leidend Ambtenaar van elke in artikel 2 bedoelde instelling, bepaalt, na advies van de Directieraad overeenkomstig de krachtens in de vorige paragraaf bepaalde richtsnoeren, het onthaalprogramma dat beantwoordt aan de behoeften van zijn administratie en van zijn personeel.
Art. 47/3.De afdeling Human Resources wordt belast met de uitvoering van het onthaalprogramma.
Art. 47/4.Tijdens de periodes van afwezigheid die gerechtvaardigd worden door toepassing van de bepalingen van deze paragraaf, is de ambtenaar in actieve dienst. HOOFDSTUK III. - De opleiding
Art. 48.Onder beroepsopleiding dient men te verstaan, elke opleiding die rechtstreeks betrekking heeft op de uitgeoefende of de in de toekomst uit te oefenen betrekking in de schoot van de instelling.
Worden ambtshalve beschouwd als beroepsopleidingen : - de voorbereidende opleidingen op een vergelijkend wervingsexamen georganiseerd door SELOR, - de voorbereidende opleidingen op een loopbaanexamen.
Art. 48/2.Er wordt een dienstvrijstelling van drie dagen toegekend aan elk personeelslid of aan een groep personeelsleden die deelnemen aan het loopbaanexamen of aan een examen georganiseerd door SELOR en die geen specifieke opleiding volgen.
Art. 48/3.§ 1. Jaarlijks wordt een indicatief opleidingsplan uitgewerkt voor elke personeelslid of elke groep personeelsleden die dezelfde betrekking uitoefenen : deze laatste heeft betrekking op de periode tussen 1 september en 31 augustus van het volgende jaar. § 2. Het opleidingsplan wordt uitgewerkt door de afdeling Human Resources. § 3. Dit plan doet melding van : 1° De verplichte beroepsopleiding die het personeelslid zal moeten volgen gedurende het jaar waarop het opleidingsplan betrekking heeft. Men verstaat onder verplichte beroepsopleiding, de opleiding opgelegd door de Instelling met het oog op de uitgeoefende of uit te oefenen betrekkingen. 2° De beroepsopleiding die het personeelslid wenst te volgen gedurende het jaar waarop het opleidingsplan betrekking heeft.
Art. 49.Voor de verplichte beroepsopleiding georganiseerd binnen of buiten de instelling verkrijgt de ambtenaar een dienstvrijstelling. De opleidingsuren buiten de diensturen worden gecompenseerd in toepassing van het reglement dat van toepassing is op het betrokken personeelslid.
Art. 49/2.Er wordt een opleidingsverlof toegekend voor de beroepsopleiding op voorwaarde dat de gekozen opleidingsverstrekker geaccrediteerd is.
De opleidingsverstrekkers die in bijlage IV van dit besluit vermeld worden, zijn geaccrediteerd en de opleidingen van de instellingen die bepaald worden door de afdeling Human Resources.
Art. 49/ 3. § 1. Voor het verkrijgen van een opleidingsverlof deelt het personeelslid de gekozen opleiding mee aan zijn hiërarchische overste. Deze laatste maakt zijn aanvraag met zijn gemotiveerd advies binnen tien dagen over aan de afdeling Human Resources.
De afdeling Human Resources verleent het opleidingsverlof binnen tien dagen na de overbrenging van de aanvraag.
Indien er geen beslissing komt binnen de vooropgestelde termijn wordt de beslissing gunstig geacht.
Wanneer de afdeling Human Resources het opleidingsverlof weigert, kan beroep worden ingesteld bij de Beroepscommissie inzake opleiding waarvan de samenstelling en de werkingswijzen in artikel 52 worden vastgelegd. § 2. Het opleidingsverlof mag in geen geval worden geweigerd voor de in artikel 48, lid 2, bedoelde opleidingen, wanneer het een eerste deelname betreft aan het examen of de proef in kwestie.
Art. 49/4.Tijdens de door de deelname aan de georganiseerde activiteiten in het kader van dit hoofdstuk gemotiveerde afwezigheden, is de ambtenaar in actieve dienst.
Art. 49/5.§ 1. Het opleidingsverlof is gelijk aan het aantal opleidingsuren, zonder evenwel per referentiejaar het plafond van 120 uren te mogen overtreffen.
Het aantal uren waarvan de ambtenaar die is vrijgesteld wegens vorige of huidige studies, wordt in dezelfde mate in vermindering gebracht van het plafond.
Men verstaat onder « referentiejaar » de periode vanaf 1 september van een academisch jaar tot 31 augustus van het volgende jaar.
Het aantal opleidingsuren wordt, voor de opleiding die geen regelmatige aanwezigheid vereist, gelijkgesteld met het aantal lessen van het leerprogramma. § 2. Het opleidingsverlof kan worden geweigerd indien het niet verenigbaar is met het belang van de dienst. Een dergelijke weigering mag geen twee opeenvolgende jaren geschieden. § 3. Het opleidingsverlof mag niet meer dan tweemaal voor dezelfde opleiding worden toegekend.
Art. 49/6.Het recht op een dienstvrijstelling of op een opleidingsverlof wordt geschorst indien na afloop van een opleiding, blijkt uit het over te maken getuigschrift van nauwgezetheid dat de ambtenaar ongewettigd afwezig is geweest op de opleidingslessen en dit gedurende meer dan één vijfde van de duur ervan.
Art. 50.Het toezicht op de dienstvrijstelling en op het opleidingsverlof gebeurt op grond van volgende getuigschriften : 1° een getuigschrift van regelmatige inschrijving met vermelding van de opleiding waarvoor de ambtenaar is ingeschreven, het aantal uren van de opleiding en ook het tijdsschema.2° in het geval deze kan worden uitgereikt, een getuigschrift over de nauwgezetheid waarmee de ambtenaar de opleiding heeft gevolgd De attesten zijn conform de modellen uit bijlagen 5 en 6 van dit besluit.
Art. 50/2.Het formulier van getuigschrift van regelmatige inschrijving wordt door de ambtenaar overgemaakt aan de opleidingsverstrekker.
De ambtenaar dient het getuigschrift van inschrijving behoorlijk ingevuld over te maken aan de afdeling Human Resources.
Art. 50/3.§ 1. Het formulier van getuigschrift over de nauwgezetheid wordt overgemaakt door de ambtenaar aan de opleidingsverstrekker na afloop van de opleiding of van het leerprogramma.
Deze reikt het getuigschrift uit binnen twintig dagen na het beëindigen van de opleiding.
Binnen dertig dagen na het beëindigen van de opleiding of het leerprogramma, overhandigt de ambtenaar het getuigschrift aan de afdeling Human Resources.
Dezelfde verplichting geldt voor de ambtenaar die voortijdig de opleiding opgeeft. § 2. Het opgeven van de opleiding dient onverwijld te worden gemeld aan de opleidingsverstrekker.
Art. 50/4.Voor de opleiding die geen regelmatige aanwezigheid vereist, moet de dienstvrijstelling of het opleidingsverlof opgenomen worden tussen het aanvatten van de opgelegde taken en het beëindigen ervan. Wanneer deze opleiding gevolgd wordt door de deelname aan een examen, wordt de periode verlengd tot het einde van de eerste of eventueel tweede examenzittijd.
Art. 50/5.Rekening houdend met de behoeften van de dienst en met het aantal uren of lessen van de opleiding vermeld op het getuigschrift van regelmatige inschrijving, kan desgevallend een planning voor de dienstvrijstelling of het opleidingsverlof opgelegd worden. De planning wordt opgesteld door het diensthoofd, na raadpleging van de betrokken ambtenaar. Zij wordt overgemaakt aan de afdeling Human Resources.
Art. 51.De ambtenaar die door zijn hiërarchische meerdere en/of de afdeling Human Resources verplicht wordt een opleiding te volgen, heeft recht op terugbetaling van de reiskosten.
De kosten verbonden aan een door de hiërarchische meerdere of de afdeling Human Resources verplichte opleiding worden integraal door de instelling ten laste genomen.
Art. 51/2.De kosten verbonden aan een opleiding die de ambtenaar op eigen verzoek volgt, kunnen het voorwerp uitmaken van een financiële tussenkomst vanwege de instelling. De modaliteiten en voorwaarden waaronder deze wordt toegekend, worden vastgesteld door het College van de Franse Gemeenschapscommissie en ten uitvoer gelegd door de Directeur-generaal.
Art. 52.§ 1. Het personeelslid kan beroep aantekenen tegen de beslissing tot afwijzing van zijn aanvraag om een opleiding te volgen of tegen de beslissing de opleiding te beëindigen.
Te dien einde wordt bij de instelling een Beroepscommissie inzake opleiding opgericht. § 2. De commissie is samengesteld uit : Een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, aangewezen door het Beheerscomité op voordracht van de Directeur-generaal;
Drie effectieve en drie plaatsvervangende leden, aangewezen door de Directeur-generaal;
Drie effectieve en drie plaatsvervangende leden, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties van het Instituut (één lid per representatieve vakorganisatie);
Een secretaris, aangewezen door de Directeur-generaal, die niet stemgerechtigd is.
De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan het Beheerscomité. § 3. De ambtenaar beschikt over tien dagen tijd om beroep aan te tekenen, te rekenen, al naargelang het geval, vanaf de datum waarop hem de beslissing tot afwijzing van zijn aanvraag wordt medegedeeld of vanaf de datum waarop hij ervan op de hoogte wordt gesteld dat een einde wordt gemaakt aan zijn opleiding. § 4. Behalve bij wettige verhindering verschijnt de ambtenaar persoonlijk voor de Commissie; hij kan zich laten bijstaan door een personeelslid van het Instituut of door een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie van het Instituut. Deze raadsman mag in geen geval deel uitmaken van de Commissie.
De verdediging van de aangevochten maatregel wordt waargenomen door een ambtenaar die door de Directeur-generaal wordt aangewezen.
Noch deze ambtenaar, noch de appellant of zijn raadsman mogen bij de beraadslaging aanwezig zijn.
Tegen de beslissing van de Commissie is geen intern beroep mogelijk.
Art. 4.Overgangs- en slotbepalingen. § 1. De dienstvrijstelling en het opleidingsverlof volgens de nieuwe artikelen 48 tot 52, zijn toepasbaar op de opleidingen die aanvangen vanaf 1 september volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Het stelsel van dienstvrijstelling en opleidingsverlof dat in voege is vóór de eerste september volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de opleiding waarvoor reeds een dienstvrijstelling of opleidingsverlof werd toegekend.
Art. 5.De leden van het College, bevoegd voor Beroepsopleiding, Onderwijs en het Openbaar Ambt worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 juni 2004.
E. TOMAS, Voorzitter van het College, bevoegd voor Onderwijs, Beroepsomschakeling en Bijscholing, Schoolvervoer, Cohabitatie met de plaatselijke leefgemeenschappen, Relaties met de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, en de Internationale Betrekkingen J. SIMONET, Lid van het College, belast met het Openbaar Ambt Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie.
Bijlage 4 Erkenning Artikel 1 De volgende opleidingsverstrekkers zijn erkend; de opleidingen geven recht op de toekenning van opleidingsverlof : 1. De afstandsonderwijscursus van de dienst Afstandsonderwijs van het Ministerie van Opvoeding, Onderzoek en Vorming van de Franse Gemeenschap.2. De cursussen die georganiseerd worden in het kader van het onderwijs voor sociale promotie en die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend zijn door een Gemeenschap.3. De cursussen van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte type met volledig leerplan die 's avonds of tijdens het weekeinde georganiseerd worden in instellingen van het hoger onderwijs, overeenkomstig artikel 5bis van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs.4. De cursussen van het hoger niet-universitair onderwijs van het lange type met volledig leerplan die 's avonds of tijdens het weekeinde georganiseerd worden in instellingen van het hoger onderwijs, overeenkomstig artikel 5bis van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs.5. De cursussen van het universitair onderwijs van de eerste en tweede cyclus die 's avonds of tijdens het weekeinde georganiseerd worden in de universiteiten en de daarmee gelijkgestelde instellingen met het oog op het behalen van een wettelijke of wetenschappelijke titel bedoeld in de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs.6. De cursussen van elke aanvullende studiecyclus georganiseerd door de universiteiten en de daarmee gelijkgestelde instellingen.7. De verstrekkers die opleidingen, bijscholing (al dan niet in een bedrijf), seminaries organiseren die beantwoorden aan de specifieke noden van de functies uitgeoefend door de ambtenaar. Bijlage 5 Getuigschrift van regelmatige inschrijving en in voorkomend geval getuigschrift van nauwgezetheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage 6 A. Getuigschrift van regelmatige inschrijving voor het afstandsonderwijs van het Ministerie van de Franse Gemeenschap Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld C. Getuigschrift van nauwgezetheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 20 oktober 1994 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie.
Brussel, 10 juni 2004.
E. TOMAS, Voorzitter van het College, bevoegd voor Onderwijs, Beroepsomschakeling en Bijscholing, Schoolvervoer, Cohabitatie met de plaatselijke leefgemeenschappen, Relaties met de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, en de Internationale Betrekkingen J. SIMONET, Lid van het College, belast met het Openbaar Ambt.