gepubliceerd op 23 mei 2018
Besluit 2017/598 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 betreffende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie
3 MEI 2018. - Besluit 2017/598 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 betreffende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 tot hervorming der instellingen, artikel 79;
Gelet op het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 betreffende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;
Gelet op het protocol nr. 2017/37 van 1 februari 2018 van het Comité van Sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie;
Gelet op het evaluatieverslag van de impact van het besluit 2017/598 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie op de respectieve situatie van mannen en vrouwen van 9 februari 2018;
Gelet op het evaluatieverslag van de impact van het besluit 2017/598 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie op de situatie van personen met een handicap van 20 april 2018;
Gelet op het advies 63.035/4 van de Raad van State gegeven op 21 maart 2018, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van het lid van het College belast met Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in de artikelen 127 en 128 van de Grondwet.
Art. 2.De titels III en IV van het deel IV van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 betreffende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, gewijzigd bij de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999, van 14 juni 2007, van 1 maart 2012, van 19 april 2012, van 6 juni 2013, van 18 december 2014 en van 3 december 2015 worden vervangen door wat volgt : « Titel III - Stage HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 27.§ 1. Niemand kan worden benoemd dan na een stage te hebben volbracht. § 2. Indien een voorafgaandelijke gezondheidsevaluatie voorzien is overeenkomstig artikel I.4-25 van de Code over het welzijn op het werk, kan de geslaagde slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het medisch onderzoek heeft aangemeld : de bedoeling daarvan is te bepalen of de betrokkene geschikt is om het ambt uit te oefenen waarvoor hij geselecteerd werd.
Indien hij niet aan de geschiktheidsvoorwaarden voldoet, wordt de stagiair afgedankt. Ten laatste op de datum van deze afdanking, wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur afgesloten. Deze duur is gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de datum waarop deze overeenkomst begint te lopen arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de voorziene stage te dekken in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen
Art. 28.De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit besluit.
De bepalingen van dit besluit gelden voor hem slechts in zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.
Art. 29.De stagiair komt in aanmerking voor hetgeen ten behoeve van de ambtenaren is bepaald inzake : 1° allerhande uitkeringen en vergoedingen voor zover het daartoe grond opleverende feit bestaanbaar is met een ononderbroken stage;2° het geldelijk statuut. Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.
Art. 30.§ 1. Om de duur van de stage te berekenen, worden alle perioden waarin de stagiair in actieve dienst is, in aanmerking genomen. § 2. Zelfs indien de stagiair in actieve dienst is, leiden de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest tot een opschorting van de stage.
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking : 1° het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 167, alsook diegene bedoeld in de artikelen 169 en 170;2° de feestdagen bedoeld in artikel 176;3° de omstandigheidsverloven bedoeld in artikel 179. § 3. In geval van schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve toestand wordt vastgesteld overeenkomstig de reglementsbepalingen die op hem van toepassing zijn. § 4. Na het einde van een afwezigheidsperiode die een schorsing van de stage tot gevolg heeft gehad, beslist de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid of er voor de stagiair reden bestaat om zijn vorming voort te zetten.
Gedurende de periode van verlenging van de stage behouden de betrokkenen hun hoedanigheid van stagiair. § 5. De betrokkene behoudt eveneens zijn hoedanigheid van stagiair tot de datum waarop een definitieve beslissing omtrent zijn benoeming of afdanking wordt genomen. § 6. Het College voor wat betreft de stagiairs van niveau 1 of de leidend Ambtenaar voor wat betreft de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3, stelt de stagiair aan voor een met zijn kwalificatie overeenstemmende vacante betrekking bij het bestuur waar laatstgenoemde zijn stage zal volbrengen.
Het College of de leidend Ambtenaar kan deze aanstelling wijzigen in het belang van de dienst. HOOFDSTUK 2. - Stageverloop
Art. 31.De stage is bedoeld om de stagiair te integreren in de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en na te gaan of de stagiair over de kennis en vaardigheden beschikt met betrekking tot het niveau en de functie waarvoor hij werd aangeworven.
In het begin van de stage wordt de stagiair op de hoogte gebracht van de te bereiken doelstellingen en de evaluatiecriteria tijdens een functiegesprek. Dit gesprek wordt vastgelegd in een verslag.
Het functiegesprekverslag wordt ondertekend door de stagiair en overgemaakt aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid.
Art. 32.De stage duurt één jaar voor stagiairs van niveau 1 en zes maanden voor de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3. Zij kan ten hoogste met één derde van haar duur worden verlengd door de Commissie overeenkomstig artikel 38.
Art. 33.Elke stagiair moet een stage-eindwerk opstellen volgens de modaliteiten bepaald door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid. Het doel van het stage-eindwerk is de stagiair ertoe aanzetten om na te denken voor zijn functie, hetzij in het algemeen, hetzij door een bijzondere activiteit of thema te schetsen verbonden met de dienst waar hij toegewezen is.
In overleg met de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding, dient een volledig en afgewerkt exemplaar van het stage-eindwerk bezorgd te worden aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van beroepsbekwaamheid op het einde van de tiende stagemaand voor de stagiairs van niveau 1 en de vijfde stagemaand voor niveau 2+, 2 en 3.
Op het einde van de twaalfde stagemaand stelt de stagiair van niveau 1 het stage-eindwerk voor aan minstens een hiërarchische meerdere, de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid en iemand van buiten de dienst van de stagiair die expertise heeft in de behandelde materie. Een eerste deel van de presentatie wordt gewijd aan de uiteenzetting van de stagiair. Een tweede deel omvat een uitwisseling van gedachten of vragen en antwoorden.
Een verslag van deze presentatie wordt opgesteld door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid
Art. 34.De stageleiding wordt verzekerd door de hiërarchische meerdere van ten minste rang 13 onder wiens gezag de stagiair is gesteld en door de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid.
Art. 35.De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid stelt, overeenkomstig de algemene principes bedoeld in artikel 31, de opleidingsactiviteiten voor waaraan de stagiair moet deelnemen.
Art. 36.§ 1er. De hiërarchische meerdere belast met de stageleiding organiseert drie evaluatiegesprekken met de stagiair.
Het gesprek handelt onder andere over de manier waarop de stagiair de vereiste kennis en vaardigheden vergaart voor de uitoefening van de functie, over zijn opleidingsbehoeften, over de wijze waarop de stagiair zich integreert in de dienst in het bijzonder en in de administratie in het algemeen en over de vooruitgang van het stage-eindwerk.
Wanneer ze dit nodig achten kunnen de hiërarchische meerdere belast met de stageleidingen de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid besluiten om bijkomende gesprekken. § 2. Na elk evaluatiegesprek bedoeld in § 1, stelt de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding een uitgebreid verslag op volgens het model opgesteld door de Directieraad.
Deze verslagen worden overgemaakt aan de stagiair voor eventuele opmerkingen en aan de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid binnen de volgende termijnen : 1° voor het einde van de vierde, achtste en twaalfde maand wat betreft de stagiairs van niveau 1;2° voor het einde van de tweede, vierde en zesde maand wat betreft de stagiairs van niveau 2+, 2 en 3. De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid kan zijn opmerkingen eraan toevoegen.
Hij kan besluiten om de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding te ontmoeten.
Een nieuw stageverslag wordt opgesteld bij een verlenging van de stage bedoeld in artikel 38, § 2.
Art. 37.Na ontvangst van het laatste verslag, het stage-eindwerk en de presentatie van het stage-eindwerk voor de stagiairs van niveau 1, stelt de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid een met redenen omkleed eindverslag op dat het voorwerp uitmaakt van hetzij een positieve hetzij een negatieve vermelding. Dit verslag wordt overgemaakt aan de stagiair die eventueel zijn opmerkingen toevoegt.
Het volledige stagedossier wordt overgemaakt aan de dienst Human Ressources en toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.
Indien zijn met redenen omkleed eindverslag bedoeld in alinea 1 ongunstig is, richt de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid zich tot de stagecommissie. Hij brengt de stagiair en de dienst Human Ressources hiervan op de hoogte.
Art. 38.§ 1. De Stagecommissie hoort de stagiair alvorens een beslissing te nemen over de verlenging van de stage of alvorens de afdanking of de benoeming voor te stellen.
De stagiair kan zich door een advocaat of een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie laten bijstaan.
De verantwoordelijke voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid en de hiërarchische meerdere belast met de stageleiding worden gehoord. § 2. Nadat de Commissie de nodige informatie ingewonnen heeft, en volgens het geval : 1° beslist zij of de stage moet worden verlengd;2° legt zij aan het College een met redenen omkleed afdankingsvoorstel voor;3° legt zij aan het College een met redenen omkleed benoemingsvoorstel voor. § 3. Een volledig dossier met het voorstel van de Stagecommissie wordt overgemaakt aan het College die de beslissing neemt om te benoemen of af te danken.
Art. 39.§ 1. Wanneer de stagiair wordt afgedankt om beroepsonbekwaamheid, wordt met hem, uiterlijk op de datum van de beslissing tot afdanking, een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur afgesloten, gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. § 2. Voor elke zware fout begaan gedurende of ter gelegenheid van de stage kan de stagiair die er zich schuldig aan maakt zonder opzegging worden afgedankt. De betrokkene moet vooraf worden opgeroepen om gehoord te worden. De stagiair kan zich door een advocaat of een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie laten bijstaan. § 3. De afdanking wordt door het College uitgesproken.
Art. 40.§ 1. Binnen de diensten van het College wordt een Stagecommissie opgericht.
De Commissie bestaat uit : 1° een effectieve voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, magistraten of op pensioen gezonden magistraten, aangeduid door het College;2° drie ambtenaren of mandatarissen van minstens rang 13, aangeduid door het College;3° drie leden aangeduid door de representatieve vakbondsorganisaties met 1 lid per organisatie. De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd : drie ambtenaren of mandatarissen van minstens rang 13 en drie vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties. § 2. De Commissie beraadslaagt slechts geldig indien de meerderheid van de leden aanwezig is.
Bij de stemming moeten de leden aangeduid door het College en door de vakbondsorganisaties gelijk zijn; in voorkomend geval, wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meerdere leden, na loting.
Elk lid, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd.
Art. 41.De uitkering toegekend aan de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter is vastgelegd op 125 euro per zitting.
Titel IV - Benoeming als ambtenaar
Art. 42.§ 1. Na afloop van de stage wordt de stagiair tot ambtenaar benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. § 2. Voor de berekening van zijn anciënniteit in de weddenschaal en voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.
Art. 43.Met uitzondering van de Ambtenaren-generaal leggen de ambtenaren de eed af in handen van de Leidend Ambtenaar van de diensten van het College.
De Ambtenaren-generaal leggen de eed af in handen van het Lid van het College, belast met het Openbaar Ambt.
Art. 44.Indien zij verzuimen de eed af te leggen, wordt hun benoeming met terugwerkende kracht vernietigd."
Art. 3.Een stage die lopende is op de inwerkingtreding van voorliggend besluit blijft onderworpen aan de bepalingen van toepassing voor deze inwerkingtreding.
Art. 4.Het Collegelid bevoegd voor Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2018.
Voor het College : F. LAANAN, Minister-Voorzitter van het College C. JODOGNE, Collegelid belast met Ambtenarenzaken