Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 01 maart 2018
gepubliceerd op 22 maart 2018

Besluit 2017/891 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de ondersteuningsdiensten voor activiteiten van maatschappelijk belang, waarbij afdeling 5 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon ten uitvoer gelegd wordt

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2018030673
pub.
22/03/2018
prom.
01/03/2018
ELI
eli/besluit/2018/03/01/2018030673/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 MAART 2018. - Besluit 2017/891 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de ondersteuningsdiensten voor activiteiten van maatschappelijk belang, waarbij afdeling 5 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon ten uitvoer gelegd wordt


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon, artikelen 7, 21, 40, 72, 77 en 119;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de respectieve situatie van vrouwen en mannen van 26 oktober 2017;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de situatie van gehandicapte personen van 26 oktober 2017;

Gelet op het advies van de afdeling "Gehandicapte personen" van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan personen en Gezondheid, gegeven op de zitting van 8 november 2017;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 februari 2018;

Gelet op het akkoord van het collegelid bevoegd voor Begroting, gegeven op 19 februari 2018;

Gelet op het advies n° 62.667/4 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2018 in toepassing van artikel 84, § 1, 1ste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon, artikelen 41 en 83;

Op voorstel van het collegelid belast met het beleid inzake Bijstand aan personen met een handicap, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder: 1° het decreet: het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon;2° de SPFB: de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (Service Public Francophone bruxellois);3° Het Collegelid: het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;4° de dienst: de ondersteuningsdienst voor activiteiten van maatschappelijk belang omschreven in artikel 41 van het decreet;5° de vzw: de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een ondersteuningsdienst voor activiteiten van maatschappelijk belang inricht; 6 ° het NM-besluit: besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socioprofessionele inschakeling; 7° het Plan Tandem: de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan dat tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02. HOOFDSTUK 2. - Opdrachten

Art. 3.De opdracht voor hulp en ondersteuning van de gehandicapte persoon bedoeld in artikel 41, 1° van het decreet wordt door de dienst door middel van de volgende acties ten uitvoer gelegd: 1° collectieve of individuele informatie over de activiteiten van het vrijwilligerswerk die bepaald zijn in artikel 3, 1°, van de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005022674 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de rechten van vrijwilligers sluiten betreffende de rechten van vrijwilligers;2° de hulp op maat voor de gehandicapte persoon om zijn vrijwilligersproject op te bouwen en te definiëren;3° de opvolging en de evaluatie tijdens de periode van de vrijwilligersovereenkomst tussen de gehandicapte persoon en de plaats van activiteit.

Art. 4.De opdracht voor het zoeken naar aanbiedingen van activiteiten van maatschappelijk belang die voor de gehandicapte persoon toegankelijk zijn, bedoeld in artikel 41, 2° van het decreet wordt door de dienst door middel van de volgende acties ten uitvoer gelegd: 1° de samenwerking met algemene diensten die opportuniteiten voor vrijwilligerswerk tellen en bieden;2° de zoektocht naar potentiële plaatsen voor vrijwilligersactiviteiten, rekening houdend met het levensproject van de gehandicapte persoon en met diens capaciteiten;3° het in contact brengen van de kandidaat-gehandicapte persoon met een potentiële plaats van activiteit om de wederzijdse overeenkomst te toetsen;4° de voorbereiding van de vrijwilligersovereenkomst met de plaats van activiteit, de aanpassing van de taken en het voorstel voor redelijke aanpassingen.

Art. 5.De opdracht voor promotie van activiteiten van maatschappelijk belang in de samenleving bedoeld in artikel 41, 3° van het decreet wordt door de dienst door middel van de volgende acties ten uitvoer gelegd: 1° de bewustmaking van publieke instellingen en verenigingen voor vrijwilligerswerk in een geest van insluiting van gehandicapte personen in de activiteiten die ze ontwikkelen;2° de telling van aanbiedingen voor vrijwilligerswerk die van publieke instellingen en verenigingen afkomstig zijn;3° de promotie van positieve ervaringen met vrijwilligerswerk die door de dienst ten uitvoer gelegd zijn. HOOFDSTUK 3. - Erkenningsnormen Afdeling 1. - Kwaliteitsnormen

Art. 6.De dienst onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheden georganiseerd worden en verstrekt hen ieder document dat bij de uitoefening van hun opdrachten vereist is.

Art. 7.In naleving van de bepalingen die in artikel 74 van het decreet bepaald zijn, vermeldt ieder document dat van de dienst afkomstig is, de naam van de dienst, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum van zijn opstelling.

Art. 8.De dienst verschaft toegang aan de gehandicapte personen tot de documenten die voor hen bestemd zijn.

Art. 9.De dienst werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie betreffende de uitvoering van de beginselen van het decreet bedoeld in zijn artikel 103.

Art. 10.Naast de legaal verplichte verzekeringen sluit de vzw voor de dienst de volgende verzekeringen af: 1° voor burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder haar verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die ze tewerkstelt;2° aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;3° brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair. Afdeling 2. - Normen in verband met de infrastructuur

Art. 11.De dienst vestigt zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 12.De dienst beschikt over lokalen waar: 1° op de plaats van zijn activiteitenzetel de opdrachten die in de artikelen 3 tot 5 omschreven zijn, tot stand gebracht kunnen worden;2° een individueel gesprek met een gehandicapte persoon verzorgd kan worden die de naleving van de vertrouwelijkheid mogelijk maken.

Art. 13.De dienst verzorgt de toegankelijkheid van zijn lokalen door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de doelgroep die hij ontvangt. Afdeling 3. - ?ormen in verband met de organisatie

Art. 14.De dienst stelt een dienstplan op. Dit plan verduidelijkt ten minste: 1° de waarden waarop de dienstverleningsopdrachten gebaseerd zijn;2° de opdrachten en het doelpubliek van de dienst;3° het dienstenaanbod;4° de beschrijving van de dienst en diens werkingsregels;5° de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het levensproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;6° de modaliteiten voor participatie van de gehandicapte personen, bedoeld in artikel 71, 3° van het decreet;7° de modaliteiten voor participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, 4° van het decreet;8° de modaliteiten voor de verwezenlijking van een netwerk, bedoeld in artikel 71, 5° van het decreet;9° de evaluatiemodaliteiten van het geïndividualiseerd project van de gehandicapte personen, waarbij ze betrokken worden. Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden.

Art. 15.De dienst beschikt over: 1° voldoende tijdvensters om tussenkomsten aan te bieden die beantwoorden aan de verwachtingen van de gehandicapte personen;2° een elektronisch adres, een antwoordapparaat, een mobiele telefoon en elk aangepast communicatiemiddel dat de personen toelaat een boodschap achter te laten buiten de openingsuren van de dienst;3° een website die regelmatig wordt geüpdatet, die de activiteiten voorstelt die door dienst worden ontwikkeld en die toegankelijk is voor de doelgroep. Afdeling 4. - Normen in verband met het personeel

Art. 16.De personeelsleden van de dienst stemmen overeen met de functies en beantwoorden aan de diplomavereisten die worden bepaald door bijlage III van het NM-besluit.

Het multidisciplinaire karakter van het team is gegarandeerd.

Art. 17.Iedere bezoldigde functie in de dienst is onverenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de vzw.

Art. 18.Bij de eerste indienstneming van een personeelslid beschikt de dienst over een uittreksel uit het strafregister, waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan. De dienst evalueert of het personeelslid de functie waarvoor hij zich kandidaat stelt mag uitoefenen en neemt daarbij het specifieke karakter van de begeleide personen in aanmerking.

Art. 19.De dienst houdt een individueel dossier bij dat voor elk personeelslid toegankelijk is.

Dit dossier bevat ten minste: 1° de arbeidsovereenkomst die de dienst en de werknemer met elkaar bindt, met inbegrip van de latere wijzigingen hiervan;2° een kopie van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;3° de attesten die anciënniteit aantonen;4° het uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 18;5° de opleidingen die door de werknemer zijn gevolgd sinds zijn aanwerving;6° elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.

Art. 20.De vrijwilligers voeren hun activiteiten uit ter ondersteuning van het personeel van de dienst.

Een vrijwilligersovereenkomst regelt hun verhoudingen met de dienst conform de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005022674 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de rechten van vrijwilligers sluiten betreffende de rechten van vrijwilligers.

De dienst bewaart een afschrift van de individuele overeenkomsten.

Art. 21.De dienst staat in voor de voortgezette opleiding van de personeelsleden en de vrijwilligers in verband met de uitoefening van de opdrachten bepaald in hoofdstuk II. Afdeling 5. - Normen in verband met de gehandicapte personen

Art. 22.De gehandicapte persoon die nog niet toegelaten is ten behoeve van de tussenkomsten van het decreet kan tussenkomsten van de dienst genieten. Hij dient ten laatste binnen de 9 maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de begeleidingsovereenkomst bedoeld in artikel 27 een toelatingsaanvraag bij de dienst PHARE in. Gedurende deze periode wordt hij in de aantallen die in artikel 24 vermeld zijn, in aanmerking genomen.

Art. 23.De tussenkomst van de dienst moet niet het voorwerp uitmaken van een aanvraag tot tussenkomst die door de gehandicapte persoon bij de dienst PHARE ingediend wordt.

Art. 24.Elke dienst wordt erkend voor het verzorgen van de begeleiding die in de artikelen 3 en 4 omschreven wordt, en dit ten gunste van: - minstens 12 personen met een handicap per jaar. Dan komt deze dienst in categorie 1 terecht; - minstens 20 personen met een handicap per jaar. Dan komt deze dienst in categorie 2 terecht.

Deze gehandicapte personen ondertekenen een begeleidingsovereenkomst bedoeld in artikel 27.

De dienst die voor de eerste keer wordt erkend, komt in categorie 1 terecht.

Art. 25.Deze begeleidingen worden concreet vertaald in: - minstens 288 tussenkomsten per jaar in categorie 1; - minstens 480 tussenkomsten per jaar in categorie 2.

Een tussenkomst is elke prestatie van een begeleidend personeelslid met een duur van minstens 30 minuten of twee maal 15 minuten voor dezelfde persoon, die rechtstreeks verband houdt met de persoon en overeenstemt met zijn levensproject inzake activiteiten van maatschappelijk belang.

Indien de tussenkomst buiten de lokalen van de dienst plaatsvindt, wordt de duur van de verplaatsing in de duur van de tussenkomst meegerekend.

Indien de tussenkomst de aanwezigheid van meerdere dienstverleners rechtvaardigt, wordt deze maximaal twee keer verrekend.

Indien de tussenkomst gedurende een halve dag meer dan twee uur duurt, wordt deze twee keer verrekend.

Indien de tussenkomst gedurende een halve dag de aanwezigheid van meerdere dienstverleners rechtvaardigt en meer dan twee uur duurt, wordt deze vier keer verrekend.

De gelijktijdige begeleiding van "x" gehandicapte personen telt voor "x" tussenkomsten.

Een samenkomst waar de gehandicapte persoon niet aan deelneemt, maar die hem wel betreft, telt voor één tussenkomst.

Indien de tussenkomst bestaat uit een extern bezoek zonder de gehandicapte persoon met als doel het verwezenlijken van zijn individueel project inzake activiteiten van maatschappelijk belang, dan wordt dit bezoek verrekend als een tussenkomst. Afdeling 6. - Normen in verband met de verhoudingen tussen de dienst

en de gehandicapte persoon

Art. 26.De dienst stelt een huishoudelijk reglement op. Dit reglement wijst ten minste op: 1° de rechten en plichten van de dienst ten aanzien van de gehandicapte persoon;2° de rechten en plichten van de gehandicapte persoon;3° de evaluatie van het geïndividualiseerd project van de gehandicapte persoon, iedere 18 maanden;4° de modaliteiten voor het indienen van de informatieaanvragen en klachten en hun behandelingsmethode;5° de maatregelen die worden uitgevoerd wanneer een begunstigde de werkingsregels overtreedt of wanneer het materiaal met opzet beschadigd wordt;6° de namen van de persoon die instaat voor het dagelijkse beheer en van de voorzitter van de raad van bestuur;7° de bepaling die in artikel 29 ingeschreven is;8° de bepalingen in toepassing van artikel 30;9° de vermelding van de risico's die gedekt worden door de verzekeringen die de dienst heeft afgesloten;10° de gegevens van de Dienst PHARE en de inspectiedienst van de SPFB. Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden en met inbegrip van de participatie van de gehandicapte personen.

Art. 27.In het kader van de opdrachten omschreven in de artikelen 3 en 4 wordt er een geschreven begeleidingsovereenkomst afgesloten en ondertekend door de dienst en de gehandicapte persoon.

Deze overeenkomst vermeldt ten minste: 1° de identiteit van de partijen;2° de datum waarop de overeenkomst van kracht wordt en de duur ervan;3° de doelstellingen van het geïndividualiseerd project dat in het kader van de activiteiten van maatschappelijk belang ontwikkeld wordt;4° het geïndividualiseerd project;5° de modaliteiten volgens dewelke de overeenkomst gewijzigd, aangevuld of opgezegd kan worden;6° de evaluatiemodaliteiten van de uitvoering van de overeenkomst;de gehandicapte persoon neemt deel aan deze evaluatie; 7° de datum van ondertekening. Elke partij ontvangt een ondertekend exemplaar van de overeenkomst.

Het dienstproject en het huishoudelijk reglement van de dienst, zoals bepaald in de artikelen 14 en 26 worden toegelicht en tegen ontvangstbevestiging aan de gehandicapte persoon afgegeven.

Art. 28.In het kader van de opdrachten die in de artikelen 3 en 4 omschreven worden, wordt er op naam van de gehandicapte persoon met wie een overeenkomst ondertekend is een gecentraliseerd individueel dossier geopend.

Dit dossier bevat ten minste: 1° de aanvraag en/of het rapport van het eerste gesprek met de gehandicapte persoon;2° de begeleidingsovereenkomst zoals beschreven in artikel 27;3° de ontvangstbevestiging van het dienstproject en het huishoudelijk reglement door de gehandicapte persoon bij ondertekening van de begeleidingsovereenkomst;4° de individuele gegevens die vereist zijn voor de uitvoering van de overeenkomst;5° de uitgevoerde tussenkomsten, zoals omschreven in artikel 25, met vermelding van de inhoud, de datum en het aantal prestaties;6° de opvolging en evaluaties van de uitvoering van de overeenkomst;7° een afschrift van de eventuele vrijwilligersovereenkomst bedoeld in artikel 3, 3°.

Art. 29.De dienst kan zijn tussenkomsten niet afhankelijk stellen van om het even welke tegenprestatie.

Art. 30.De deelname van de gehandicapte personen voorzien in artikel 71, 3° van het decreet vertaalt zich in een jaarlijks geïndividualiseerd raadgevend proces dat aangepast is aan de specifieke kenmerken van de gehandicapte personen en door de dienst bepaald wordt. Afdeling 7. - Normen in verband met de verhoudingen tussen de dienst

en de dienst phare

Art. 31.De dienst maakt aan de Dienst PHARE tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het betrokken boekjaar een activiteitenverslag over.

Het omvat minimum: 1° globale informatie over het aantal gehandicapte personen die in het kader van de opdrachten bedoeld in de artikelen 3 en 4 begeleid zijn, zoals de leeftijd, het geslacht, de handicap, de woonplaats, de doelstellingen en resultaten;2° het totaal aantal interventies die in artikel 25 bepaald zijn;3° de presentatie van de acties ter promotie van de activiteiten van maatschappelijk belang die in het kader van de opdracht bedoeld in artikel 5 gevoerd worden;4° de evaluatie van de uitvoering van het dienstproject bedoeld in artikel 14;5° de opmerkelijke feiten van de activiteit van de dienst;6° de modaliteiten voor de verwezenlijking van een netwerk in overeenstemming met de bepalingen van artikel 71, 5° van het decreet;7° de middelen die ingezet worden om de participatie en de insluiting van gehandicapte personen te bevorderen;8° geglobaliseerde gegevens betreffende het tewerkgestelde personeel en de veranderingen die in de loop van het jaar opgetreden zijn;9° de modaliteiten en de resultaten van de interne evaluatie bedoeld in artikel 102 van het decreet;10° de perspectieven in verband met de evolutie van de dienst, op het gebied van activiteiten en organisatie.

Art. 32.De dienst deelt aan de Dienst PHARE tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het betrokken boekjaar het nationaal nummer, de aanvangs- en einddatum van begeleidingsovereenkomsten van gehandicapte personen met wie hij een overeenkomst bedoeld in artikel 27 ondertekend heeft.

De dienst PHARE integreert deze informatie in de individuele dossiers van de gehandicapte personen waarover hij beschikt.

Art. 33.De dienst brengt de Dienst PHARE binnen de vijftien dagen op de hoogte van iedere wijziging in verband met de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, evenals van iedere wijziging betreffende het personeel bedoeld in artikel 16.

Voor elk personeelslid bedoeld in artikel 16, maakt de dienst binnen de vijftien dagen vanaf zijn aanwerving de kopie van diens arbeidsovereenkomst, evenals ieder bewijs dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden betreffende zijn functie en zijn anciënniteit aan de Dienst PHARE over. Enkel de elementen die onmisbaar zijn voor de berekening van de subsidie worden aan de Dienst PHARE bezorgd.

Art. 34.Wat betreft het bijhouden van de rekeningen stemt het boekjaar overeen met het kalenderjaar.

De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het betrokken boekjaar zijn rekeningen en balans aan dienst PHARE over, zoals die bij de Nationale Bank van België en bij de Griffie van de Handelsrechtbank neergelegd zijn. In dit laatste geval wordt het bewijs van indiening bijgevoegd.

Art. 35.De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar volgend op het betreffende boekjaar aan de dienst PHARE het verantwoordingsdossier voor de subsidies, bedoeld in artikel 47, over.

Art. 36.De SPFB stelt de modaliteiten voor de overdracht van de informatie bedoeld in dit hoofdstuk vast. HOOFDSTUK 4. - Subsidies Afdeling 1. - Algemene modaliteiten voor de toekenning van de

subsidies

Art. 37.De aan een erkende dienst verschuldigde subsidie is jaarlijks.

Ze wordt gestort onder de vorm van maandelijkse voorschotten, en dit ten laatste op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze worden toegekend.

Ze wordt door de SPFB vereffend na onderzoek van het verantwoordingsdossier bedoeld in artikel 47.

Art. 38.Het maandelijkse voorschot houdt rekening met de erkende categorie, de evolutie van het personeel uit artikel 18 wat betreft het aantal, de functie, de anciënniteit en de prestaties binnen de grenzen vastgelegd in afdeling II van dit hoofdstuk.

Bij het overschrijden van de in artikel 33, lid 2 vastgestelde termijn zal de berekening van de maandelijkse voorschotten pas op de eerste dag van de maand volgend op de ontvangst van de documenten de wijziging van het personeel in aanmerking nemen.

Art. 39.Wanneer de SPFB vaststelt dat de aan de dienst gestorte maandelijkse voorschotten hoger zijn dan de jaarlijks verschuldigde subsidies, dan recupereert hij het teveel aan ontvangen voorschotten over een periode van maximaal 12 maanden en na overleg met de directie van de dienst, en dit via compensatie met de volgende maandelijkse voorschotten die gestort worden voor het lopende jaar.

Deze recuperatie kan uitzonderlijk en op vraag van de dienst het voorwerp zijn van voorwaarden en termijnen. De SPFB stelt een aflossingsplan op.

Art. 40.Wanneer de SPFB vaststelt dat het teveel aan voorschotten die door de dienst ontvangen zijn, voortvloeit uit door hem verschafte bewust foutieve informatie of ernstige beheerfouten, dan recupereert de SPFB het onverschuldigde bedrag in één keer terug.

In dit geval dient de SPFB bij het collegelid een voorstel in tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning. Afdeling 2. - Subsidie voor personeelskosten

Art. 41.De jaarlijkse subsidie voor de personeelskosten bedoeld in artikel 16 is op elk moment van het jaar beperkt tot de volgende normen: - dienst van categorie 1: 1,5 voltijdse equivalent, waarvan maximum 0,25 voltijds equivalent in de directiefunctie en het saldo de begeleidingsfunctie toebehoort; - dienst van categorie 2: 2,5 voltijdse equivalent, waarvan maximum 0,5 voltijds equivalent in de directiefunctie en het saldo de begeleidingsfunctie toebehoort;

Het aantal gesubsidieerde tewerkstellingen voor werknemers die houder van een mastertitel zijn, mag niet overschrijden: - dienst van categorie 1: 0,5 voltijds equivalent: - dienst van categorie 2: 1 voltijds equivalent.

Art. 42.De subsidie dekt de gemaakte personeelskosten en is beperkt tot de berekening die gemaakt wordt op basis van de barema's die in bijlage I NM van het NM-besluit vastgesteld zijn, en bevat de werkgeverslasten en andere voordelen die in bijlage V NM van het NM-besluit vastgesteld zijn op basis van de anciënniteit die in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgesteld is.

De baremaschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn vastgelegd in bijlage II NM van het NM-besluit.

Art. 43.Een subsidie die overeenstemt met maximaal 1 percent van de subsidie die in toepassing van artikelen 41 en 42 berekend is, wordt toegekend om de verantwoorde kosten inzake opleiding van het personeel te dekken.

De opleidingskosten kunnen bovendien kosten voor supervisie zijn, kosten van de evaluatie voor intern gebruik, zoals bedoeld door artikel 102 van het decreet.

Art. 44.De subsidie voor personeelskosten van een werknemer die begunstigde van het Plan Tandem is, wordt toegekend op basis van hetzelfde werkvolume als het werkvolume dat hij presteerde voordat hij zijn prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde.

Het bezoldigde prestatievolume van de werknemer die is aangeworven ter vervanging van de werknemer die zijn prestaties van een driekwart-tijds of een voltijdse betrekking tot een halftijdse betrekking verminderde, wordt niet in aanmerking genomen.

Worden beschouwd als toelaatbare uitgaven van de subsidie voor personeelskosten van een werknemer die begunstigde van het Plan Tandem is, de volgende kosten en bijdragen: 1° de bezoldigingskosten, werkgeverslasten en andere voordelen die verband houden met de werknemer die begunstigde van het Plan Tandem is, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;2° de bezoldigingskosten, werkgeverslasten en andere voordelen die verband houden met de werknemer die is aangeworven ter vervanging van de werknemer die zijn prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde in het kader van het Plan Tandem, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;3° de bijdrage die in toepassing van het Plan Tandem gestort wordt aan het Sociaal Fonds "Old Timer". Afdeling 3. - Subsidie voor algemene kosten

Art. 45.De jaarlijkse subsidie voor de algemene kosten is beperkt tot de volgende bedragen: - dienst van categorie 1: 14 000,00 euro; - dienst van categorie 2: 25 000,00 euro.

Art. 46.De subsidie dekt de gemaakte toelaatbare kosten die in bijlage van dit besluit opgenomen zijn en met de erkende opdrachten van de dienst te maken hebben. Afdeling 4. - Verantwoordingsdossier voor de subsidies

Art. 47.Het verantwoordingsdossier bevat volgende stukken: 1° wat betreft de personeelskosten: - de individuele rekeningen van de werknemers; - het attest C 450bis van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; - het attest van de FOD Financiën dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing bewijst; - de eindafrekening van de wetsverzekering; - de definitieve eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde; - een samenvattende tabel met de opleidingskosten voor het personeel met vermelding van het betrokken personeel, de aard van de gevolgde opleidingen en hun kostprijs; 2° wat betreft de algemene kosten: - de algemene balans; - de tabellen met afschrijvingen van de vaste activa en van de giften en subsidies in kapitaal; - het grootboek of de historiek van de algemene rekeningen.

De SPFB kan de lijst aanvullen met de gevraagde stukken en kan met name alle verantwoordingsstukken die de boekhoudkundige documenten verantwoorden opvragen.

Art. 48.De SPFB controleert het verantwoordingsdossier. Hij stelt het verschil tussen de som van de gestorte voorschotten en het bedrag van de verschuldigde subsidie vast.

Hij legt binnen de zes maanden na de ontvangst van het verantwoordingsdossier een beslissingsvoorstel aan de dienst voor, op voorwaarde dat het dossier volledig en voldoende is. Vanaf de datum van ontvangst van dit voorstel beschikt de dienst over een termijn van zes weken om zijn opmerkingen mee te delen. Bij afwezigheid van antwoord binnen deze termijn wordt het voorstel van de SPFB als aanvaard beschouwd.

Binnen een termijn van zes weken volgend op de datum van ontvangst van deze opmerkingen maakt de SPFB de definitieve afrekening van de subsidie over. HOOFDSTUK 5. - Uitvoering van de ondersteuningsopdrachten voor de activiteiten van maatschappelijk belang door een begeleidingsdienst

Art. 49.In toepassing van artikel 40 van het decreet kan een erkende begeleidingsdienst de in hoofdstuk 2 bepaalde opdrachten in het kader van een overeenkomst van vijf jaar, afgesloten met het College, uitvoeren middels naleving van de bepalingen van hoofdstuk 3 en volgens de volgende modaliteiten: 1° zijn dienstproject en huishoudelijk reglement aanvullen op basis van artikelen 14 en 26;2° zijn jaarlijks activiteitenverslag aanvullen op basis van artikel 31;5° in het kader van zijn analytische boekhouding de ondersteuningsopdrachten van maatschappelijk belang van elkaar onderscheiden.

Art. 50.De toegekende subsidies leven de bepalingen van hoofdstuk 4 na, met uitzondering van de bedragen die in artikel 45 vastgelegd zijn, die vervangen worden door: - categorie 1: 10 000,00 euro; - categorie 2: 18 000,00 euro.

Het verantwoordingsdossier van de subsidies onderscheidt de ondersteuningsopdrachten voor de activiteiten van maatschappelijk belang.

Art. 51.De met het College afgesloten overeenkomst bevat: 1° de bepalingen uit de artikels 49 en 50;2° de doelstellingen van de begeleidingsdienst die de potentiële plaatsen voor vrijwilligerswerkactiviteiten nader omschrijven;3° de vermelding van de leeftijdscategorie(ën) van het publiek;4° de vermelding van de erkenningscategorie zoals die in artikel 24 omschreven is. Ze wordt aan het voorafgaand advies van de Adviesraad onderworpen. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 52.De in dit besluit opgenomen bedragen zijn gekoppeld aan de referentiegezondheidsindex van december 2017.

Vanaf 1 januari 2019 worden ze jaarlijks aangepast op 1 januari rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, hierna de gezondheidsindex genaamd, volgens de formule: basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar gezondheidsindex van december 2017

Art. 53.Treden in werking op 1 januari 2018: 1° afdeling 5 van hoofdstuk 4 van het decreet;2° artikel 83 van het decreet;3° voor de diensten bedoeld in artikel 41 van het decreet: de artikelen 70, 71, 72, 74, 75, 77, 95 en 102 van het decreet;4° dit besluit.

Art. 54.Het Collegelid wordt belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, op 1 maart 2018.

Voor het College : De Minister-president van het College, F. LAANAN De Minister, Collegelid bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap, C. FREMAULT

Bijlage bij het besluit 2017/891 van 1 maart 2018 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de ondersteuningsdiensten voor activiteiten van maatschappelijk belang, waarbij afdeling 5 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon ten uitvoer gelegd wordt.

TOELAATBARE UITGAVEN VOOR DE VERANTWOORDING VAN DE ALGEMENE KOSTEN VAN DE ONDERSTEUNINGSDIENSTEN VOOR ACTIVITEITEN VAN MAATSCHAPPELIJK BELANG

61. DIENSTEN EN DIVERSE GOEDEREN

6110.Zorgen

61100 Aankopen van farmaceutische producten - courante producten

61101 Aankopen van klein verzorgingsmateriaal

61110 Aankopen van didactisch materiaal (terugbetaalbaar)

61111 Aankopen van didactisch materiaal (niet-terugbetaalbaar)

61130 Huren (met inbegrip van huurlasten)

61131 Transporten

61150 Aankopen van klein keukenmateriaal


612. Personeelsbeheerkosten

61224.Abonnementen op professionele magazines en documentatie

61260. Kosten extern sociaal secretariaat


613.Huur en huurlasten

61300. Huur gebouwen

61301.Erfpachten

61302. Huurlasten gebouwen

61303.Huur materiaal en uitrusting


614. Energie

61400.Stookolie verwarming

61401. Elektriciteit

61402.Gas

61403. Water


615.Onderhoud en herstellingen - aankopen

6152. Terreinen en constructies

61520.Schoonmaak

61521 Onderhoud en herstellingen buiten gebouwen

61522 Onderhoud en herstellingen binnen gebouwen

61530 Onderhoud en herstellingen technische installaties

61531 Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrusting

61535 Onderhoud en herstellingen materiaal en uitrusting voor onderhoud (met inbegrip van huur van kleine instrumenten)

61540 Onderhoud en herstellingen meubilair

61541 Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal

61542 Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal


616. Onderhoud en herstellingen - externe diensten

6162.Terreinen en constructies

61620. Schoonmaak

61621.Onderhoud en herstellingen buiten gebouwen

61622. Onderhoud en herstellingen binnen gebouwen

6163.Installaties

61630. Onderhoud en herstellingen technische installaties

61631 Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrusting

61635.Onderhoud en herstellingen onderhoudsmateriaal en -instrumenten

61639. Verplichte controles uitgevoerd door derden


6164.Meubilair en rollend materieel

61640. Onderhoud en herstellingen meubilair

61641.Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal

61642. Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal

61643 Onderhoud en herstellingen rollend materieel


617.Verzekeringen

61701. Verzekeringen en burgerlijke aansprakelijkheid gehandicapte personen en personeel

61702.Verzekeringen diefstal, brand en schade

61705 Verzekeringen auto's en voertuigen van het instituut

61707. Omniumverzekeringen opdrachten

61708.Andere verzekeringen


618. Vervoer, verplaatsingen

61800 Brandstof voor dienstvoertuigen

61801 Huur dienstvoertuigen

61802.Vergaderkosten

61803. Kosten voor missies (1)


619.Andere algemene beheerskosten

6190. Kantoorbenodigdheden

61900.Kantoorbenodigdheden

61901. Informaticabenodigdheden

61902.Kosten voor vergaderingen en recepties

6191. Telefoon, fax en kosten in verband met postdiensten

61910.Telefoon, fax, internet, minitel

61911. Portkosten

6192.Honorering van derden

61920. Externe informaticadiensten (andere dan onderhoud en herstelling)

61921.Honoraria externe boekhouders

61923. Honoraria advocaten en notarissen

61924.Andere honoraria

61926. Reclame, aankondigingen en advertenties

61927.Lidmaatschapskosten van verschillende instellingen


63. AFSCHRIJVINGEN

630.Dotaties afschrijvingen

6300. Afschrijvingen op kosten eerste vestiging

6301.Dotatie afschrijvingen immateriële activa

6302. Dotatie afschrijvingen bouwwerken

6303.Dotatie afschrijvingen installaties

6304. Dotatie afschrijvingen meubilair en rollend materieel

6305.Dotatie afschrijvingen gehuurde activa, financieringen en aanverwante rechten

6306. Dotatie afschrijvingen andere materiële activa


64.ANDERE EXPLOITATIELASTEN

640. Fiscale bedrijfslasten

64000.Onroerende voorheffing

64010. Belasting op het patrimonium van de VZW

64030 Verkeersbelasting

64040 kijk- en luistergeld

64050.Lokale belastingen (vuilnis, riolering, enz.)


65. FINANCI"LE LASTEN

650.Financiële lasten op schulden

6500. Lasten op langetermijnschulden

65001.Financiële lasten op huurschulden - financiering en gelijkgesteld

65002. Financiële lasten op langetermijnschulden

6501.Lasten op kortetermijnschulden

65010. Interesten voor leningen ingevolge vertragingen subsidies

65011.Financiële lasten op kortetermijnschulden


656. Diverse financiële lasten

65600.Bankkosten


669. Lasten op vorige boekjaren

669031.Inhalingen op vorige boekjaren

6691. Diensten en diverse goederen (onder te verdelen als de rekeningen 61)

6693.Afschrijvingen (onder te verdelen als de rekeningen 63)

6694. Andere bedrijfslasten (onder te verdelen als de rekeningen 64)

6695.Financiële lasten (onder te verdelen als de rekeningen 65)


Gezien om bijgevoegd te worden bij het besluit 2017/891 van 1 maart 2018.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Voorzitster van het College, F. LAANAN Collegelid bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap, C. FREMAULT _______ Nota (1): wanneer het gaat om dienstreiskosten met privévoertuig: op basis van de kilometervergoeding die jaarlijks door de federale overheid vastgesteld wordt in toepassing van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.

^