Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 01 maart 2018
gepubliceerd op 12 april 2018

Besluit 2017/1127 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de begeleidingsdiensten, tot uitvoering van afdeling 4 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2018030671
pub.
12/04/2018
prom.
01/03/2018
ELI
eli/besluit/2018/03/01/2018030671/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 MAART 2018. - Besluit 2017/1127 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de begeleidingsdiensten, tot uitvoering van afdeling 4 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, artikelen 20, 21, 36, 2de lid, 40, 72, 77 en 119;

Gelet op het besluit 2007/1131 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 mei 2008 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking;

Gelet op het besluit 2016/5 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 februari 2016 in toepassing van artikel 20 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de respectieve situatie van vrouwen en mannen van 26 oktober 2017;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact van dit besluit op de situatie van personen met een handicap van 26 oktober 2017;

Gelet op het advies van de afdeling "Gehandicapte personen" van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan personen en Gezondheid, gegeven op de zitting van 8 november 2017;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 februari 2018;

Gelet op het akkoord van het collegelid bevoegd voor Begroting, gegeven op 19 februari 2018;

Gelet op advies nr. 62 669/4 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2018 in toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, artikels 35 tot 40, 82 en 94;

Op voorstel van het collegelid belast met het beleid inzake Bijstand aan personen met een handicap, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;2° de SPFB : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (Service Public Francophone bruxellois);3° Het Collegelid : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;4° de dienst : de begeleidingsdienst bepaald in artikels 35 tot 40 van het decreet;5° de vzw : de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een begeleidingsdienst inricht; 6 ° het NM-besluit : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling; 7° het Plan Tandem : de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan die tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02. HOOFDSTUK 2. - Opdrachten Afdeling 1. - Basisopdrachten

Art. 3.Elke dienst kan voor een van de volgende basisopdrachten erkend worden : 1° vroegtijdige begeleiding voor jonge kinderen, bedoeld in artikel 36 van het decreet : dit betreft de kinderen tot 7 jaar oud en kan voorafgaand aan de geboorte van start gaan bij het gezin;2° begeleiding voor kinderen en jongeren, bedoeld in artikel 37 van het decreet : dit betreft kinderen en jongeren met een leeftijd van 2 1/2 tot 23 jaar;3° begeleiding voor volwassenen, bedoeld in artikel 38 van het decreet : dit betreft personen met een leeftijd van ten minste 16 jaar. Een begeleiding bij het gezin van de begeleide persoon kan verlengd worden gedurende 6 maand na diens eventueel overlijden.

Art. 4.Op basis van artikel 39, lid 1 van het decreet worden de opdrachten ter begeleiding van personen met een handicap via de volgende acties door de dienst uitgevoerd : 1° geïndividualiseerde hulp aan de persoon met een handicap om diens levensproject concreet vorm te geven, rekening houdend met zijn of haar capaciteiten;2° verstrekken van informatie en hulp, op individuele wijze en indien nodig, bij de stappen die de persoon met een handicap kan ondernemen om zijn of haar zelfredzaamheid te behouden of te ontwikkelen en aan zijn of haar specifieke behoeften beantwoorden;3° het samenstellen van een geïndividualiseerd project met de persoon met een handicap en eventueel diens gezin, in het bijzonder in het kader van de vroegtijdige begeleiding bedoeld in artikel 36 van het decreet;4° de uitvoering van het geïndividualiseerd project, hoofdzakelijk in gewone en inclusieve leefomgevingen, met uitzondering van elke medische of paramedische interventie met therapeutisch karakter;5° de samenwerking en steun bij het gezin, de omgeving en het netwerk van personen met een handicap;6° de samenwerking met elke organisatie die kan bijdragen tot de uitvoering van het geïndividualiseerd project, met name als deze samenwerking mogelijkheden tot inclusie biedt;7° de occasionele ontwikkeling van gezamenlijke activiteiten, uitgaande van de gemeenschap, ter informatie, sensibilisering en preventie van personen met een handicap, hun gezinnen, hun omgeving of werkomgeving. Afdeling 2. - Specifieke voorwaarden

Art. 5.Elke dienst kan erkend worden om een of meerdere van de volgende specifieke acties, die de basisopdrachten bedoeld in artikel 39, lid 1 van het decreet en gepreciseerd in artikels 3 en 4 aanvullen, uit te voeren : 1° de ondersteuning van de kinderopvangvoorzieningen : Het betreft de particpatie van de dienst in een team op het terrein dat de kinderopvangvoorzieningen ondersteunt in het kader van een inclusieve opvang van jonge kinderen met een handicap.Deze opvangvoorzieningen, die in het Brussels Gewest gelegen zijn, zijn erkend door het Office de la Naissance et de l'Enfance met behoud van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort als "ONE", en diens uitvoeringsbesluiten. 2° de opvanghalte : Dit is een gelegenheidsdagopvang voor kinderen tot en met 6 jaar die uitgevoerd wordt met behoud van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort als "ONE", en diens uitvoeringsbesluiten. De opvangvoorziening houdt rekening met de specifieke kenmerken van de kinderen met een handicap die opgevangen worden. De opvang draagt via aangepaste individuele en collectieve activiteiten bij tot de ontwikkeling van het kind. Het biedt de ouders een adempauze. 3° hulp bij inclusie op school : Dit is hulp bij inclusie op school voor kinderen en jongeren met een handicap die kleuterschool, basisschool of middelbare school lopen. Deze kinderen en jongeren kunnen een integratieproces krijgen op school, ingevoerd door het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 maart 2004 betreffende het bijzonder onderwijs.

Deze individuele steun bestaat uit het ondersteunen van de persoon met een handicap en diens omgeving bij de verschillende aspecten van het proces van inclusie op school, het bieden van hulp bij het gebruiken van het specifieke materiaal, het coördineren en bemiddelen tussen de verschillende actoren die mogelijk bij het inclusieproces betrokken zijn en ook het sensibiliseren en informeren van deze actoren. 4° extra-sitten : Dit is het organiseren van een individuele actieve oppas voor personen met een handicap, met name de personen met een zware zorgbehoevendheid, bij hen thuis of in een andere leefomgeving.5° het organiseren van vrijetijdsbesteding : Dit is het regelmatig organiseren van gemeenschappelijke vrijetijdsbestedingsactiviteiten met een ludiek, cultureel, toeristisch, culinair karakter of een welzijns- of ontspanningskarakter, in alle vormen, zonder dat deze lijst limitatief is, en/of van aangepaste verblijven voor personen met een handicap, met name voor personen met een zware zorgbehoevendheid. Bepaalde verblijven en activiteiten kunnen buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest plaatsvinden. 6° steun bij kritieke situaties : Dit is hulp voor personen met een handicap, met name personen met een zware zorgbehoevendheid, wanneer zij zich in omstandigheden bevinden die hun persoon of een ander in gevaar brengen of wanneer sociale of familiale uitsluiting dreigt. Deze hulp kan, afhankelijk van het geval, bestaan uit ondersteuning van de persoon met een handicap, zijn of haar omgeving (gezin, opvangvoorziening), ondersteuning bij het aanwenden van specifieke strategieën, het coördineren of bemiddelen tussen de verschillende mogelijk ondersteunende actoren, het sensibiliseren en het mobiliseren van de teams van beroepsmensen. 7° de begeleide woning : Dit is een woning waarvan de dienst huurder of eigenaar is en die voor een mogelijk hernieuwbare periode ter beschikking wordt gesteld van een meerderjarige persoon met een handicap, met de bedoeling zijn of haar zelfredzaamheid te verbeteren en hem of haar te steunen in de keuze voor een toekomstige woonplaats. Het geïndividualiseerd project houdt rekening met deze doelstellingen en omvat voornamelijk individuele ondersteuning in het kader van het dagelijks leven. Afdeling 3. - Geconventioneerde opdrachten

Art. 6.De modaliteiten voor de uitoefening en de subsidiëringswijze van de geconventioneerde opdrachten zoals bedoeld in artikel 40 van het decreet worden bepaald door de besluiten van het College die uitvoering geven aan de artikels 26, 28, 29, 31, 41, 44 en 68 van het decreet. HOOFDSTUK 3. - Erkenningsnormen Afdeling 1. - Kwaliteitsnormen

Art. 7.De dienst onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheden georganiseerd worden en verstrekt hen ieder document dat voor de uitoefening van hun opdrachten vereist is.

Art. 8.In naleving van de bepalingen die in artikel 74 van het decreet bepaald zijn, vermeldt ieder document dat van de dienst afkomstig is de naam van de dienst, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum van opstelling van het document.

Art. 9.De dienst verschaft aan de gehandicapte personen toegang tot de documenten die voor hen bestemd zijn.

Art. 10.De dienst werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie betreffende de uitvoering van de beginselen van het decreet, bedoeld in diens artikel 103.

Art. 11.Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit de vzw voor de dienst de volgende verzekeringen af : 1° burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder haar verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die ze tewerkstelt;2° aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;3° brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair. Afdeling 2. - Normen in verband met de infrastructuur

Art. 12.De dienst vestigt zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 13.De dienst beschikt over lokalen waar : 1° op de plaats van zijn activiteitenzetel de opdrachten die in de artikelen 3 tot 6 omschreven zijn en waarvoor hij erkend is, tot stand gebracht kunnen worden;2° een individueel gesprek met een gehandicapte persoon verzorgd kan worden, waarbij de vertrouwelijkheid gerespecteerd kan worden.

Art. 14.De dienst verzorgt de toegankelijkheid van zijn lokalen door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de doelgroep die hij ontvangt.

Art. 15.In het kader van de specifieke actie "begeleid wonen", bedoeld in artikel 5, 7°, wordt een woning wanneer deze gemeenschappelijk is ter beschikking gesteld van maximaal 8 personen.

In dit geval beschikt ieder persoon of elk koppel enerzijds over een kamer en moet de gemeenschappelijke woning anderzijds per vier bewoners ten minste één WC en één badkamer met douche of badkuip bevatten. De eventuele gemeenschappelijke ruimten (woonkamer, eetkamer, keuken) maken het mogelijk om de geïndividualiseerde projecten van elke bewoner uit te voeren. Afdeling 3. - Normen in verband met de organisatie

Art. 16.De dienst stelt een dienstenplan op. Dit plan verduidelijkt ten minste : 1° de waarden waarop de dienstverleningsopdrachten gebaseerd zijn;2° de opdrachten en het doelpubliek van de dienst;3° het dienstenaanbod;4° de beschrijving van de dienst en diens werkingsregels;5° de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het levensproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;6° de modaliteiten voor de participatie van de gehandicapte personen, bedoeld in artikel 71, 3° van het decreet;7° de modaliteiten voor de participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, 4° van het decreet;8° de modaliteiten voor de verwezenlijking van een netwerk, bedoeld in artikel 71, 5° van het decreet;9° de evaluatiemodaliteiten van het geïndividualiseerd project van de gehandicapte personen, waar zijzelf bij betrokken worden;10° de modaliteiten voor de omkadering van de specifieke acties waarvoor de dienst eventueel erkend is. Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden.

Art. 17.De dienst beschikt over : 1° voldoende tijdvensters om ondersteuning te bieden die beantwoordt aan de verwachtingen van de gehandicapte personen;2° een elektronisch adres, een antwoordapparaat, een mobiele telefoon en elk aangepast communicatiemiddel dat de personen toelaat een boodschap achter te laten buiten de openingsuren van de dienst;3° een website die regelmatig wordt geüpdatet, die de activiteiten die door dienst worden ontwikkeld voorstelt en die toegankelijk is voor de doelgroep. Afdeling 4. - Normen in verband met het personeel

Art. 18.De personeelsleden van de dienst stemmen overeen met de functies en beantwoorden aan de diplomavereisten die worden bepaald door bijlage III van het NM-besluit.

Met uitzondering van de diensten uit categorie 1 zoals bedoeld in artikel 25 wordt het multidisciplinair karakter van het begeleidingsteam verzekerd.

Art. 19.Iedere bezoldigde functie binnen de dienst is onverenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de vzw.

Art. 20.Bij de eerste indienstneming van een personeelslid beschikt de dienst over een uittreksel uit het strafregister, waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan. De dienst evalueert of het personeelslid de functie waarvoor hij of zij zich kandidaat stelt mag uitoefenen en neemt daarbij de specifieke kenmerken van de begeleide personen in aanmerking.

Art. 21.De dienst houdt een individueel dossier bij dat voor elk betrokken personeelslid toegankelijk is.

Dit dossier bevat ten minste : 1° de arbeidsovereenkomst die de dienst en de werknemer aan elkaar verbindt, met inbegrip van de latere wijzigingen hiervan;2° een kopie van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;3° de attesten die anciënniteit aantonen;4° het uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 20;5° de opleidingen die door de werknemer gevolgd zijn sinds zijn of haar aanwerving;6° elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.

Art. 22.De vrijwilligers voeren hun activiteiten uit ter ondersteuning van het personeel van de dienst.

Een vrijwilligersovereenkomst regelt hun verhoudingen met de dienst conform de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.

De dienst bewaart een afschrift van de individuele overeenkomsten.

Art. 23.De dienst staat in voor de voortgezette opleiding van de personeelsleden en de vrijwilligers in verband met de uitoefening van de opdrachten bepaald in hoofdstuk II. Afdeling 5. - Normen in verband met de gehandicapte personen

Art. 24.In toepassing van artikel 20 van het decreet kan de persoon met een handicap die geen aanvraag tot erkenning voor ondersteuning uit het decreet heeft ingediend een beroep doen op ondersteuning in het kader van de basisopdrachten zoals bedoeld in artikelen 3 en 4 en van de specifieke acties, bedoeld in artikel 5, die door de dienst ontwikkeld zijn. Deze ondersteuning wordt in aanmerking genomen in de aantallen die in artikel 25 vermeld zijn.

Art. 25.Elke dienst wordt erkend voor het verzorgen van de begeleiding die in de artikelen 3 en 4 omschreven wordt, en dit ten gunste van : - minstens 12 personen met een handicap per jaar. Dan behoort deze dienst tot categorie 1; - minstens 20 personen met een handicap per jaar. Dan behoort deze dienst tot categorie 2; - minstens 40 personen met een handicap per jaar. Dan behoort deze dienst tot categorie 3; - minstens 60 personen met een handicap per jaar. Dan behoort deze dienst tot categorie 4; - minstens 80 personen met een handicap per jaar. Dan behoort deze dienst tot categorie 5.

De dienst die voor de eerste keer wordt erkend, behoort tot categorie 1.

Art. 26.Deze begeleidingen worden concreet vertaald in : - minstens 288 ondersteuningen per jaar in categorie 1; - minstens 480 ondersteuningen per jaar in categorie 2; - minstens 960 ondersteuningen per jaar in categorie 3; - minstens 1 440 ondersteuningen per jaar in categorie 4; - minstens 1.920 ondersteuningen per jaar in categorie 5.

Een ondersteuning is elke prestatie van een begeleidend personeelslid met een duur van minstens 30 minuten of twee maal 15 minuten voor dezelfde persoon, die rechtstreeks verband houdt met de persoon en overeenstemt met zijn of haar geïndividualiseerd project.

Indien de ondersteuning buiten de lokalen van de dienst plaatsvindt, wordt de duur van de verplaatsing in de duur van de ondersteuning meegerekend.

Indien de ondersteuning de aanwezigheid van meerdere dienstverleners rechtvaardigt, wordt deze maximaal twee keer verrekend.

Indien de ondersteuning gedurende een halve dag meer dan twee uur duurt, wordt deze twee keer verrekend.

Indien de ondersteuning gedurende een halve dag de aanwezigheid van meerdere dienstverleners rechtvaardigt en meer dan twee uur duurt, wordt deze vier keer verrekend.

De gelijktijdige begeleiding van "x" gehandicapte personen telt voor "x" ondersteuningen.

Een vergadering waar de persoon met een handicap niet aan deelneemt, maar die hem wel betreft, telt voor één ondersteuning.

Indien de ondersteuning bestaat uit een extern bezoek zonder de persoon met een handicap, met als doel het verwezenlijken van zijn geïndividualiseerd project, dan wordt dit bezoek verrekend als een ondersteuning.

Art. 27.De prestaties die in het kader van de specifieke acties zoals opgesomd in artikel 5, met uitzondering van het begeleid wonen, en in het kader van de geconventioneerde opdrachten zoals bedoeld in artikel 6 door dienst uitgevoerd worden, worden niet meegerekend voor het aantal personen met een handicap en het aantal ondersteuningen zoals bedoeld in artikels 25 en 26.

Art. 28.De specifieke actie "ondersteuning van de kinderopvangvoorziening", zoals bedoeld in artikel 5, 1°, wordt georganiseerd in het kader van geprivilegieerde partnerschappen met referentiepersonen van het Office de la Naissance et de l'Enfance, namelijk door de behoeften inzake informatie en sensibilisering van de opvangvoorzieningen te beantwoorden. Het betreffende kind met een handicap wordt niet noodzakelijkerwijs door de dienst aangeduid.

Art. 29.De specifieke actie "opvanghalte" zoals bedoeld in artikel 5, 2° maakt de gelijktijdige opvang van minstens 3 kinderen mogelijk en biedt ten minste 70 opvangperiodes per jaar aan. Een opvangperiode stemt overeen met een halve dag.

Art. 30.De specifieke actie "hulp bij inclusie op school" zoals bedoeld in artikel 5, 3°, betreft per jaar : 1° ofwel ten minste 6 personen met een handicap en wordt concreet vertaald in minstens 120 ondersteuningen zoals bepaald in artikel 26;2° ofwel ten minste 12 personen met een handicap en wordt concreet vertaald in minstens 240 ondersteuningen zoals bepaald in artikel 26;3° ofwel ten minste 18 personen met een handicap en wordt concreet vertaald in minstens 360 ondersteuningen zoals bepaald in artikel 26; De beslissing tot erkenning van een dienst die deze specifieke actie uitvoert, verduidelijkt de drempel die hij moet naleven.

Art. 31.De specifieke actie "extra-sitting" zoals bedoeld in artikel 5, 4°, wordt uitgevoerd ten belope van : 1° ofwel minstens 750 oppasuren per jaar; 2° ofwel minstens 1.300 oppasuren per jaar; 3° ofwel minstens 2.800 oppasuren per jaar; waarvan ten minste een derde voor personen die over het statuut van zware zorgbehoevendheid beschikken.

De beslissing tot erkenning van een dienst die deze specifieke actie uitvoert, verduidelijkt de drempel die hij moet naleven.

Art. 32.De specifieke actie "organisatie van vrijetijdsbesteding" zoals bedoeld in artikel 5, 5°, biedt : 1° ofwel minstens 75 activiteitenperiodes per jaar;2° ofwel minstens 150 activiteitenperiodes per jaar. Een activiteitenperiode stemt overeen met een halve dag of een avond van activiteiten.

Een volledige dag van activiteiten stemt overeen met twee periodes.

Bij een residentieel verblijf stemmen een dag en nacht overeen met 4 periodes.

De activiteitenperiodes worden verrekend zonder het aantal aanwezige personen in aanmerking te nemen.

De beslissing tot erkenning van een dienst die deze specifieke actie uitvoert, verduidelijkt de drempel die hij moet naleven. Deze beslissing preciseert ook of de dienst deze actie uitvoert voor personen die over het statuut van zware zorgbehoevendheid beschikken.

In dit geval zorgen de activiteiten voor de opvang van ten minste 6 personen met een handicap, waarvan er 2 over het statuut van zware zorgbehoevendheid beschikken, ofwel van ten minste 3 personen met een handicap die over het statuut van zware zorgbehoevendheid beschikken.

Art. 33.De specifieke actie "ondersteuning bij kritieke situaties" zoals bedoeld in artikel 5, 6° betreft ten minste zes personen met een handicap per jaar.

De beslissing tot erkenning van een dienst die deze specifieke actie uitvoert, preciseert of de dienst deze actie uitoefent ten behoeve van personen die beschikken over het statuut van zware zorgbehoevendheid.

In dit geval maken de activiteiten het mogelijk om ten minste 6 personen met een handicap die over het statuut van zware zorgbehoevendheid beschikken, te helpen.

Art. 34.De specifieke actie "begeleid wonen" zoals bedoeld in artikel 5, 7°, biedt : 1° ofwel ten minste 3 plaatsen;2° ofwel ten minste 5 plaatsen;3° ofwel ten minste 7 plaatsen; aan huisvesting voor personen met een handicap.

De beslissing tot erkenning van een dienst die deze specifieke actie uitvoert, verduidelijkt de drempel die hij moet naleven. Afdeling 6. - Normen in verband met de verhoudingen tussen de dienst

en de gehandicapte persoon

Art. 35.De dienst stelt een huishoudelijk reglement op. Dit reglement vermeldt ten minste : 1° de rechten en plichten van de dienst ten aanzien van de gehandicapte persoon;2° de rechten en plichten van de gehandicapte persoon;3° de evaluatie van het geïndividualiseerd project van de gehandicapte persoon, iedere 18 maanden;4° de modaliteiten voor de deelname van de personen met een handicap aan de activiteiten en ondersteuningen die door de dienst worden uitgevoerd;5° de modaliteiten voor het indienen van de informatieaanvragen en klachten en hun behandelingsmethode;6° de maatregelen die worden uitgevoerd wanneer een begunstigde de werkingsregels overtreedt of wanneer het materiaal met opzet beschadigd wordt;7° de namen van de persoon die instaat voor het dagelijkse beheer van de dienst en van de voorzitter van de raad van bestuur;8° de bepalingen die ingeschreven zijn in artikels 39 tot 44, rekening houdend met de specifieke acties bedoeld in artikel 5 waarvoor de dienst erkend is;9° de bepalingen in toepassing van artikel 45;10° de vermelding van de risico's die gedekt worden door de verzekeringen die de dienst heeft afgesloten;11° de gegevens van de Dienst PHARE en de inspectiedienst van de SPFB. Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden en met inbegrip van de participatie van de gehandicapte personen.

Art. 36.In het kader van de opdrachten omschreven in artikels 3 en 4 wordt er door de dienst en de gehandicapte persoon een geschreven begeleidingsovereenkomst afgesloten en ondertekend.

Deze overeenkomst vermeldt ten minste : 1° de identiteit van de partijen;2° de datum waarop de overeenkomst van kracht wordt en de duur ervan;3° de doelstellingen van het geïndividualiseerd project;4° het geïndividualiseerd project;5° de modaliteiten volgens dewelke de overeenkomst gewijzigd, aangevuld of opgezegd kan worden;6° de evaluatiemodaliteiten van de uitvoering van de overeenkomst;de gehandicapte persoon neemt deel aan deze evaluatie; 7° het bedrag van de financiële bijdragen bedoeld in artikels 40 tot 44, alsook de modaliteiten van hun storting;8° de datum van ondertekening. Elke partij ontvangt een ondertekend exemplaar van de overeenkomst.

Het dienstenproject en het huishoudelijk reglement van de dienst, zoals bepaald in de artikelen 16 en 35, worden toegelicht en tegen ontvangstbevestiging aan de gehandicapte persoon afgegeven.

Art. 37.De begeleidingsovereenkomst wordt aangevuld met een specifiek aanhangsel indien de dienst aanvullend voor de persoon met een handicap een van de volgende in artikel 5 bedoelde specifieke acties ontwikkelt : opvanghalte, hulp bij inclusie op school, ondersteuning bij kritieke situaties, begeleid wonen.

Dit aanhangsel preciseert een datum van inwerkingtreding, een duur en het eventuele bedrag van de financiële bijdrage; de doelstellingen en de inhoud van het geïndividualiseerd project worden aangevuld.

In het kader van de specifieke actie `begeleid wonen", zoals bedoeld in artikel 5, 7°, bevat dit aanhangsel de terbeschikkingstelling van een woning voor bepaalde duur, ondertekend door de persoon met een handicap en de dienst.

Art. 38.In het kader van de basisopdrachten die in artikels 3 en 4 omschreven worden en de specifieke acties bedoeld in artikel 37 wordt er op naam van de gehandicapte persoon met wie een overeenkomst ondertekend is een gecentraliseerd individueel dossier geopend.

Dit dossier bevat ten minste : 1° de aanvraag en/of het rapport van het eerste gesprek met de gehandicapte persoon;2° de begeleidingsovereenkomst zoals beschreven in artikels 36 en 37;3° de ontvangstbevestiging van het dienstenproject en het huishoudelijk reglement door de gehandicapte persoon bij ondertekening van de begeleidingsovereenkomst;4° de individuele gegevens die vereist zijn voor de uitvoering van de overeenkomst;5° De tot stand gebrachte ondersteuningen, zoals beschreven in artikel 26, met vermelding van de inhoud, de datum en het aantal prestaties, waarbij gepreciseerd wordt of deze zich verhouden tot de basisopdrachten beschreven in artikels 3 en 4 of tot een van de specifieke acties opgenomen in artikel 37;deze precisiering is niet verplicht in het kader van de specifieke actie "begeleid wonen"; 6° de opvolging en evaluaties van de uitvoering van de overeenkomst.

Art. 39.De dienst mag zijn tussenkomsten aan andere voorwaarden koppelen dan die bedoeld in artikels 40 tot 44.

Art. 40.De persoon met een handicap draagt bij tot de kosten van de dienst waarmee hij of zij een overeenkomst afgesloten heeft en stort hiervoor een maandelijkse financiële bijdrage aan de dienst.

Deze bijdrage ligt tussen € 1,70 en € 17,00, in functie van de criteria die opgesteld zijn door de dienst, en houdt rekening met de bestaansmiddelen van de belanghebbende.

Art. 41.In het kader van de specifieke actie "opvanghalte", bedoeld in artikel 5, 2°, overschrijdt de financiële bijdrage niet de door het Office de la Naissance et de l'Enfance toegepaste barema's.

Art. 42.In het kader van de specifieke actie "extra-sitting", bedoeld in artikel 5, 4°, ligt de financiële bijdrage tussen de € 1,70 en € 7,00 per uur, in functie van de criteria die vastgesteld zijn door de dienst, rekening houdend met de bestaansmiddelen van de betrokkene.

Deze bijdrage wordt aangevuld met de verplaatsingskosten van de persoon die de extra-sitting verzorgt.

Art. 43.In het kader van de specifieke actie "organisatie van vrijetijdsbesteding", zoals bedoeld in artikel 5, 5°, neemt de persoon met een handicap de kosten voor zijn of haar verblijf, verplaatsing en activiteiten ten laste.

Niettemin stemt de financiële bijdrage die voor een vrijetijdsbesteding van een zwaar zorgbehoevende verschuldigd is overeen met de kosten voor het verblijf en de activiteiten, met daarbovenop per periode een bedrag van € 5 of € 10 indien de verplaatsing "woonplaats - plaats van activiteit" inbegrepen is.

Art. 44.In het kader van de specifieke actie "begeleid wonen", bedoeld in artikel 5, 7°, betaalt de gehandicapte persoon de kosten voor de bewoning van de woning die ter beschikking wordt gesteld en de daarmee samenhangende lasten aan de dienst terug.

Art. 45.De deelname van de gehandicapte personen voorzien in artikel 71, 3° van het decreet vertaalt zich in een jaarlijks raadgevend proces dat aangepast is aan de specifieke kenmerken van de gehandicapte personen en door de dienst bepaald wordt. Afdeling 7. - Normen in verband met de verhoudingen tussen de dienst

en de dienst PHARE

Art. 46.De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar volgend op het betreffende boekjaar aan de dienst PHARE een activiteitenverslag over.

Dit verslag omvat ten minste : 1° geglobaliseerde informatie over het aantal begeleide personen met een handicap, zoals de leeftijd, het geslacht, de handicap, de woonplaats, het voorwerp van de begeleiding, de doelstellingen en de resultaten, waarmee de naleving van de in artikels 29 tot 34 toegelichte criteria geverifieerd kan worden.Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen de in artikels 3 en 4 bedoelde opdrachten en elk van de in artikel 5 bedoelde specifieke opdrachten; 2° het totale aantal in artikel 26 bepaalde ondersteuningen voor de opdrachten bedoeld in artikels 3 en 4;3° de evaluatie van de uitvoering van het dienstenproject bedoeld in artikel 16;4° de opmerkelijke feiten van de activiteit van de dienst;5° de modaliteiten voor de verwezenlijking van een netwerk in overeenstemming met de bepalingen van artikel 71, 5° van het decreet;6° de middelen die ingezet worden om de participatie en de inclusie van gehandicapte personen te bevorderen;7° geglobaliseerde gegevens betreffende het tewerkgestelde personeel en de veranderingen die in de loop van het jaar opgetreden zijn;8° de modaliteiten en de resultaten van de interne evaluatie bedoeld in artikel 102 van het decreet;9° de perspectieven wat betreft de evolutie van de dienst op het vlak van activiteiten en organisatie.

Art. 47.De dienst deelt aan de Dienst PHARE tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het betrokken boekjaar het nationaal nummer en de aanvangs- en einddatum van begeleidingsovereenkomsten van gehandicapte personen met wie hij een overeenkomst, bedoeld in artikels 36 en 37, ondertekend heeft, mee.

De dienst PHARE integreert deze informatie in de individuele dossiers van de gehandicapte personen waarover hij beschikt.

Art. 48.De dienst brengt de Dienst PHARE binnen de vijftien dagen op de hoogte van iedere wijziging in verband met de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, evenals van iedere wijziging betreffende het personeel bedoeld in artikel 18.

Voor elk personeelslid bedoeld in artikel 18 maakt de dienst binnen de vijftien dagen vanaf zijn aanwerving de kopie van diens arbeidsovereenkomst, evenals ieder bewijs dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden betreffende zijn functie en zijn anciënniteit aan de Dienst PHARE, over. Enkel de elementen die onmisbaar zijn voor de berekening van de subsidies worden aan de Dienst PHARE bezorgd.

Art. 49.Wat betreft het bijhouden van de rekeningen stemt het boekjaar overeen met het kalenderjaar.

De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het betrokken boekjaar zijn rekeningen en balans, zoals die bij de Nationale Bank van België en bij de Griffie van de Handelsrechtbank neergelegd zijn, aan dienst PHARE over. In het laatste geval wordt het bewijs van indiening bijgevoegd.

Art. 50.De dienst maakt tegen 30 juni van het boekjaar volgend op het betreffende boekjaar aan de dienst PHARE het verantwoordingsdossier voor de subsidies, bedoeld in artikel 73, over.

Art. 51.De SPFB stelt de modaliteiten voor de overdracht van de informatie bedoeld in dit hoofdstuk vast. HOOFDSTUK 4. - Subsidies Afdeling 1. - Algemene modaliteiten voor de toekenning van de

subsidies

Art. 52.De aan een erkende dienst verschuldigde subsidie is jaarlijks.

Ze wordt gestort onder de vorm van maandelijkse voorschotten, en dit ten laatste op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze worden toegekend.

Ze wordt door de SPFB vereffend na onderzoek van het verantwoordingsdossier bedoeld in artikel 73.

Art. 53.Het maandelijkse voorschot houdt rekening met de erkende categorie bedoeld in artikel 25, de erkende specifieke acties bedoeld in artikel 5, de geconventioneerde opdrachten bedoeld in artikel 6, de evolutie van het personeel uit artikel 18 wat betreft het aantal, de functie, de anciënniteit en de prestaties, en dit binnen de grenzen vastgelegd in afdeling II van dit hoofdstuk.

Bij het overschrijden van de in artikel 48, lid 2 vastgestelde termijn zal bij de berekening van de maandelijkse voorschotten pas op de eerste dag van de maand volgend op de ontvangst van de documenten rekening gehouden worden met de wijziging van het personeel.

Art. 54.Wanneer de SPFB vaststelt dat de aan de dienst gestorte maandelijkse voorschotten hoger zijn dan de jaarlijks verschuldigde subsidies, dan wint hij het teveel aan ontvangen voorschotten over een periode van maximaal 12 maanden terug na overleg met de directie van de dienst via compensatie met de volgende maandelijkse voorschotten die gestort worden voor het lopende jaar.

Deze terugwinning kan uitzonderlijk en op vraag van de dienst van voorwaarden en termijnen afhankelijk gesteld worden. De SPFB stelt een aflossingsplan op.

Art. 55.Wanneer de SPFB vaststelt dat het teveel aan voorschotten die door de dienst ontvangen zijn, voortkomt uit bewust verkeerde informatie die door de dienst bezorgt werd of uit zware beheersfouten, dan krijgt de SPFB het onverschuldigde bedrag in één keer terug.

In deze veronderstelling bezorgt de SPFB aan het Collegelid een voorstel voor de opstart van de procedure tot intrekking van de vergunning. Afdeling 2. - Subsidiëring van de basisopdrachten

Onderafdeling 1. - Subsidiëring voor personeelskosten

Art. 56.De jaarlijkse subsidiëring van de personeelskosten bedoeld in artikel 18 en bestemd voor de in artikels 3 en 4 bedoelde basisopdrachten, is op elk moment van het jaar beperkt tot de volgende normen : - dienst van categorie 1 : 1,5 voltijds equivalent, waarvan maximum 0,25 voltijds equivalent in de directiefunctie; - dienst van categorie 2 : 2,5 voltijds equivalenten, waarvan maximum 0,5 voltijds equivalent in de directiefunctie; - dienst van categorie 3 : 3,5 voltijds equivalenten, waarvan maximum 0,75 voltijds equivalent in de directiefunctie; - dienst van categorie 4 : 4,5 voltijds equivalenten, waarvan maximum 1 voltijds equivalent in de directiefunctie; - dienst van categorie 5 : 5,5 voltijds equivalenten, waarvan maximum 1 voltijds equivalent in de directiefunctie.

Het aantal gesubsidieerde tewerkstellingen voor werknemers die houder zijn van een mastertitel, mag niet overschrijden : - dienst van categorie 1 : 0,5 voltijds equivalent : - dienst van categorie 2 : 1 voltijds equivalent : - dienst van categorie 3 : 1,5 voltijds equivalent : - dienst van categorie 4 : 2 voltijds equivalenten; - dienst van categorie 5 : 3 voltijds equivalenten.

In afwijking van het vorige lid kan het Collegelid op vraag van de dienst, als deze gerechtvaardigd is door het project en het specifieke karakter van de begeleide personen met een handicap, een overschrijding van deze norm toekennen behoudens gunstig advies van de Dienst PHARE.

Art. 57.De subsidie dekt de gemaakte personeelskosten en is beperkt tot de berekening die gemaakt wordt op basis van de barema's die in bijlage I NM van het NM-besluit vastgesteld zijn, en bevat de werkgeverslasten en andere voordelen die in bijlage V NM van het NM-besluit vastgesteld zijn op basis van de anciënniteit die in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgesteld is.

De baremaschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn vastgelegd in bijlage II NM van het NM-besluit.

Art. 58.De subsidie dekt bovendien een vergoeding voor de gesubsidieerde directeurs van de diensten die in de categorieën 4 of 5 erkend zijn, en dit volgens de volgende modaliteiten : 1° de directeurs die houder zijn van een universitair of gelijkgesteld diploma op 31 december 2000, krijgen een vergoeding van 5 % berekend op basis van hun barema;2° de andere directeurs krijgen een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen hun barema en het barema van een directeur die houder is van een universitair diploma.

Art. 59.Een subsidie die overeenstemt met maximaal 1 percent van de subsidie die in toepassing van artikels 56 tot 58 berekend wordt, wordt toegekend om de verantwoorde kosten inzake opleiding van het personeel te dekken.

De opleidingskosten kunnen bovendien kosten voor supervisie zijn en kosten van de evaluatie voor intern gebruik, zoals bedoeld door artikel 102 van het decreet.

Art. 60.De subsidie voor personeelskosten van een werknemer die begunstigde is van het Plan Tandem, wordt toegekend op basis van hetzelfde werkvolume als het werkvolume dat hij of zij presteerde voordat hij of zij zijn of haar prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde.

Het bezoldigde prestatievolume van de werknemer die is aangeworven ter vervanging van de werknemer die zijn of haar prestaties van een driekwart-tijds of een voltijdse betrekking tot een halftijdse betrekking verminderde, wordt niet in aanmerking genomen.

De volgende kosten en bijdragen worden beschouwd als toelaatbare uitgaven van de subsidie voor personeelskosten van een werknemer die begunstigde van het Plan Tandem is : 1° de bezoldigingskosten, werkgeverslasten en andere voordelen die verband houden met de werknemer die begunstigde van het Plan Tandem is, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;2° de bezoldigingskosten, werkgeverslasten en andere voordelen die verband houden met de werknemer die is aangeworven ter vervanging van de werknemer die zijn of haar prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde in het kader van het Plan Tandem, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;3° de bijdrage die in toepassing van het Plan Tandem gestort wordt aan het Sociaal Fonds "Old Timer". Onderafdeling 2. - Subsidiëring voor algemene kosten

Art. 61.De jaarlijkse subsidie voor de algemene kosten is beperkt tot de volgende bedragen : - dienst van categorie 1 : 14.000,00 euro; - dienst van categorie 2 : 25 000,00 euro; - dienst van categorie 3 : 32 000,00 euro; - dienst van categorie 4 : 41 000,00 euro; - dienst van categorie 5 : 50.000,00 euro.

Art. 62.De subsidie dekt de gemaakte toelaatbare kosten die in bijlage 1 van dit besluit opgenomen zijn in verband met de in artikels 3 en 4 bedoelde basisopdrachten.

Art. 63.Deze subsidie kan de meerkosten dekken van de lonen van personeelsleden die de in artikel 56 vastgestelde functies overschrijden en gedeeltelijk door een andere overheid ten laste worden genomen. Afdeling 3. - Subsidiëring van de specifieke acties

Art. 64.De jaarlijkse subsidie met betrekking tot de specifieke acties bedoeld in artikel 5 en waarvoor de dienst erkend is, dekt de personeelskosten en de algemene kosten die gemaakt zijn, volgens de verdeling bepaald door de dienst.

Art. 65.Voor de specifieke actie "ondersteuning voor de kinderopvangvoorzieningen" bedoeld in artikel 5, 1°, wordt de subsidie beperkt tot € 14.000.

Art. 66.Voor de specifieke actie "opvanghalte" bedoeld in artikel 5, 2°, wordt de subsidie beperkt tot € 16.000.

Indien de dienst 90% van het aantal personen en ondersteuningen opgenomen in artikel 29 niet kan verantwoorden, wordt de subsidie naar verhouding verminderd.

Art. 67.Voor de specifieke actie "hulp bij inclusie op school" bedoeld in artikel 5, 3°, wordt de subsidie beperkt tot de volgende bedragen : - in het kader van artikel 32, 1° : € 18.000; - in het kader van artikel 32, 2° : € 36.000; - in het kader van artikel 32, 3° : € 54.000.

Indien de dienst 90% van het in artikel 30 opgenomen aantal personen en ondersteuningen niet kan verantwoorden, wordt de subsidie naar verhouding verminderd.

Art. 68.Voor de specifieke actie "extra-sitting", bedoeld in artikel 5, 4°, wordt de subsidie beperkt tot de volgende bedragen : - in het kader van artikel 33, 1° : € 80.000; - in het kader van artikel 33, 2° : € 140.000; - in het kader van artikel 33, 3° : € 180.000.

Indien de dienst 90% van het uren opgenomen in artikel 31 niet kan verantwoorden, wordt de subsidie naar verhouding verminderd.

Art. 69.Voor de specifieke actie "organisatie van vrijetijdsbesteding", bedoeld in artikel 5, 5°, wordt de subsidie beperkt tot de volgende bedragen : - in het kader van artikel 34, 1° : € 30.000; - in het kader van artikel 34, 2° : € 52.000.

Indien de dienst erkend wordt om personen op te vangen die over het statuut van zware zorgbehoevendheid beschikken, worden deze bedragen verdrievoudigd.

Indien de dienst 90% van het uren opgenomen in artikel 32 niet kan verantwoorden, wordt de subsidie naar verhouding verminderd.

Art. 70.Voor de specifieke actie "ondersteuning bij kritieke situaties", bedoeld in artikel 5, 6°, wordt de subsidie beperkt tot € 33.000.

Indien de dienst erkend wordt om personen te helpen die over het statuut van zware zorgbehoevendheid beschikken, wordt dit bedrag opgetrokken tot € 99.000.

Indien de dienst 90% van het aantal geholpen personen opgenomen in artikel 33 niet kan verantwoorden, wordt de subsidie naar verhouding verminderd.

Art. 71.Voor de specifieke actie "begeleid wonen", bedoeld in artikel 5, 7°, wordt de subsidie beperkt tot de volgende bedragen : - in het kader van artikel 36, 1° : € 12.000; - in het kader van artikel 36, 2° : € 20.000; - in het kader van artikel 36, 3° : € 30.000.

Art. 72.Het deel van de subsidie van de specifieke acties dat de personeelskosten dekt, is in overeenstemming met de bepalingen uit artikels 57 en 60.

Het deel van de subsidie van de specifieke acties dat de algemene kosten dekt, bevat de toegelaten kosten opgenomen in Bijlage 1 van dit besluit en eventueel meerkosten met betrekking tot het loon van personeelsleden die gedeeltelijk door een andere overheid ten laste worden genomen. Afdeling 4. - Verantwoordingsdossier voor de subsidies

Art. 73.Het verantwoordingsdossier bevat volgende stukken : 1° wat betreft de personeelskosten : - de individuele rekeningen van de werknemers; - het attest C 450 bis van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; - het attest van de FOD Financiën dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing bewijst; - de eindafrekening van de wetsverzekering; - de definitieve eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde; - een samenvattende tabel met de opleidingskosten voor het personeel, met vermelding van het betrokken personeel, de aard van de gevolgde opleidingen en hun kostprijs; 2° wat betreft de algemene kosten (met inbegrip van de meerkosten met betrekking tot het loon, die op grond van artikels 63 en 72, lid 2, subsidieerbaar zijn) : - de algemene balans; - de tabellen met afschrijvingen van de vaste activa en van de giften en subsidies in kapitaal; - het grootboek of de historiek van de algemene rekeningen.

De SPFB kan de lijst aanvullen met gevraagde stukken en kan met name alle verantwoordingsstukken die de boekhoudkundige documenten verantwoorden opvragen.

Art. 74.Het verantwoordingsdossier maakt een onderscheid tussen : - de kosten met betrekking tot het personeel van de opdrachten bedoeld in artikels 3 en 4; - de algemene kosten van de opdrachten bedoeld in artikels 3 en 4, alsook alle kosten met betrekking tot de specifieke acties, bedoeld in artikel 5, waarvoor de dienst eventueel erkend is; - de opleidingskosten met betrekking tot het personeel van de opdrachten bedoeld in artikels 3 en 4.

Art. 75.De SPFB controleert het verantwoordingsdossier. Hij stelt het verschil tussen de som van de gestorte voorschotten en het bedrag van de verschuldigde subsidie vast.

Hij legt binnen de zes maanden na de ontvangst van het dossier met verantwoordingsstukken een voorstel van beslissing voor aan de dienst, op voorwaarde dat het dossier volledig en voldoende is. Vanaf de datum van ontvangst van dit voorstel beschikt de dienst over een termijn van zes weken om zijn opmerkingen mee te delen. Bij gebrek aan antwoord binnen deze termijn wordt het voorstel van de SPFB als aanvaard beschouwd.

Binnen een termijn van zes weken volgend op de datum van ontvangst van deze opmerkingen maakt de SPFB de definitieve afrekening van de subsidie over.

Art. 76.De financiële bijdragen worden van de subsidie afgetrokken, met uitzondering van de bijdragen bedoeld in artikel 40. HOOFDSTUK 5. - Opheffingsbepalingen

Art. 77.Worden opgeheven : 1° het besluit 2007/1131 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 mei 2008 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking;2° het besluit 2016/5 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 februari 2016 in toepassing van artikel 20 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 met betrekking tot de inclusie van de persoon met een handicap. HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepalingen

Art. 78.De diensten die op 31 december 2017 erkend zijn, blijven erkend vanaf 1 januari 2018, op basis van de tabel die opgenomen is in bijlage 2. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 79.De in dit besluit opgenomen bedragen zijn gekoppeld aan de referentiegezondheidsindex van december 2017.

Vanaf 1 januari 2019 worden ze jaarlijks aangepast op 1 januari, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, hierna de gezondheidsindex genaamd, volgens de formule : basisbedrag x gezondheidsindex van december van het votrige jaar/gezondheidsindex van december 2017

Art. 80.Treden in werking op 1 januari 2018 : 1° afdeling 4 van hoofdstuk 4 van het decreet;2° artikel 82 van het decreet;3° voor de diensten bedoeld in artikel 35 van het decreet : artikels 70, 71, 72, 74, 75, 77, 94, 95 en 102 van het decreet;4° dit besluit.

Art. 81.Het Collegelid wordt belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, 1 maart 2018.

Voor het College : De Minister-President van het College, F. LAANAN De Minister, Collegelid, belast met het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap, C. FREMAULT

Bijlage bij het besluit 2017/1127 van 1 maart 2018 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de begeleidingsdiensten, dat afdeling 4 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon ten uitvoer legt TOELAATBARE UITGAVEN VOOR DE VERANTWOORDING VAN DE ALGEMENE KOSTEN VAN DE BEGELEIDINGSDIENSTEN

61. DIENSTEN EN DIVERSE GOEDEREN

6110.Zorgen

61100. Aankopen van farmaceutische producten - courante producten

61101.Aankopen van klein verzorgingsmateriaal

61110. Aankopen van didactisch materiaal (terugbetaalbaar)

61111.Aankopen van didactisch materiaal (niet-terugbetaalbaar)

61112. Aankopen van grondstoffen voor artisanale activiteiten

61113.Aankopen van andere niet-personaliseerbare goederen voor onderwijs, therapie, en specifieke activiteiten buiten vrijetijdsbesteding

61120. Aankopen van niet-personaliseerbare goederen voor vrijetijdsbesteding buiten vakantie

61126.Aankopen van niet-personaliseerbare diensten voor vrijetijdsbesteding buiten vakantie

61130. Huren (met inbegrip van huurlasten)

61131.Vervoer

61132. Vrijetijdsbesteding (met inbegrip van voeding)

61133.Aangekochte vakanties

61150. Aankopen van klein keukenmateriaal

6117.Linnendienst

61170. Aankopen van klein beddengoed en leveringen

61171.Aankopen van huishoudlinnen

61180. Aankopen van producten voor de wasplaats


612.Personeelsbeheerkosten

61201. Opleidingskosten

61224.Abonnementen op professionele magazines en documentatie

61260. Extern sociaal secretariaat


613.Huur en huurlasten

61300. Huur gebouwen

61301.Erfpachten

61302. Huurlasten gebouwen

61303.Huur materiaal en uitrusting


614. Energie

61400.Stookolie verwarming

61401. Elektriciteit

61402.Gas

61403. Water


615.Onderhoud en herstellingen - aankopen

6152. Terreinen en constructies

61520.Schoonmaak

61521. Onderhoud en herstellingen buiten gebouwen

61522.Onderhoud en herstellingen binnen gebouwen

64523. Tuinonderhoud

61530.Onderhoud en herstellingen technische installaties

61531. Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrusting

61532.Onderhoud en herstellingen materiaal wasplaats

61533. Onderhoud en herstellingen niet-medisch of paramedisch materiaal

61535.Onderhoud en herstellingen materiaal en uitrusting voor onderhoud (met inbegrip van huur van kleine instrumenten)

61540. Onderhoud en herstellingen meubilair

61541.Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal

61542. Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal


616.Onderhoud en herstellingen - externe diensten

6162. Terreinen en constructies

61620.Schoonmaak

61621. Onderhoud en herstellingen buiten gebouwen

61622.Onderhoud en herstellingen binnen gebouwen

61623. Tuinonderhoud

6163.Installaties

61630. Onderhoud en herstellingen technische installaties

61631.Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrusting

61632. Onderhoud en herstellingen installaties en uitrusting van de wasplaats

61633.Onderhoud en herstellingen niet-medisch of paramedisch materiaal

61635. Onderhoud en herstellingen onderhoudsmateriaal en -instrumenten

61639.Verplichte controles uitgevoerd door derden


6164. Meubilair en rollend materieel

61640.Onderhoud en herstellingen meubilair

61641. Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal

61642.Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal

61643. Onderhoud en herstellingen rollend materieel


617.Verzekeringen

61701. Verzekeringen en burgerlijke aansprakelijkheid gehandicapte personen en personeel

61702.Verzekeringen diefstal, brand en schade

61705. Verzekeringen auto's en voertuigen van het instituut

61707.Omniumverzekeringen opdrachten

61708. Andere verzekeringen


618.Vervoer, verplaatsingen

61800. Brandstof voor dienstvoertuigen

61801.Huur dienstvoertuigen

61802. Vergaderkosten

61803.Kosten voor missies (1)


619. Andere algemene beheerskosten

6190.Kantoorbenodigdheden

61900. Kantoorbenodigdheden

61901.Informaticabenodigdheden

61902. Kosten voor vergaderingen en recepties

6191.Telefoon, fax en kosten in verband met postdiensten

61910. Telefoon, fax, internet, minitel

61911.Portkosten

6192. Honorering van derden

61920.Externe informaticadiensten (andere dan onderhoud en herstelling)

61921. Honoraria externe boekhouders

61923.Honoraria advocaten en notarissen

61924. Andere honoraria

61926.Reclame, aankondigingen en advertenties

61927. Lidmaatschapskosten van verschillende instellingen


62.VERGOEDINGEN, SOCIALE LASTEN ANDERE PERSONEELSKOSTEN (2)

6200. Bezoldigingen van het personeel

6210.Werkgeversbijdragen RSZ

6220. Wetsverzekering

6231.Weg van en naar het werk

6232. Arbeidsgeneeskunde


63.AFSCHRIJVINGEN

630. Dotaties afschrijvingen

6300.Afschrijvingen op kosten eerste vestiging

6301. Dotatie afschrijvingen immateriële activa

6302.Dotatie afschrijvingen bouwwerken

6303. Dotatie afschrijvingen installaties

6304.Dotatie afschrijvingen meubilair en rollend materieel

6305. Dotatie afschrijvingen gehuurde activa, financieringen en aanverwante rechten

6306.Dotatie afschrijvingen andere materiële activa


64. ANDERE EXPLOITATIELASTEN

640.Fiscale bedrijfslasten

64000. Onroerende voorheffing

64010.Belasting op het patrimonium van de VZW

64030 Verkeersbelasting

64040 kijk- en luistergeld

64050. Lokale belastingen (vuilnis, riolering, enz.)


65. FINANCI"LE LASTEN

650.Financiële lasten op schulden

6500. Lasten op langetermijnschulden

65001.Financiële lasten op huurschulden - financieirng en gelijkgesteld

65002. Financiële lasten op langetermijnschulden


6501.Lasten op kortetermijnschulden

65010. Interesten voor leningen ingevolge vertragingen subsidies

65011.Financiële lasten op kortetermijnschulden


656. Diverse financiële lasten

65600.Bankkosten


669. Lasten op vorige boekjaren

669031.Inhalingen op vorige boekjaren

6691. Diensten en diverse goederen (onder te verdelen als de rekeningen 61)

6693.Afschrijvingen (onder te verdelen als de rekeningen 63)

6694. Andere bedrijfslasten (onder te verdelen als de rekeningen 64)

6695.Financiële lasten (onder te verdelen als de rekeningen 65)


(1) wanneer het gaat om dienstreiskosten met privévoertuig : op basis van de kilometervergoeding die jaarlijks door de federale overheid vastgesteld wordt in toepassing van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.(2) voor het personeel dat gedeeltelijk door een andere overheid ten laste is genomen en voor het personeel dat aangeworven is in het kader van de specifieke acties bedoeld in artikel 5. Gezien om bijgevoegd te worden bij het besluit 2017/1127 van 1 maart 2018.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister-President van het College, F. LAANAN De Minister, Collegelid, belast met het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap, C. FREMAULT

Bijlage 2 bij het besluit 2017/1127 van 1 maart 2018 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de begeleidingsdiensten, dat afdeling 4 van hoofdstuk 4 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon ten uitvoer legt OP 1 JANUARI 2018 ERKENDE BEGELEIDINGSDIENSTEN BELANGRIJKSTE OPDRACHTEN EN SPECIFIEKE ACTIES

BEGELEIDINGSDIENSTEN - Erkenningen op 1/01/2018

Voornaamste opdrachten


Ondernemingsnr.

Benaming

Categorie art. 29

Jonge kinderen art. 3, 1°

leerplichtige kinderen art. 3, 2°

Volwassenen art. 3, 3°

Data van einde erkenning

433198733

La Braise

3

x

x

30/06/2020

402992834

Brailleliga

3

x

x

30/06/2020

406570550

ONA

3

x

x

30/06/2020

455030166

Réci-Bruxelles

3

x

x

30/06/2020

459260158

SAHAM

2

x

30/06/2020

472808187

SUSA-Bruxelles

4

x

x

x

30/06/2020

433820325

Triangle-Bruxelles

3

x

x

30/06/2020

449178987

Escale

2

x

30/06/2020

458328265

Famisol

3

x

x

30/06/2020

456072620

SAB

2

x

30/06/2020

442220723

Transition

4

x

x

30/06/2020

419728502

La Vague

3

x

x

x

30/06/2020

433484783

La Maison des Pilifs

3

x

x

30/06/2020

422466870

SISAHM

3

x

x

30/06/2020

415999643

Bataclan

3

x

x

30/06/2020

451682775

SAPHAM

4

x

x

x

30/06/2020

867514055

Les Tof-Services

3

x

x

31/03/2019

457928288

Ricochet

2

x

31/03/2020

841604563

Madras

2

x

x

14/12/2021

836246896

Saphir-Bruxelles

3

x

x

30/06/2022

836246896

L'Entre-Temps

1

x

31/10/2022

478230190

Info-Sourds

1

x

31/10/2018

408551132

Overschrijding

1

x

x

31/08/2022

811085591

Vivre et Grandir

1

x

x

30/06/2018

479458330

Cap Idéal

1

x

30/06/2019


BEGELEIDINGSDIENSTEN - Erkenningen op 1/01/2018

Specifieke initiatieven

bedrijfsnr.

Benaming

Ondersteuning van de kinderopvang voorzieningen art. 30

Opvang halte art. 31

Inclusie op school min 120 onderst voor min 6 PH art. 32, 1°

Inclusie op school min 240 onderst voor min 12 PH art. 32, 2°

Inclusie op school min 360 onderst voor min 18 PH art. 32, 3°

Extra-sitting min. 750 u. art. 33, 1°

Extra-sitting min. 1300 u. art. 33, 2°

Extra-sitting min. 2800 u. art. 33, 3°

Organisatie vrijetijd 75 periodes art. 34, 1°

Organisatie vrijetijd 150 periodes art. 34, 2°

Organisatie vrijetijd zware zorgbeh. 75 periodes art. 34 ZZ

Organisatie vrijetijd zware zorgbeh. 150 periodes art. 34 ZZ

Onderst kritieke situaties min. 6 pers art. 35

Onderst kritieke situaties min. 6 pers PZZ art. 35 ZZ

Huisvesting 3 à 4 pers. art. 36, 1°

Huisvesting 5 à 6 pers. art. 36, 2°

Huisvesting min. 7 pers. art. 36, 3°

433198733

La Braise

x

x

x


402992834

Brailleliga

x


406570550

ONA

x

x


455030166

Réci-Bruxelles

x

x


459260158

SAHAM

x


472808187

SUSA-Bruxelles

x

x

x

x


433820325

Triangle- Bruxelles

x

x

x


449178987

Escale


458328265

Famisol

x

x


456072620

SAB


442220723

Transition

x

x

419728502

La Vague


433484783

La Maison des Pilifs

x

x

422466870

SISAHM

x


415999643

Bataclan

x


451682775

SAPHAM

x

x

x

x


867514055

Les Tof-Services

x

x


457928288

Ricochet

x

841604563

Madras

x


836246896

Saphir-Bruxelles

x

x


836246896

L'Entre-Temps

x


478230190

Info-Sourds


408551132

Overschrijding


811085591

Vivre et Grandir


479458330

Cap Idéal

x


Gezien om bijgevoegd te worden bij het besluit 2017/1127 van 1 maart 2018.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister-President van het College, F. LAANAN De Minister, Collegelid, belast met het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap, C. FREMAULT

^