gepubliceerd op 27 juni 2022
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het algemeen reglement betreffende het beheer en de werkwijze van het Brussels Waarborgfonds
25 MEI 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het algemeen reglement betreffende het beheer en de werkwijze van het Brussels Waarborgfonds
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 april 1999 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en houdende oprichting van het Brussels Waarborgfonds, artikelen 15, 16, 7de lid, 21 en 22, 2de lid;
Gelet op het besluit van 20 juni 2013 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het nieuw algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds en tot opheffing van het besluit van 19 juni 2008 houdende het nieuw algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het Brussels Waarborgfonds, gegeven op 27 januari 2020 en 9 juli 2021;
Gelet op de gelijkekansentest, opgesteld op 5 juli 2021 overeenkomstig artikel 2, 1°, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 januari 2022 ;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 8 februari 2022 Gelet op het advies 71.127/1 van de Raad van State, gegeven op 25 maart 2022 met toepassing van artikel 84, § 1, 2° van de gecoördineerde wetgeving inzake de Raad van State;
Gelet op het advies van Brupartners, gegeven op 21 april 2022;
Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 22 april 2022;
Op de voorstel van de Minister die bevoegd is voor Economie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Ordonnantie: de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 april 1999 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en houdende oprichting van het Brussels Waarborgfonds;2° de onderneming: de natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, de vereniging zonder winstgevend doel of de vennootschap onder eender welke juridische vorm die een micro-, kleine of middelgrote onderneming is zoals omschreven in Bijlage I bij Verordening (EU) Nr.651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; 3° Verordening betreffende de-minimissteun: Verordening (EU) n° 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;4° AVG: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens;5° het reglement van tussenkomst van het Fonds: de beslissing van het Brussels Waarborgfonds betreffende de regels en richtlijnen volgens de welke het Brussels Waarborgfonds tussenkomsten verleent;6° de kredietinstelling: de kredietinstelling of financiële instelling bedoeld in artikel 8 van de Ordonnantie;7° de tussenkomst: de toekenning door het Fonds van een waarborg op aanvraag of van een rechtstreekse waarborg beslist ofwel door het Fonds ofwel door de kredietinstelling;8° de Minister: de minister die bevoegd is voor Economie;9° het Fonds: het Brussels Waarborgfonds dat is opgericht bij de Ordonnantie;10° het aflosbare krediet: het krediet waarvan het bedrag, de duur en de periodieke aflossingen vooraf worden bepaald en dat contractueel volledig moet worden terugbetaald op de vervaldag;11° het niet-aflosbare krediet: het krediet waarvan de duur en het terugbetalingsschema niet vooraf worden vastgelegd;12° de waarborg op aanvraag: de waarborg waartoe door het Fonds wordt besloten ten gunste van een kredietinstelling om een of meer aan de onderneming toegekende kredieten te dekken;13° de rechtstreekse waarborg: de waarborg waartoe door een kredietinstelling wordt besloten om een of meer kredieten te dekken die aan de onderneming zijn toegekend;14° sale-and-lease-backtransactie: een transactie waarbij de onderneming onderdelen van zijn activa verkoopt aan een leasingmaatschappij en ze onmiddellijk daarna huurt onder een leasingcontract inclusief de betaling van de huur; 15° finance&invest.brussels : de nameloze vennootschap opgericht door de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen. HOOFDSTUK II. - Werking van het Fonds Afdeling 1. - Werking van de Raad van Bestuur
Art. 2.De Voorzitter roept de vergaderingen van de Raad van Bestuur bijeen, in overeenstemming met het tijdschema van de vergaderingen die jaarlijks door de Raad van Bestuur worden goedgekeurd.
In geval van noodzaak of dringendheid kan de Voorzitter te allen tijde, op eigen initiatief of op verzoek van twee bestuurders, op elk moment een vergadering van de Raad van Bestuur bijeenroepen.
In geval van afwezigheid van de Voorzitter en de Vice-voorzitter zit de oudste aanwezige bestuurder de Raad van Bestuur voor.
Art. 3.De Raad van Bestuur neemt een deontologisch reglement aan.
Art. 4.Het bedrag van het presentiegeld in de Raad van Bestuur wordt vastgesteld op 323,63 euro voor de Voorzitter en de Vice-voorzitter, 129,45 euro voor de bestuurders en 194,18 euro voor de regeringscommissarissen.
De in dit artikel genoemde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. De indexering is gebaseerd op de gezondheidsindex van de maand december die eraan voorafgaat. De referentiegezondheidsindex is die van januari 2022.
Art. 5.De Raad van Bestuur voert een regelmatige controle uit van de risicograad van de dossiers. In dit kader kan hij een jaarlijks maximumbedrag vaststellen voor de toekenning van de rechtstreekse waarborg of de waarborg op aanvraag. De Raad van Bestuur kan per kredietinstelling ook een maximumbedrag voor de rechtstreekse waarborg of de waarborg op aanvraag vaststellen.
De Raad van Bestuur overhandigt jaarlijks aan de Minister een verslag met gedetailleerde informatie over haar bevindingen en alle maatregelen ter beheersing van de financiële risico's, die hij passend acht.
Art. 6.De Raad van Bestuur informeert de Minister schriftelijk zodra de uitstaande verbintenissen van het Fonds hoger liggen dan 75% van de bij of krachtens artikel 19 van de Ordonnantie vastgestelde drempel. Afdeling 2. - Kaderovereenkomst tussen het Fonds en de
kredietinstelling
Art. 7.Het Fonds sluit een kaderovereenkomst met elke kredietinstelling die de uitvoering van de in de Ordonnantie, het huidige besluit en het reglement van tussenkomst van het Fonds uiteengezette beginselen omschrijft.
Deze kaderovereenkomst bepaalt minimaal het volgende: 1° de documenten, formulieren en voorafgaande informatie die nodig zijn om waarborgen op aanvraag en rechtstreekse waarborgen te verwerken;2° de gevallen bedoeld in artikel 5 van het reglement van tussenkomst van het Fonds;3° het maximale jaarlijkse totale volume van de rechtstreekse waarborg, eventueel bepaald per kredietinstelling.Dit totale volume kan later door het Fonds worden aangepast, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de risicograad van de rechtstreekse waarborg en het beschikbare gewestelijke budget.
De kaderovereenkomst regelt ook elke andere aangelegenheid die het Fonds en de kredietinstelling relevant achten voor de goede vervulling van hun taken uit hoofde van dit besluit en het reglement van tussenkomst van het Fonds. HOOFDSTUK III. - Algemene beginselen van de tussenkomst
Art. 8.§ 1. De tussenkomst wordt uitgevoerd met toepassing van de Verordening betreffende de-minimissteun.
Het Fonds, via de kredietinstelling, deelt de onderneming mee dat de tussenkomst overeenkomstig de Verordening betreffende de-minimissteun wordt uitgevoerd.
De onderneming vermeldt in zijn aanvraag de andere onder de Verordening betreffende de-minimissteun of andere de-minimisverordeningen vallende steunen die de onderneming gedurende de twee voorafgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen op basis van het formulier als bedoeld in artikel 7, tweede lid, 1°. § 2. Indien de in de Verordening betreffende de-minimissteun genoemde maxima worden overschreden, mag het Fonds van de onderneming terugbetaling eisen van de ten onrechte verkregen steun, dat wil zeggen het bruto subsidie equivalent van de op grond van dit besluit en het reglement van tussenkomst van het Fonds.
Art. 9.Om een tussenkomst te genieten, mag: 1° de onderneming niet hoofdzakelijk actief zijn in een van de in bijlage vermelde sectoren, noch in de sectoren van de exploratie, winning, verwerking, het vervoer en de opslag van steenkool, aardolie of andere fossiele brandstoffen ;2° de onderneming een van de volgende activiteiten niet uitvoeren: a) activiteit die opzettelijk de sociale, fiscale en milieuwetgeving en de fundamentele ethische normen schendt;b) activiteit die in strijd is met of een schending vormt van de fundamentele mensenrechten;c) activiteit met nefaste gevolgen voor de volksgezondheid of het milieu, ongeacht of ze in overeenstemming is met de lokale wet- en regelgeving;d) activiteit op basis van corruptie en omkoping;e) activiteit met betrekking tot de seks-en porno-industrie.3° gebruik te maken van een financiële of vermogensmaatschappij die is gevestigd in een belastingparadijs dat is opgenomen op de pan-Europese lijst van landen die hebben geweigerd een dialoog met de Europese Unie aan te gaan of tekortkomingen op het gebied van goed bestuur in belastingzaken te verhelpen;4° tegen de onderneming geen collectieve insolventieprocedure lopen en de onderneming mag niet voldoen aan de voorwaarden om te worden onderworpen aan een collectieve insolventieprocedure, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de procedures voor gerechtelijke reorganisatie waarin Boek XX van het Wetboek van economisch recht voorziet;5° bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid mag niet meer dan de helft van het geplaatste kapitaal of het eigen vermogen verdwijnen, waarvan niet meer dan een kwart van het kapitaal in de afgelopen twaalf maanden.Bij vennootschappen waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, mag niet meer dan de helft van het eigen vermogen zoals dat in de jaarrekening is opgenomen verdwijnen, niet meer dan een kwart van het eigen vermogen in de afgelopen twaalf maanden.
Het eerste lid, 5°, is niet van toepassing op de vennootschappen die minder dan drie jaar geleden werden opgericht.
De tussenkomst mag geen betrekking hebben op een krediet voor de financiering van één van de activiteiten bedoeld in lid 1, 1°.
Art. 10.§ 1. Voor aflosbare kredieten waarborgt het Fonds een maximum van 65% van het bedrag in hoofdsom van het krediet. Voor dit type krediet bedraagt de duur van de tussenkomst maximaal 10 jaar als de tussenkomst lager is dan of gelijk is aan 750.000 euro. Ze heeft een duur van maximum 5 jaar als de tussenkomst hoger is dan 750.000 euro.
Voor aflosbare kredieten vermindert elk vervallen bedrag aan kapitaal dat door de onderneming wordt terugbetaald van rechtswege en proportioneel de verbintenis van het Fonds. § 2. Voor de niet-aflosbare kredieten, met inbegrip van de borgstellingskredieten, bedraagt de tussenkomst maximum 50% van het bedrag in hoofdsom van het krediet.
Voor dit type krediet bedraagt de duur van de tussenkomst maximaal 5 jaar met uitzondering, voor een waarborg op aanvraag, van eventuele afwijkingen waartoe de Raad van Bestuur heeft besloten en voor zover de vereisten van artikel 4, lid 6, b) van de Verordening betreffende de-minimissteun zijn voldaan. § 3. Voor aflosbare kredieten bedraagt de tussenkomst van het Fonds in de verliezen niet meer dan 65% van het definitief verlies aan kapitaal dat door de kredietinstelling wordt geboekt, of niet meer dan 80% indien een waarborgverhoging werd toegekend overeenkomstig artikel 11.
Voor niet-aflosbare kredieten bedraagt de tussenkomst van het Fonds in de verliezen niet meer dan 50% van het verlies aan kapitaal dat door de kredietinstelling wordt geboekt of niet meer dan 80% indien een waarborgverhoging werd toegekend overeenkomstig artikel 11.
Het percentage van de tussenkomst van het Fonds in de verliezen is datgene dat is opgenomen in de waarborgakte bedoeld in de artikelen 14, § 2, en 17.
Wanneer de investering betrekking heeft op een onroerend goed dat gedeeltelijk wordt gebruikt voor professionele doeleinden, komt het Fonds tussen voor maximum 65% of 80%, indien een waarborgverhoging is toegekend overeenkomstig artikel 11, van de investering met betrekking tot het professionele gedeelte van het onroerend goed. Dit percentage wordt bepaald door een deskundige, benoemd door de kredietinstelling.
Art. 11.§ 1. In afwijking van artikel 10 waarborgt het Fonds 80% van het bedrag in hoofdsom van een aflosbaar of niet-aflosbaar krediet indien een onderneming of haar project, voor de verwezenlijking waarvan een of meer te dekken kredieten worden aangevraagd, uit sociaal of milieuoogpunt voorbeeldig is.
Een voorbeeldig onderneming in de zin van de eerste lid is een onderneming of het project ervan die, op het moment van de indiening van de aanvraag voor een waarborgverhoging op het Fonds in de zin van § 2, voldoet aan een van de volgende criteria : 1° de onderneming is erkend als 'sociale en democratische onderneming' in de zin van de ordonnantie van 23 juli 2018 met betrekking tot de erkenning en de ondersteuning van de sociale ondernemingen;2° de onderneming is erkend met toepassing van artikel 5 van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie, het Sociaal Ondernemerschap en de Landbouwonderneming;3° de onderneming is erkend als betrokken in de circulaire economie met toepassing van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 januari 2019 betreffende de erkenning van ondernemingen die in het kader van steun voor de economische ontwikkeling van ondernemingen betrokken zijn in de circulaire economie;4° de onderneming beschikt over het label 'Ecodynamische Onderneming' georganiseerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegekend of hernieuwd voor minder dan 5 jaar op het ogenblik van de indiening van de aanvraag voor een waarborgverhoging in de zin van § 2, met minstens twee sterren;5° de onderneming beschikt over het label 'Good Food Resto' toegekend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van zijn 'Good Food' strategie voor een locatie die gelegen is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ongeacht het aantal koksmutsen; 6° ofwel de activiteiten van de onderneming waarvoor een of meer te dekken kredieten worden aangevraagd, ofwel het project van de onderneming waarvoor een of meer te dekken kredieten worden aangevraagd, vallen binnen de door finance&invest.brussels gedefinieerde investeringsthema's, die de milieudoelstellingen omvatten van de Europese taxonomie van duurzame economische activiteiten bepaald in artikel 9 van de Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 ; 7° het project is laureaat van een projectoproep, indien de Regering dat voordeel aan het projectoproep heeft verbonden, gedurende twee jaar vanaf de beslissing tot toekenning van de hoedanigheid van laureaat aan het project;8° de onderneming is geregistreerd in het EMAS-milieubeheer-en milieuauditsysteem dat door de verordening (EG) nr.1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie; 9° de onderneming is gecertificeerd voor de ISO 14.001-norm inzake milieubeheer De Regering kan labels en certificeringen van publiek, particulier of gemengd initiatief aanwijzen waarvan de onderneming die er op het ogenblik van de aanvraag van de waarborgverhoging in de zin van § 2 een voorbeeld is in de zin van het eerste lid. Deze labels en certificeringen hebben doelstellingen die vergelijkbaar zijn met die van de in het tweede lid, 2, 1° tot en met 4°, bedoelde regelingen. De Regering kan alle aanvullende voorwaarden vaststellen die nodig zijn om deze voorbeeldstatus te waarborgen.
Voor de ondernemingen bedoeld in lid 2, 4° en 5°, moeten het of de te dekken kredieten bovendien hoofdzakelijk betrekking hebben op de sites waarvoor het label werd toegekend.
Voor de ondernemingen en projecten bedoeld in lid 2, 6°, het doel waarvoor het of de te dekken kredieten: 1° mag niet tot gevolg hebben dat het werkgelegenheidspeil in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de kwaliteit van de werkgelegenheid afneemt;2° de milieudoelstellingen van de Europese taxonomie van duurzame economische activiteiten, bepaald in artikel 9 van verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 niet wezenlijk schaadt. § 2. Een kredietinstelling die in aanmerking wenst te komen voor de in de eerste paragraaf bedoelde waarborgverhoging, dient voorafgaand aan de aanvraag van een rechtstreekse waarborg of een waarborg op aanvraag een verzoek in bij het Fonds.
Het Fonds bepaalt welke documenten nodig zijn voor het onderzoek van deze aanvragen, en in het bijzonder welke documenten nodig zijn om zich ervan te vergewissen dat aan de in de eerste paragraaf bedoelde voorwaarden zijn voldaan.
Art. 12.§ 1. Indien de aanvraag is gebaseerd op het criterium bedoeld in artikel 11, § 1, tweede lid, 6°, valt de in artikel 11, § 2, bedoelde aanvraag onder de bevoegdheid van een Comité verhoogde waarborg, dat beslist of aan de voorwaarden bedoeld in artikel 11, § 1, tweede lid, 6° en vijfde lid, is voldaan.
De Minister kan de beoordelingscriteria op basis waarvan het Comité verhoogde waarborg beslist, preciseren. § 2. Het Comité verhoogde waarborg wordt opgericht binnen het Fonds en is samengesteld uit : 1° twee vertegenwoordigers van het Fonds; 2° twee vertegenwoordigers van finance&invest.brussels, voorgesteld door deze organisatie ; 3° een vertegenwoordiger van de werknemers en een vertegenwoordiger van de werkgevers, voorgesteld door Brupartners. Ten minste twee leden van het Comité verhoogde waarborg zijn Franstalig en ten minste twee Nederlandstalig.
Ten minste twee leden van het Comité verhoogde waarborg zijn vrouwen en ten minste twee leden zijn mannen.
Het lidmaatschap van het Comité verhoogde waarborg is onverenigbaar met het lidmaatschap als gemachtigde vertegenwoordiger of werknemer van een kredietinstelling of van een entiteit die een of meer kredietinstellingen vertegenwoordigt. § 3. De leden van het Comité verhoogde waarborg worden benoemd door de raad van bestuur van het Fonds voor hernieuwbare gratis mandaten van 6 jaar.
Aan het einde van hun mandaat blijven de leden in functie, behalve in geval van ontslag, totdat in hun vervanging is voorzien.
Brupartners en finance&invest.brussels kunnen hun respectieve vertegenwoordigers voor het einde van hun mandaat vervangen. In dat geval dienen zij bij het Fonds een nieuw voorstel in. De door het Fonds aangewezen vervanger maakt het mandaat af van het lid dat hij vervangt. § 4. Het Comité verhoogde waarborg stelt onder de leden van het Fonds een voorzitter aan.
Het Comité verhoogde waarborg besluit geldig wanneer ten minste drie van zijn leden aanwezig zijn.
Het Comité verhoogde waarborg besluit met gewone meerderheid van stemmen, waarbij de stem van de Voorzitter doorslaggevend is in geval van staking van stemmen. § 5. Op basis van een of meer aanvragen als bedoeld in lid 1 komt het Comité verhoogde waarborg zo spoedig mogelijk bijeen op uitnodiging van de voorzitter.
Het Comité verhoogde waarborg doet zijn besluit binnen vijftien werkdagen schriftelijk toekomen aan het Fonds, dat het op zijn beurt onverwijld doorzendt aan de kredietinstelling.
De kredietinstelling kan in beroep gaan tegen de beslissing van het Comité verhoogde waarborg waarbij het voordeel van de verhoogde waarborg werd geweigerd. Voor dit beroep gelden de regels van artikel 14, § 3 § 6. De regeringscommissarissen, bedoeld in artikel 16 van de Ordonnantie, hebben ten aanzien van het Comité verhoogde waarborg dezelfde prerogatieven als ten aanzien van de raad van bestuur van het Fonds. § 7. De Minister kan regels vaststellen voor de werking van het Comité verhoogde waarborg met inbegrip van andere onverenigbaarheden en regels inzake termijnen. HOOFDSTUK IV. - Modaliteiten van het onderzoek van de waarborgen op aanvraag en de rechtstreekse waarborgen Afdeling 1. - Waarborg op aanvraag
Art. 13.§ 1. De waarborgen op aanvraag worden door de kredietinstellingen ingediend met behulp van het gepaste formulier vermeld in artikel 7, tweede lid, 1°.
Het formulier dat door de kredietinstelling wordt ingevuld, vat de voorwaarden samen waaronder de kredietinstelling overweegt om het krediet toe te staan en is vergezeld van volledige en gestaafde documentatie met inbegrip van of met vermelding van: 1° een verklaring van de kredietinstelling over het feit dat de commerciële eerbaarheid van de onderneming is vastgesteld volgens de goede praktijken die van kracht zijn binnen de kredietinstelling;2° de professionele vaardigheden van de onderneming: a) voor bestaande ondernemingen kunnen de professionele vaardigheden, zowel deze van technische aard als deze inzake beheer, worden aangetoond door de behaalde resultaten;b) voor de nieuwe ondernemingen die nog geen afgesloten boekjaar hebben kunnen de bekwaamheden worden beoordeeld op basis van de behaalde diploma's en de nuttige ervaring van de vertegenwoordigers van de onderneming;3° de technische, economische en financiële aspecten van het investeringsproject dat het te dekken krediet rechtvaardigen, die volledig worden beschreven;4° het financieringsplan, waarin alle uit te voeren investeringen en hun financieringsmiddelen, met inbegrip van het aangevraagde krediet, worden vermeld, dat in evenwicht is en rekening houdt met de gevolgen van het voorgestelde project voor het bedrijfskapitaal;5° het bestaan van een positief bedrijfskapitaal, tenzij het naar verwachting positief wordt wanneer het project wordt verwezenlijkt;6° de leefbaarheid van de onderneming, aangetoond op basis van de in de voorgaande jaren behaalde resultaten, desgevallend aangevuld met een gedetailleerde berekening van de verhoopte toename van de cashflow, rekening houdend met de private opnamen.In het geval van een nieuwe onderneming die nog geen afgesloten boekjaar heeft gehad wordt de rentabiliteit aangetoond door gedetailleerde, gemotiveerde en realistische vooruitzichten; 7° de financiële structuur: het betreft de verhouding tussen enerzijds de eigen middelen, te weten, het volledig volgestorte kapitaal of eigen vermogen, reserves, voorschotten en achtergestelde leningen erga omnes, maar met uitsluiting van de inbrengen in nijverheid en met aftrek van de verliezen, van oprichtingskosten en andere niet-gerealiseerde inkomsten en minderwaarden die eventueel zijn vastgesteld door een deskundige van de kredietinstelling en anderzijds het balanstotaal.Die verhouding is tenminste gelijk aan 10% na de verwezenlijking van het project; 8° de analyse uitgevoerd door de kredietinstelling van de waarde van de voorgestelde reële en persoonlijke zekerheden;9° het bestaan van kredieten van welke aard ook die zonder tussenkomst van het Fonds zijn aangegaan bij een kredietinstelling, evenals de nog door de onderneming verschuldigde bedragen en de verstrekte waarborgen voor deze kredieten, alsook van de kredieten van welke aard ook, die gelijktijdig met een krediet gewaarborgd door het Fonds zijn verleend. Er kunnen uitzonderlijk afwijkingen worden toegestaan door de raad van bestuur van de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, in functie, al naargelang het geval, van de leeftijd, de sociale situatie, vorige activiteiten en inkomsten van de onderneming, evenals van de toekomstige rentabiliteit van de aanvragende onderneming of de toegevoegde waarde van de onderneming voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 14.§ 1. Het Fonds gaat over tot het onderzoek van een waarborg op aanvraag wanneer het begeleidende dossier volledig is.
Het Fonds kan de aanvragende onderneming horen, die zich kan laten bijstaan door haar financieel, juridische of boekhoudkundige adviseurs.
Na onderzoek neemt het Fonds een beslissing op het al dan niet toekenning van een tussenkomst. § 2. Het Fonds maakt zijn beslissing over aan de kredietinstelling binnen de twee werkdagen te rekenen vanaf de beslissing van de Raad van Bestuur.
De toekenning van de waarborg op aanvraag wordt bekrachtigd in een door het Fonds opgestelde waarborgakte. § 3. De kredietinstelling kan een verzoek tot herziening indienen tegen de beslissing van het Fonds van weigering inzake de waarborg op aanvraag.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt het verzoek tot herziening ingediend bij het Fonds binnen de maand die volgt op de datum van de kennisgeving van de beslissing tot weigering.
Het verzoek tot herziening wordt ondertekend en bevat onderbouwde argumenten uitgewerkt door de kredietinstelling ten aanzien de betwiste beslissing.
Na onderzoek van een ingediende verzoek tot herziening neemt de raad van bestuur van het Fonds een nieuwe beslissing op het al dan niet toekenning van een tussenkomst.
Het Fonds deelt zijn beslissing mee overeenkomstig de tweede paragraaf.
De Minister kan regels vaststellen voor het verzoek om herziening en de behandeling daarvan inclusief regels over termijnen. Afdeling 2. - Rechtstreekse waarborg
Art. 15.De kredietinstelling onderzoekt en beslist overeenkomstig artikel 7 van deze besluit en artikel 8 van het reglement van tussenkomst van het Fonds over de toekenning van een rechtstreekse waarborg als een normaal voorzichtige en zorgvuldige beroepsbeoefenaar en in alle gevallen met gebruikmaking van dezelfde procedures en evaluatiecriteria die de kredietinstelling in identieke omstandigheden gebruikt om kredieten toe te kennen, al dan niet af te lossen, zonder tussenkomst van het Fonds. HOOFDSTUK V. - Activatie van de waarborgen Afdeling 1. - Activatie van de waarborgen op aanvraag
Art. 16.De waarborgakte vermeld in artikel 14, § 2, is vier maanden geldig.
Binnen die termijn van vier maanden, maakt de kredietinstelling aan het Fonds de overeenkomst voor kredietopening over en legt ze desgevallend het bewijs voor dat de bijzondere voorwaarden, opgelegd door het Fonds, werden nageleefd.
Indien de documenten, beoogd in het tweede lid, niet volledig zijn, beschikt de kredietinstelling over een maand, te rekenen vanaf de door het Fonds verzonden brief, om de bijkomende inlichtingen mee te delen.
Vanaf de ontvangst van de documenten, beoogd in het tweede lid, en desgevallend de documenten, beoogd in het derde lid, stuurt het Fonds een brief met het bedrag van de te betalen eenmalige forfaitaire bijdrage waarvan de modaliteiten worden beschreven in de artikelen 18 tot 20.
De kredietinstelling betaalt de bijdrage binnen de maand vanaf de in bovengenoemde brief vermelde datum.
De datum van activatie van de waarborg van het Fonds komt overeen met de datum van betaling van de eenmalige forfaitaire bijdrage.
Het Fonds kan de waarborgakte vermeld in artikel 14, § 2, met maximaal zes maanden verlengen in geval van een gemotiveerd verzoek van de kredietinstelling vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van bovengenoemde akte. Afdeling 2. - Activatie van de rechtstreekse waarborgen
Art. 17.Na ontvangst van het volledig ingevulde formulier vermeld in artikel 7 bevestigt het Fonds in een schriftelijke akte de nadere regels van de rechtstreekse waarborg en het bedrag van de bijdrage die door de kredietinstelling wordt betaald en waarvan de berekening is vastgelegd in de artikelen 18 tot en met 20.
De kredietinstelling betaalt de bijdrage binnen de maand, te rekenen vanaf de datum vermeld in het in de eerste lid bedoelde akte. De kredietinstelling kan eenmalig een met redenen omkleed verzoek indienen om de betalingstermijn voor de bijdrage te verlengen vóór het verstrijken van de bovengenoemde termijn. Het Fonds bepaalt de termijn van deze verlenging, die niet meer dan 6 maanden mag bedragen.
De datum van activatie van de waarborg van het Fonds komt overeen met de datum van betaling van de eenmalige forfaitaire bijdrage. HOOFDSTUK VI. - Bijdrage bedoeld in artikel 22 van de Ordonnantie
Art. 18.Voor een tussenkomst die een aflosbaar krediet dekt, is de eenmalige forfaitaire bijdrage gelijk aan 0,75% van het oorspronkelijke bedrag van de tussenkomst, vermenigvuldigd met het aantal jaren gedurende de welke de tussenkomst is verleend. Een deel van een jaar wordt gelijkgesteld met een volledig jaar.
Voor een tussenkomst die een niet-aflosbaar krediet dekt, is de eenmalige forfaitaire bijdrage gelijk aan 0,90% van het oorspronkelijke bedrag van de tussenkomst, vermenigvuldigd met het aantal jaren gedurende de welke de tussenkomst is verleend. Een deel van een jaar wordt gelijkgesteld met een volledig jaar.
Art. 19.De eenmalige forfaitaire bijdrage als bedoeld in artikel 18 is voor 80 % ten laste van de onderneming en voor 20 % van de kredietinstelling.
Als een verhoging van tussenkomst wordt toegekend op basis van artikel 11, is slechts de helft van de in het eerste lid bedoelde bijdrage verschuldigd door de onderneming en blijft de in door de kredietinstelling verschuldigde bijdrage bedoeld in het eerste lid identiek. Het saldo is niet verschuldigd.
In ieder geval wordt ze door de kredietinstelling aan het Fonds gestort.
De bijdrage bedoeld in artikel 22, eerste lid, 3°, van de Ordonnantie is nul.
Art. 20.De door het Fonds geïnde bijdrage wordt niet terugbetaald. HOOFDSTUK VII. - Betaling van de tussenkomst van het Fonds in de verliezen
Art. 21.§ 1. Wanneer de onderneming een beroep doet op een collectieve insolventieprocedure, zoals, maar niet beperkt tot, de gerechtelijke reorganisatieprocedures als bedoeld in boek XX van het Wetboek van economisch recht, kan het Fonds, op verzoek van de kredietinstelling, besluiten zijn tussenkomst te betalen, in het kader van een provisie of een definitieve afrekening, op het gedeelte van de kwijtgescholden schuld.
Het verzoek van de kredietinstelling vindt plaats gedurende de looptijd van de tussenkomst van het Fonds, zoals bepaald in de waarborgakte bedoeld in de artikelen 14, § 2, en 17. De tussenkomst vangt aan op de datum voorzien in de artikelen 16, zesde lid en 17, derde lid.
Het Fonds zal, overeenkomstig de bepalingen van artikel 22, alleen betalen voor zijn tussenkomst over het saldo van de schuld die het voorwerp is van het gerechtelijk reorganisatieplan of een gelijkwaardig plan, na een opzegging die is uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van dit artikel 22. § 2. Elke kwijtschelding van schuld door de kredietinstelling is onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door het Fonds.
Art. 22.§ 1. De kredietinstelling die een door het Fonds gewaarborgd krediet opzegt, meldt dit schriftelijk binnen de 3 maanden na de opzegging via één van de formulieren vermeld in artikel 7.
De opzegging vindt plaats tijdens de duur van de tussenkomst van het Fonds, zoals bepaald in de waarborgakte bedoeld in de artikelen 14, § 2, en 17. De tussenkomst begint op de datum voorzien in de artikelen 16, zesde lid, en 17, derde lid. § 2. De waarborg van het Fonds is een aanvullende waarborg. De kredietinstelling streeft de terugbetaling van de opgezegde kredieten na en realiseert eerst alle reële en persoonlijke zekerheden van de onderneming.
Zodra een opzegging is meegedeeld aan het Fonds overeenkomstig § 1, kan het Fonds beslissen om een provisie over te schrijven aan de kredietinstelling. In dat geval zal de exacte afrekening van het aandeel van het Fonds in de verliezen gebeuren na realisatie van het vermogen en van de in het eerste lid bedoelde zekerheden. Deze definitieve afrekening zal resulteren in ofwel de betaling van een bijkomende tussenkomst of in een teruggave naargelang het geval. § 3. In afwijking van de normale regels voor de boeking van de betalingen, worden recuperaties, inningskosten en erelonen tussen het Fonds en de kredietinstelling verdeeld volgens de principes vastgesteld in deze paragraaf, met uitzondering van invorderingen, inningskosten en vergoedingen die voortvloeien uit de realisatie van zekerheden die uitsluitend verband houden met de krediet- of leasingovereenkomsten die meer dan 3 maanden na de datum van de krediet- of leasingovereenkomst met de laatste tussenkomsten van het Fonds zijn ontstaan.
Als de kredietinstelling slechts kredieten of leasings aan de onderneming heeft toegekend die door het Fonds zijn gedekt in één financieringsovereenkomst, is in dat geval het percentage van de tussenkomst vermeld in de waarborgakte bedoeld in de artikelen 14, § 2, en 17 van toepassing op de verdeling van de invorderingen, alsmede op eventuele inningskosten en erelonen.
Als de kredietinstelling via verschillende financieringsovereenkomsten aan de onderneming, meerdere kredieten of leasings heeft toegekend die niet allemaal door het Fonds worden gedekt worden de invorderingen, inningskosten en erelonen verdeeld over het Fonds en de kredietinstelling volgens de volgende verdeelsleutel: 1° het of de debetsaldo's in kapitaal op het moment van de opzegging van het krediet of de leasing als die plaatsvindt uiterlijk 3 maanden na de datum van de krediet- of leasingovereenkomst waarin de laatste tussenkomsten van het Fonds zijn opgenomen;2° het of de debetsaldo's in kapitaal op het moment van de opzegging wordt verdeeld tussen het Fonds en de kredietinstelling volgens het percentage van tussenkomst vermeld in de waarborgakte bedoeld in de artikelen 14, § 2, en 17 die moet worden opgesteld per krediet- of leasingovereenkomst die een of meerdere kredieten of leasings bevat die door het Fonds worden gedekt;3° de verdeelsleutel wordt berekend door de verhouding te bepalen tussen de som van de risico's van het Fonds in het of de debetsaldo's in kapitaal van punt 2° en de som van de debetsaldo's in kapitaal van punt 1°. Wanneer de investering betrekking heeft op een gedeeltelijk professioneel gebouw, zoals bedoeld in artikel 10, § 3, vierde lid, dan wordt de bruto-opbrengst van de realisatie van de zekerheden en andere invorderingen verhoudingsgewijs geboekt tot het aandeel van de professionele investering en het aandeel van de private investering. § 4. De betaling door het Fonds van een provisie of van de definitieve afrekening onttrekt de kredietinstelling niet van haar verplichting om de in gebreke blijvende onderneming te vervolgen en zekerheden te realiseren, zodat het Fonds de door hem betaalde bedragen geheel of gedeeltelijk kan terugvorderen.
Op verzoek van het Fonds dient de kredietinstelling een verslag in over de stappen die zij heeft ondernomen ten opzichte van deze onderneming of om deze zekerheden te realiseren. HOOFDSTUK VIII. - Controle door het Fonds en intrekking van de tussenkomst
Art. 23.Personen aangewezen door het Fonds kunnen bij alle kredietinstellingen of bij de betrokken onderneming kennis nemen van alle dossiers en documenten met betrekking tot de door het Fonds gewaarborgde of te waarborgen kredieten of leasings en er desgevallend een kopie van nemen.
Personen aangewezen door het Fonds kunnen op elk moment, tijdens de normale openingsdagen en -uren van kantoren, overgaan tot de controle van de boekhouding, het beheer en de situatie van de onderneming.
Art. 24.Het Fonds mag over te gaan tot de intrekking van de waarborg of de intrekking van de in artikel 11 bedoelde verhoogde waarborg bij aangetoond misbruik of manifeste inbreuken op de regelgeving of de bancaire gebruiken, en met name: 1° indien de kredietinstelling niet heeft voldaan aan de regels en beginselen die zijn uiteengezet in de Ordonnantie, dit besluit, het reglement van tussenkomst van het Fonds of de raamovereenkomst;2° indien de kredietinstelling bewust onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd evenals bij ernstige nalatigheid;3° indien blijkt dat de kredietinstelling het gewaarborgd dossier niet als een normaal voorzichtig en zorgvuldig beroepsbeoefenaar beheert;4° indien de voorziene voorwaarden voor het verkrijgen van de waarborg door de kredietinstelling niet werden vervuld of niet meer vervuld zijn, met name omwille van een wijziging van de initiële voorwaarden van het krediet;5° indien de kredietinstelling een schuldkwijting toekent zonder voorafgaande goedkeuring van het Fonds;6° indien de kredietinstelling in gebreke blijft wat betreft de betaling van haar bijdrage aan het Fonds binnen de termijn vermeld in de artikelen 16, vijfde lid, en 17, tweede lid;7° indien de kredietinstelling het formulier van opzegging van het gedekte krediet niet binnen de 3 maanden na de opzegging van dit krediet verstrekt. HOODFSTUK IX. - Verwerking van persoonsgegevens
Art. 25.§ 1. Het Fonds en finance&invest.brussels zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn opdracht van openbaar belang van het Fonds zoals bepaald door de Ordonnantie en dit besluit en waarvan de doeleinden in paragraaf 3 zijn gespecifieerd. § 2. Op basis daarvan kan het Fonds elke nuttige overeenkomst sluiten, met inbegrip van medeverantwoordelijkheid, overdracht of onderaanneming.
Het Fonds verzamelt de persoonsgegevens bij de betrokken persoon of ontvangt de persoonsgegevens van de kredietinstelling, de onderneming of elke overheidsinstantie, instelling of natuurlijke of rechtspersoon die ze bezit en bevoegd is om ze aan het Fonds door te geven. § 3. De toegestane doeleinden omvatten: 1° verzameling en controle van de informaties die noodzakelijk zijn voor de beslissing over de toekenning van een rechtstreekse waarborg of een waarborg op aanvraag, met inbegrip van de informatie aan de hand waarvan de in hoofdstuk III bepaalde modaliteiten voor de tussenkomsten kunnen worden gewaarborgd;2° beslissing over de toekenning;3° opvolging van de tussenkomst en van de voorwaarden ervan, met inbegrip van de controle van de naleving van de in hoofdstuk III bepaalde modaliteiten voor de tussenkomst;4° beheer van de geschillen, met inbegrip van de realisatie van de zekerheden;5° fraudebestrijding in verband met het verkrijgen of het genieten van een waarborg;6° financiële overdrachten van of naar de kredietinstelling of een rechthebbende;7° de in artikel 23 bedoelde controle van de kredietinstellingen en de ondernemingen door het Fonds, waardoor kan worden nagegaan of aan de voorwaarden van de ordonnantie, van dit besluit, van het reglement van tussenkomst van het Fonds en de raamovereenkomst is voldaan;8° analyses van de risicograad;9° statistieken, rapportering en studies om de regelgeving te evalueren en de vereiste ontwikkelingen voor te stellen;10° antwoorden op vragen en verzoeken die de opdracht van openbaar belang met zich meebrengt, met inbegrip van parlementaire vragen en betrekkingen met toezichthoudende instanties;11° administratieve, boekhoudkundige en financiële opvolging die de hierboven vermelde doeleinden met zich meebrengen. § 4. De categorieën van verwerkte gegevens omvatten: 1° identificatie- en contactgegevens;2° socio-economische gegevens die het Fonds in staat stellen zich ervan te vergewissen dat de ten behoeve van een doelpopulatie verleende tussenkomst aan het verwachte doel beantwoordt;3° gegevens over de professionele vaardigheid en de financiële en fiscale draagkracht;4° gegevens over het vermogen;5° gegevens bedoeld in hoofdstuk III met inbegrip van de voorwaarden voor het verkrijgen van de waarborg;6° gegevens over de zekerheden, in het bijzonder deze bedoeld in hoofdstuk IV;7° gegevens over de financiële overdrachten, in het bijzonder deze bedoeld in hoofdstukken V en VI. § 5. Naast de wettelijke vorderingen waaraan het Fonds moet voldoen, kunnen de gegevens worden meegedeeld aan: 1° finance&invest.brussels die het operationele beheer van het Fonds verzekert; 2° de dienstverleners van het Fonds;3° de toezichthoudende instanties;4° de professionals van wie de tussenkomst is vereist, met name advocaten, notarissen, deurwaarders;5° de kredietinstelling;6° de personen en de instanties die belast zijn met het opsporen, het vervolgen of het bestraffen van fraude. Elke gegevensoverdracht is onderworpen aan het beginsel van gegevensminimalisatie en enkel gegevens kunnen worden meegedeeld die strikt noodzakelijk zijn in het kader van de beoogde doeleinden van de overdracht. § 6. De maximale bewaringstermijn voor persoonsgegevens die op grond van dit artikel worden verwerkt, bedraagt drie jaar vanaf de dag van de weigering van de waarborg of tien jaar vanaf het einde van de laatste tussenkomst ten aanzien van een bepaalde onderneming, met inbegrip van de realisatie van de zekerheden, de behandeling van geschillen in verband met de tussenkomsten en de uitvoering van rechterlijke beslissingen. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 26.Het besluit van 20 juni 2013 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het nieuw algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds en tot opheffing van het besluit van 19 juni 2008 houdende het nieuwe algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds wordt opgeheven, onder voorbehoud van de toepassing van het derde lid.
De waarborgen onderschreven tussen 1 oktober en 1 juli 2013 blijven onderworpen aan de regels van het Besluit van 19 juni 2008 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het nieuw algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds en tot opheffing van het besluit van 5 april 2004 houdende het algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds.
De waarborgen onderschreven tussen 1 juli 2013 en de dag vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan de regels van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juni 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/06/2013 pub. 02/07/2013 numac 2013031560 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het nieuw algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds en tot opheffing van het besluit van 19 juni 2008 houdende het nieuwe algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds sluiten houdende het nieuw algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds en tot opheffing van het besluit van 19 juni 2008 houdende het nieuw algemeen reglement van het Brussels Waarborgfonds.
Voor de waarborgen die zijn of zullen worden opgezegd kan het Fonds beslissen een provisie te storten als bedoeld in artikel 22.
Het artikel 21 is eveneens van toepassing op de in leden 2 en 3 bedoelde waarborgen.
Art. 27.De toegekende tussenkomsten vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit zijn onderworpen aan de regels van onderhavig besluit.
Art. 28.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2022.
Art. 29.De Minister is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, 25 mei 2022.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President, R. VERVOORT De Minister bevoegd voor Economie, A. MARON
Bijlage Uitgesloten sectoren voor een tussenkomst van het Brussels Waarborgfonds: NACE-code Beschrijving 05 Winning van steenkool en bruinkool 06 Winning van aardolie en aardgas 08.92 Winning van turf 09.100 Ondersteunende activiteiten in verband met de aardolie- en aardgaswinning 12 Vervaardiging van tabaksproducten 19. Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten 25.4 Vervaardiging van wapens en munitie 30.4 Vervaardiging van militaire gevechtsvoertuigen 3530 Productie en distributie van stoom en gekoelde lucht 46.215 Groothandel in ruwe tabak 46.350 Groothandel in tabaksproducten 47.260 Detailhandel in tabaksproducten in gespecialiseerde winkels 47.783 Detailhandel in wapens en munitie in gespecialiseerde winkels 64.1 Geldscheppende financiële instellingen 64.3 Beleggingstrusts en -fondsen en vergelijkbare financiële instellingen 64.9 Overige financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen 65. Verzekeringen, herverzekeringen en pensioenfondsen, exclusief verplichte sociale verzekeringen 66.11 Beheer van financiële markten 66.12 Agenten en makelaars in bankdiensten 66.29 Overige ondersteunende activiteiten in verband met verzekeringen en pensioenfondsen 66.30 Vermogensbeheer 68.10 Handel in eigen onroerend goed 84. Openbaar bestuur en defensie;verplichte sociale verzekeringen 85.Onderwijs, uitgezonderd: - 85.510 - Sport- en recreatieonderwijs; - 85.599 - Overige vormen van onderwijs; - 85.609 - Overige onderwijsondersteunende dienstverlening 91. Bibliotheken, archieven, musea en overige culturele activiteiten 92.Loterijen en kansspelen Gezien om als bijlage te worden toegevoegd aan het regeringsbesluit van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest van 25 mei 2022 houdende het algemeen reglement betreffende het beheer en de werkwijze van het Brussels Waarborgfonds;
Brussel, 25 mei 2022.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President, R. VERVOORT De Minister bevoegd voor Economie, A. MARON