Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 07 juli 2022
gepubliceerd op 29 augustus 2022

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de kredietverlening van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2022015497
pub.
29/08/2022
prom.
07/07/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JULI 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de kredietverlening van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het artikel 112, § 1, 1° van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode gewijzigd door de ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;

Gelet op het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/03/2008 pub. 10/06/2008 numac 2008031265 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/03/2008 pub. 10/06/2008 numac 2008031266 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/03/2008 pub. 28/08/2008 numac 2008031438 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen sluiten betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn hypotheekkredieten, zoals gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2015;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 2022;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting, gegeven op 17 mei 2022;

Gelet op het advies 71.372/3 van de Raad van State, gegeven op 17 mei 2022 in toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Staatssecretaris die bevoegd is voor Huisvesting;

Na overleg, Besluit : TITEL I. - Terminologie.

Artikel 1.In de volgende artikelen verstaat men onder: 1° Minister: de minister of staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting;2° Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° Fonds: de coöperatieve vennootschap " Woningfonds van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ";4° Woning: het gebouw of het deel van een gebouw en zijn toebehoren gelegen in het Gewest, dat in hoofdzaak bestemd is om één of meer gezinnen te huisvesten en waarvoor een krediet wordt aangegaan;5° Aanvrager: a) hetzij de natuurlijke persoon (of personen) die een krediet wenst (wensen) te verkrijgen bij het Fonds om, in voorkomend geval, dezelfde woning aan te kopen, te behouden of te verbeteren op voorwaarde dat die persoon (personen) houder is (zijn) van een zakelijk of persoonlijk recht op deze woning;b) hetzij de vereniging zonder winstoogmerk of de stichting die onder het toepassingsgebied valt van de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013003461 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen type wet prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013000824 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken sluiten op de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan de statuten moeten kunnen aantonen dat het voorwerp, de doelen, de finaliteit of de waarden zoals die er beschreven worden, gericht zijn op de integratie, via huisvesting, van kwetsbare groepen; c) hetzij een vereniging van mede-eigenaars met rechtspersoonlijkheid overeenkomstig de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en, inzonderheid, artikel 3.86. 6° Consument: de aanvrager die een natuurlijke persoon is en die handelt voor doeleinden die geen deel uitmaken van zijn handels-, nijverheids-, ambachts- of zelfstandigenactiviteit, overeenkomstig artikel I.1, 2° van het Wetboek van Economisch Recht; 7° Ontlener: de aanvrager die in het raam van dit besluit en van het kredietreglement van het Fonds zoals goedgekeurd door de Minister, bij het Fonds een krediet is aangegaan;8° Referentiedatum: de datum waarop het krediet werd aangevraagd voor een welbepaalde woning, zoals deze door het Fonds aan de aanvrager werd meegedeeld;9° Inkomsten: de inkomsten in de zin van artikel 6 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de inkomsten verworven in het buitenland voor zover ze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en de inkomsten van de personen bedoeld in artikel 4 van het voornoemde wetboek, van de aanvrager en van alle andere personen die deel uitmaken van zijn gezin, behalve van bloedverwanten in opgaande of neergaande lijn of zijverwanten, en van de geadopteerden en adoptanten van de aanvrager.Afzonderlijk belastbare inkomsten, zoals bedoeld in artikel 171, 5° en 6° van het WIB, zijn niet opgenomen in deze definitie; 10° Persoon ten laste: de persoon ten laste in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en die als dusdanig vermeld is op het aanslagbiljet, alsook elke persoon van dewelke de aanvrager aantoont dat hij die ten laste heeft en die op de referentiedatum niet over eigen bestaan middelen beschikt. Het kan meer bepaald gaan om: - het kind dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager, die hiervoor op de referentiedatum recht heeft op of verkrijger is van kinder- of wezenbijslag ; - elk ander kind jonger dan 25 jaar dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager en dat volgens het Fonds op de referentiedatum werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat het kind recht heeft op kinder- of wezenbijslag of dat het geen eigen bestaansmiddelen heeft; - de gehandicapte aanvrager of ieder gehandicapt gezinslid van de aanvrager wordt gelijkgesteld met één persoon ten laste. Enkel kinderen die gerechtigd zijn tot kinderbijslag voor gehandicapte kinderen worden evenwel gelijkgesteld met twee personen ten laste; 11° Gehandicapte: - hetzij het kind dat gerechtigd is tot kinderbijslag voor gehandicapte kinderen; - hetzij de persoon die door het Ministerie van Sociale Zaken erkend is als lijdend aan ontoereikende of verminderde lichamelijke of mentale vermogens voor 66 %; - hetzij de persoon van wie het verdienvermogen is verminderd tot een derde van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; - hetzij de persoon van wie de zelfredzaamheid op 9 punten wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet. 12° Verkoopwaarde van de woning: de waarde zoals vastgesteld door het Fonds, in voorkomend geval door middel van een schatting;13° Eigen middelen: elke persoonlijke inbreng waarvoor de aanvrager geen schulden is aangegaan, ongeacht of diens investering in de verrichting spaargeld betreft, giften, de waarde van materialen die hij in zijn bezit heeft, de waarde van de toepassing van materialen door zijn toedoen, onroerende zakelijke rechten of de opbrengst van de vervreemding hiervan;14° ECORENO: krediet voor de financiering van alle werkzaamheden ter verbetering van de bewoonbaarheid, de veiligheid en de uitrusting van de woning, de energieprestatie van de woning, alsook de aanpassing van de woning na een verlies van zelfredzaamheid of autonomie van de bewoner;15° Huisvestingscode: de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;16° Eenoudergezin: een gezin bestaande uit een kredietnemer en zijn kinderen, waarbij deze laatsten zelf geen kredietnemers zijn. TITEL II. - Voorwerp van de kredieten.

Art. 2.Het Fonds maakt, binnen de grenzen van het door het Gewest toegestane investeringsvermogen, gebruik van de kapitalen van het fonds B2 om kredieten toe te staan in de vorm van een hypothecair krediet, een consumentenkrediet of een investeringskrediet in functie van de verschillende elementen van het dossier en volgens de behoeften van de aanvrager, bestemd voor: 1° de uitvoering van vastgoedverrichtingen bedoeld om de aanvrager een aangepaste woning te verschaffen: aankoop, nieuwbouw, heropbouw, renovatie, verbouwing, sanering, behoud, verbetering of aanpassing;2° de terugbetaling van eerder aangegane schulden van onroerende aard voor een van de doelen bedoeld in 1°, als het Fonds dit gerechtvaardigd acht.3° de uitbreiding, opdeling of aanpassing van een woning waardoor de zelfredzaamheid en autonomie van de bewoner, of van een toekomstige bewoner, kan worden behouden of beduidend kan worden verbeterd;4° het realiseren van investeringen om de woning uit te rusten en aan te passen aan de handicap van de aanvrager, of van een persoon ten laste, teneinde hem in staat te stellen zijn zelfredzaamheid en zijn onafhankelijkheid te behouden of beduidend te verbeteren Met instemming van de Minister kan het Fonds prioriteiten stellen binnen het kader van het investeringsvermogen. TITEL III. - Aankoopkrediet HOOFDSTUK 1. - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor het krediet

Art. 3.§ 1. Elke natuurlijke persoon die een aanvraag indient, moet op de referentiedatum ingeschreven zijn of een aanvraag hebben ingediend voor inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister met verblijfsvergunning van onbeperkte duur Het Fonds kan van deze regel afwijken op basis van feitelijke elementen: - Indien de aanvrager een verblijfsvergunning voor vijf jaar heeft die kan worden verlengd; - Indien het kind ten laste in België is geboren of de Belgische nationaliteit heeft verkregen; - Indien de mede-aanvrager een verblijfsvergunning heeft in België; - Indien de aanvrager als vluchteling wordt erkend. § 2. Elke rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 1.5°, b) die aanvrager is, moet op de referentiedatum zijn zetel in België hebben.

Art. 4.§ 1. De inkomens mogen de volgende bedragen niet overschrijden: a) 61.049 euro wanneer de consument verklaart alleenstaand te zijn of deel uit te maken van een eenoudergezin; b) 77.699 euro wanneer de consument verklaart deel uit te maken van elke andere soort van gezin.

Deze bedragen zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2021. Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast aan de index van de maand juni die voorafgaat aan de aanpassing en worden naar boven afgerond op de hele euro.

De bedragen vermeld in a) en b) worden verhoogd met 5.000 euro per persoon ten laste. § 2. De in aanmerking genomen inkomsten zijn de inkomsten die vermeld zijn op het meest recente aanslagbiljet op het ogenblik van de indiening van de aanvraag. Onverminderd wat voorafgaat, dient de kandidaat, wanneer hij aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeert een aanslagbiljet of fiscaal bewijs betreffende alle in artikel 1.9° van Titel I bedoelde inkomsten voor te leggen, zijn inkomsten te verantwoorden aan de hand van relevante bewijsstukken. § 3. Als de aanvrager een rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 1.5°, b) is, zijn de inkomensvoorwaarden niet op hem van toepassing.

Art. 5.§ 1. De consument mag geen zakelijk recht hebben op een ander onroerend goed dan de woning of het gebouw uitsluitend bestemd voor de uitoefening van zijn beroep. Niettemin kan het Fonds, binnen de voorwaarden die het zelf stelt, naar gelang van de financiële draagkracht van de consument en het daaraan verbonden hypothecaire risico, de toekenning van het krediet afhankelijk stellen van de overdracht van dat recht, waarvan de netto-opbrengst moet worden beschouwd als: a) eigen middelen wanneer de overdracht plaatsvindt vóór het afsluiten van het krediet;b) middelen die bestemd zijn voor de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van het krediet voor de aankoop van het onroerend goed of de uitvoering van de ECORENO-werken, wanneer de overdracht plaatsvindt na het afsluiten van het krediet. § 2. Gedurende de volledige looptijd van het krediet mag de consument, na een overdracht onder levenden, niet beschikken over een zakelijk recht op een ander gebouw bestemd voor huisvesting, met uitzondering van de blote eigendom. Anders kan het Fonds de overdracht van dit zakelijk recht binnen drie jaar na de verwerving ervan eisen. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 1.5°, b).

Art. 6.De aanvrager en de ontlener moeten het Fonds alle noodzakelijke gegevens en alle bij toepassing van de bepalingen van dit besluit vereiste verantwoordingsstukken bezorgen.

Gebeurt dit niet, mag het Fonds zich binnen de wettelijke perken gegevens en verantwoordingsstukken verschaffen bij de bevoegde bestuursdiensten.

Art. 7.De verplichtingen van de consument zijn vastgelegd in het kredietreglement van kredieten van het Fonds zoals goedgekeurd door de Minister. HOOFDSTUK 2. - Geleend bedrag

Art. 8.De aanvrager moet zoveel mogelijk eigen middelen besteden aan de vastgoedverrichting waarvoor het krediet wordt aangegaan.

Art. 9.§ 1. Het Fonds stelt het bedrag van het krediet vast rekening houdend met de financiële mogelijkheden van de aanvrager. § 2. Onverminderd de eigen middelen van de aanvrager mag het bedrag van het krediet niet hoger zijn dan: 1° de kost van de woning wanneer het gaat om een bouwverrichting onder het btw-stelsel;2° de aankoopprijs van de woning wanneer het gaat om een aankoopverrichting van een bestaande woning;3° de prijs van het aan te kopen aandeel van mede-eigendom wanneer het gaat om een verrichting om uit onverdeeldheid te treden;4° het uitstaande saldo van het terug te betalen krediet wanneer het gaat om een verrichting tot terugbetaling van schulden. Het totaalbedrag van het krediet kan verhoogd worden tot de kosten, erelonen en belastingen eigen aan de verrichting gedekt zijn en tot het bedrag van de kosten die nodig zijn om eventuele kleine werken uit te voeren, maar mag nooit meer bedragen dan de verkoopwaarde van het goed, in voorkomend geval na de uitvoering van werken.

Het Fonds kan evenwel afwijken van deze regel wanneer het dit op grond van gunstige vermoedens verantwoord acht en aanvaarden dat het totaalbedrag van het krediet of de kredieten in het geval van een gelijklopend ECORENO-krediet ten hoogste 20 % groter is dan de verkoopwaarde van het goed, in voorkomend geval na de uitvoering van werken. § 3. Het overeenkomstig dit artikel vastgestelde kredietbedrag kan worden verhoogd met de premie van de tijdelijke overlijdensrisicoverzekering met afnemend kapitaal, indien deze verzekering door middel van een eenmalige premie betaalbaar is.

Art. 10.Tijdens de terugbetaling van het krediet kan de ontlener verzoeken om heropname van het krediet overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in de regeling van kredieten van het Fonds zoals goedgekeurd door de Minister.

Art. 11.Het stelsel van te verlenen zekerheden is vastgelegd in het kredietreglement van kredieten van het Fonds zoals goedgekeurd door de Minister HOOFDSTUK 3. - Rentevoet

Art. 12.§ 1. Het krediet is terugbetaalbaar aan een vaste jaarlijkse rentevoet, onverminderd de verhogingen die voorzien zijn in het kader van het Wetboek van Economisch Recht of die meer gedetailleerd vermeld zijn in de algemene voorwaarden van het krediet. Het wordt in ieder geval verhoogd tot 2,5% per jaar wanneer de aanvrager een rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 1.5°, b) is. § 2. De door de consument te betalen jaarlijkse interestvoet wordt op basis van volgende formule vastgesteld: I = A+((B-A) x (inkomsten - C))/(D - C) Waarbij: - "I" de jaarlijkse interestvoet van het krediet is; - "Inkomsten", de inkomsten zijn zoals vastgesteld volgens de bepalingen van artikel 1, 9° van Titel I, en artikel 4 van Titel III: - "A" staat voor 1,7 %; - "B" staat voor 2,5 %; - "C" staat voor 0 euro; - "D" staat voor 72.149 euro.

De interestvoet wordt afgerond tot op het honderdste procent lager of hoger naargelang het cijfer van de duizendsten procent kleiner dan vijf is of gelijk aan of groter dan vijf. § 3. Het aldus verkregen percentage krachtens § 2 wordt verminderd met 0,10% per jaar: - per persoon ten laste zonder dat deze vermindering groter mag zijn dan 0,40% per jaar. Het aantal personen ten laste dat in aanmerking wordt genomen, is het aantal dat op de referentiedatum geldig was. - wanneer alle personen die zich aanvrager hebben gesteld minder dan 40 jaar oud zijn op de referentiedatum. § 4 De jaarlijkse interestvoet mag niet minder bedragen dan: - 1,70 % wanneer de aanvrager minstens drie personen ten laste heeft; - 1,80 % wanneer de aanvrager twee personen ten laste heeft of wanneer alle personen die samen de aanvraag hebben ingediend jonger dan 40 jaar zijn op de referentiedatum; - 1,90 % wanneer de aanvrager één persoon ten laste heeft.

Wanneer de situatie van de aanvrager met verschillende hierboven beoogde gevallen overeenstemt, wordt de voor hem voordeligste oplossing toegepast. § 5. In alle andere gevallen mag de rentevoet niet minder bedragen dan 2% per jaar. § 6. De maximale rentevoet bedraagt 2,50% per jaar. § 7. Eventuele verhogingen wegens niet-naleving van de kredietvoorwaarden worden bepaald in de algemene kredietvoorwaarden van het Fonds. § 8. De bedragen die vermeld zijn in paragraaf 2 zijn gebonden aan de index van de consumptieprijzen van de maand juni 2021. Zij worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand juni die aan de aanpassing voorafgaat en naar boven op de euro afgerond.

Het Fonds mag de hierboven bedoelde bedragen, interestvoeten en leeftijd wijzigen met akkoord van de Minister, en dit in functie van de evolutie van de rentevoet gehanteerd in de bankensector. Hierbij wordt er voortdurend op toegezien dat het sociale beleid van het Fonds wordt verdergezet, in het bijzonder ten voordele van gezinnen met een bescheiden inkomen.

TITEL IV. - Het ECORENO-krediet - Hypothecair krediet HOOFDSTUK 1: - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor het krediet

Art. 13.§ 1 Elke natuurlijke persoon die een aanvraag indient, moet op de referentiedatum ingeschreven zijn of een aanvraag hebben ingediend voor inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister met verblijfsvergunning van onbeperkte duur Het Fonds kan van deze regel afwijken op basis van feitelijke elementen : - Indien de aanvrager een verblijfsvergunning voor vijf jaar heeft die kan worden verlengd; - Indien het kind ten laste in België is geboren of de Belgische nationaliteit heeft verkregen; - Indien de mede-aanvrager een verblijfsvergunning heeft in België; - Indien de aanvrager als vluchteling wordt erkend; § 2. Elke rechtspersoon die aanvrager is, moet op de referentiedatum zijn zetel in België hebben.

Art. 14.§ 1. De inkomens mogen de volgende bedragen niet overschrijden: a) 61.049 euro wanneer de consument verklaart alleenstaand te zijn of deel uit te maken van een eenoudergezin; b) 77.699 euro wanneer de consument verklaart deel uit te maken van elke andere soort van gezin.

Deze bedragen zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2021. Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast aan de index van de maand juni die voorafgaat aan de aanpassing en worden naar boven afgerond op de hele euro.

De bedragen vermeld in a) en b) worden verhoogd met 5.000 euro per persoon ten laste. § 2. De in aanmerking genomen inkomsten zijn de inkomsten die vermeld zijn op het meest recente aanslagbiljet op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.

Onverminderd wat voorafgaat, dient de kandidaat, wanneer hij aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeert een aanslagbiljet of fiscaal bewijs betreffende alle in artikel 1.9° van Titel I bedoelde inkomsten voor te leggen, zijn inkomsten te verantwoorden aan de hand van relevante bewijsstukken. § 3. Als de aanvrager een rechtspersoon is, zijn de inkomensvoorwaarden niet op hem van toepassing. § 4. De aanvrager moet het Fonds alle nodige informatie en certificaten verstrekken die krachtens de bepalingen van dit besluit vereist zijn. Zo niet, mag het Fonds, binnen de grenzen van de wettelijke bepalingen, zich deze informatie en certificaten verschaffen bij de bevoegde diensten. § 5. Het Fonds kan de bepalingen van dit hoofdstuk wijzigen met instemming van de Minister. HOOFDSTUK 2. - Geleend bedrag

Art. 15.§ 1. Het Fonds legt het bedrag van het krediet vast in overeenstemming met de financiële mogelijkheden van de aanvrager. § 2. Onverminderd de eigen middelen van de aanvrager mag het kredietbedrag niet hoger zijn dan de kostprijs van de werken als het gaat om een project van rehabilitatie, verbouwing, verbetering, sanering of aanpassing.

De in aanmerking te nemen kostprijs omvat alle kosten en prestaties inherent aan deze werken. Het kredietbedrag wordt opgesteld op basis van het door het Fonds aanvaarde project van werken. Het Fonds heeft de mogelijkheid om, voor elke betrokken post van werken, het financierbare bedrag te beperken tot een bedrag dat lager is dan dat van de offertes die de kredietnemer aan het Fonds voorlegt, als het van mening is dat de uitgave abnormaal hoog is in het licht van de marktprijzen.

Het totale kredietbedrag kan worden verhoogd tot het bedrag van de kosten, vergoedingen en belastingen die inherent zijn aan de verrichting, zonder echter de marktwaarde van het onroerend goed te mogen overschrijden, desgevallend na de uitvoering van de werkzaamheden.

Het Fonds kan echter van deze regel afwijken indien het dit op grond van gunstige veronderstellingen gerechtvaardigd acht, en aanvaarden dat het totale bedrag de marktwaarde van het onroerend goed met maximaal 20% overschrijdt, in voorkomend geval na de uitvoering van de werkzaamheden. § 3. Het overeenkomstig dit artikel vastgestelde kredietbedrag kan worden verhoogd met de premie van de tijdelijke overlijdensrisicoverzekering met afnemend kapitaal, indien deze verzekering door middel van een eenmalige premie betaalbaar is. § 4. Als de aanvrager een natuurlijke persoon is die reeds een eigendomsrecht op meerderen woningen heeft, is het bedrag van het krediet of, indien van toepassing, de heropname van ECORENO- hypothecaire kredieten beperkt tot 250.000 euro, ook in geval van cumulatie van kredieten. § 5. Het Fonds kan de bovenstaande bedragen wijzigen met instemming van de Minister.

Art. 16.Tijdens de terugbetaling van het krediet kan de ontlener verzoeken om heropname van het krediet overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het kredietreglement van kredieten van het Fonds zoals goedgekeurd door de Minister. HOOFDSTUK 3. - Rentevoet

Art. 17.§ 1. Het aan de consument toegekende krediet is terugbetaalbaar aan een vaste jaarlijkse rentevoet. Deze rentevoet wordt bepaald op basis van de inkomsten bedoeld in artikel 1.9° van Titel I en artikel 14 van Titel IV en bedraagt, naargelang het geval en naargelang het aantal personen ten laste: 1. 0% wanneer het inkomen lager is dan: (a) 37.600 euro wanneer de consument verklaart alleenstaand te zijn of deel uit te maken van een eenoudergezin; (b) 52.600 voor alle andere huishoudens.

Het bedrag van b) wordt verkregen door het bedrag van a) te verhogen met 15.000 euro.

De bedragen van a) en b) worden elk jaar op 1 januari aangepast.

Het bedrag van a) is gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2021. Het wordt jaarlijks aangepast aan de index van de maand juni die voorafgaat aan de aanpassing en wordt naar boven afgerond tot op het honderdtal euro's.

De bedragen vermeld in a) en b) worden verhoogd met 5.000 euro per persoon ten laste. 2. 1% wanneer het inkomen gelijk is aan of hoger is dan de in punt 1. bedoelde bedragen, zonder echter de bedragen uit artikel 14 van titel IV te overschrijden. § 2. Als de aanvrager een natuurlijke persoon is die reeds een eigendomsrecht op meerdere woningen heeft, is het krediet terugbetaalbaar aan een vaste jaarlijkse rentevoet. De rentevoet wordt bepaald op basis van de inkomsten bedoeld in artikel 1.9° van Titel I en artikel 14 van Titel IV en bedraagt, naargelang het geval en naargelang het aantal personen ten laste: 1. 1% wanneer het inkomen lager is dan: (a) 37.600 euro wanneer de consument verklaart alleenstaand te zijn of deel uit te maken van een eenoudergezin; (b) 52.600 voor alle andere huishoudens.

Het bedrag van b) wordt verkregen door het bedrag van a) te verhogen met 15.000 euro.

De bedragen van a) en b) worden elk jaar op 1 januari aangepast.

Het bedrag van a) is gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2021. Het wordt jaarlijks aangepast aan de index van de maand juni die voorafgaat aan de aanpassing en wordt naar boven afgerond tot op het honderdtal euro's.

De bedragen vermeld in a) en b) worden verhoogd met 5.000 euro per persoon ten laste. 2. 2% wanneer het inkomen gelijk is aan of hoger is dan de in punt 1. bedoelde bedragen, zonder echter de bedragen uit artikel 14 van titel IV te overschrijden. § 3. Als de aanvrager een rechtspersoon is zoals bedoeld in artikel 1.5°, b) van Titel I van dit besluit, wordt de rentevoet vastgelegd op 1% per jaar. § 4. Het Fonds kan de hierboven bedoelde bedragen en rentevoeten wijzigen middels instemming van de Minister en de Minister belast met Energie, en dit in functie van de evolutie van de tarieven die door de banksector worden gehanteerd. Hierbij wordt ervoor gezorgd dat het door het Fonds gevoerde sociale beleid wordt gehandhaafd, in het bijzonder ten gunste van mensen met een bescheiden inkomen.

Art. 18.De verplichtingen van de consument zijn vastgelegd in het kredietreglement van het Fonds zoals goedgekeurd door de Minister.

TITEL V. - Het ECORENO-krediet - consumentenkrediet HOOFDSTUK 1. - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor het krediet

Art. 19.Elke natuurlijke persoon die een aanvraag indient, moet op de referentiedatum ingeschreven zijn of een aanvraag hebben ingediend voor inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister met verblijfsvergunning van onbeperkte duur.

Het Fonds kan van deze regel afwijken op basis van feitelijke elementen: - Indien de aanvrager een verblijfsvergunning voor vijf jaar heeft die kan worden verlengd; - Indien het kind ten laste in België is geboren of de Belgische nationaliteit heeft verkregen; - Indien de mede-aanvrager een verblijfsvergunning heeft in België; - Indien de aanvrager als vluchteling wordt erkend.

Art. 20.§ 1. De inkomens mogen de volgende bedragen niet overschrijden: a) 61.049 euro wanneer de consument verklaart alleenstaand te zijn of deel uit te maken van een eenoudergezin; b) 77.699 euro wanneer de consument verklaart deel uit te maken van elke andere soort van gezin.

Deze bedragen zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2021. Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast aan de index van de maand juni die voorafgaat aan de aanpassing en worden naar boven afgerond op de hele euro.

De bedragen vermeld in a) en b) worden verhoogd met 5.000 euro per persoon ten laste. § 2. De in aanmerking genomen inkomsten zijn de inkomsten die vermeld zijn op het meest recente aanslagbiljet op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.

Onverminderd wat voorafgaat, dient de kandidaat, wanneer hij aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeert een aanslagbiljet of fiscaal bewijs betreffende alle in artikel 1.9° van Titel I bedoelde inkomsten voor te leggen, zijn inkomsten te verantwoorden aan de hand van alle bewijsstukken. § 3. Het Fonds kan de bepalingen van dit hoofdstuk wijzigen met instemming van de Minister en de Minister belast met Energie.

Art. 21.De aanvrager moet het Fonds alle nodige informatie en certificaten verstrekken die krachtens de bepalingen van dit besluit vereist zijn.

Zo niet, mag het Fonds, binnen de grenzen van de wettelijke bepalingen, zich deze informatie en certificaten aanschaffen bij de bevoegde diensten. HOOFDSTUK 2. - Geleend bedrag

Art. 22.§ 1. Het Fonds legt het bedrag van het krediet vast in overeenstemming met de financiële mogelijkheden van de aanvrager. § 2. Het kredietbedrag mag niet hoger zijn dan het bedrag van de werken bedoeld in artikel 2 van Titel II. Dat bedrag kan desgevallend worden verhoogd tot het bedrag van de kosten, vergoedingen en belastingen die inherent zijn aan de verrichting. § 3. Het bedrag van het krediet of, indien van toepassing, de heropname van ECORENO-consumentenkredieten: a) bedraagt minimaal 1.500 euro; b) is beperkt tot 25.000 euro, ook in geval van cumulatie van kredieten. § 4. Het Fonds kan de bovenstaande bedragen wijzigen met instemming van de Minister en de Minister belast met Energie.. HOOFDSTUK 3. - Rentevoet

Art. 23.§ 1. Het krediet is terugbetaalbaar aan een vaste jaarlijkse rentevoet. Hij wordt bepaald op basis van de inkomsten bedoeld in artikel 1.9° van Titel I en artikel 20 van Titel V en bedraagt, naargelang het geval en naargelang het aantal personen ten laste: 1. 0% wanneer het inkomen lager is dan: (a) 37.600 euro wanneer de consument verklaart alleenstaand te zijn of deel uit te maken van een eenoudergezin; (b) 52.600 voor alle andere huishoudens.

Het bedrag van b) wordt verkregen door het bedrag van a) te verhogen met 15.000 euro.

De bedragen van a) en b) worden elk jaar op 1 januari aangepast.

Het bedrag van a) is gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2021. Het wordt jaarlijks aangepast aan de index van de maand juni die voorafgaat aan de aanpassing en wordt naar boven afgerond tot op het honderdtal euro's.

De bedragen vermeld in a) en b) worden verhoogd met 5.000 euro per persoon ten laste. 2. 1% wanneer het inkomen gelijk is aan of hoger is dan de in punt 1. bedoelde bedragen, zonder echter de bedragen uit artikel 20 van titel V te overschrijden. § 2 . Als de aanvrager een natuurlijke persoon is die reeds een eigendomsrecht op meerdere woningen heeft, is het krediet terugbetaalbaar aan een vaste jaarlijkse rentevoet. De rentevoet wordt bepaald op basis van de inkomsten bedoeld in artikel 1.9° van Titel I en artikel 20 van Titel V en bedraagt, naargelang het geval en naargelang het aantal personen ten laste: 1. 1% wanneer het inkomen lager is dan: (a) 37.600 euro wanneer de consument verklaart alleenstaand te zijn of deel uit te maken van een eenoudergezin; (b) 52.600 voor alle andere huishoudens.

Het bedrag van b) wordt verkregen door het bedrag van a) te verhogen met 15.000 euro.

De bedragen van a) en b) worden elk jaar op 1 januari aangepast.

Het bedrag van a) is gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2021. Het wordt jaarlijks aangepast aan de index van de maand juni die voorafgaat aan de aanpassing en wordt naar boven afgerond tot op het honderdtal euro's.

De bedragen vermeld in a) en b) worden verhoogd met 5.000 euro per persoon ten laste. 2. 2% wanneer het inkomen gelijk is aan of hoger is dan de in punt 1. bedoelde bedragen, zonder echter de bedragen uit artikel 20 van titel V te overschrijden. § 3. Het Fonds kan de hierboven bedoelde bedragen en rentevoeten wijzigen middels instemming van de Minister en de Minister belast met Energie, en dit in functie van de evolutie van de tarieven die door de banksector worden gehanteerd. Hierbij wordt ervoor gezorgd dat het door het Fonds gevoerde sociale beleid wordt gehandhaafd, in het bijzonder ten gunste van mensen met een bescheiden inkomen.

TITEL VI. - Duur, terugbetaling, kosten, waarborgen en vereffening van het krediet

Art. 24.De voorwaarden inzake duur, terugbetaling, kosten, waarborgen en vereffening van de kredieten zijn vastgelegd in het kredietreglement zoals goedgekeurd door de Minister TITEL VII. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 25.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/03/2008 pub. 10/06/2008 numac 2008031265 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/03/2008 pub. 10/06/2008 numac 2008031266 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/03/2008 pub. 28/08/2008 numac 2008031438 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen sluiten betreffende het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn hypotheekkredieten wordt ingetrokken en vervangen door dit besluit.

Art. 26.De voorwaarden om in aanmerking te komen en de tarieven die van toepassing zijn op de kredieten die aan een vereniging van mede-eigenaars worden toegekend, zullen worden bepaald bij ministerieel besluit medeondertekend door de Minister en de Minister bevoegd voor Energie. § 2. De bepalingen van dit besluit die van toepassing zijn op natuurlijke personen die reeds een eigendomsrecht op meerdere woningen hebben, treden in werking op 1 januari 2023.

Art. 27.Dit besluit heeft uitwerking op 1 augustus 2022. Elke kredietaanvraag die na 31 juli 2022 wordt ingediend, is aan deze bepalingen onderworpen.

Brussel, 7 juli 2022.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor territoriale ontwikkeling, R. VERVOORT

^