Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2021
gepubliceerd op 18 november 2021

Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot goedkeuring van het ontwerp van het richtplan van aanleg "Weststation"

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2021033437
pub.
18/11/2021
prom.
22/09/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot goedkeuring van het ontwerp van het richtplan van aanleg "Weststation"


De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gelet op artikel 39 van de grondwet;

Gelet op de bijzondere wet inzake de institutionele hervormingen van 8 augustus 1980, in het bijzonder de artikelen 6, § 1, I, 1 en 20;

Gelet op de bijzondere wet inzake de Brusselse instellingen van 12 januari 1989, in het bijzonder artikel 8;

Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) en, in het bijzonder, de artikels 30/1 tot 30/11 ingevoegd bij ordonnantie van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en de ordonnantie van 5 juni 1997 met betrekking tot de milieuvergunningen en tot wijziging van bepaalde aanverwante wetten;

Overwegende dat met deze bepalingen een nieuw instrument voor de gewestelijke planning wordt toegevoegd aan de wet inzake ruimtelijke ordening in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, richtplan van aanleg genoemd;

Dat dit instrument tot doel heeft een synthese te maken van de al bestaande instrumenten, met toevoeging van het strategisch doel van de richtplannen en met opname van een reglementair luik om de toepassing te verzekeren van strategische doelstellingen door deze te formaliseren in geschreven en grafische voorschriften;

Gelet op het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 mei 2001 tot goedkeuring van het gewestelijk bestemmingsplan ;

Gelet op het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 juli 2018 tot goedkeuring van het gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling ;

Gelet op het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 6 mei 2004 tot goedkeuring van het gemeentelijk ontwikkelingsplan, goedgekeurd door de gemeente Sint-Jans-Molenbeek;

Gelet op het ministerieel besluit van 8 mei 2018Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 08/05/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018031015 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende instructie om over te gaan tot de uitwerking van het Richtplan van Aanleg voor de zone "Voormalige kazerne van Elsene" type ministerieel besluit prom. 08/05/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018031016 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende instructie om over te gaan tot de uitwerking van het Richtplan van Aanleg voor de zone "Weststation" type ministerieel besluit prom. 08/05/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018031022 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende instructie om over te gaan tot de uitwerking van het Richtplan van Aanleg voor de zone "Stationswijk Brussel-Zuid" type ministerieel besluit prom. 08/05/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018031017 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende instructie om over te gaan tot de uitwerking van het Richtplan van Aanleg voor de zone "Delta-Herrmann-Debroux" type ministerieel besluit prom. 08/05/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018031020 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende instructie om over te gaan tot de uitwerking van een ontwerp van Richtplan van Aanleg voor de zone "Wet" type ministerieel besluit prom. 08/05/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018031014 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende instructie om over te gaan tot de uitwerking van het Richtplan van Aanleg voor de zone "Bordet" type ministerieel besluit prom. 08/05/2018 pub. 14/05/2018 numac 2018031018 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit houdende instructie om over te gaan tot de uitwerking van het Richtplan van Aanleg voor de zone "Heyvaert" sluiten, houdende de opdracht tot het uitwerken van een ontwerp van richtplan van aanleg voor de zone Station Brussel-West;

Gelet op het gunstig advies van het Gewestelijk Comité voor Territoriale Ontwikkeling van 27 juni 2018;

Gelet op het syntheseverslag van de opmerkingen die zijn ontvangen naar aanleiding van de voorlichtings- en participatiefase voorafgaand aan de goedkeuring van het ontwerpplan;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 januari 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 31/01/2019 pub. 06/02/2019 numac 2019010725 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2013 houdende de voorwaarden voor het gebruik van parkeerplaatsen door operatoren van gedeelde motorvoertuigen sluiten tot goedkeuring van het ontwerp van richtplan van aanleg en het milieueffectenrapport;

Gelet op het advies van de gemeenten uitgebracht door de gemeenteraden: - Gemeenteraad van Sint-Jans-Molenbeek van 22 maart 2019; - Gemeenteraad van Anderlecht van 20 maart 2019;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 21 maart 2019;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 13 maart 2019;

Gelet op het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van 22 maart 2019;

Gelet op het advies van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie van 25 februari 2019;

Gelet op het advies van het met ruimtelijke ordening belaste bestuur van 22 maart 2019;

Gelet op het advies van het Brussels instituut voor milieubeheer (Leefmilieu Brussel) van 21 maart 2019;

Gelet op de bezwaren en opmerkingen die werden gemaakt tijdens het openbaar onderzoek over het ontwerp van richtplan van aanleg dat plaatsvond van 20 februari 2019 tot 23 april 2019 in de gemeenten Sint-Jans-Molenbeek en Koekelberg;

Gelet op het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie van 5 december 2019, integraal opgenomen als bijlage 2 van dit besluit;

Gelet op de goedkeuring van het ontwerp van het richtplan van aanleg "Weststation" en het milieueffectenrapport van 3 juni 2021;

Gelet op het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State van 4 augustus 2021;

Inhoudstafel I. Het gewestelijk belang van de site rechtvaardigt een richtplan van aanleg;

II. De belangrijkste opties van het plan vallen binnen het kader vaan de ontwikkelingsplannen;

III. Formele inhoud van het richtplan van aanleg;

IV. Opties en strategies van het RPA;

V. Milieueffectenrapport;

VI. Proces inzake informatie en voorafgaande participatie;

VII. Samenvatting van de adviezen en van de bezwaren en opmerkingen die zijn geformuleerd in het kader van het openbaar onderzoek en van de manier waarop de Regering er rekening mee heeft gehouden;

A. Algemene waarnemingen B. Strategische luik C. Reglementaire luik D. Vragen over de uitvoering van het plan E. Procedure voor de uitwerking van het plan VIII. Samenvatting van de wijze waarop de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden IX. Redenen van de keuzen van het plan zoals het is goedgekeurd, rekening houdend met de andere beschouwde redelijke oplossingen X. Opvolging van het RPA XI. Evaluatierapport "gelijkekansentest";

I. Het gewestelijk belang van de site rechtvaardigt een richtplan van aanleg Overwegende dat het onderhavige richtplan van aanleg betrekking heeft op het grondgebied dat is vervat in het gebied van gewestelijk belang nr. 3 van het gewestelijk bestemmingsplan, goedgekeurd op 3 mei 2001 en in de onmiddellijke buurt ervan, gekenmerkt door de bebouwde voorzijden aan de omliggende straten;

Dat dit de toepassing toelaat van het programma voor het gebied van gewestelijk belang "Weststation" (GGB nr.3), zoals voorzien in het gewestelijk bestemmingsplan, goedgekeurd op mei 2001;

Overwegende dat het gebied in het gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling van 12 juli 2018 is aangewezen als een van de 12 prioritaire ontwikkelingsgebieden die speciale investeringen verdienen om hun ontwikkelingspotentieel op korte en middellange termijn te realiseren;

Overwegende dat de zone van het Weststation door de regering in haar algemene beleidsverklaring van 2014-2019 werd aangemerkt als een van de tien te creëren nieuwe wijken in antwoord op de uitdagingen van de gewestelijke ontwikkeling: bouwen van toegankelijke woningen die geschikt zijn voor de sociale mix, nieuwe openbare ruimtes, een nieuwe groene ruimte, alsook voorzieningen van algemeen belang, met voorkeur voor de vestiging van nieuwe ondernemingen in Brussel en met goede ontsluitingen voor het openbaar vervoer en ook systematisch met voorzieningen voor een gescheiden fietsnet;

Overwegende dat de Regering in haar algemene beleidsverklaring van 2019-2024 verduidelijkt dat de voor een aantal strategische zones tijdens de vorige bestuursperiode ontwikkelde planningsvisie een operationele invulling moet krijgen om er duurzame, gemengde wijken met een hoge levenskwaliteit tot stand te brengen;

Overwegende dat op 16 november 2017 het definitieve programma voor het stadsvernieuwingscontract "Weststation" werd goedgekeurd door de regering en dat dit in het bijzonder een aantal projecten omvat die passen in het kader van de ontwikkelingsstrategie voor de wijk, gedragen door het ontwerp van RPA "Weststation";

Overwegende dat het Brussels Gewest een demografische groei kent; dat volgens de statistieken en prognoses van de Federale Openbare Dienst (Planningsbureau) en het Brusselse Instituut voor Statistiek en Analyses (BISA) deze groei zeer waarschijnlijk zal aanhouden tot in het midden van de 21ste eeuw; dat het noodzakelijk is om de beschikbare gronden in te zetten en te beantwoorden aan de huidige en toekomstige behoeften inzake huisvesting, en de daarbij horende voorzieningen en diensten;

Rekening houdende met de belangrijke kans voor de gewestelijke ontwikkeling van het gebied "Weststation" dat op dit ogenblik een braakliggend stuk spoorweg is dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek in twee deelt, langsheen spoorlijn nr. 28;

Overwegende dat dit gebied een uitzonderlijk potentieel heeft omwille van de goede ontsluitingen voor het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Rekening houdende met de noodzaak om tegemoet te komen aan de grotere behoeften inzake huisvesting, voorzieningen, in het bijzonder scholen, culturele en sportvoorzieningen, economische en mobiliteitsactiviteiten, groene ruimtes en de noodzaak om bestaande of toekomstige grote supra-lokale projecten uit te voeren (Grootstedelijke uitrusting, Infrabel Academy, tijdelijke stelplaatsen voor metrostellen, groene ruimtes, fiets- en wandelpad L28....) waarvan het succes afhankelijk is van de interventie en coördinatie van verschillende supra-lokale spelers en het Gewest;

Rekening houdende met het huidige gesloten karakter van dit braakliggend terrein, de moeilijkheid om door te steken en de noodzaak om noord-zuidverbindingen te voorzien;

Rekening houdende met de noodzaak om de interventies, vervat in de verschillende programma's, te coördineren, waaronder die van het stedelijk renovatiecontract;

Overwegende dat dus een richtplan van aanleg onontbeerlijk is om de gewestelijke doelstellingen te concretiseren;

II. De belangrijkste opties van het plan vallen binnen het kader vaan de ontwikkelingsplannen - Overwegende dat het RPA voor het Weststation voldoet aan 10 belangrijke uitdagingen: - de site openen naar de wijken in de buurt en structureren rond de knopen van openbaar vervoer; - kwalitatieve en toegankelijke openbare ruimtes voorzien, waaronder een park van ten minste 3 ha; - nieuwe openbare ruimtes creëren, grotendeels ten voordele van de actieve modi, met inbegrip van in het bijzonder een grote fiets- en voetgangerspromenade langsheen lijn 28; - mogelijk maken dat de actieve modi ten minste op twee plekken lijn 28 kunnen oversteken; - een nieuwe gemengde wijk creëren met zeker 90.000 m2 nieuwe gebouwen, waarvan ten minste 50 % woningen; - publieke voorzieningen en economische activiteiten voorzien die gelinkt zijn aan de kenmerken en behoeften van de wijk; - ruimtes voorzien voor opleiding, onderwijs, tewerkstelling; - een voorziening van stedelijk belang voorzien ten voordele van de buurtbewoners en die ook bezoekers van buiten de wijk moet aantrekken; - indien mogelijk het industrieel erfgoed op het braakliggend terrein in stand houden; - een overgangsbeheer voorstellen dat een geleidelijke openstelling van de braakliggende terreinen en het testen van de toepassingen mogelijk maakt, in samenwerking met de omwonenden en toekomstige gebruikers;

Dat aan deze uitdagingen wordt voldaan in overeenstemming met het programma voor het GGB "Weststation" van het gewestelijk bestemmingsplan, goedgekeurd op 3 mei 2001;

Dat dit ook past in het kader van de doelstellingen van het gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling van 12 juli 2018 dat naast de toepassing van het prioritaire ontwikkelingsgebied "Weststation", zoals hiervoor uiteengezet, ook het volgende voorziet: het grondgebied mobiliseren: 1. om de basis van de territoriale ontwikkeling vast te leggen en nieuwe wijken te ontwikkelen;2. om een aangename, duurzame en aantrekkelijke leefomgeving te ontwikkelen;3. voor de ontwikkeling van de stedelijke economie;4. om de multimodale verplaatsing te bevorderen inleiding; Overwegende dat het ook kadert in de specifieke doelstellingen voor de Weststationsite van het gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling, waarin staat dat de grond van dit braakliggend spoorwegterrein moet worden ontwikkeld tot een gemengd en groen gebied, dat de ontwikkeling van de site zich moet richten op een openbare ruimte die leesbaar en gestructureerd is rond knooppunten van openbaar vervoers en dat verwijst naar de goedkeuring van een richtplan van aanleg op de Weststationsite, waarvoor het de richtlijnen bevat, namelijk: - een site die meer openstaat voor de omliggende wijken en de metropool, gestructureerd rond de knooppunten van het openbaar vervoer; - een bebouwde oppervlakte van ongeveer 90.000 m2 die 50% woningen bevat, waarvan 360 publieke woningen en 27.000 m2 economische activiteiten (kantoren, productieactiviteiten, enz.), alsook voorzieningen waaronder ten minste een middelbare school, een school voor opleiding in de spoorwegberoepen en een nog te definiëren grote metropolitane uitrusting; - minstens twee niet voor auto's berijdbare oost-west oversteekplaatsen in de open lucht, voorbehouden voor fietsers, voetgangers en personen met beperkte mobiliteit; - een groot noord-zuidelijke promenade voor voetgangers en fietsers langs lijn 28; - een parkeergarage gedeeld door alle aanwezige functies; - kwalitatieve en toegankelijke groene ruimten, waaronder een park van minstens 3 hectare; - het behoud, indien mogelijk, van het industrieel erfgoed dat aanwezig is op het braakliggend terrein; - de invoering van een overgangsbeheer om de site te valoriseren, voorafgaand aan de definitieve ontwikkeling ervan;

Overwegende dat dit ook ruimschoots past in het kader van de doelstellingen van het gemeentelijk ontwikkelingsplan dat in het bijzonder bepaalt dat de zone van het Weststation een scharnierruimte moet worden, een ruimte die de twee al lang gescheiden delen van de gemeente verenigt, en dat het uitnodigt tot een ontmoeting en onderlinge verweving van het dichtbebouwde stedelijk landschap en het groene landschap, met gebruikmaking van de hoge ligging van de zone, met doorsteken ter hoogte van de Beekkant en het Westplein, met groene verbindingen naar de zone van het Weststation, en uitnodigt tot het creëren van een nieuwe landschappelijke coherentie tussen de plaatselijke straten en de grote lanen, tussen de arbeiderswoningen en de hoogbouw, tussen groene ruimtes en wegen door de wijken en het creëren van functionele verbindingen tussen de activiteiten in de openbare ruimtes (commerciële en culturele activiteiten, ontspanning, vervoer), en de wens uitdrukt om een culturele pool te ontwikkelen op het verbindingspunt tussen Historisch Molenbeek en het Nieuwe Molenbeek.

III. Formele inhoud van het richtplan van aanleg Overwegende dat het onderhavig richtplan van aanleg een inleidend verslag bevat, zonder enige juridische waarde, omvattende een historiek van de site, de diagnose, de uitdagingen en de beschrijving van de bestaande situatie;

Dat het onderhavige richtplan van aanleg een strategisch luik bevat met geschreven voorschriften en schema's;

Dat de strategische opties worden gegeven hetzij op het niveau van het geheel van de perimeter van onderhavig richtplan van aanleg, hetzij op het niveau van de verschillende duidelijk opgegeven zones;

Dat dit strategisch luik de ambities weerspiegelt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor dit gebied van gewestelijk belang, waarvan de principes toegepast moeten worden in het kader van de uitvoering van de ontwerpen;

Dat dit strategisch luik een indicatieve waarde heeft en dus richtlijnen bevat voor de auteurs van projecten, zonder evenwel de toepassing te verhinderen van een project dat er niet helemaal aan beantwoordt, want het is in voorkomend geval mogelijk om er gemotiveerd van af te wijken;

Dat onderhavig richtplan van aanleg een reglementair luik bevat, samengesteld uit gedetailleerde geschreven voorschriften en grafische documenten voor de desbetreffende niveaus, de onveranderlijke elementen waaraan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een verplicht karakter wil gegeven om de coherentie van de geplande ontwikkeling te verzekeren;

Dat de ontwikkeling van een zone gelegen midden in de perimeter van onderhavig richtplan van aanleg bekeken moet worden in het licht van de strikte naleving van het reglementaire luik en de overeenstemming van de ontwikkelingen met de strategische richtingen die worden voorzien op de verschillende niveaus;

Dat alleen het samen lezen van de twee luiken een algemeen beeld geeft van de opties van onderhavig richtplan van aanleg;

IV. Opties en strategies van het RPA Overwegende dat het richtplan van aanleg van het Weststation rond vijf interventiestrategieën opgebouwd is, als volgt beschreven: - DE SITE OPENEN VAN BINNENUIT (A) De site vormde lange tijd een stedelijke breuklijn die de wijken en de bewoners van elkaar scheidde. Een snelle ontwikkeling van de kern van de site zal bijdragen tot een imagoverandering van het braakliggende terrein bij het Weststation en het spoorlandschap opnieuw zichtbaar maken. Nieuwe overlangse en dwarse verbindingen voor voetgangers, fietsers en PBM's vormen een aanvulling op de bestaande lokale en regionale netwerken. Een wandel- en fietszone langs spoorlijn 28 en een bredere Passerelle Beekkant vormen de kern van de opengewerkte site. Daaromheen zal de aanleg van oversteekplaatsen en de aanpak van de omliggende straten zorgen voor doorgangen en talrijke, kwalitatieve gebruiksmogelijkheden. - STATIONS- BESTEMMINGEN (B) De spoorweginfrastructuur zet een aantal netwerken op. Stations en stopplaatsen die aansluiten op grote publieke ruimtes en voorzien in aantrekkelijke activiteiten, kunnen uitgroeien tot reële bestemmingslocaties. Dankzij hun goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer groeien ze uit tot agglomeraties met absoluut potentieel als centrale, levendige plek in de stad. Deze centrale, structurerende ruimten staan symbool voor de openheid van de site. Ze zijn een bevoorrechte plek om de ontwikkeling ervan te erkennen, te observeren en te begrijpen. - NETWERK VAN PARKEN (C) - Het toekomstige park van het RPA kadert in een vast systeem van parken langs de spoorlijn. Dit nieuwe park wordt ingeplant in het noorden van de site als scharnier tussen het Marie-Josépark en de zone 'Gasmeter', en zal aldus bijna volledig de twee noordelijke 'kwadranten' beslaan. De strategische implementatie van de groene zones en het waterbeheer in de scharnierzones tussen de parken zal het netwerk op doeltreffende wijze leven inblazen. Een gediversifieerde rangorde van groene ruimten trekt het systeem door naar de meer verharde delen van de site. - PROGRAMMATORISCHE WISSELWERKING (D) Aansluitend op de bevestiging van een nieuw, groot park aan de noordzijde, concentreren de nieuwe programma's in het RPA zich voornamelijk op het zuiden van de site, met de nodige verschuivingen tussen bepaalde delen om de site in zijn totaliteit te activeren.

Prioritair in dit programma is de vertakking van de open ruimten, de vermenging van functies en de integratie van 'nieuw' in bestaande infrastructuren. - ERDELING IN KWADRANTEN (E) De centrale mobiliteitslijnen verdelen de site in vier kwadranten, Kwadrant Geactiveerd park, Kwadrant Ruimte voor biodiversiteit, Kwadrant Campus, en Kwadrant Wijk. Deze structuur vormt een uitgangspunt voor het bepalen van de vier voorwaarden voor de diverse programma's en omgevingen, evenals een operationele basis voor het beheer van de schaalgrootte van de site ".

V. Milieueffectenrapport Gelet op richtlijn 2001/42/CE van 27 juni 2001 met betrekking tot het beoordelen van de gevolgen van bepaalde plannen en programma's voor het milieu;

Gelet op artikel 30/3, § 1, lid 1 van het BWRO, dat bepaalt dat een milieueffectenrapport opgesteld moet worden voor het ontwerp van een richtplan van aanleg;

Overwegende dat een advies van Leefmilieu Brussel over het ontwerp van het lastenboek voor het milieueffectenrapport op datum van 12 december 2018 aangevraagd werd, overeenkomstig met artikel 2 van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 29 november 2018;

Gezien er geen advies van Leefmilieu Brussel ontvangen werd;

Gezien het bijgevoegde milieueffectenrapport die gelijktijdig en iteratief werd uitgewerkt met het ontwerp van richtplan van aanleg om de impact op het milieu van de ruimtelijke en programmamatige voorstellen te beoordelen;

VI. Proces inzake informatie en voorafgaande participatie Gelet op artikel 30/3, § 1, lid 2 van het BWRO dat de territoriale planning verplicht om m.b.t. het ontwerp van richtplan een informatie- en participatieproces met het betrokken publiek te organisatie voorafgaand aan de goedkeuring ervan door de regering;

Gelet op het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 mei 2018 met betrekking tot het informatie- en participatieproces van het publiek vóór de uitwerking van richtplannen van aanleg;

Overwegende dat het publiek werd geïnformeerd en geraadpleegd op 5 en 6 juni 2018 tijdens vergaderingen die werden georganiseerd door de kantoren van de administratie, belast met de territoriale planning; dat het publiek de kans heeft gehad om opmerkingen te maken tot 30 dagen na de laatste informatievergadering;

Overwegende dat er een syntheseverslag werd opgesteld na deze informatie- en participatiefase; dat dit in het bijzonder de synthese bevat van de belangrijkste opmerkingen en vragen, geformuleerd door het betrokken publiek met betrekking tot het bedoelde ontwerp van richtplan van aanleg;

Rekening houdende met de opmerkingen, gemaakt tijdens de informatie- en participatiefase vóór de goedkeuring van onderhavig ontwerp van richtplan van aanleg;

Rekening houdende met de opmerkingen met betrekking tot de dichtheid, namelijk: * men moet de verhouding vloer/grondoppervlak vermelden en zich baseren op de eerder uitgevoerde globale studies naar de dichtheid; * vaststelling dat men de dichtheid gaat verhogen terwijl deze op dit ogenblik al problematisch is (de gemeente heeft een bevolkingsdichtheid van +/- 25.000 inwoners/km2 en in de buurt van de zone komt men op 40.000); * vaststelling dat het relevant is om de bewoning van deze zone te concentreren omwille van de goede ontsluiting voor het openbare vervoer en de buurtvoorzieningen (bijv.: ziekenhuis Saint-Anne Saint-Rémi);

Overwegende dat de verhouding tussen het vloeroppervlak en het grondoppervlak (V/G) een technisch criterium is voor de beoordeling van de dichtheid van de site;

Dat deze op andere manieren tot uitdrukking kan worden gebracht;

Dat in het Milieueffectrapport in ieder geval de geprojecteerde dichtheid wordt geanalyseerd en dat een conclusie en aanbevelingen worden geformuleerd;

Overwegende dat de recente demografische vooruitzichten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het erover eens zijn en concluderen dat de Brusselse bevolking op middellange en lange termijn zal toenemen;

Dat er een consensus bestaat over stedelijke ontwikkeling en dat het de bedoeling is om het gebruik van openbare voorzieningen te optimaliseren door de stedelijke wildgroei te beperken;

Dat in Brussel uit verschillende studies en regeringsverklaringen is gebleken dat het nodig is het bestaande stedelijke weefsel redelijk te verdichten om een polycentrische regio te creëren die de kwaliteit van het leven garandeert;

Overwegende dat de door het ontwerp RPA voorgestelde dichtheid toelaat om een antwoord te gegeven op het gebrek aan openbare voorzieningen en de nood aan huisvesting en economische activiteiten, evenwel met beperking van de omvang tot de gemiddelde bestaande omvang in de buurt en met behoud van de grote groene ruimtes;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot het opdrachtprogramma, namelijk: - het is noodzakelijk om te voorzien in sportfaciliteiten (een 6 m hoge sokkel is niet genoeg, eerder 11 tot 12 m hoog); - het is noodzakelijk om te voorzien in plaatsen voor feestzalen (er is een algemeen gebrek hieraan in het BHG); - er moeten multifunctionele ruimtes voor de bewoners beschikbaar zijn; - lk gebouw moet collectieve ruimten bieden waar de bewoners elkaar kunnen ontmoeten; - en mag kleine productieve activiteiten en huisvesting niet naast elkaar laten bestaan: elke keer zijn het de inwoners die winnen, deze mix werkt niet; - het schoolproject naast de Ekla-toren moet in overweging worden genomen; - het is noodzakelijk om kwetsbare beroepen/activiteiten te ontwikkelen in het sportgebouw dat momenteel door de Vlaamse school Sint-Guido wordt verlaten in afwachting van de ontwikkeling van de site; - we moeten het voorstel steunen om een containerpark te integreren, om er een echt grondstoffencentrum van te maken en zo de circulaire economie te bevorderen; - het is noodzakelijk om te definiëren wat wordt bedoeld met uitrusting op metropolitane schaal; - het RPA moet de integratie van de huidige dynamiek in de toekomstige ontwikkeling van het district mogelijk maken (zowel wat betreft de fysieke infrastructuur als de ondersteuning van lokale initiatieven), en meer specifiek het gebruik van de Steenkoolhal voor de organisatie van het "Bazar Festival";

Overwegende dat de stedelijke toepassingen en vormen die in het RPA-ontwerp worden voorgesteld, het mogelijk maken om feestzalen, collectieve en multifunctionele ruimten voor de bewoners en sportvoorzieningen van verschillende hoogtes te integreren;

Dat de sokkel van het wijkkwadrant beperkt is tot een hoogte van +/- 6 m;

Dat er ook veel eisen worden gesteld aan sportuitrusting die compatibel is met deze hoogte;

Dat sommige productieve activiteiten verenigbaar zijn met huisvesting en andere minder; dat het RPA-ontwerp daarom voorziet in een mix van productieve activiteiten/huisvesting langs de Vandenpeereboomstraat door te eisen dat de activiteiten in kwestie verenigbaar zijn met huisvesting en een gebied waar productieve activiteiten zich kunnen ontwikkelen op een afstand van de huisvesting (Delhaizehal); dat bovendien waar een mix is voorzien van huisvesting, productieve activiteiten niet worden opgelegd, maar dat ook handels- of openbare voorzieningen in dit gebied kunnen worden voorzien;

Dat er inderdaad een schoolproject in de buurt van de site is, maar dat niet volledig wordt voorzien in de behoeften aan schoolinfrastructuur en dat het daarom interessant is om nieuwe schoolinfrastructuur te kunnen ontwikkelen; dat het RPA-ontwerp de bouw van scholen mogelijk maakt, zelfs als het dit niet oplegt, om een zekere flexibiliteit te behouden als in deze behoefte anders op bevredigende wijze moest worden voorzien voordat het plan wordt uitgevoerd;

Dat het momenteel verlaten sportgebouw zich buiten de perimeter van het RPA bevindt;

Dat de mogelijkheid om een containerpark te integreren wel degelijk voorzien is;

Dat de wijze waarop dit project moet worden uitgevoerd, nader moet worden bestudeerd;

Dat het RPA-ontwerp niet ingaat op de details van de ontwikkelingen die aan dit project moeten worden gegeven;

Dat in het RPA een project van grootschalige metropolitane uitrusting wordt overwogen; dat wordt gespecificeerd dat er aandacht moet worden besteed aan wat deze uitrusting de bewoners kan bieden en tegelijk bezoekers van buiten de wijk aantrekken;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot de economische ontwikkeling, namelijk: - Het is noodzakelijk om kleine lokale (wettelijke) bedrijven te stimuleren; - Het is belangrijk om grote ketens zoals C&A, H&M, Zara, enz. te vermijden; - Wat niet ontbreekt in de wijk zijn de winkels, zoals bijvoorbeeld de Gentse Steenweg; - Het is noodzakelijk om de relevantie van het creëren van 27.000 m2 kantoorruimte te onderzoeken; - Men moet meer praten over bedrijven;

Overwegende dat het RPA-ontwerp een gemengde ontwikkeling van +/- 90.000 m2 voorstelt, waarvan 50% bestemd is voor huisvesting en 50% voor openbare voorzieningen, productieve activiteiten, hotels, kantoren, winkels en groothandel; dat de kantoren beperkt zijn tot het terrein van het station Beekkant en de limiet van 5.000 m2 vloeroppervlakte niet mogen overschrijden; dat bij de vaststelling van deze limiet rekening is gehouden met de kenmerken van het district (overwicht van kleine werkplaatsen en winkels) en de leegstand van kantoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; dat het hotel alleen is toegestaan op de Ninoofse Steenweg; dat deze locatie wordt gerechtvaardigd door zijn goede zichtbaarheid en uitstekende openbare vervoersdienst; dat, voor het overige, het RPA-ontwerp prioriteit geeft aan productieve activiteiten, winkels en groothandelszaken door ze toe te staan in de sokkel van het wijkkwadrant en in de Delhaizehal; dat het RPA-ontwerp geen handel oplegt, maar het mogelijk maakt dat deze zich op bovengenoemde plaatsen ontwikkelt; dat een RPA niet bedoeld is om het soort handel te bepalen; dat het hierdoor in strijd zou zijn met het beginsel van vrije mededinging in de handel;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot de stedelijke vorm en bouwhoogtes, namelijk: - er moeten poreuze ruimtes hebben, er moeten middelen zijn om de grote blokken over te steken; - bouwen op R+8 is zeer hoog, met daarbij een loopbrug op R+2, dat bevordert de activering van een wijk niet, deze woningen zijn niet bevorderlijk voor de relatie tussen buren;

Overwegende dat het RPA-ontwerp een hoge porositeit toelaat via de reglementaire voorschriften met betrekking tot de openbare ruimte; dat de intentie om de oversteek van de grote blokken van de De Rooverelaan mogelijk te maken goed in ingeschreven in het strategische deel van het RPA-ontwerp; dat de voorschriften van de uitrustings- en de administratieve zone op deze mogelijkheid anticiperen;

Overwegende dat de voorgestelde bouwhoogte langs de Vandenpeereboomstraat overeenkomt met een gemiddelde hoogte die een overgang creëert tussen de bestaande bouwhoogtes aan beide zijden; dat de R+2-sokkel het mogelijk maakt om woningen op een afstand van de geluidshinder gerelateerd aan de spoorlijn te plaatsen; dat maatregelen worden voorzien in het strategische luik om de animatie van de begane grond en ruimten met uitzicht op het balkon R+2 te verzekeren; dat de functies die door de regelgevende component van het RPA-ontwerp op de begane grond zijn toegestaan, het mogelijk maken om collectieve ruimten te creëren die de verbindingen tussen bewoners kunnen bevorderen;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot de sociale mix, namelijk: - er moet op worden toegezien dat gentrificatie niet wordt aangemoedigd en dat de sociale mix behouden blijft; - men moet duidelijk zijn over het aandeel van de openbare, middelgrote en sociale woningen; - er moet een stimuleringsbeleid worden gevoerd om de gezinsgrootte te verkleinen; - de vooroordelen tegen sociale woningen en de bewoners ervan moeten worden ontkracht; - het debat over de sociale mix moet in het openbaar en op grote schaal worden gevoerd, op het niveau van het hele Gewest, met belanghebbenden uit de academische en verenigingswereld (BBRoW) en de conclusies moeten op grote schaal worden verspreid; - het is noodzakelijk om voor 100% in openbare huisvesting te voorzien, waarvan 60% sociale woningen (eventueel via de "Community Land Trust"-formule); - er moet in een groot aandeel sociale woningen worden voorzien, inclusief koopwoningen (25% van alle publieke woningen van het type CLT); - per RPA moet een percentage sociale woningen worden vastgesteld: 15% voor privéprojecten van meer dan 1000 m2 en 25% voor projecten van meer dan 10.000 m2; - de toegang tot de woningen moet gegarandeerd zijn voor degenen die het moeilijkst een woning kunnen vinden in Brussel (mensen met een laag inkomen, grote gezinnen, eenoudergezinnen, personen met beperkte mobiliteit, ouderen); - de creatie van innovatieve woningtypes moet eenvoudiger worden gemaakt;

Overwegende dat deze opmerkingen betrekking hebben op aspecten die niet in het RPA-ontwerp aan de orde komen; dat er tijdens de uitvoering van het plan wel aandacht aan kan worden besteed;

Overwegende dat het Departement Territoriale Kennis van perspective in samenwerking met de referent huisvesting voor het Gewest een analyserooster ontwikkelt om de types publieke woningen op het gewestelijk grondgebied beter te verdelen; dat in deze context wordt nagedacht over de beste verdeling voor de site van het Weststation (sociale woningen, voor bescheiden of gemiddelde inkomens en koop- of huurwoningen) rekening houdend met de aanwezigheid van publieke woningen in de omgeving van de site en hun toestand;

Overwegende dat een beleid ter bevordering van de verkleining van de gezinsgrootte niet onder de verantwoordelijkheid van een RPA valt;

Rekening houdende met de opmerkingen met betrekking tot de zeggenschap over de grond, namelijk: - vraag dat de staat snel zou verkopen omdat Infrabel zijn bouwtoelating heeft gekregen voor de bouw van de Infrabel Academy, het is moeilijk om op langere termijn te investeren in de verenigingssector, en er kan niets gedaan worden voor het overdrachtplan zolang het gewest geen eigenaar is; - vraag over het feit dat het gewest een grond blijft opwaarderen waarvan de aankoopprijs alleen maar kan stijgen; - men moet de meerwaarden kunnen benutten;

Overwegende dat het Gewest eigenaar is van verschillende percelen en snel kan overgaan tot het proces voor tijdelijk beheer; dat het RPA een reglementair en strategisch kader biedt dat toegepast kan worden wie ook de eigenaar van de grond is; dat er voor de aanleg van de zone, zoals voorzien in het ontwerp van RPA, voor elke andere ontwikkeling of bijkomend talrijke openbare voorzieningen en ruimtes gecreëerd moeten worden;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot de openbare ruimten, namelijk: - er moet een genderanalyse worden uitgevoerd voor de aanleg van groene ruimten (vrouwen een gevoel van veiligheid geven); - de aanleg van de sokkel is steriel; - er moet belang worden gehecht aan het park en het tijdelijk gebruik ervan; - door het bevorderen van zachte mobiliteit (voetgangers, fietsers) moet een meer kwalitatieve plaats voor het Weststation worden gecreëerd; - het dak boven het MIVB-depot zou een uitbreiding van het plein kunnen zijn;

Overwegende dat het RPA-ontwerp uitnodigt tot co-creatie van groene ruimten met de toekomstige gebruikers ervan, zodat deze aan de behoeften van alle bewoners voldoen; dat in deze geest overwegingen met betrekking tot het overgangsbeheer van de site zijn opgesteld om een geleidelijke openstelling van de braakliggende terreinen en de mogelijkheid van het ontwikkelen van tijdelijke bezettingen te begeleiden;

Overwegende dat het RPA-ontwerp de vergroening van gebouwen en hun omgeving, met inbegrip van de sokkel van het wijkkwadrant, en de ontwikkeling van openbare ruimten rond de stations stimuleert, rekening houdend met de toegankelijkheid en de gezelligheid van ruimten voor de actieve modi;

Overwegende dat het MIVB-project voor een metrostelplaats niet voorziet in een constructie onder dak, maar in een openluchtparkeerterrein; dat de overkapping ervan echter niet verboden is door het RPA-ontwerp; dat indien een overkapping van deze zone wordt gepland, een openbare ruimte op het dak kan worden ingericht;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot het erfgoed, namelijk: Het industrieel erfgoed moet bewaard blijven: spoorwegen Beekkantplein, Delhaizehal, Steenkoolhal;

Overwegende dat de strategische component van het RPA-project het behoud en de herbestemming van het industriële erfgoed dat eigen is aan de site van het Weststation (rails Beekkantplein, Delhaizehal, ...) aanmoedigt;

Dat de Steenkoolhal echter in zeer slechte staat verkeert en de openbare veiligheid in gevaar brengt en daarom moet worden afgebroken, dat verschillende technische studies hebben aangetoond dat het moeilijk is om deze hal te renoveren of zelfs bepaalde elementen ervan te behouden; dat het RPA-ontwerp daarentegen de wederopbouw van een dergelijke hal aanmoedigt, die als overdekte openbare ruimte in het parkgebied kan dienen en getuigt van de spoorweggeschiedenis van de site;

Overwegende de opmerkingen over het gevoel van onveiligheid in de wijk;

Overwegende dat, in vergelijking met de huidige situatie, namelijk een zeer groot terrein dat niet aangelegd en moeilijk te beveiligen is, waardoor sluikstorten en illegale bezettingen worden aangemoedigd, het openstellen van het braakliggende terrein en het ontwikkelen van een nieuwe wijk het mogelijk zullen maken beter rekening te houden met de problemen verbonden met het onveiligheidsgevoel door een kwalitatieve ontwikkeling van de openbare ruimte;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot mobiliteit, namelijk: - de hoofdlijnen van het GPDO-ontwerp en van het GewOP met betrekking tot fietsers moeten in aanmerking worden genomen; - het L28-fietspad moet verbonden worden met een ruimer gebied dan dat van het RPA, in het bijzonder met dat van Tour & Taxis en Belgica, en moet een breedte hebben van minstens 4 m (6 m als het een promenade is voor fietsers en voetgangers); - het doorgaand wegverkeer op de assen GFR 10 en ringweg A, die de perimeter van het RPA-ontwerp doorkruisen, moet worden vermeden; - er zijn meer parkeerplaatsen nodig voor fietsen; - er moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van het GEN; - zachte modi moeten worden aangemoedigd: meer fietspaden (met name de Vandepeereboomstraat) en minder smalle trottoirs, evenals een goede bereikbaarheid van het openbaar vervoer; - de architecturale kwaliteit van de metrostations moet worden verbeterd; - de voetgangersbrug van metrostation Beekkant moet zo snel mogelijk worden afgebroken; - in vraag stellen van de voortgang van het algemene mobiliteitsplan van de wijk om het autoverkeer terug te dringen; - er wordt gevraagd om het verkeersvolume binnen de stad te verminderen en dus het aantal geparkeerde voertuigen bij de bestemming terug te dringen en op en rond de sites alternatieve vervoerwijzen te stimuleren door de continuïteit van hun gebruik richting stadscentrum en de arbeidslocaties te verzekeren; - Wat voorziet het RPA om een voorbeeldfunctie te vervullen op het gebied van mobiliteit en om een echte overstap naar mobiliteit gebaseerd op openbaar vervoer en zachte mobiliteit mogelijk te maken. - De Ninoofse Steenweg is een belangrijke as, er komen om 3 uur 's morgens zware vrachtwagens voorbij, er is veel vervuiling; - Het is noodzakelijk om gedeeld autorijden te promoten; - Afwijkingen (naar beneden) van de GSV (die momenteel tot twee auto's per huishouden toestaat) moeten worden vergemakkelijkt - Er is een gebrek aan parkeerplaatsen voor auto's, die systematisch dubbel geparkeerd staan, wat de doorstroming van het verkeer belemmert en files en vervuiling veroorzaakt; - De aardolie zal opraken, een langetermijnvisie moet een mogelijkheid voor goederenvervoer per spoor omvatten, in de mate dat er spoorweginfrastructuur aanwezig is;

Overwegende dat de ambitie van het RPA-ontwerp Weststation ongetwijfeld is om de verbindingen in alle richtingen voor actieve modi te verbeteren; dat het daarom een reeks nieuwe verbindingen en inrichtingen van de openbare ruimte voorstelt, waaronder de herinrichting van de Vandenpeereboomstraat met fietspaden, de sloop/reconstructie van de voetgangersbrug aan Beekkant en de uitbreiding van de voorpleinen rond de stations voor alle actieve modi; dat de voetgangers-fietspromenade L28 op grotere schaal wordt overwogen met de ambitie om een verbinding tot stand te brengen tussen de site van Tour & Taxis en het Zuidstation lang de spoorlijn; dat sommige delen van dit project reeds zijn voltooid; dat de minimale breedte van de voetgangers-fietspromenade L28 is vastgesteld op 6 m in het reglementaire luik van het RPA;

Overwegende dat de architecturale kwaliteit niet onder een RPA valt; dat het RPA-ontwerp echter de transformatie van het Weststation en het station Beekkant op min of meer lange termijn met mogelijke uitbreiding voorziet; dat de interventie van de Bouwmeester in deze context het gewenste kwaliteitsniveau zal waarborgen;

Overwegende dat het RPA-ontwerp nieuwe gedragingen op het gebied van mobiliteit aanmoedigt door het bevorderen van actieve vervoerswijzen, door voor te stellen om in de infrastructuur van de sokkel van de wijkkwadrant een parkeergarage op te nemen die plaatsen voor gedeelde auto's kan bevatten en door aan te dringen op het delen van parkeerplaatsen voor alle functies die op de site zijn voorzien;

Overwegende dat er momenteel langs de lijn 28 een ruimte is gereserveerd voor een tijdelijke metrostelplaats; dat wanneer deze faciliteit een definitieve locatie heeft gevonden, deze ruimte kan worden gebruikt voor twee nieuwe spoorlijnen; dat deze kunnen worden bestemd voor goederenvervoer; dat deze mogelijkheid op lange termijn dus niet is uitgesloten;

Rekening houdende met de opmerkingen over lawaai, namelijk: - Voorstel om eerder een groenbarrière te voorzien dan sokkels om akoestische redenen. - Voorstel om een talud te voorzien tussen het park en de Vandepeereboomstraat als bescherming tegen het lawaai. - Er moeten creatieve oplossingen worden gevonden om een containerpark te integreren, rekening houdend met de geluidsoverlast;

Overwegende dat een groenbarrière een groenscherm biedt maar geen enkele bescherming tegen geluidoverlast; dat een sokkel daarentegen veel efficiënter is; dat een talud ook een akoestische barrière kan vormen in de parkzone; dat het ontwerp van RPA het parkreliëf niet vastlegt maar wel adviseert om een participatieve aanleg te voorzien zodat rekening kan worden gehouden met alle behoeften van de toekomstige gebruikers ervan; Dat de integratie van een containerpark mogelijk is in de sokkel van de wijkkwadrant onder de L28 voetgangers-fietspromenade; dat de integratie in deze structuur al een manier is om de geluidsoverlast te beheersen; dat een meer gedetailleerde studie naar deze aspecten nuttig kan zijn binnen het kader van een aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning ;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot fauna en flora, namelijk: - In deze dicht bebouwde wijk is het noodzakelijk om zoveel mogelijk groen te behouden; - Er is een gebrek aan grote groene ruimtes met veel bomen; - Er moet rekening worden gehouden met het Natuurplan, onder andere voor het voedsel van de dieren; - In het kader van het Good Food-beleid is het interessant om bijvoorbeeld composteerplaatsen en groentetuinen te voorzien; - Het is noodzakelijk om de omwonenden te betrekken bij het overgangsbeheer van het park; - Het is noodzakelijk om de bestaande bomenrijen te behouden; - Het beheer van het park moet worden overgenomen door Leefmilieu Brussel;

Overwegende dat door het concentreren van nieuwe ontwikkelingen in het wijkkwadrant, het RPA-ontwerp het mogelijk maakt om een groot gebied aan groene ruimten te besteden; dat de strategische en regelgevende componenten bovendien aandringen op het vergroenen van alle gebouwen en hun omgeving; dat het RPA de ambitie heeft om bestaande bomen zo veel mogelijk te behouden; dat het bijgevolg de uitvoering van de ambities van het Natuurplan en het Good Food-beleid mogelijk maakt; dat het de co-creatie van groene ruimten met de bewoners van de wijk stimuleert en gepaard gaat met overwegingen over het overgangsbeheer van de site die de uitvoering vergemakkelijken van tijdelijke projecten gericht op de geleidelijke openstelling en toe-eigening van de braakliggende terreinen; dat Leefmilieu Brussel wordt benaderd voor het beheer van het toekomstige park;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot de bodem en het water, namelijk dat er rekening moet worden gehouden met de gekende bodemverontreiniging om de activiteiten optimaal te lokaliseren, in het bijzonder de groentetuinen;

Overwegende dat het uitwerken van het RPA gebaseerd is op een analyse van de potentiële bodemverontreiniging; dat bij de geplande ontwikkelingen hiermee rekening is gehouden; dat het RPA-ontwerp groene ruimten voorbehoudt, maar het gebruik ervan niet specificeert; dat het daarom mogelijk is om moestuinen aan te leggen; dat er in dat verband echter een meer gedetailleerde bodemanalyse moet worden uitgevoerd;

Overwegende de opmerkingen met betrekking tot het afvalbeheer, namelijk: - Er is veel grof vuil in de openbare ruimte; - Een afvalverwerkings- en recyclagesysteem en opleiding inzake afvalsortering zijn noodzakelijk; - In het RPA moet rekening worden gehouden met het Gewestelijk Programma voor Circulaire Economie (GPCE);

Overwegende dat de ontwikkeling en beveiliging van het braakliggende terrein geleidelijk zullen leiden tot meer sociale controle over het gebied en dus zullen bijdragen tot de vermindering van sluikstorten; dat het RPA-ontwerp bovendien de oprichting van een vuilstortplaats van het type Recypark binnen het wijkkwadrant toestaat, die de bewoners de nodige infrastructuur zou bieden om het probleem van het grof vuil aan te pakken; dat voorlichting over afvalsortering niet de verantwoordelijkheid van het RPA is, maar idealiter de inrichting van een vuilstortplaats zou kunnen begeleiden;

Overwegende dat het RPA-ontwerp rekening heeft gehouden met de doelstellingen van het GPCE, in het bijzonder omdat het de vermindering van afval bevordert door te voorzien in omkeerbare constructies in termen van toewijzing, en omdat het de oprichting van een vuilstortplaats toestaat;

Overwegende de opmerkingen over het fenomeen stedelijke hitte-eilanden (veel groene ruimten in Brussel raken verstedelijkt);

Overwegende dat het RPA-ontwerp, door de bebouwbare gebieden voornamelijk te concentreren in een kwadrant en grote gebieden te reserveren voor groene gebieden, met dit fenomeen rekening houdt; dat bovendien, om verder te gaan in deze aanpak, het strategische luik van het RPA-ontwerp ervoor pleit om alle gebouwen en hun omgeving groener te maken en een albedo van 0,25 voor de bekledingen van openbare ruimtes te respecteren;

Gelet op het evaluatieverslag, genaamd `gelijkekansentest', vereist door artikel 2, § 1°, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door artikel 1 van het besluit van 22 november 2018 over de uitvoering van die ordonnantie, waarvan de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 31/01/2019 kennis heeft genomen;

Overwegende dat het ontwerp RPA onderworpen dient te worden aan een openbaar onderzoek in elk van de gemeenten van het Gewest betrokken bij dit ontwerpplan ter uitvoering van het artikel 30/5, § 1er van het BWRO;

Dat de notie van betrokken gemeente dient geïnterpreteerd te worden in het licht van de notie van personen die hier gevolgen aan ondervinden of ervoor vatbaar zijn, in de zin van de richtlijn 2001/42/CE van het Europees Parlement en van het Bestuur van 27 juni 2001 met betrekking tot de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's, alsook de notie van betrokken personen in de zin van de Aarhusconventie met betrekking tot de toegang tot informatie, de participatie van het publiek aan het besluitvormingsproces en de toegang tot de rechtspraak inzake leefmilieu;

Dat de betrokken gemeenten dus deze zijn waarvan de inwoners milieueffecten zullen ondervinden of riskeren te ondervinden die mogelijk door het RPA gegenereerd worden;

Dat de betrokken gemeenten door het RPA aldus de gemeentes Molenbeek- op wiens grondgebied de perimeter van het RPA gelegen is - en Koekelberg - waarvan bepaalde inwoners minstens zicht zullen hebben op bepaalde bouwvolumes die mogelijk gemaakt worden door het RPA;

Dat geen enkele andere gemeente redelijkerwijs kan beschouwd worden als betrokken gemeente derhalve het RPA geen milieueffecten op het grondgebied van deze gemeenten zal hebben; dat dit voldoende uit het milieueffectenrapport blijkt;

Dat a fortiori, geen enkel ander gewest, noch lidstaat van de Europese Unie of Deel van de Espoo-conventie van 25 februari 1991 met betrekking tot de milieueffectenbeoordeling in een grensoverschrijdende context, kan betrokken zijn door het RPA, in de zin van het artikel 30/5, § 3 van het BWRO;

VII. Samenvatting van de adviezen en van de bezwaren en opmerkingen die zijn geformuleerd in het kader van het openbaar onderzoek en van de manier waarop de Regering er rekening mee heeft gehouden Gelet op artikel 30/6 van het BWRO, dat bepaalt dat het besluit dat het RPA definitief goedkeurt, in zijn motivering de manier samenvat waarop rekening werd gehouden met de adviezen, bezwaren en opmerkingen die tijdens de procedure werden geformuleerd;

Overwegende dat de Regering kennis heeft genomen van de adviezen, bezwaren en opmerkingen die tijdens de initiële voorlichtings- en participatiefase werden ingediend en vervolgens tijdens de bijzondere maatregelen van bekendmaking (openbaar onderzoek en adviesaanvragen) en daarmee rekening heeft gehouden; Dat ze kennis heeft genomen en rekening heeft gehouden met het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie, dat zelf op die elementen is gebaseerd; Dat ze kleine wijzigingen heeft aangebracht in het richtplan van aanleg op basis van bepaalde verzoeken om de redenen die ze uiteenzet;

Dat ze de weigering van andere voorstellen die tijdens die opeenvolgende fasen werden geformuleerd, ook heeft gemotiveerd;

Dat ze op die manier de bepalingen van artikel 30/6 van het BWRO naleeft;

Overwegende dat de antwoorden van de Regering op de bezwaren en de opmerkingen die in het kader van het openbaar onderzoek worden geformuleerd en op de adviezen die worden geformuleerd in het kader van het onderzoek van het ontwerp van RPA hierna worden vermeld, onverminderd de antwoorden van de Regering, zoals hierboven weergegeven, in verband met de bezwaren en de opmerkingen die werden geformuleerd in het kader van het voorafgaande voorlichtings- en participatieproces, die worden verondersteld hierna te zijn weergegeven, onder voorbehoud van eventuele wijzigingen die eraan worden aangebracht.

B. ALGEMENE OPMERKINGEN 3. Overeenstemming met het GPDO Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie het belang onderstreept van de link die met het GPDO moet worden gelegd;Dat de site van het Weststation inderdaad is opgenomen in het hypercentrum van de stad, als een strategisch gebied voor de ontwikkeling van het Gewest, uitermate geschikt voor grote grootstedelijke functies die een sterke toegankelijkheid vereisen;

Dat de Commissie nota neemt van een ruimtelijke analyse die vooral gericht is op de verschillende kwadranten, waardoor de algemene visie op de toekomstige ontwikkeling van de site moeilijker te begrijpen is;

Dat ze vraagt om een overzicht van de diagnose van de definitiestudie die in 2016 door het ATO werd uitgevoerd, in het informatieve luik van het RPA op te nemen;

Dat ze het op prijs stelt dat in het strategische luik van het RPA een van de polen ingaat op de kwesties van verankering van de site op grootstedelijk niveau; Dat de Commissie het nuttig zou vinden om de plaats van de site binnen de stedelijke structuur, zoals beschreven in het GPDO, en de rol van de site op grootstedelijk niveau, met name in de geplande programmering, duidelijker op de voorgrond te plaatsen;

Dat de uitstraling van het programma zou moeten worden ontwikkeld voorbij de in het plan beschreven kwadranten;

Dat ze het relevant zou vinden, mocht een algemene reflectie over de toekomst van de spoorwegen in Brussel met de toekomstige ontwikkeling van het Weststation worden geïntegreerd in zijn spoordimensie gekoppeld aan de metro en het openbaar vervoer (GEN, TEC, De Lijn) en mocht er worden nagedacht over de toekomst van dit station ten opzichte van de overbezetting van de Noord-Zuidverbinding: ze zou een alternatieve rol kunnen vervullen en kunnen inspelen op een reële vraag in samenhang met het GPDO; Dat als de spoorweginfrastructuur intact blijft, het Weststation een grotere bediening zou kunnen verwezenlijken; Dat het voor een sterker imago van Brussel onontbeerlijk is om de ambitie te hebben om treinen op deze verbinding te laten rijden;

Dat ze van mening is dat het in dit RPA aan een 'urban attractor' ontbreekt die de onmiddellijke omgeving overstijgt: het is een plaats die de aantrekkelijkheid van de Europese wijk en de Vijfhoek moet compenseren door een plek om te bezoeken te worden;

Dat ze voorstelt om de rol van de site als vervoersknooppunt en als gebied waar economische (microbrouwerij, voedingspool) en culturele functies (diversiteitsmuseum, Arabisch cultureel centrum of concertzaal) kunnen neerstrijken, nog meer te benadrukken om deze site zo een brede uitstraling te geven;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de keuze van kwadranten voortvloeit uit het feit dat de site momenteel wordt gestructureerd door de spoorweglijn L28 die van zuid naar noord door de site loopt en de loopbrug Beekkant die de site van oost naar west doorkruist; Dat deze keuze helpt om duidelijk de voor de groene ruimte voorbehouden zones af te bakenen (noordoostelijk kwadrant voor een park dat bijzonder toegankelijk is voor de omliggende wijken en noordwestelijk kwadrant voor een 'ruimte voor biodiversiteit', die beperkt wordt door zijn geringe breedte en het feit dat het ingesloten ligt tussen het spoorwegennet) en de kwadranten die verder moeten worden verstedelijkt (het zuidwestelijke kwadrant, waar er een aanzienlijk schoolproject voor de spoorwegberoepen wordt gerealiseerd, is eerder gewijd aan opleiding en tewerkstelling, terwijl in het zuidoostelijke kwadrant de ontwikkeling van een gemengde, dichte en duurzame wijk voorzien is);

Dat de in 2015 door het ATO uitgevoerde definitiestudie beschikbaar is op de site die voorzien is voor het RPA Weststation en dat een samenvatting van de diagnose terug te vinden is in het informatieve luik van het RPA; dat het geen zin heeft om het informatieve luik van het plan onnodig zwaar te maken, dat in geen geval deel uitmaakt van het strategische luik;

Overwegende dat het RPA over de kwestie van de inschrijving van het RPA op grootstedelijk niveau al tal van uitweidingen bevat;

Dat het strategische luik van het ontwerp van RPA Weststation is opgebouwd rond 5 polen waarvan er een specifiek in het teken staat van de kwesties van verankering van de site op grootstedelijk niveau (Hoofdstuk B. Stations-bestemmingen, pagina's 24-35);

Dat gezien het belang van de openbaarvervoerknooppunten op de site wordt voorgesteld om de stations om te vormen tot 'stations-bestemmingen' of, met andere woorden, aan deze transporthaltes een omgeving te creëren die aansluit bij hun belang op verkeersvlak; Dat het de bedoeling is ze te verankeren in de stad door ze te combineren met aantrekkelijke programma's, openbare ruimten of hoogwaardige landschappen en dit volledig onafhankelijk van het eventuele toekomstige gebruik van de lijn als mogelijk alternatief voor de Noord-Zuidverbinding; Dat het plan geenszins de ontwikkeling van de frequentie op de lijn belet, noch de ontwikkeling op termijn van een 3e en 4e spoorweg dankzij de uitbreiding van de spoorwegzone voor metro-opslag uitsluit; Dat de gekozen stedenbouwkundige vorm (balkon) en de andere in het strategische luik voorziene akoestische maatregelen volstaan om de huidige en eventueel toekomstige geluidshinder als gevolg van een intensiever gebruik van de lijn op te vangen;

Dat er wordt voorgesteld om aan het Weststation een ruim voorplein aan te leggen dat in het noorden uitgeeft op het spoorweglandschap, gezien het smalle zuidelijke voorplein, en zo alle nieuwe geplande openbare ruimten met elkaar te verbinden; Dat er op de hoek van het station, aan de Ninoofsesteenweg, een programma is voorzien voor een openbare voorziening die een grootstedelijke uitstraling garandeert, als urban attractor kan dienstdoen en in interactie met de openbare ruimte treedt; Dat er een behandeling van de openbare ruimten voorzien is die is afgestemd op het grootstedelijke belang van het openbaarvervoernetwerk; Dat het voorplein van het station met de Vandenpeereboomstraat is verbonden via een plein omgeven door openbare programma's;

Dat wat het Beekkantstation betreft, dit zou moeten worden uitgebreid, voorzien van een openbaar programma met voorzieningen, handelszaken en een grote fietsparking en omgeven door een ruimte die goede aansluitingen mogelijk maakt voor alle actieve vervoerswijzen en met de buslijnen; Dat de ruimte tussen het Weststation en het Beekkantstation trouwens wordt ingenomen door een voorziening van nationaal belang: het opleidingscentrum voor het personeel van de Belgische spoorwegen, Infrabel Academy;

Dat het belang van de site op grootstedelijk niveau ook tot uiting komt in de aanleg van een fiets-voetpad langs de spoorweglijn L28 dat, op termijn, zou kunnen aansluiten op een traject dat het Bockstaelplein met het Zuidstation verbindt. Dit zou dus een grote zachte-mobiliteitsas zijn die het oosten van Brussel volledig doorkruist;

Dat het ontwerp van RPA ook aansluit bij de reflectie opgestart door de studie 'Metropolitan Landscapes' en bij de doelstellingen om het groene netwerk uit te breiden door parken aan te leggen en een biodiversiteitsgebied verbonden, met name, met het Marie-Josépark en de groene ruimten van de Gasmeterzone; 3. Algemene doelstellingen van het plan Overwegende dat verschillende instanties zich positief uitlaten over het behoud van de architecturale stijl en de typologie van de wijk, over de coherentie van het programma of over de ambitie om te verduidelijken hoe dit GGB 3 in het GBP moet worden omgezet in een stadsdeel dat in de omliggende wijken opgaat, op basis van de richtsnoeren die in de herfst van 2015 door de Regering zijn bepaald: de grote doelstellingen van dit RPA, de grote kwaliteit van de stedenbouwkundige studie en van het daaruit voortvloeiende richtplan van aanleg; Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt om de details van de tijdens het RPA-proces ontwikkelde ideeën, schetsen en ambities eerder in het inleidende verslag op te nemen dan in het strategische luik;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het uitwerkingsproces in detail in het MER wordt beschreven en dat het het resultaat is van het uitwerkingsproces dat in het strategische en reglementaire luik van het plan terug te vinden is; Dat het informatieve luik slechts een beperkt deel van de relevante informatie bevat waarmee bij de uitwerking van het strategische en reglementaire luik is rekening gehouden;

Overwegende dat de KCML zich positief uitlaat over de coherentie van de programmering, maar ze het betreurt dat de programmering meermaals de grote voornemens op het vlak van de zeer uitvoerige uitwerking van het reglementaire luik en bepaalde beschrijvingen van het strategische luik niet inlost;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA, zoals in het MER is uiteengezet, op strategisch niveau is uitgevoerd en dat het zich, zoals het BWRO bepaalt, beperkt tot de 'grote principes van de inrichting' (in tegenstelling tot de BBP's die veel gedetailleerder kunnen zijn); Dat het reglementaire luik zo is opgesteld dat er bij de inrichting, vooral van het Kwadrant Wijk, een grote flexibiliteit mogelijk is; Dat het doel is om een coherente visie voor een stedelijk project te bepalen en te omkaderen; Dat het reglementaire luik de nodige krijtlijnen bepaalt; Dat dit luik wordt aangevuld door het strategische luik dat bijkomende informatie geeft; Dat het niet wenselijk is om de programmering verder vast te leggen, zodat de exploitanten die het plan zullen uitvoeren over bewegingsruimte beschikken en zodat ze aan de noden van het moment kunnen tegemoetkomen en eventuele opportuniteiten kunnen grijpen, en ook zodat de gebouwen in de loop van de tijd kunnen evolueren (volgens het in het plan vermelde principe van omkeerbaarheid), binnen de door het plan vastgestelde grenzen en krijtlijnen; 3. Perimeter van het plan en integratie van een reflectie die de grenzen van het RPA overschrijdt Overwegende dat een reclamant aanbeveelt om: - de conclusies te onderzoeken van de studie naar de ruimtelijke en programmatorische mogelijkheden van Brasserie Vandenheuvel en om op basis daarvan te beoordelen of het opportuun is om deze site in de perimeter van het RPA op te nemen zodat daarin de programma's kunnen worden ontwikkeld die niet compatibel met het gemengde gebied zouden zijn; - aan te tonen dat er geen reden is om de perimeter van het ontwerp van RPA aan te passen en het aangrenzende gebied met sociale woningen in het plan op te nemen, en om zo nodig de strategische en reglementaire aspecten in die zin aan te passen;

Overwegende dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om de perimeter opnieuw te preciseren en er zo de Vandenpeereboomstraat (van gevel tot gevel) in op te nemen;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie het verzoek van de gemeente Molenbeek onderschrijft en vraagt dat de band met de Vandenpeereboomstraat verduidelijkt wordt;

Dat het Weststation een reëel potentieel bezit als knooppunt op grootstedelijk niveau, gezien zijn uitstekende bediening door zowel de trein als de metro; Dat de Commissie van mening is dat dit potentieel in het RPA nog beter kan worden benut door middel van een reflectie voorbij de vastgelegde grenzen; Dat het er niet zozeer om gaat dat de perimeter van het RPA wordt uitgebreid, maar dat er binnen een perimeter van observatie en analyse rekening wordt gehouden met de projecten in omliggende wijken om een algemeen beeld te krijgen van deze toekomstige interventies, zodat het RPA kan bepalen welke richting er moet worden uitgegaan opdat deze projecten zich in samenhang met het RPA zouden ontwikkelen; Dat de Commissie voorstelt om de kwestie van de verbindingen, assen en wegen met de wijk verder te ontwikkelen teneinde een stedelijkheid met de omliggende wijken te kunnen ontwikkelen; Dat de Commissie bovendien van mening is dat bij de bepaling van de locatie van de inkomdeuren van het station de verschillende omliggende wijken moeten worden bediend;

Dat ze zich vragen stelt over de toekomst van de opslagplaats van Delhaize, van de Vandepeereboomstraat en van de busstelplaats; Dat de Commissie na de recente aankondiging van het bedrijf Delhaize om de huidige gebouwen te verlaten van mening is dat deze gebouwen kunnen worden opgenomen in de algemene reflectie over de toekomst van deze site; Dat ze nota neemt van het feit dat deze site het voorwerp uitmaakt van een stedenbouwkundige studie naar verschillende programmeringsscenario's die gezamenlijk door perspective.brussels en citydev.brussels wordt uitgevoerd en begin 2020 zou moeten aanvangen, en dat deze site tot een door de Regering aangenomen voorkoopperimeter behoort;

Dat ze zich ook vragen stelt bij de stelplaats van de MIVB (Jacques Brel) die zich op 50 m van de site bevindt en dat ze zich afvraagt of het zin heeft om in deze zone, die een van de grootste multimodale polen (station Brussel-West + Weststation) van het Gewest is, een grote parking/stelplaats voor bussen te hebben: dit terrein zou verstandiger kunnen worden ingezet voor functies die de nabijheid van multimodale toegangspunten vereisen; Dat de Commissie van mening is dat het RPA de stelplaats in zijn reflectie zou kunnen opnemen;

Overwegende dat de Regering voorziet dat het reglementaire luik van het RPA zich op het GGB richt omdat de bestemmingen die zijn bepaald door het in het GBP vastgestelde GGB-programma prioritair verdeeld moeten worden binnen de zone;

Dat er aangaande de kwestie van de verbanden tussen het plan en de omliggende openbare ruimten hierboven al is uiteengezet dat een grootstedelijke dimensie werd nagestreefd door openbare ruimten in te richten die aansluiten op de openbaarvervoerknooppunten en door de inschrijving van een fiets- en voetgangerspromenade in een verkeersas die een groot deel van het Gewest doorkruist (Lijn 28); Dat de openbare ruimten verbonden zijn met de bestaande stedelijke structuur;

Dat bovendien: - de oversteekplaatsen tussen de toekomstige blokken van het Kwadrant Wijk de fiets- en voetgangerspromenade L28 met de Vandenpeereboomstraat verbinden in de as van de bestaande wegen; - de hoofdingang van het toekomstige park op het kruispunt met het Westplein ligt; - de geplande inrichting van het Beekkantplein rekening houdt met de doorstroming van het verkeer tussen de diverse groene ruimten;

Dat er tijdens de reflectie en/of studie rekening is gehouden met naburige projecten; dat deze niet van die aard zijn dat ze de opties van het plan in vraag stellen, noch dat ze een uitbreiding van de perimeter van het plan rechtvaardigen;

Dat de Delhaize-site bijgevolg het voorwerp uitmaakte van een stedenbouwkundige studie die door perspective.brussels en citydev.brussels samen is uitgevoerd en op 21 april 2020 werd beëindigd; Dat er verschillende programmeringsscenario's werden uitgewerkt en dat citydev.brussels de Delhaize-site heeft gekocht; Dat het in OGSO gelegen blok van een kleine 4 ha moet worden ontwikkeld in overeenstemming met voorschrift 9bis.4 van het GBP (projecten van meer dan 10.000 m2); Dat het deel van de Delhaize-site dat aan de andere kant van de Osseghemstraat gelegen is, zal moeten voldoen aan de voorschriften van het GBP voor sterk gemengde gebieden, voorschriften die deze herontwikkeling perfect kunnen kaderen;

Dat er wat de MIVB-stelplaats 'Jacques Brel' betreft, op 20 oktober 2020 een stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd voor de bouw van een tijdelijke metrostelplaats langs lijn 28 (10 jaar); Dat het belangrijkste deel zich op de site van het Weststation bevindt, maar dat er op de site 'Jacques Brel' ook enkele kleine aanpassingen buiten het plan nodig zijn (verbinding van metrostelplaats met de stelplaats Jacques Brel), die een uitbreiding van de perimeter van het plan echter niet rechtvaardigen;

Dat de site 'Jacques Brel' een operationele infrastructuur is die op korte termijn geen grootschalige werken nodig heeft, maar dat het interessant zou zijn om na te denken over een betere stedelijke integratie van deze grote infrastructuur in een dicht weefsel; Dat deze uitdaging op het vlak van ligging en tijdelijkheid niet aan bod komt in het RPA Weststation;

Dat het tot slot eenvoudiger is om het programma voor de brouwerij dat nog niet vastligt, op basis van de mogelijkheden die door het GBP voor dit gebouw worden toegelaten te ontwikkelen dan deze mogelijkheden in het plan te willen vastleggen;

Overwegende dat de Regering het ook niet nuttig acht om het reglementaire luik van het plan naar aangrenzende sociale woningen uit te breiden, maar dat het strategische luik van het plan met name voorziet in de aanleg van verbindingen tussen de kwadrant Campus en het Marie-Josépark, via te renoveren sociale woningen, met meerdere implicaties die erin worden toegelicht (open ruimten onderaan de woonblokken, afbraak of verplaatsing van garageboxen, activering van open ruimten);

Dat het strategische luik over het algemeen ook de omgeving omvat en richtsnoeren vastlegt, zoals de vergroening en de inrichting van de openbare ruimten, die hoofdzakelijk op de Vandepeereboomstraat betrekking hebben, zonder dat daarvoor het reglementaire luik moet worden uitgebreid; 4.Woningen 4.1 Sociale woningen en gemengdheid Overwegende dat de Economische en Sociale Raad en de Milieuraad uitdrukkelijk vragen om het voor sociale woningen voorziene aandeel te voorzien en te bepalen; Dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om minstens 20% van het totale aantal nieuw te bouwen woningen voor nieuwe sociale woningen te voorzien; Dat een reclamant vraagt dat 100% van de woningen die op openbaar terrein worden gebouwd openbaar zijn en dat op 100% openbare woningen 60% sociaal is;

Dat anderen vragen dat alle op de site voorziene woonoppervlakken voor sociale woningen worden voorbehouden met het oog op een duurzaam en democratisch beheer van deze gronden op lange termijn en dat de CLTB wordt betrokken bij de verwezenlijking van de woningen;

Dat een reclamant vraagt om de sociale gemengdheid van de wijk te handhaven;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie kennisneemt van het feit dat het RPA voorziet in 80% openbare woningen en 20% privéwoningen; Dat ze de vraag naar sociale woningen ondersteunt;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het GPDO vermeldt dat het de bedoeling is om van 80% van de in de zone te creëren woningen openbare woningen te maken (ofwel ongeveer 360 openbare woningen), die in de kwadrant Wijk zouden kunnen worden verwezenlijkt;

Dat er, gezien enerzijds de aanzienlijke gewestelijke behoeften op het vlak van de creatie van sociale en middenklassewoningen en anderzijds de reeds zeer sterke aanwezigheid van sociale woningen in de onmiddellijke omgeving van de site, wordt overwogen om veel openbare woningen te voorzien (het GPDO beveelt 360 openbare woningen aan) met daarbij meer koopwoningen in de middenklasse zodat de bewoners van sociale woningen die de sociale ladder opklimmen in de wijk blijven;

Dat in andere gewestelijke sites in zones waar veel minder sociale woningen liggen er meer zouden kunnen worden gebouwd om een grotere sociale mix te creëren in het hele Gewest;

Dat deze reflectie idealiter op regionale schaal plaatsvindt om de doelstellingen van de gewestelijke beleidsverklaring inzake de bouw van sociale woningen te kunnen verwezenlijken; Dat door de inlassing van bijkomende werkzaamheden de sociale en middenklassewoningen beter zouden kunnen worden verdeeld over de zone van het Weststation en omgeving terwijl de bestaande sociale woningen worden gerenoveerd en beter aangepast aan de behoeften;

Dat een gewestelijke openbare exploitant, namelijk Citydev, belast is met de uitvoering van het plan;

Dat de reflectie over de beste verdeling voor de site van het Weststation (sociale woningen, bescheiden of middelgroot en om te kopen of huren) buiten het RPA kan worden voortgezet, in overeenstemming met de doelstellingen van het GewOP en rekening houdend met verschillende factoren die in dit stadium nog niet volledig vaststaan (behoeften, sociaal-economisch evenwicht, financiële haalbaarheid, aanwezigheid van openbare woningen in de omgeving van de site en de staat van deze woningen, verdeling op gewestelijk niveau, ...);

Dat het bijgevolg niet wenselijk is om deze elementen strikt genomen in het RPA te preciseren; 4.2 Soorten huisvesting en omkeerbaarheid Overwegende dat de GMC vraagt om aangepaste woningen voor personen met beperkte mobiliteit te voorzien;

Overwegende dat een reclamant vraagt dat het RPA oplossingen voorstelt voor de huidige overbezetting van een deel van de sociale woningen in de wijk en pleit voor ruime sociale woningen zodat er aan de vastgestelde behoeften kan worden tegemoetgekomen en zodat mobiliteitsproblemen kunnen worden beperkt; Dat een reclamant vraagt om de derde leeftijd niet te vergeten;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vaststelt dat het woonmodel aan het veranderen is, vraagt welk type van sociale huisvesting er wordt beoogd en voorstelt om een deel voor te behouden voor nieuwe woonvormen (bv. cohousing);

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie verzoekt om een denkoefening te verrichten over de omkeerbaarheid van de woningen en om de nodige regels te specificeren voor de eventuele conversie van traditionele woningen naar andere vormen van huisvesting;

Overwegende dat de op de site te ontwikkelen typologie van woningen (PBM, grootte, cohousing, ...) niet onder het RPA valt, dat de algemene territoriale ontwikkeling van de site plant (bestemmingen, bouwprofielen, erfgoed, ...), maar onder de latere procedures en vergunningsaanvragen die respectievelijk door de projectleiders worden uitgevoerd en ingediend;

Dat de kwestie van de omkeerbaarheid van de bestemming van gebouwen in het strategische luik wordt behandeld, waarbij het niet nuttig wordt geacht om dit in het reglementaire luik te verduidelijken; 4.3 Uitvoering en operationele nota Overwegende dat de gemeente Molenbeek vraagt om de sociale woningen gelijktijdig met of vóór de andere woningen te bouwen;

Overwegende dat reclamanten wensen dat de grond van de volledige site openbaar eigendom blijft, in tegenstelling tot de site van Tour & Taxis; Dat voor alle woningen die op het terrein worden gebouwd reële rechten worden gebruikt om de eigendom van het terrein te scheiden van de eigendom van het gebouw, ongeacht de exploitant (openbaar, gemeenschappelijk of privaat);

Overwegende dat reclamanten vragen dat er mechanismen worden ingevoerd om dit niet-speculatieve bezit op lange termijn te garanderen; Dat er voor alle op het terrein gebouwde woningen anti-speculatieve voorwaarden gelden, zodat de woningen altijd betaalbaar blijven voor het oorspronkelijke doelpubliek;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie voorstelt om een operationeel luik uit te werken teneinde te verduidelijken hoe een dergelijke huisvesting in de praktijk kan worden ontwikkeld (aanwijzing van de exploitanten, een budget en een tijdschema);

Dat ze ervan kennisneemt dat een operationele nota met daarin deze elementen momenteel door de MSI in samenwerking met de referent huisvesting wordt opgesteld;

Overwegende dat ze vraagt om na te denken over de formules die het mogelijk maken om de grond openbare eigendom te laten blijven: bijvoorbeeld door een opsplitsing van de zakelijke rechten tussen eigendom van de bebouwing en van de grond (erfpacht);

Dat de Commissie, indien het terrein niet openbaar zou zijn, voorstelt om de bedoelingen op het vlak van type huisvesting en het wenselijke aandeel sociale woningen in een reglementair document uiteen te zetten;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de operationele nota's een belangrijk element zijn voor de tenuitvoerlegging van de RPA's, maar dat zij geen deel uitmaken van het dossier van het RPA; Dat het om extra evolutieve documenten gaat die afhankelijk zijn van met name het resultaat van bepaalde eigendomsoverdrachten in de loop van de onderhandeling teneinde het openbare beheer van een deel van de grond te verzekeren en/of afhankelijk zijn van openbare financiering;

Dat het bovendien niet gerechtvaardigd is om de uitvoering van het plan complexer te maken door tussen sociale woningen en andere woningen een fasering in te voeren; Dat de uitvoering van het plan is toevertrouwd aan een openbare ontwikkelaar (Citydev); Dat het aandeel te realiseren sociale woningen wordt bepaald op basis van verschillende factoren die in dit stadium nog niet volledig vaststaan (gewestelijke verdeling, sociaal-economisch evenwicht, financiële haalbaarheid, ...); 5.Productieactiviteiten 5.1 Behoud van ruimten voor productieactiviteiten Overwegende dat de Milieuraad aanraadt om te bepalen welk percentage bestemmingen voor productieactiviteiten moet worden voorbehouden;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie het eens is met de Milieuraad en voorstelt om in het reglementaire luik van het RPA een percentage van de economische activiteiten te preciseren, dat voor deze site gereserveerd moet worden ten opzichte van de woningen; Dat de productieactiviteiten en polyvalente ruimten moeten worden bevoorrecht;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA voorziet in een ontwikkeling van 90.000 m2 waarvan de helft bestemd moet zijn voor woningen en de andere helft voor andere activiteiten (productieactiviteiten, handelsactiviteiten, voorzieningen), zonder onderlinge quota;

Dat er hoofdzakelijk voor handelszaken en kantoren oppervlaktebeperkingen per gebouw zijn vastgelegd, zodat hun ontwikkeling kan worden verwezenlijkt binnen aanvaardbare limieten in functie van de zone waar ze gelegen zijn;

Dat het bijgevolg niet wenselijk is om in het plan precieze quota voor de verschillende functies vast te leggen; Dat vooral in de operationele fase de aansluiting bij de bestaande behoeften kan worden gezocht, met name dankzij de expertise van Citydev dat belast is met de tenuitvoerlegging van het RPA; Dat het ook toelaat om het plan met de evolutie van de noden aan te passen, zonder dat het definitief met een quota vastgezet is; 5.2 Behoud van sociaal-economische kenmerken van de wijk Overwegende dat de KCML vraagt om de ontplooiing van ondernemingen die het uitzicht van het 'historische Molenbeek' hebben bepaald, te herbevestigen en op te waarderen;

Dat een reclamant aanbeveelt om aandacht te schenken aan de specifieke behoeften van ondernemingen en aan de beperkingen die zij in een dichte stedelijke omgeving kunnen creëren; Dat een reclamant zich afvraagt wat er voorzien is om werkgelegenheid te creëren;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vraagt om rekening te houden met de sociaal-economische kenmerken van de omliggende wijk (hoge werkloosheid) en om activiteiten voor te stellen in lijn met de behoeften/vraag van de arbeidsmarkt; Dat de voorkeur moet worden gegeven aan productieactiviteiten die rekening houden met de werkloosheidscijfers en de lokale vraag op de arbeidsmarkt om het risico te vermijden dat er administratieve activiteiten worden aangetrokken waarvoor een goede toegankelijkheid vereist is;

Dat ze van mening is dat het voor een succesvolle functionele mix noodzakelijk is om de sociale en culturele kenmerken van de bevolking in deze wijk te behouden; Dat het erom gaat een communautaire en plaatselijke economie om te vormen tot een stedelijke economie die ten goede komt aan de gehele plaatselijke en Brusselse bevolking;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat in het strategisch luik de ruimtelijke vorm van het kwadrant Wijk is ontworpen om plaats te kunnen bieden aan economische activiteiten van diverse aard, met in het bijzonder een mogelijkheid van dubbele hoogte aangepast voor de productieactiviteiten en bepaalde voorzieningen, bijvoorbeeld sportvoorzieningen en soorten kmo-werkplaatsen;

Dat de keuze van de toegestane bestemmingen in de kwadranten Campus en Wijk toelaat om economische activiteiten te ontwikkelen die werk kunnen bieden aan de buurtbewoners en in zekere zin een verlengstuk vormt van het gemengd weefsel woning/onderneming in de bestaande wijken in het oosten;

Dat voor het overige de kwesties van een ontwikkeling in lijn met de sociale en economische kenmerken, alsook de behoeften en vragen over de arbeidsmarkt in de operationele fase en niet in het plan worden behandeld, met dank aan de expertise van Citydev; 6. Voorzieningen van collectief belang Overwegende dat de Economische en Sociale Raad vraagt om: a.de behoeften van de wijk op het gebied van collectieve diensten en voorzieningen te bepalen en om ermee rekening te houden bij de ontwikkeling van het RPA, teneinde het aanbod aan te passen aan de behoeften van zowel de wijk als van het toekomstige project dat op de site 'Weststation' zal worden ontwikkeld; b. een bepaald aantal m2 toe te wijzen voor activiteiten zoals een tewerkstellings- en opleidingspool en zo het bestaande aanbod via de 'Infrabel Academy' aan te vullen; Dat de Milieuraad aanbeveelt om onder de op de site geplande voorzieningen zeker scholen en crèches te voorzien;

Dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om: - onder de openbare voorzieningen minstens een indoorspeelruimte voor de allerkleinsten en een jeugdhuis te voorzien; - erover te waken dat er voldoende openbare voorzieningen voor kinderopvang en onderwijs worden gebouwd; dat ze minstens één crèche en één school wenst te bouwen met een opvangcapaciteit die in lijn ligt met het aantal woningen; - conciërges op de site te voorzien zodat er sociale controle is en een lokaal voor de gemeentelijke preventiediensten in te richten;

Dat een reclamant aanbeveelt dat het RPA prioritair voorziet in scholen en crèches en dat het RPA een kader voorziet voor de bouw van gemeenschappelijke ruimten en studielokalen die ter beschikking van de inwoners staan; Dat een andere reclamant aanbeveelt om geen huiswerkschool te voorzien omdat dit het gettokarakter kan versterken;

Dat nog een andere reclamant vraagt om een stille, goed verlichte en verwarmde ruimte voor studenten te voorzien; Dat een reclamant vraagt om de derde leeftijd niet te vergeten;

Overwegende dat de Economische en Sociale Raad en de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vragen om collectieve voorzieningen (bv. crèches, scholen enz.) te ontwikkelen op hetzelfde moment dat of voordat de woningen worden gebouwd;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie het eens is met de reclamanten die vaststellen dat het RPA ondanks het alarmerende tekort aan opvanginfrastructuren voor kinderen en baby's deze kwestie niet aankaart; Dat bij de uitwerking van het RPA rekening moet worden gehouden met de behoeften aan collectieve diensten en voorzieningen van de wijk, zodat het aanbod aan deze behoeften kan worden aangepast;

Dat de diensten gelijktijdig met of vóór de woningen moeten worden ontwikkeld (crèches, scholen, indoorspeelruimte voor de allerkleinsten, jeugdhuis);

Dat de commissie bovendien vraagt om, gezien het aantal knelpuntberoepen, meer in het bijzonder een technische school te voorzien, die zou beantwoorden aan de mogelijke vraag van de aanwezige bevolking in de omliggende wijken;

Dat ze daarnaast preciseert dat een station een platform is dat zich ontwikkelt en veel bezoekers ontvangt; Dat de voorzieningen dus met de toekomstige behoeften moeten rekening houden;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de behoeften op het vlak van voorzieningen van de wijk legio zijn; Dat de in het RPA voorgestelde bestemmingen en stadsvormen het mogelijk maken om feestzalen, gemeenschappelijke en multifunctionele ruimten voor de inwoners, alsook scholen, crèches, sportinfrastructuren enz. te voorzien;

Dat het niet wenselijk is om in het plan de verwezenlijking van bepaalde specifieke voorzieningen en/of een bepaald aantal m2 of een percentage van voorzieningen van deze of gene aard of in verhouding tot de productieactiviteiten op te leggen, aangezien enerzijds de verwezenlijking van voorzieningen afhangt van de verwerving van financiële steun die op dit moment nog niet gegarandeerd is en er anderzijds een zekere flexibiliteit moet worden gehandhaafd zodat er vóór de uitvoering van het plan nog aan andere behoeften kan worden tegemoetgekomen;

Dat de mogelijkheden van productieactiviteiten ook beter niet worden ingeperkt door oppervlakten voor te behouden voor voorzieningen die misschien niet gerealiseerd worden. Omgekeerd is het niet aangewezen om de realisatie te verhinderen van voorzieningen die grote oppervlakten vereisen door te veel ruimten te voorzien voor de productieactiviteiten;

Dat het niet wenselijk is om de uitvoering van het plan onnodig complex te maken door vereisten inzake de voorafgaande of gelijktijdige realisatie van voorzieningen ten opzichte van de realisatie van woningen; Dat er in dit opzicht een zekere flexibiliteit moet worden gehandhaafd; 7. Geplande dichtheid Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt om de dichtheid van nieuwe woningen in de perimeter van het RPA op redelijke wijze en in lijn met het aanbod aan groene ruimten te beperken;Dat een reclamant betreurt dat uit de onder het publiek verspreide plannen het aantal voorziene woningen niet kan worden afgeleid, maar dat de meegedeelde cijfers bovendien te hoog zijn, gezien de huidige dichtheid (het programma zou zich kunnen beperken tot een grote natuurlijke ruimte met een fietspad, productieactiviteiten en een school);

Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt dat het RPA rekening houdt met het risico van een té sterke dichtheid, zoals blijkt uit het MER, die het gevolg is van het ontbreken van beperkingen die nodig zijn om de in het RPA bepaalde optimale vorm te behouden en die tot aanzienlijke negatieve externaliteiten (overschrijding van de doelstelling van 90.000 m2 vloeroppervlakte, verlies aan kwaliteit van de woningen, slechte stadsintegratie in het bouwkader, kwaliteitsverlies van de promenade L28) zou kunnen leiden;

Dat het aanbeveelt de dichtheid te verlagen om zo de groene ruimten in de twee noordelijke kwadranten te behouden; Dat het met name vraagt om de vloeroppervlakten voor de sokkel van de 'verhoogde promenade' in het kwadrant Wijk te verrekenen in de totale bebouwbare oppervlakte van maximaal 90.000 m2, omdat het om een maximale bouwdichtheid gaat;

Dat het vraagt om te onderzoeken welke opportuniteit het aangekondigde vertrek van het bedrijf Delhaize van de historische site aan de Osseghemstraat, binnen de perimeter, kan bieden en in het bijzonder hoe dit kan helpen om het (zeer volle) programma van het RPA te verlichten, de geluidshinder voor de toekomstige woningen te beperken en de integriteit van de twee kwadranten in het noorden werkelijk in stand te houden, meer in het bijzonder van het 'noordwestelijke' kwadrant, genaamd 'ruimte gewijd aan de biodiversiteit', waar heel veel gebieden voor voorzieningen, administratieve activiteiten en huisvesting bijeen liggen;

Overwegende dat een reclamant vraagt om niet horizontaal te bouwen om de onbebouwde oppervlakte in stand te houden;

Overwegende dat een reclamant de té sterke dichtheid betreurt, net als het feit dat de toename van de dichtheid een negatieve impact op de mobiliteit zal hebben;

Overwegende dat de Regering wenst te benadrukken dat de oorspronkelijke schatting van het bouwpotentieel, zoals dit in een eerste richtschema werd bepaald, met de helft is gezakt in het planontwerp bij de bepaling van de gewenste stadsvorm, rekening houdend met de beperkingen van de bestaande context, als gevolg van de definitiestudie van het ATO in 2015; Dat de recente demografische verwachtingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wijzen op een toename van de Brusselse bevolking op middellange en lange termijn;

Dat het noodzakelijk is om bouwgrond te mobiliseren en een antwoord te bieden aan de huidige en toekomstige behoeften op het gebied van huisvesting, voorzieningen en aanverwante diensten, maar ook op het gebied van economische activiteit;

Dat in Brussel meerdere studies en verklaringen van de Regering hebben uitgewezen dat de behoefte bestaat om de stedelijke structuur te verdichten, om een polycentrisch gewest te creëren dat de levenskwaliteit verzekert; Dat de in het ontwerp van RPA voorgestelde dichtheid het toelaat om, binnen de perken van een redelijke stadsvorm waarbij de bouwhoogten zijn beperkt tot een gemiddelde van de bestaande bouwhoogten in de omgeving en waarbij grote groene ruimten behouden blijven, deels tegemoet te komen aan de enorme behoeften aan openbare voorzieningen, huisvesting en economische activiteiten;

Dat de effectenbeoordeling heeft kunnen aantonen dat de milieu-effecten van deze dichtheid beperkt zijn, in het bijzonder op het vlak van mobiliteit; Dat het ontwerp stedelijke uitbreiding vermijdt en toelaat om grote delen voor groene ruimten voor te behouden door de nieuwe ontwikkelingen in twee van de vier kwadranten te concentreren;

Dat de reconversie van de Delhaize-site, die het voorwerp uitmaakte van een stedenbouwkundige studie die op 21 april 2020 is afgerond en die wordt beschouwd als een reconversie uit hoofde van artikel 9.bis.4 van het GBP, geen invloed zal hebben op de opties van het plan, omdat ze slechts tegemoetkomt aan een deel van de behoeften inzake huisvesting, voorzieningen en productieactiviteiten, en op redelijke wijze rekening houdt met de dichtheid;

Dat er bijgevolg geen reden is om de dichtheid van het ontwerp te verminderen; Dat het om redenen die bij de opvolging van de aanbevelingen van het MER naar voren zijn gekomen en die erop gericht zijn een zekere flexibiliteit in de uitvoering van het plan te behouden, zonder daardoor de uitvoering van het programma al te zeer te beteugelen, niet nodig wordt geacht om in het reglementaire luik nog dwingendere regels inzake hoogte, diepte enz. te voorzien, aangezien uit het onderzoek van aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning blijkt dat de principes voor de inrichting in het strategische luik een toereikende waarborg lijken te zijn;

Dat voor het overige de vloeroppervlakten van de sokkel van het kwadrant Wijk volgens de definities inzake vloeroppervlakten van het GBP zullen worden verrekend, op het ogenblik van de aflevering van de stedenbouwkundige vergunning en in functie van de voorziene bestemmingen; 8. Interactie met het industrieel patrimonium en aanvraag van aanvullende studies Overwegende dat de KCML het betreurt dat er bij de samenstelling van het dossier van het RPA geen grondige historische en gezondheidsstudies zijn uitgevoerd naar getuigen van de industriële activiteit op de site (steenkoolhal, Delhaizehal) en vraagt om aanvullende studies uit te voeren om na te gaan op welke verschillende manieren het erfgoed van de 'Delhaizehallen' kan worden omgebouwd, waarbij het volledig in zijn waarde wordt gelaten (materialiteit en verleden van de site) met het oog op integratie in het programma en duurzame ontwikkeling (hergebruik), en om het industriële verleden te heractiveren door de resten van de nog aanwezige spoorwegen te bewaren en/of op te waarderen omdat ze elementen van klein erfgoed zijn die verwijzen naar het verband tussen het braakliggende terrein en de Delhaize-site; Dat een reclamant vraagt om de bunkers te behouden die zich nog op de site bevinden en om de nog aanwezige spoorwegrails op de site te benadrukken;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat er voor elke interventie op de site een grondigere studie nodig is van de te beschermen erfgoedelementen; Dat het programma van het RPA geen afbreuk doet aan de mogelijkheid om de elementen van het industriële erfgoed op te waarderen; Dat het strategische luik van het plan deze opwaardering bovendien aanbeveelt; Dat deze kwestie moet worden onderzocht tijdens de uitvoeringsprojecten; Dat urban.brussels is gevraagd naar het vermoedelijke bestaan van bunkers maar dat er geen informatie is gevonden die de aanwezigheid van deze bunkers bevestigt; 9. Formulering en leesbaarheid van het RPA Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt dat de formuleringen van het RPA eenvoudiger zouden zijn en aangepast aan een niveau van territoriale programmering; Dat een reclamant vraagt om geen jargon, 'verzonnen' termen en bijzondere uitdrukkingen te gebruiken zonder ze op voorhand uitdrukkelijk uit te leggen en om onvolledige passages te vervolledigen (bv. bepaalde alinea's op pagina's 64, 70 en 78 bevatten enkel sleutelwoorden);

Overwegende dat een reclamant van mening is dat de schema's in het RPA moeilijk leesbaar zijn voor de inwoners en de inschatting van de gevolgen van de gekozen richtingen bemoeilijken Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat de tekst van het strategische luik aandachtig is herlezen en dat bepaalde minder duidelijke formuleringen zijn geschrapt of aangepast, zonder de inhoud van de voorstellen van het RPA echter te veranderen;

Dat de schema's louter indicatief zijn gegeven, zoals aan het begin van het strategische luik wordt vermeld; Dat er aandacht is besteed aan een gevarieerd gebruik van soorten illustraties (foto's van de maquette, plannen, schema's, doorsneden, fotomontages, ...) zodat elk type lezer de richtingen van het RPA beter kan visualiseren;

B. STRATEGISCH LUIK c. De site openen van binnenuit Overwegende dat een reclamant zich vragen stelt bij de globale visie van het project met betrekking tot de vier kwadranten en over de reden voor het openen van de site van 'binnenuit'; Overwegende dat de Regering van mening is dat er van een oorspronkelijke beperking wordt uitgegaan, namelijk de breuklijn die op de site door de spoorinfrastructuur wordt gevormd, teneinde de ontwikkeling van de site te structureren; Dat de kwadranten worden afgebakend door twee ontwikkelingen in lijn met deze breuklijn, namelijk de fietsers- en voetgangerspromenade langs de spoorweg in de Noord-Zuidas, en de nieuwe Beekkant-voetgangersbrug in de Oost-Westas;

Dat de globale visie leidt tot evenwicht en complementariteit in de dominante functies van de verschillende kwadranten; Dat deze visie door een snelle ontwikkeling van het hart van de site deel zal uitmaken van de imagoverandering van het braakliggende terrein van het Weststation en zal bijdragen tot een herontdekking van het spoorweglandschap;

Fietsers- en voetgangerspromenade L28 Overwegende dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om de continuïteit van de fietsers- en voetgangerspromenade buiten de site, aan beide kanten van het huidige braakliggende terrein van het Weststation, te verzekeren;

Dat een reclamant vraagt om het in het milieueffectenrapport bestudeerde alternatief te kiezen, dat de fietsers- en voetgangerspromenade op grondniveau laat lopen aan de kant van de Vandenpeereboomstraat, en in dit geval, waar de promenade niet als 'balkon' is ontworpen, zou het volstaan om de zo dicht mogelijk bij de assen/rails te plaatsen geluidswerende muren te verhogen (het MER vermeldt dat deze muren sowieso nodig zijn, zelfs bij een verhoogde promenade);

Dat een reclamant het als positief benadrukt dat de fietsas 28 in het project is opgenomen, aangezien de fiets een antwoord biedt op de vele mobiliteitsuitdagingen als gevolg van de demografische groei;

Dat een reclamant vraagt om een rechtstreekse verbinding te realiseren tussen de fietsroute L28 die over de sokkel van de gebouwen aan de Vandenpeereboomstraat loopt en de voetgangersbrug;

Overwegende dat de Regering bevestigt dat het wel degelijk de bedoeling van het RPA is om de fietsers- en voetgangersverbinding L28 op te nemen in een regionale continuïteit van de Tour & Taxis-site tot aan het Zuidstation; Dat deze continuïteit bovendien het onderwerp is van een haalbaarheidsstudie die momenteel door Beliris wordt uitgevoerd; Dat het ontwerp van RPA voorziet in tal van verbindingen tussen dit fiets- en voetpad en de omliggende openbare ruimten, en met name de Beekkant-voetgangersbrug en de Vandenpeereboomstraat;

Dat er in de Vandenpeereboomstraat een tweerichtingsfietspad is voorzien, maar dat het niet wenselijk is om het fiets- en voetpad rechts van het kwadrant Wijk en het kwadrant Geactiveerd Park te verwijderen;

Dat dit pad zich in het midden van de te ontwikkelen site bevindt;

Dat het balkon voor fietsers toegankelijk moet zijn om het gebruik ervan te versterken;

Dat via dit pad de Beekkant-voetgangersbrug door fietsers kan worden bereikt;

Dat het ook de toegankelijkheid en het gebruik van het Geactiveerd Park versterkt;

Dat het alternatief waarbij het fiets- en voetpad niet verhoogd op de sokkel van de kwadrant Wijk wordt geplaatst, in het MER werd beoordeeld;

Dat dit alternatief om diverse redenen werd verworpen (insluiting van het pad tussen de omheining van de spoorweg en verhoogde bouwprofielen, zwakke landschappelijke kwaliteit, noodzaak om een helling te voorzien waarbij het grote hoogteverschil met de Ninoofsesteenweg moet worden opgelost, ...);

Dat de andere klachten over programmatische aspecten in verband met de inrichting van de promenade in het kader van het kwadrant Wijk zijn behandeld;

De voetgangersbruggen Overwegende dat de GMC vraagt om bij de inrichting de voorkeur te geven aan hellingen in plaats van liften zodat PBM's zich vlotter kunnen verplaatsen (permanente toegang, geen toegangscontrole, geen onderhoudsproblemen, sneller, en geschikt voor alle gebruikers); Dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om infrastructuur voor overbrugging van de spoorweginrichtingen te voorzien zodat PBM's de site kunnen oversteken;

Dat de GMC vraagt om de toegankelijkheid van de Beekkant-voetgangersbrug voor iedereen (voetgangers, fietsers, PBM's) te verzekeren, zonder dat er een lift voorzien is;

Dat een reclamant vraagt om de conclusies van de studie 'hub Beekkant' in het RPA op te nemen, zodat kan worden bepaald of de 'Beekkant-voetgangersbrug' haalbaar is in het huidige kader van het ontwerp van RPA (strategisch en reglementair luik), en wat de gevolgen zijn voor de m2 bebouwbare oppervlakte van een nieuwe oversteekplaats in het zuiden en op het aantal m2 park als de nieuwe oversteekplaats meer naar het noorden zou worden geplaatst;

Dat een reclamant zich afvraagt of het mogelijk is om tijdens de werkzaamheden aan de Beekkant-voetgangersbrug een tijdelijk fietspad aan te leggen zodat het braakliggende terrein met de fiets kan worden overgestoken;

Dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om een zekere flexibiliteit te handhaven bij de plaatsing van de Beekkant-voetgangersbrug voor overbrugging van de spoorweginfrastructuur, met name wat betreft bewegingsvrijheid voor zover ze het Beekkantstation en het Westplein met elkaar verbindt;

Dat een reclamant vraagt om de 'voetgangersbrug Park' op de as van de Groeninghestraat te laten uitkomen zodat de wegen van de door Victor Besme ontworpen 'ganzepoot' worden opgewaardeerd en het traject van de voetgangersbrug Park wordt vereenvoudigd en zo de toegankelijkheid voor PBM's wordt verzekerd;

Dat de KCML aanbeveelt om de vorm van de door Victor Besme ontworpen ganzepoot te herwaarderen door een dynamische ruimte te creëren waar de voetgangersbrug Park op kan uitkomen en om bijgevolg de finaliteit en het eindpunt van de nieuwe voetgangersbrug Park zoals bepaald door het RPA te herzien;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA voorziet in nieuwe openbare doorgangen en drie nieuwe voetgangersbruggen; Dat het strategische luik meermaals de nadruk legt op de goede toegankelijkheid van de nieuwe openbare ruimten voor alle gebruikers;

Dat het reglementaire luik bovendien oplegt dat minstens een van de drie openbare doorgangen en een van de drie voetgangersbruggen toegankelijk moet zijn voor zowel voetgangers, PBM's en fietsers; Dat deze verplichting niet als dusdanig wordt herhaald voor de andere openbare doorgangen en voetgangersbruggen omdat de aanleg van hellingen voor fietsers en/of PBM's veel ruimte inneemt op grondniveau waardoor de parkruimten kleiner worden; Dat het daarentegen wordt aangemoedigd om rekening te houden met de toegankelijkheid voor alle zachte mobiliteit; Dat de keuze om al dan niet liften te voorzien ruimtelijke en budgettaire beperkingen inhoudt die in het kader van het RPA niet in detail konden worden onderzocht; Dat het RPA zich bijgevolg houdt aan de algemene overwegingen in verband met de toegankelijkheid voor de diverse gebruikers;

Dat er in verband met de Beekkant-voetgangersbrug uitdrukkelijk moet worden vermeld dat de locatie ervan louter indicatief is; Dat het gezien recente studies aannemelijk is dat de plaats nog zal verschuiven zodat de bestaande voetgangersbrug tijdens de werkzaamheden in gebruik kan blijven (het indicatieve luik vermeldt bovendien dat het braakliggende spoorwegterrein tijdens de werkzaamheden moet kunnen worden overgestoken);

Dat deze aanpassing het eveneens mogelijk zou maken om in de sokkel van de voetgangersbrug uitrusting te voorzien (overeenkomstig het ontwerp van RPA), zodat er beter kan worden voldaan aan de behoeften aan uitrusting of zodat eventueel een deel van de open ruimte in het park kan worden vrijgemaakt zonder dat daarvoor de bouw van een overdekte openbare ruimte in het gedrang komt; Dat de nieuwe Beekkant-voetgangersbrug op verschillende manieren kan worden geplaatst zonder dat dit ten koste gaat van het programma van bestemmingen van de kwadrant Wijk of de ruimten in het park;

Dat het tracé van de voetgangersbrug Park ook louter indicatief is gegeven, wat nog uitdrukkelijk moet worden verduidelijkt; Dat deze brug als eerste wordt gebouwd om het Westplein en het Beekkantplein door een nieuwe passage met elkaar te verbinden en zo het onderbrekende effect van de spoorweglijn te matigen, ongeacht de aard van het project dat rechts van de Steenkoolhal zal worden verwezenlijkt; Dat de inrichting van het park in samenwerking met de omwonenden moet worden ontworpen; Dat de plaats van de voetgangersbrug bij die gelegenheid kan worden onderzocht; Dat deze keuze hoofdzakelijk afhangt van het lot van de Steenkoolhal, dat ook moet worden bestudeerd bij de uitvoering van het plan; Dat het niet wenselijk is om de locatie van de voetgangersbrug en de hal op het plan vast te zetten;

Overkapping van de spoorweg Overwegende dat een reclamant aanbeveelt om het idee van kleine en smalle voetgangersbruggen te vergeten en de voorkeur te geven aan brede en vrije toegangen in de openlucht, en om de spoorweg te overdekken met een grote esplanade die niet alleen de twee kanten maar ook de vier kwadranten onderling met elkaar verbindt; Dat hij zich afvraagt of een overdekking van de spoorweglijn mogelijk is;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vaststelt dat er in het MER geen alternatieven voor overkapping van de spoorwegen om de geluidshinder te verminderen zijn onderzocht; Dat de constructies rond het station zo'n overkapping moeten kunnen dragen zonder dat er constructieve schade wordt veroorzaakt; Dat er diverse oplossingen kunnen worden gevonden (betonnen overkapping, deels lichte/groene structuur) die de site aantrekkelijker zouden maken en de woonomstandigheden zouden verbeteren; Dat ze tevens verwijst naar haar algemene opmerkingen over het RPA in verband met klimaatbestendigheid;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA aanbeveelt om doorgangen en voetgangersbruggen te realiseren die vlot verkeer voor alle zachte vervoerswijzen mogelijk maken; Dat het reglementaire luik vermeldt dat de doorgangen naar de Vandenpeereboomstraat minstens 10 m breed en het fiets- en voetpad L28 minstens 6 m breed moeten zijn, en dat het strategische luik vermeldt dat de Beekkant-voetgangersbrug minstens 6 m breed moet zijn;

Dat de aanbevolen bouwvorm voor de site van het Weststation vertrekt vanuit het idee om dit bijzondere spoorweglandschap in zijn waarde te laten en tegelijk de impact van de geluidshinder ervan te beperken;

Dat het RPA een beperkte overkapping van de spoorwegen aanbeveelt zodat er achteraan het Weststation een voorplein kan worden voorzien;

Dat het gezien de technische en financiële beperkingen die een grotere overkapping van de spoorwegen inhoudt, noch haalbaar noch wenselijk is om een dergelijke oplossing op te leggen; Dat deze grotere overkapping bovendien het regenwaterbeheer bemoeilijkt omdat de bestaande infiltratiezones verdwijnen; Dat het om die redenen niet nuttig werd geacht om deze mogelijkheid als een van de alternatieven in het MER te onderzoeken;

Vandenpeereboomstraat Overwegende dat er naast de eerder aangehaalde vraag om de straat in de perimeter van het plan op te nemen, verschillende reclamanten vragen om duidelijkheid te verschaffen over of te voorzien in het behoud van de bomenrij aan weerszijden van de Vandenpeereboomstraat;

Dat de GMC vraagt om de haalbaarheid van een fietspad aan weerszijden van de Vandenpeereboomstraat te controleren; Dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om de zin 'aan weerszijden van de Vandenpeereboomstraat' ( § 2, blz. 18 van het RPA) te schrappen, zodat de plaats van het fietspad niet vastligt;

Dat perspective.brussels vraagt om te garanderen dat het inplantingsproject van de fietspaden in de Vandenpeereboomstraat aangenaam fietsverkeer mogelijk maakt waarbij wordt voldaan aan de aanbevelingen van het fietsvademecum op middellange en lange termijn, en dat het voorstel de voorkeur geeft aan het behoud van de bestaande bomen en zich afspeelt in een ruimte van gevel tot gevel van 20 m 25;

Dat een reclamant vraagt om bij de herinrichting van de Vandenpeereboomstraat de voorkeur te geven aan fietsers, voetgangers, de veiligheid van alle gebruikers en een trager autoverkeer;

Overwegende dat de Regering van mening is dat het RPA niet in detail hoeft te treden over de herinrichting van de Vandenpeereboomstraat (snelheidsbeperkende inrichtingen, inrichting van de fietspaden, behoud of eventuele verplaatsing van de bomenrij, ...); Dat er om diezelfde reden wordt tegemoetgekomen aan de vraag om in dit stadium de plaats van het fietspad op de weg nog niet vast te leggen, zodat de projectontwerpers bij de uitvoering van het plan nog alle bewegingsvrijheid hebben;

Dubois-Thornstraat Overwegende dat perspective.brussels vraagt om de opportuniteit te onderzoeken van een evolutie van het ontwerpplan ten gunste van een doorgang voor bussen in de Dubois-Thornstraat indien de positieve impact van deze evolutie op de openbare ruimte van het Beekkantplein en op de activering van de Dubois-Thornstraat bevestigd wordt;

Dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om het zachte en actieve karakter van de verlenging van de Dubois-Thornstraat te garanderen en hier overdag en 's avonds actieve functies te voorzien om onveilige zones te voorkomen;

Dat een reclamant vraagt om de vermelding te schrappen van de verbinding tussen het braakland Dubois-Thorn en de groene ruimte omdat dit niet gerealiseerd kan worden gezien de huidige en toekomstige situatie;

Overwegende dat de Regering opmerkt dat er een stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd voor de verlenging van de Dubois-Thornstraat in verband met de bouw van de Infrabel Academy en dat deze inrichting gerealiseerd werd; dat dit de doorgang mogelijk maakt voor vrachtwagens om de Infrabel Academy te bedienen en het verkeer van zachte vervoerswijzen toelaat; dat de MSI een studie heeft uitgevoerd voor de coördinatie van de diverse actoren die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het Beekkantstation en de omgeving ervan in het kader van de tenuitvoerlegging van het ontwerp van RPA; dat deze studie tot de conclusie is gekomen dat de beste oplossing voor de ontwikkeling van deze multimodale pijler de aanleg is van een lus rond het station voor de doorgang van bussen, rekening houdend met de gewenste uitbreiding voor de integratie van een tweede nooduitgang ten zuiden van het station; dat, in het kader van deze studie, niet gekozen werd voor de doorgang van bussen in de verlengde Dubois-Thornstraat omdat dit conflicten zou veroorzaken met de andere gebruikers; dat de doorgang van de zachte vervoerswijzen in het verlengde van de Dubois-Thornstraat een prioriteit is; dat de logistieke bediening van de Infrabel Academy deze prioriteit van de zachte vervoerswijzen niet in het gedrang brengt omdat deze logistieke bediening slechts de doorgang van een beperkt aantal voertuigen vereist;

Dat de Regering de geplande groene verbinding vanuit het park gecreëerd op het braakland naar het Marie-Josépark en het Gasmeterplein wenst te behouden; dat zelfs hoewel het RPA een woongebied voorziet langs de Dubois-Thornstraat, de omgeving van de gebouwen het algemeen voorschrift 0.3 moet naleven dat hier een vergroening voorziet en dat, op die manier, de groene verbinding naar de groene ruimtes van het Gasmeterplein versterkt wordt;

Dat de bestemming van het gebied voor voorzieningen en productieactiviteiten Weststation, die naast productieactiviteiten ook handel en voorzieningen toelaat, zou moeten leiden tot de activering van actieve functies om zo onveilige zones te voorkomen;

Parkeermogelijkheden Overwegende dat de Economische en Sociale Raad vraagt om rekening te houden met de vraag naar parkeermogelijkheden in de volledige wijk, niet enkel op de site van het plan, om de coëfficiënt van parkeerplaatsen/woningen te bepalen met aandacht voor deelauto's;

Dat de GMC vraagt - om prioriteit te geven aan andere functies dan parking en aan te sluiten bij een langetermijnevolutie die de omkeerbaarheid en de reconversie van de parkeerplaatsen voorziet (bijvoorbeeld ondergrondse ruimten met een hogere plafondhoogte voor andere toepassingen, zoals leveringen of voorzieningen); - om te zorgen voor voldoende fietsparkeerplaatsen en dat niet alleen voor de woningen maar ook voor de bezoekers en de omwonenden; - om concrete maatregelen te plannen om het aanbod aan parkeermogelijkheden te beperken, rekening houdend met de goede bediening van het openbaar vervoer en ook om te anticiperen op de veranderende mobiliteitspraktijken, alsook op de beperking van het individueel gemotoriseerd vervoer; - om het gedeeld gebruik van de parkeermogelijkheden tussen functies te voorzien, waar het RPA geen concreet antwoord op geeft, maar om prioriteit te geven aan andere functies dan parking in de sokkel en aan te sluiten bij een langetermijnevolutie die de omkeerbaarheid en de reconversie van de parkeerplaatsen voorziet; - om voldoende parkeerplaatsen voor PBM's te voorzien; - om voldoende laadpalen voor elektrische wagens te voorzien;

Dat een reclamant aanbeveelt: o om de app ontwikkeld door parking.brussels te gebruiken in het kader van de opvolging van de effecten van het RPA aan de hand van een indicator die de evolutie van de parkeersituatie in de straten van de wijk evalueert; o om elk voorstel te vermijden van een gedeeld gebruik van de parkeermogelijkheden tussen woningen en andere activiteiten of om dit in de mate van het mogelijke te beperken tussen de verschillende andere functies van de site en om de parkeerplaatsen voor de bewoners af te scheiden; o Om een aanbod van deelauto's op te nemen in de parkeermogelijkheden, gezien de ambitieuze verhoudingen van het aantal plaatsen per woning voorgesteld door het MER en de uitstekende bediening van de site; o Om, voor de fietsparkings, oog te hebben voor de coherentie van de verdeling van de parkeerbeugels op basis van de voorgestelde activiteiten op de site en dit met name om het wildparkeren ter hoogte van stadsmeubilair, poorten en hekken van gebouwen te voorkomen; o Om een voldoende groot en evolutief aanbod aan bovengrondse fietsparkeerplaatsen te voorzien (kort parkeren) om rekening te houden met het modale aandeel van de fiets in Brussel; o Om een aanbod aan fietsparkeerplaatsen voor langdurig parkeren te voorzien dat beantwoordt aan nauwkeurige normen inzake toegankelijkheid en comfort van de gebruikers; o Om voorzieningen toe te kennen voor de distributie met vrachtfietsen (bv. opslagplaats, eigen stalling, laad-/losruimte, enz.); o Om de verhouding voorgesteld door het MER (1,2 - 1,4 plaatsen per woning) bij te sturen bij de precieze uitwerking van het programma voor woningen en een verhouding van een parkeerplaats per slaapkamer te voorzien om aan te sluiten bij het voorstel van de nieuwe GSV die momenteel onderworpen wordt aan een openbaar onderzoek; - Vraagt: o Om kennis te nemen van het gemeentelijk parkeeractieplan van Molenbeek, om de kwesties van parkeermogelijkheden te verduidelijken in het RPA en om in het RPA, minstens, de aanbevelingen van het MER op te nemen op het vlak van verhoudingen van parkeerplaatsen per woning met betrekking tot motorvoertuigen en fietsen; o Om op de hoogte te worden gehouden van elke eventuele evolutie in het plan om in de Vandenpeereboomstraat parkeerplaatsen op de weg te schrappen om een fietspad te kunnen aanleggen door middel van een kennisgeving voorafgaand aan de werkzaamheden en vergezeld van elk plan om de definitief geschrapte plaatsen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen identificeren, alsook de eventuele wijzigingen in de configuratie van de parkeerplaatsen; en verduidelijkt dat, bij een eventuele nood aan compensatie, de verschuiving van de geschrapte plaatsen naar de geplande parking binnen de perimeter van het RPA een te overwegen mogelijkheid zou kunnen zijn; o Om een coherente tariefbepaling voor te stellen, rekening houdend met de gehanteerde tarieven op de weg om het gebruik van de parking buiten de openbare weg aan te moedigen; - Betreurt: o Het gebrek aan integratie van voldoende nauwkeurige elementen om de kwestie van de parkeermogelijkheden voor omwonenden en bezoekers aan de site optimaal te kunnen behandelen, zowel in het strategische luik als in het reglementaire luik;

Dat enkele reclamanten vragen om de oppervlakte van de parkings te beperken en deze aan te leggen onder de woningen en om indien nodig Engelse koeren aan te leggen voor de parkings; dat anderen van mening zijn dat het niet bouwen van de ondergrondse parkings de vastgoedinvesteringsgroepen helpt om geld te besparen bij de constructie; dat meerdere reclamanten vragen om een minimum aan infrastructuur te voorzien voor wagens en vrachtwagens en/of niet zo veel plaats vrij te maken voor parkeerplaatsen voor auto's;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie het eens is met de verzoeken van de GMC inzake fietsparkeerplaatsen; dat het aanbod voldoende groot en evolutief moet zijn om rekening te houden met de evolutie van het modale aandeel van de fiets in Brussel, zeker naast een station;

Dat de Commissie de GMC onderschrijft bij haar verzoek om het aantal parkeerplaatsen te verminderen gezien de uitzonderlijke situatie van deze site die wordt bediend door 4 metrolijnen, om nog maar te zwijgen van de L28, het GEN en de andere openbaarvervoerslijnen; dat het van cruciaal belang is om de openbare ruimte niet open te stellen voor parkeergelegenheid als we de zachte mobiliteit willen bevorderen; dat dit het aantal auto's alleen maar zou doen toenemen;

Dat ze voorstelt om de aanbevelingen uit het MER over te nemen met betrekking tot de parkeerplaatsratio's per woning voor motorvoertuigen en fietsen (0,7 plaatsen voor auto's en tussen 1,2 en 1,4 fietsparkeerplaatsen per woning);

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat het RPA aanzet tot nieuwe gedragingen op het vlak van mobiliteit door de zachte vervoerswijzen te stimuleren, door de mogelijkheid te bieden om in de infrastructuur van de sokkel van het kwadrant Wijk een parking op te nemen die plaatsen kan bevatten voor deelauto's en door de nadruk te leggen op het gedeelde gebruik van de parkeerplaatsen voor alle geplande functies op de site;

Dat de parkeerbehoeften zullen afhangen van de oppervlaktes die ingenomen worden door de verschillende functies, het aantal bedrijven dat zich zal vestigen in de zones voor productieactiviteiten, het type en de omvang van de openbare voorzieningen die gefinancierd kunnen worden, het type van gebouwde woningen; dat die dus erg zouden kunnen verschillen naargelang de manier waarop het plan ten uitvoer zal worden gebracht; dat, in elk geval, het strategische luik aanzet tot de beperking van het aantal parkeerplaatsen en het gedeelde gebruik ervan indien dat mogelijk is;

Dat, voor het overige, het merendeel van de suggesties (uitvoering van het gedeeld gebruik van de parkings, toegang PBM's, laadpalen, tariefbepaling, deelauto's, fietsparkings, parkeerplaatsen vrachtfietsen ...) punten zijn die niet bekeken moeten worden op het niveau van het plan, rekening houdend met het algemene karakter ervan, maar op het niveau van de uitvoering ervan in het kader van de vergunningen;

Dat, om de bovenvermelde redenen, de kwestie van het aantal parkings voor fietsen en wagens beschouwd moet worden in het kader van de vergunningen die onderzocht zullen worden in het licht, met name, van de aanbevelingen van het MER; dat er voor het overige ter zake normen (waaronder de GSV die momenteel herzien wordt) en richtlijnen (waaronder de richtlijn voorzien in het strategisch luik) bestaan die deze problematiek omkaderen;

Dat er daarom beslist werd om geen normen vast te leggen in het reglementaire luik van het RPA; dat, in deze wijk die goed bediend wordt door het openbaar vervoer, het de bedoeling is om op termijn het aantal parkeerplaatsen voor voertuigen zo veel mogelijk te schrappen; dat het omkeerbare karakter van de inrichting van de sokkel toelaat om diverse oplossingen met en zonder parking te overwegen;

Mobiliteit, logistiek en leveringen Algemeen Overwegende dat een reclamant vraagt om het vervoer toegankelijk te maken voor PBM's;

Dat de Regering deze doelstelling deelt die niet wordt tegengesproken door het plan, maar het algemene karakter van het plan echter te buiten gaat; dat deze kwesties bekeken moeten worden als de projecten van het plan worden uitgevoerd;

Actieve mobiliteit Overwegende dat de Economische en Sociale Raad op een positieve wijze de bereidheid benadrukt om de actieve mobiliteit op de site te bevorderen, gelet op de zeer goede bediening door het openbaar vervoer.

Dat de GMC vraagt om de diverse fietsroutes met elkaar te verbinden in de nieuwe inrichting, om een evenwicht te vinden tussen de fietsinfrastructuur en de recreatieve functie van het park en om een minimumbreedte van 6 m te voorzien voor het fiets- en voetpad.

Dat de GMC betreurt dat niet alle wegen van de site voor iedereen toegankelijk zijn (ouderen, PBM's ...) en vraagt om het principe van toegankelijkheid voor iedereen op te nemen in het reglementaire luik om de toekomstige architecturale plannen te omkaderen;

Dat diverse reclamanten vragen om een toereikende breedte en voldoende toegangen te garanderen voor het fiets- en voetpad;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA Weststation beslist de ambitie heeft om de aansluitingen in elke zin te verbeteren voor de actieve vervoerswijzen; dat het dus een reeks nieuwe aansluitingen en inrichtingen van openbare ruimtes voorstelt, met name de heraanleg van de Vandenpeereboomstraat met fietspaden, de afbraak/heropbouw van de Beekkant-loopbrug, alsook de uitbreiding van het voorplein rond de stations om plaats te bieden aan alle actieve vervoerswijzen; dat er voor de fietsers- en voetgangerspromenade L28 plannen op grotere schaal overwegen worden met de ambitie om een verbinding te maken tussen de site van Thurn & Taxis en het Zuidstation langs de spoorlijn;

Dat de strategische en reglementaire luiken reeds een hele reeks garanties bieden met betrekking tot de breedte van en de toegang tot het fiets- en voetpad en verbindingen tussen de fietsinfrastructuur en dat het plan reeds een afweging heeft gemaakt van het principe van het evenwicht tussen de recreatieve functie van het park en de fietsinfrastructuur zonder dat het wenselijk is om in details te treden, wat hoe dan ook het algemene karakter van het plan te buiten gaat, maar onder de uitvoering ervan valt;

Dat wat de toegankelijkheid voor PBM's of ouderen betreft, het strategische luik, in meerdere punten, aandringt op de goede toegankelijkheid van de nieuwe openbare ruimtes voor alle actieve vervoerswijzen; dat de technische oplossingen om dit te bereiken, die het algemene karakter van het plan te buiten gaan, niet vooraf vastgelegd zouden mogen worden in het RPA, maar eerder moeten voortvloeien uit overleg tijdens de inrichtingsprojecten; dat om de redenen toegelicht tijdens het onderzoek van de bezwaren over de loopbruggen, het niet opportuun werd geacht dat elke loopbrug toegankelijk is voor PBM's en fietsers;

Logistiek en leveringen Overwegende dat de Economische en Sociale Raad vraagt om leveringen aan de productieactiviteiten mogelijk te maken, met name ter hoogte van de productieve pleinen; dat de GMC vraagt om voldoende leveringsplaatsen buiten de openbare weg te voorzien die plaats bieden aan kleine vrachtwagens; dat een reclamant zich vragen stelt bij de bevoorrading van de handelszaken door vrachtwagens en de overlast die dit zou kunnen veroorzaken; dat een reclamant in dit kader de negatieve effecten betreurt van de mogelijke aanwezigheid van gelijkvloerse handelszaken op de mobiliteit vanwege de parkeerregels verbonden aan deze activiteiten;

Overwegende dat de Raad voor het Leefmilieu voorstander is van de denkoefening over het gedeelde gebruik van de logistiek in de sokkel van de gebouwen;

Dat een reclamant aanraadt dat het ontwerp van RPA meer rekening houdt met de logistieke problemen veroorzaakt door het naast elkaar bestaan van productieactiviteiten en woningen; dat een reclamant vraagt om niet zo veel plaats vrij te maken voor parkeerplaatsen voor wagens, maar om de sokkel te bestemmen voor productieactiviteiten in verband met de spoorwegen en om geen binnenpleinen te voorzien voor het lossen van vrachtwagens en/of de parkings ondergronds aan te leggen;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de optie open te laten om de spoorlijnen in de buurt van de Delhaize-hal te behouden die hergebruikt zouden kunnen worden voor logistieke of recreatieve doeleinden; dat een andere vraagt om de beschikbaarheid van een trein-tramaansluiting onherroepelijk te behouden voor het transport van goederen;

Overwegende dat een reclamant vraagt om een pijler voor logistieke ontplooiing te voorzien op de site van het Weststation, om de mogelijkheid te behouden om een deel van de openbare tuin en het ecologisch braakland te bestemmen voor enkele randwegen verbonden met lijn 28; om het uitgaande verkeer van goederen naar de stad via het Westplein te laten verlopen; om voetgangersbruggen te voorzien zodat het goederenverkeer mogelijk blijft;

Dat een andere vraagt om de mogelijkheid te behouden om een randweg aan te leggen achter de sokkel van de gebouwen die uitgeven op de Alphonse Vandenpeereboomstraat en die aangesloten zouden zijn op lijn 28; dat er een lange loskade voorzien zou kunnen worden op wagonhoogte; dat hij vraagt om de mogelijkheid te bestuderen om een uitspringend terras aan te leggen boven de Alphonse Vandenpeereboomstraat om die te verbergen, maar ook als beschutting tegen de regen tijdens het lossen en om geluidshinder tegen te gaan;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vraagt om de kwestie van de stedelijke logistiek te behandelen: de logistieke ketens bepalen de kwesties inzake mobiliteit, toegankelijkheid, alsook de mogelijkheid om distributiekanalen te hebben die complexer zijn dan die van vandaag; dat zij dit belangrijker acht voor deze site omdat er productieactiviteiten worden voorzien; dat het model voor gebouwen met meerdere bestemmingen van CityDev in dit opzicht een referentie zou kunnen zijn voor de logistiek, rekening houdend met de levenscyclus van de bedrijven; dat er moet worden opgemerkt dat er voor de logistieke activiteit nagedacht moet worden over de toegang van de gebouwen vanaf de openbare ruimte; dat hoewel dit aspect in het RPA wordt behandeld, de Commissie van mening is dat het nog grondiger kan worden onderzocht;

Dat wat de leveringen betreft, zij van mening is dat het gaat om een kwestie die betrekking heeft op de economische functies; dat het logisch zou zijn om over lokale verdeelzones te beschikken; dat er voorzieningen voor een distributie per vrachtfiets (opslagplaats, stalling, laadruimte, enz.) ter beschikking moeten worden gesteld om deze vervoerswijze te promoten; dat Good Move een logistieke architectuur naar voren schuift;

Dat de Commissie er, net als de GMC, op aandringt dat de hele logistieke keten in aanmerking wordt genomen;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat de kwesties van logistieke bediening en toegang tot de gebouwen vanaf de openbare ruimte moeten overwogen worden op basis van de programma's die effectief uitgevoerd worden in elke zone van het plan, op het ogenblik dat de projecten concreet worden uitgewerkt en dit met name loodrecht op de productieve pleinen (die, om redenen die overigens worden toegelicht, niet langer allemaal verplicht moeten uitgeven op de straat, noch uitsluitend bestemd zijn om het logistieke aspect op te vangen);

Dat het gebruik van de spoorlijnen voor logistieke doeleinden op dit ogenblik technisch gezien niet haalbaar is; dat, zelfs indien er een verbinding wordt gemaakt tussen de sokkel van het kwadrant Wijk en de spoorwegen, de vereiste hoeveelheden (lengte van de treinen, perrons, opslagruimtes, link met de nodige arbeidskrachten) om dit soort van logistiek rendabel te maken niet overeenstemmen met de concrete inrichtingsmogelijkheden;

Dat de bouw van een logistiek distributiecentrum verbonden met de spoorweg heel veel ruimte in beslag zou nemen waardoor de door de Regering gewenste programmering voor de site van het Weststation niet uitgevoerd zou kunnen worden, met name wat de bouw van openbare huisvesting en groene ruimtes betreft; dat het uitgaand verkeer van goederen via het Westplein tot nog meer verkeersdrukte zou leiden in de Vandenpeereboomstraat en de omliggende straten, wat niet wenselijk is en niet aansluit bij de opties van het plan Good Move; dat de aanleg van een perron voor goederenoverdracht achter het kwadrant Wijk verbonden met de spoorlijn enkel overwogen kan worden in het kader van de ontwikkeling van het goederenvervoer via spoorweg, wat niet haalbaar is om de hierboven vermelde redenen;

Dat de aanleg van een uitbouw boven de Vandenpeereboomstraat om eenvoudiger te kunnen lossen niet wenselijk is omdat dit indruist tegen andere doelstellingen, zoals de verbetering van de animatie van de benedenverdiepingen en de sociale controle in de Vandenpeereboomstraat; dat hiervoor bestaande bomen gekapt zouden moeten worden, terwijl er ook gestreefd wordt naar een verbetering van de vergroening in de omgeving van de gebouwen;

Intermodaliteit Overwegende dat de GMC vraagt om het Beekkantstation van bij het begin te ontwerpen als een multimodale pijler, het beheer van de uitgaande stromen van het Beekkantstation te verbeteren, alsook de intermodaliteit tussen de metro en bus 87 en om de perrons van het Beekkantstation autonoom toegankelijk te maken;

Dat een reclamant vraagt om de aansluiting tussen de netwerken van de MIVB en de NMBS te behouden;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de ontwikkeling van het Beekkantstation tot een multimodale pijler deel uitmaakt van de doelstellingen opgenomen in het RPA; dat hoewel het niet de taak is van het RPA, gezien zijn algemene karakter, om meer in detail in te gaan op het beheer van de stromen of de modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van de aanbevolen maatregelen, erop wordt gewezen dat de MSI in dit kader een studie heeft uitgevoerd om de diverse actoren van de mobiliteit rond de ontwikkeling van het Beekkantstation te coördineren; dat deze studie heeft aangetoond dat het mogelijk is om de uitbreiding van het Beekkantstation te overwegen om een tweede nooduitgang aan te leggen naar het zuiden, om de aansluiting op het busnet te verbeteren, om een groot aanbod aan fietsparkeerplaatsen te ontwikkelen, om de aansluitingen voor de zachte vervoerswijzen te verbeteren door de aanleg van nieuwe openbare ruimtes en nieuwe loopbruggen; dat een van de door het RPA geplande loopbruggen nu net rechtstreeks verbonden is met de spoorwegperrons; dat, op die manier, de aansluiting tussen de netten van de MIVB en de NMBS verbeterd wordt;

Varia Overwegende dat de GMC vraagt om een eventuele toekomstige omvorming tot tramlijn van de bussen van De Lijn te garanderen; dat een reclamant vraagt om de frequentie van de buslijnen te verhogen gezien de huidige en toekomstige hoge bevolkingsdichtheid;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de inplanting van de woonblokken/parkings om te keren om aan te zetten de trein te nemen, zoals trein-tram met korte aftakkingen;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA een omvorming tot tramlijn van de bussen van De Lijn niet in de weg staat; dat deze doelstelling buiten het kader van het RPA valt, aangezien de perimeter beperkt is tot enkele straten; dat het RPA ook de verhoging van de frequentie van de buslijnen niet in de weg staat; dat deze doelstelling buiten het werkgebied van het RPA valt;

Dat afgezien van wat er ontwikkeld werd met betrekking tot de keuze van het stedelijk weefsel en de bestemmingen van de sokkel, vastgesteld moet worden dat de te creëren link tussen de trein en tram niet mogelijk is om dezelfde redenen als de redenen die hierboven vermeld worden over de onmogelijkheid om het goederentransport via spoorweg te ontwikkelen; d. Stations-bestemmingen Overwegende dat er meerdere bezwaren geuit werden over het project 'stations-bestemmingen', naast de algemene bedenkingen van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie die eerder werden bekeken bij de analyse van het plan wat zijn afstemming met het GPDO betreft en waarnaar verwezen wordt; Overwegende dat een reclamant zich vragen stelt bij de notie van 'complementair dubbel station' gezien het bijna 'onbestaande' treinaanbod en het feit dat de stations Weststation en Beekkant op dezelfde lijn liggen;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA niet tot doel heeft om het treinaanbod te regelen, maar de ambitie heeft om de verbindingen tussen de verschillende vervoerswijzen te versterken en de aantrekkelijkheid van de plaatsen te verhogen aan de hand van aantrekkelijke programma's en ruimtes, waarvan de tenuitvoerlegging, op termijn, een verhoging van het treinaanbod zou kunnen rechtvaardigen;

Overwegende dat een reclamant zich vragen stelt bij de geluidsoverlast veroorzaakt door de verbreding van de wegen; dat een andere het gebrek aan studies betreurt over de geluidsoverlast veroorzaakt door voorbijrijdende trams en treinen;

Overwegende dat de Regering vaststelt dat het plan, en het effectenrapport dat hierover werd opgesteld, ruimte laat voor ontwikkelingen rond de kwestie van de geluidsoverlast veroorzaakt door de spoorweginstallaties (inclusief de aanleg van een 3e en 4e spoorlijn die in eerste instantie gebruikt zullen worden als stelplaats voor de metrostellen); dat het gekozen stedelijk weefsel (balkon) en de andere geplande akoestische maatregelen in het strategische luik een toereikend antwoord bieden op de geluidsoverlast veroorzaakt door het gebruik van de lijn, met dien verstande dat afgezien van wat binnen het algemene karakter van het plan valt, de details van de maatregelen bekeken zullen moeten worden tijdens de projecten voor de tenuitvoerlegging van het plan;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt om de oppervlakte van de stelplaats te beperken ten gunste van het parkgebied;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat de oppervlakte van de stelplaats heel nauwkeurig berekend werd door de MIVB; dat het dus moeilijk is om deze oppervlakte te wijzigen, vooral omdat de stedenbouwkundige vergunning intussen afgeleverd werd voor deze tijdelijke stelplaats;

Overwegende dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om het plein rond het Beekkantstation opnieuw aan te leggen om meer plaats te laten aan de zachte vervoerswijzen en de aangrenzende ruimtes op te nemen in één enkel project en te verduidelijken dat de openbare ruimtes rond het Beekkantstation deel uitmaken van het groene netwerk tussen de parken;

Overwegende dat de Regering herinnert aan de bovenvermelde studie van de MSI om de actoren van de mobiliteit rond de ontwikkeling van het Beekkantstation en de omgeving ervan te coördineren; dat deze studie heeft aangetoond dat de verbetering voor de zachte vervoerswijzen, de integratie van de aangrenzende ruimtes in één enkel project en de opname van dit project in het groene netwerk mogelijk waren; dat deze doelstellingen opgenomen zijn in het strategische luik van het RPA en dat het groene netwerk is overgenomen in het reglementaire luik van het RPA in de vorm van diverse voorschriften (met name voorschriften 0.3, 1.3, 1.7);

Overwegende dat de GMC aanbeveelt om voor het Westplein een belangrijke rol weg te leggen in de connectiviteit tussen de site van het RPA en de omliggende wijk, omdat dit een knooppunt vormt tussen het braakland en het oude Molenbeek;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het strategische luik dit plein reeds bestempelt als een drempel tussen het toekomstige park en de wijken van het oude Molenbeek en dat de nieuwe verbindingen voorzien in het Geactiveerd park (voetgangersbrug Park, fiets- en wandelpromenade) zullen bijdragen aan de versterking van deze rol; d. Netwerk van parken Kwantitatieve doelstellingen Gezien de bezwaren en opmerkingen met betrekking tot de oppervlakten bestemd voor de groene ruimten; Overwegende dat Leefmilieu Brussel zich positief uitlaat over het feit dat de benadering in kwadranten ontwikkeld in het ontwerp van RPA de opwaardering garandeert van een deel van de groene ruimten die momenteel binnen het GGB vallen door de aanleg van een park uit één stuk dat reeds voorzien was in het stadsvernieuwingscontract 'west' (op voorwaarde dat de onderhandelingen over de verkoop van het terrein aan het gewest goed aflopen), maar o Vraagt om, in het strategische luik, de schema's aan te passen die het zeer optimistisch en zelfs misleidend vindt (pagina's 6, 42 en 46) omdat die een hoeveelheid vegetatie doen vermoeden die niet overeenstemt met de realiteit en niet haalbaar is, terwijl aanwezige in gebruik zijnde spoorlijnen, wegen, bepaalde gebouwen ... weggevaagd worden; o Stelt zich vragen bij het feit dat het Project leidt tot een duidelijke daling van de oppervlakte van de groene ruimten (van 6 naar 3 ha) en bij het antwoord dat de regering zal geven op dit probleem (door de aanleg van groene ruimten door de omliggende percelen minder dicht te maken of door de invoering van een compensatiemechanisme, bijvoorbeeld); o Stelt voor om de globale dichtheid van de geplande gebouwen te beperken ten voordele van groene ruimten;

Dat een reclamant vraagt om de gebouwen enkel te concentreren in de buurt van het Weststation en de Beekkant-loopbrug om meer groene ruimte te voorzien, met name om het netwerk tussen de verschillende (bestaande en geplande) parken te versterken gezien het schrijnend gebrek aan groene ruimten in dit gebied en de andere mogelijkheden om te verdichten buiten de perimeter;

Dat een reclamant betreurt dat het project te weinig groene ruimte voorziet gezien de lokale context van oud Molenbeek en de behoeften van de wijk;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie eraan herinnert dat het GPDO en het Gewestelijk Natuurplan doelstellingen hebben op het vlak van de kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het groene netwerk en de toegang van de Brusselaars tot de natuur; dat Leefmilieu Brussel van mening is dat er met het toekomstige park van 3 ha niet aan deze doelstellingen tegemoetgekomen wordt; dat de site momenteel 6 ha groen omvat dat, hoewel niet toegankelijk voor het publiek, toch niet te verwaarlozen ecosysteemdiensten levert;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie van mening is dat de natuurlijke ruimten ontoereikend zijn en betreurt dat het natuurlijke deel van het project beperkt wordt: 30 are vertegenwoordigt nauwelijks de oppervlakte van een tuin;

Dat ze, net als Leefmilieu Brussel, vindt dat het reserveren van 3 ha van de volledige oppervlakte voor het deel 'Geactiveerd park' niet zal volstaan, ook al moeten ook de groene ruimten in aanmerking worden genomen die in de andere kwadranten gepland zijn;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat een schema niet bedoeld is om een nauwkeurige en meetbare voorstelling te maken, maar om bedoelingen weer te geven; dat de bedoelingen weergegeven door de schema's waarnaar Leefmilieu Brussel verwijst de ambitie tonen om de verschillende groene ruimten te verbinden; dat de precieze details van de plannen om de site te vergroenen momenteel niet bekend zijn; dat voorschrift 0.3 een vergroening oplegt van de omgeving van de gebouwen, van de daken en de wegen gepland door het RPA;

Dat de schema's en afbeeldingen van het strategische luik worden aangepast wat de tuinkamer betreft (ruimte tussen de Infrabel Academy en het Beekkantstation), om beter rekening te houden met de oppervlakte van de geplande uitbreiding van het Beekkantstation;

Overwegende dat de Regering van mening is, wat de versterking van de vergroening en de biodiversiteit van de site betreft, dat voorschrift 0.3 de vergroening van alle gebieden van het RPA garandeert en dat het RPA de aanleg van 3 ha groene ruimte oplegt; dat het niet wenselijk is om deze oppervlaktes uit te breiden, want dit zou de mogelijkheden beperken om woningen, productieactiviteiten of voorzieningen te bouwen die bovendien beantwoorden aan vastgestelde behoeften; dat het niet de taak is van een RPA om compensaties te voorzien door gebieden minder dicht te maken of groene ruimten aan te leggen in een perimeter die buiten die van het plan valt; dat het RPA, naast de openbare groene ruimte van 3 ha, ook een ruimte voorziet voor het behoud en de ontwikkeling van de biodiversiteit; dat deze ruimte zich niet uitstrekt over 30 are (zoals vermeld door de GOC), maar over 70 are; dat algemeen voorschrift 0.3 bovendien de verhouding van de eco-inrichtbare oppervlakten, met name in de omgeving van de gebouwen, tracht te maximaliseren;

Kwalitatieve doelstellingen Overwegende dat een reclamant zich vragen stelt bij de mogelijkheid om de oude bomen te behouden; dat anderen vragen om rekening te houden met de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen op het vlak van ecologie, natuur, zonne-energie, groene daken, wateropvang, vervuiling en diverse vormen van overlast of om de ontwikkeling van de biodiversiteit van de site te garanderen; om rekening te houden met de kwestie van ecologie en waterbeheer, onder meer door de opstelling van een register van de eigenschappen van het landschap en de aanwezige planten en dieren;

Dat een reclamant vraagt om het beheer van de groene ruimten toe te vertrouwen aan gespecialiseerde verenigingen in plaats van Leefmilieu Brussel;

Dat een reclamant vraagt om stadsmoestuinen aan te leggen;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie betreurt dat alle groene ruimte geconcentreerd is in plaats van verdeeld te zijn over het hele project; dat de rest van de groene ruimten geprivatiseerd zal worden en daardoor ontoegankelijk is voor het publiek; dat de invoering van boomgaarden en moestuinen bijgevolg uitgesloten is;

Dat de Gewestelijke Commissie voorstander is van een landschapspark waarvan de ontwikkeling van meet af aan in het plan is opgenomen;

Dat ze voor het Geactiveerd Park vraagt om rekening te houden met de huidige landschapskwaliteiten van het gebied; dat het spoor in dit opzicht een belangrijk landschappelijk element is; dat dit in overeenstemming zou zijn met de ontwikkeling van het groene netwerk; dat de landschapsvisie in dit opzicht nog beter gevaloriseerd zou kunnen worden in het RPA;

Dat de Commissie tevens voorstelt om na te denken over de ontwikkeling van stadslandbouw en dan met name 'park farms'; dat de collectieve groentetuinen zouden tegemoetkomen aan een maatschappelijke vraag en deelnemen aan een buurtanimatie;

Dat de Commissie voorstelt om de ontwikkeling van de openbare en groene ruimten op te nemen in het reglementaire luik om hen sterker te laten doorwegen;

Overwegende dat de Regering benadrukt dat de inrichting van de parkgebieden zal gebeuren door Leefmilieu Brussel dat in samenspraak met de buurtbewoners heeft gekozen voor een evolutief ontwerp, wat tal van mogelijkheden biedt die kunnen evolueren in de tijd naargelang van de behoeften en de plannen; dat de ambitie dus integendeel is om geen starre landschapsvisie te hanteren, maar om die samen op te bouwen en te laten evolueren naargelang van de behoeften; dat de ambitie om de bestaande kenmerken van het braakland (en met name de bomen) zo veel mogelijk te behouden wordt verduidelijkt in het strategische luik van het RPA; dat het voor het overige niet wenselijk is om dieper in te gaan op de indicatieve of reglementaire voorschriften met betrekking tot de parkgebieden;

Dat, wat de verspreiding van de groene ruimten in het plan betreft, algemeen voorschrift 0.3 voldoende garantie biedt om een groen netwerk te creëren in het voordeel van iedereen; dat er bovendien een grote vraag is naar een openbaar park uit één stuk; dat dit ook voorzien is in het RPA;

Dat het RPA de aanleg van boomgaarden of stadsmoestuinen niet in de weg staat; dat deze aangeplant kunnen worden in de openbare ruimten en in de privatieve ruimten; dat het RPA de status als privébezit van bepaalde ruimten niet a priori vastlegt; dat het proces om het park in samenspraak met de buurtbewoners te ontwerpen de mogelijkheid zal bieden om moestuinen aan te leggen als daar om gevraagd wordt;

Dat het strategische luik van het RPA bovendien de structurerende rol van de rand lang de spoorlijn reeds heeft afgebakend als levendige grens die een rijke biodiversiteit ondersteunt en door zijn rechtlijnigheid een status van ecologische corridor verleent die verder reikt dan het Geactiveerd Park en zo deel uitmaakt van het groene netwerk;

Dat de huidige en toekomstige maatschappelijke uitdagingen op het vlak van ecologie, natuur, zonne-energie, groene daken, wateropvang, vervuiling en diverse vormen van overlast in overweging werden genomen in het ontwerp van RPA zoals blijkt uit het MER en diverse hoofdstukken van het strategische luik, met dien verstande dat deze vertaald worden in het licht van de aard en het algemene karakter van het plan (een groot deel van deze uitdagingen zal besproken worden bij de tenuitvoerlegging van het plan); dat de ontwikkeling van de biodiversiteit bovendien aan bod komt in voorschrift 0.3 van het reglementaire luik; dat de ontwikkeling van de openbare en groene ruimten reeds opgenomen is in het reglementaire luik;

Ecologische corridors Gezien de bezwaren en opmerkingen met betrekking tot de ecologische corridors; overwegende dat een reclamant zich positief uitlaat over de bezorgdheid om groene gangen aan te leggen tussen de bestaande parken, maar de terughoudendheid betreurt van het RPA over de rol van de spoorlijnen als ecologische corridor voor de verspreiding van de fauna en vraagt om duidelijk het bestaan van de ecologische corridor te vermelden in de tekst van het kwadrant Wijk;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het strategische luik uitdrukkelijk verwijst naar de specifieke rol van de spoorlijnen in het netwerk van parken als ecologische corridors die verlengstukken kunnen vormen binnen het groene netwerk en de ontwikkeling van belangrijke plaatsen van biodiversiteit kunnen bevorderen; dat het reglementaire luik bovendien de aanleg oplegt van een ecologische corridor van minstens 2 meter breed in het kwadrant Wijk;

Waterbeheer Gezien de bezwaren over het waterbeheer; overwegende dat een reclamant zich vragen stelt bij de doorstroming van de vijver van het Marie-Josépark en de opportuniteit om een deel van de beek van de Palokebron opnieuw bovengronds te maken;

Dat een andere vraagt om de projectontwikkelaars te verplichten om waterbeheervoorzieningen aan te leggen om overstromingsproblemen te voorkomen;

Overwegende dat de Regering opmerkt dat het RPA niet over het Marie-Josépark gaat; dat het RPA echter rekening heeft gehouden met de terugkerende overstromingsproblemen in de zone van het Marie-Josépark en de gebouwen aan de De Rooverelaan en de Machtenslaan; dat de ambitie om deze problemen op te lossen door een beter regenwaterbeheer opgenomen is in het strategische luik; dat er een beek onder de site van het Weststation stroomt; dat het eventueel overwogen kan worden om die in het deel van het RPA bestemd als park opnieuw bovengronds te maken; dat dit zou kunnen voortvloeien uit het proces, voorzien in het RPA, om het park samen te ontwerpen indien de technische vereisten dit toelaten; dat dit traject echter onderbroken zou worden in de gebieden waar de beek onder de spoorwegen stroomt;

Dat, voor het overige, wat het waterbeheer binnen de perimeter van het RPA betreft, er wordt verwezen naar de ontwikkelingen met betrekking tot deze kwestie in het kader van het onderzoek van de bezwaren en de wijzigingen aangebracht aan de voorschriften van toepassing op het sterk gemengd gebied van het kwadrant Wijk en het Geactiveerd park; dat uit deze ontwikkelingen blijkt dat het beheer van het overtollige water van het kwadrant Wijk zal gebeuren via de heraanleg van de Vandepeereboomstraat; dat het dan ook aangewezen is om het strategische luik aan te passen en in het indicatieve luik op te leggen dat het beheer van het overtollige water in dit kwadrant gelijktijdig met de heraanleg van de straat wordt ontworpen; e. Programmatische wisselwerking Gezien de bezwaren met betrekking tot de programmatische wisselwerking;overwegende dat Leefmilieu Brussel aanbeveelt om de vloeroppervlakten voor de sokkel van de 'verhoogde promenade' in het kwadrant Wijk te verrekenen in de totale bebouwbare oppervlakte van maximaal 90.000 m2, omdat het om een maximale bouwdichtheid gaat;

Overwegende dat de Regering verwijst naar haar eerdere verduidelijking over de geplande dichtheid; dat de oppervlakten berekend zullen worden op basis van de definities in het GBP voor de bestemmingen gekozen tijdens de vergunningsaanvragen;

Overwegende dat een reclamant betreurt dat de schema's 'programmatische wisselwerking' op pagina 44 en 45, alsook het samenvattend schema op pagina 90/91 geen onderscheid maken tussen de bestaande en te bouwen gebouwen (waardoor het heel moeilijk is om de bedoelingen van het programma te begrijpen);

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat de te bouwen gebouwen onderscheiden worden van de bestaande gebouwen op het schema op pagina 44 en 45 door een zwarte streep; dat deze vermelding echter niet overgenomen is in het samenvattend schema op pagina 90 en 91 omdat dit schema bedoeld is om een eenvormig beeld te schetsen van hoe de wijk er zou kunnen uitzien;

Gezien de bezwaren over de akoestische en ecologische opgaves; overwegende dat een reclamant vraagt om een globale visie op te nemen over de absorptie van het stadslawaai in de nieuwe inrichtingsbenaderingen, eerder met vergroende inrichtingen dan met nieuwe constructies en voorstelt om de sokkel te vervangen door een eenvoudige groene muur of een heuvel;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat een groene barrière een groen scherm vormt, maar geen enkele bescherming biedt tegen geluidsoverlast; dat een sokkel in dit opzicht veel efficiënter is; dat een heuvel deze rol van geluidsbarrière ook zou kunnen spelen in het parkgebied; dat het ontwerp van RPA het reliëf van het park niet vastlegt, maar een inrichting aanbeveelt die op participatieve wijze wordt uitgevoerd om rekening te houden met alle behoeften van de toekomstige gebruikers; dat er andere maatregelen overwogen worden in het strategische luik;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de bebouwde oppervlaktes te beplanten om het effect van hitte-eilanden te beperken, de ondoorlaatbaarheid te beperken, de akoestische absorptie te verhogen en de levenskwaliteit te verbeteren;

Dat een andere vraagt om de groene daken van het project te schrappen omdat die niet duurzaam zijn;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de beplanting van alle omgevingen en groene daken reeds gewaarborgd wordt door algemeen voorschrift 0.3; dat de kwestie van de duurzaamheid van de groene daken die worden uitgevoerd onderzocht zal worden bij de aanvragen van de vergunningen, maar dat het aangehaalde risico geen rechtvaardiging vormt om af te zien van de groene daken, gezien de vele voordelen die deze bieden (biodiversiteit, temporisatie van het water, verbetering van het levenskader, beperking van de hitte-effecten, enz.); e. Verdeling in kwadranten Overwegende dat een reclamant zich positief uitlaat over de duidelijkheid van de verdeling in kwadranten;dat een andere zich vragen stelt bij de globale visie van het project met betrekking tot de vier kwadranten die niet met elkaar verbonden zijn;

Overwegende dat de Regering van mening is dat er van een oorspronkelijke beperking wordt uitgegaan, namelijk de breuklijn die op de site door de spoorinfrastructuur wordt gevormd, teneinde de ontwikkeling van de site te structureren; dat de kwadranten worden afgebakend door twee ontwikkelingen in lijn met deze breuklijn, namelijk de fietsers- en voetgangerspromenade langs de spoorweg in de Noord-Zuidas, en de nieuwe Beekkant-voetgangersbrug in de Oost-Westas; dat deze ontwikkelingen het mogelijk maken om de kwadranten met elkaar te verbinden; dat de globale visie leidt tot het evenwicht en de complementariteit van de dominante functies van de verschillende kwadranten;

Kwadrant Geactiveerd Park Overwegende dat de algemene opmerkingen en bezwaren over de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de groene ruimten, inclusief het Geactiveerd park, eerder werden onderzocht en dat er wordt verwezen naar de gegeven antwoorden; dat de specifieke bezwaren over het kwadrant Geactiveerd park betrekking hebben op meerdere aspecten;

Veiligheid Overwegende dat de gemeente Molenbeek, voor de beveiliging van het park, aanbeveelt om: o Te opteren voor een meer open aanleg van het park en om struiken en een te dicht bladerdek te vermijden; o Te beschikken over een verlichting van goede kwaliteit voor de site; o Een voldoende afscherming te voorzien om te voorkomen dat de spoorlijnen betreden worden; o De veiligheid van het park te garanderen door actieve functies in te planten rondom het park om de sociale controle te verhogen;

Dat een reclamant zich vragen stelt bij de toename van de criminaliteit indien er een groot park wordt aangelegd gezien de huidige aanwezigheid van criminele bendes in het Marie-Josépark (stadsbendes, drughandel, geweld);

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vreest dat de parkruimten met veiligheidsproblemen te kampen zullen krijgen als gevolg van de nabijheid van het spoor; dat ze voorstelt om de veiligheid van het park te waarborgen door actieve functies te voorzien langs de randen ervan, wat de sociale controle zal vergroten;

Overwegende dat de Regering van mening is dat er in het kader van de projecten om het kwadrant Wijk uit te voeren en in te richten rekening gehouden zal moeten worden met de bezorgdheid over de veiligheid (zie ook hoger, het punt over de productieve pleinen), maar dat dit het algemene karakter van het plan te buiten gaat; dat wat de inrichting van de groene ruimten betreft, dit zal gebeuren in overleg met de omwonenden, waardoor er gegarandeerd rekening zal worden gehouden met deze problematiek;

Aanleg van het park Overwegende dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om de verharding van het park te beperken; dat een reclamant vraagt om het toekomstige Geactiveerd park zo doorlaatbaar mogelijk te maken; dat een andere zich vragen stelt bij de inrichting van het midden van het park; dat een reclamant de wens uit om een echt stadsbos aan te leggen met natuurlijke vijvers in plaats van gewoon bomen op een betonnen oppervlak zodat de site een echt biologisch belang heeft en de fauna, en dan vooral de vogels, kan beschermen;

Overwegende dat de KCML vraagt om de overgebleven klinkers te opwaarderen als materiële getuige van de overgang van een industriële wijk naar een voormalig braakland herbestemd tot park en om elementen te integreren die verwijzen naar het industriële verleden van het braakland binnen de wijk, naar het voorbeeld van de activiteiten ondergebracht in de afgesloten ruimte die gebouwd zou worden onder de hal, om zo een dynamische link te creëren tussen verleden, heden en toekomst;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie ook diverse opmerkingen heeft over met name het Geactiveerd park waarop eerder een antwoord werd gegeven tijdens de analyse van de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van het netwerk van parken;

Overwegende dat de Regering verwijst naar de analyse van de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van het netwerk van parken waarin ze er in hoofdzaak aan herinnert dat de inrichting van de parkgebieden zal gebeuren door Leefmilieu Brussel dat in samenspraak met de buurtbewoners heeft gekozen voor een evolutief ontwerp; dat de ambitie dus is om geen starre landschapsvisie te hanteren, maar om die samen op te bouwen en te laten evolueren naargelang van de behoeften; dat het niet wenselijk is om dieper in te gaan op de reglementaire voorschriften met betrekking tot de parkgebieden;

Bufferrand Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vraagt om een oplossing te bestuderen waarmee door middel van een lichtgewicht constructie de geluidshinder dan de spoorwegen beperkt kan worden;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het strategische luik, ter informatie, de aanleg overweegt van een lage barrière van 70 cm hoog die volledig langs de spoorweg loopt; dat de aard van deze barrière en de andere noodzakelijke akoestische maatregelen vastgelegd zullen worden en de effecten ervan bestudeerd zullen worden tijdens de projecten van tenuitvoerlegging van het plan; dat het algemene karakter van het plan niet toelaat om, in de fase van het plan en het MER, in details te treden over dergelijke maatregelen;

Kolenhal Gezien de bezwaren over het lot van de Kolenhal in het kwadrant Geactiveerd park;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt om de formulering over de voormalige Kolenhal aan te passen om ruimte te bieden voor nieuwe openbare infrastructuren ter ondersteuning van het park en de wijk, op een flexibelere manier en binnen de volledige perimeter van het kwadrant Park (voorstellen voor pagina 34 en 61); dat een reclamant vraagt om de Kolenhal opnieuw op te bouwen;

Dat een andere vraagt om de Kolenhal te vervangen door een structuur die plaats biedt aan uiteenlopende activiteiten met afgesloten ruimtes die gebruikt kunnen worden door verenigingen die deelnemen aan het sociale leven in de wijk (huiswerkklas, enz.);

Overwegende dat de Regering wil dat het RPA heel flexibel blijft wat de omvang, inplanting en mogelijke bezettingen betreft van de structuur die in de plaats komt van de Kolenhal, die intussen afgebroken werd met het oog op de openbare veiligheid; dat de eventuele heropbouw het voorwerp zal uitmaken van een participatief proces (tijdens het ontwerp van het park) dat de doelstellingen ervan zal kunnen vastleggen; dat deze kwesties besproken zullen worden in het kader van de tenuitvoerlegging van het plan dat, in deze fase, de situatie niet moet vastleggen in de ene of de andere zin;

Dat naast de mogelijkheid om een overdekte openbare ruimte te bouwen, algemeen voorschrift 0.3 ook de installatie toelaat van voorzieningen die compatibel zijn met de bestemming van de zone;

Openbare ruimten Overwegende dat de KCML vraagt om de structuur van de openbare ruimten ter hoogte van de Kolenhal te benadrukken (kruising en loopbrug park);

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de hoofdingang van het toekomstige park door het strategische luik voorzien is in de as op de kruising van het Westplein en dat zij, voor het overige, van mening is dat het niet wenselijk is om de inplanting van de loopbrug en de hal vast te leggen in het plan; dat de tenuitvoerlegging van het plan zo flexibel mogelijk moeten kunnen verlopen om de bovenvermelde redenen;

Kwadrant Ruimte voor biodiversiteit Overwegende dat de algemene opmerkingen en bezwaren over de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de groene ruimten eerder werden onderzocht en dat er wordt verwezen naar de gegeven antwoorden;

Vermindering/schrapping van woningen Overwegende dat een reclamant vraagt om een minder sterke verdichting te voorzien in het woongebied van het kwadrant Ruimte voor biodiversiteit of een achteruitbouwzone om een groene link te creëren tussen het Gasmeterplein en het park van het RPA; dat een reclamant vraagt om de nieuwe woningen in de Dubois-Thornstraat te schrappen en een groene gang aan te leggen in de richting van het Gasmeterplein in het toekomstige GBP;

Overwegende dat de Regering vaststelt dat de zone zeer smal is en een minder sterke verdichting zou betekenen dat elke constructie op deze locatie geschrapt moet worden; dat gezien de vastgestelde behoefte aan woningen (ter herinnering, het GBP plant om 50% van de nieuwe oppervlakten te bestemmen als woningen in het GGB; deze doelstelling werd in de definitiestudie bevestigd) het niet wenselijk lijkt om deze mogelijkheid van verdichting te schrappen; dat de groene link met het Gasmeterplein wordt verzekerd door algemeen voorschrift 0.3 dat de vergroening van de omgeving van de gebouwen oplegt;

Kwadrant Campus Programmering Overwegende dat een reclamant betreurt dat de uitgangspunten van het kwadrant 'Campus' gebaseerd zijn op gegevens die ongeldig zijn gebleken na een grondiger onderzoek, namelijk de elementen over het behoud van de Delhaize-hal, de uitbreiding van het Beekkantstation, de geschiktheid van de Dubois-Thornstraat als openbaarvervoerstraat en de heraanleg op de schaal van het volledige blok;

Overwegende dat de Regering van mening is dat de uitgevoerde studies over de Delhaize-hal en de uitbreiding van het station de opties ontwikkeld voor het kwadrant Campus niet op losse schroeven zetten, maar toelaten om bepaalde opties te verduidelijken; dat wat de Delhaize-hal betreft, het RPA aandrong op het behoud ervan, maar ook andere ontwikkelingen overwoog indien dit behoud niet mogelijk was; dat het reglementaire luik voldoende omkadering biedt voor de mogelijke ontwikkelingen; dat wat de uitbreiding van het Beekkantstation betreft, dit reeds voorzien was door het RPA, maar niet volledig werd weergeven op de afbeeldingen van het strategische luik; dat de afbeeldingen van het strategische luik aangepast werden en de maximale uitbreiding van het Beekkantstation weergeven; dat wat de Dubois-Thornstraat betreft, zoals eerder werd vermeld, er geen sprake meer van is om openbaar vervoer te laten rijden op het verlengde tracé; dat het strategische luik aanbeveelt om deze straat voor te behouden voor zachte vervoerswijzen, maar toch de mogelijkheid open te laten om verkeer te laten doorrijden voor leveringen aan de Infrabel Academy; dat de heraanleg op de schaal van het volledige blok dus voldoende omkaderd wordt door het strategische en reglementaire luik;

Gebied voor voorzieningen en administratie (kwadrant Campus) Tuinkamer Gezien de bezwaren over de 'tuinkamer en bijbehorende opgaves';

Overwegende dat een reclamant vraagt om de afbeeldingen aan te passen van het strategische deel zodat die ook het plan weergeven voor de uitbreiding van het Beekkantstation dat op middellange termijn voorzien wordt door Mobiliteit Brussel en zo een meer getrouw beeld schetsen van de groene ruimte tussen het Beekkantstation en de Infrabel Academy;

Overwegende dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om een verbinding te maken tussen de tuinkamer en de gebouwen van Le Logement Molenbeekois in het RPA; dat een reclamant zich vragen stelt bij het feit dat de nieuwe bomen van het kwadrant Campus niet in het verlengde liggen van het netwerk van parken en bij de ruimten die groen ingekleurd zijn op de plannen tussen de toren van de De Rooverelaan en de Delhaize-hal, alsook hun betekenis op het vlak van biodiversiteit;

Overwegende dat een reclamant aanraadt om te spreken van 'openbare ruimte' of 'park' als het gaat om de openbare ruimte van de Infrabel Academy om zo de scharnierfunctie van deze ruimte te verzekeren;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de eerste regel op pagina 72 van het RPA 'een groot bosrijk gebied op een plateau' te vervangen door 'een schaduwrijke ruimte met enkele struiken en banken' omdat het gebruik van de term 'plateau' zou kunnen leiden tot de ontwikkeling van een gebetonneerde ruimte met enkele verwilderde stammen;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat de MSI een studie heeft uitgevoerd over de inrichting van de openbare ruimten rond het Beekkantstation om te zoeken naar de beste manier om de diverse uit te voeren werken te combineren; - Inrichting van de bushalte aansluitend bij de toegang tot het Beekkantstation - Inrichting van een tweede nooduitgang voor het Beekkantstation - Herconfiguratie van de loopbrug Beekkant - Link met de omliggende openbare ruimten - Link met de groene ruimten - Inrichting van een fietsenstalling Dat hieruit blijkt dat, gezien de technische beperkingen, er voor het station een veel grotere oppervlakte moet worden vrijgemaakt dan eerst gedacht en dat het station uitgebreid moet worden naar het zuiden; dat hoewel dit de principes vooropgesteld in het ontwerp van RPA niet in het gedrang brengt, de afbeeldingen in het strategische luik niet langer overeenstemmen met de reële mogelijkheden; dat de nieuwe overwogen inplantingen vragen om een aanpassing van de ligging van de groene ruimten; dat het interessanter is gebleken om een meer minerale ruimte aan te leggen tussen de uitbreiding van het Beekkantstation en de Infrabel Academy (daar waar het RPA het had over een 'tuinkamer') en om een parkgebied te voorzien in het verlengde van de Ruimte voor biodiversiteit; dat de indicatieve bepalingen in die zin werden aangepast, met dien verstande dat de reglementaire vereisten op het vlak van oppervlakte van openbare ruimte en, binnen deze openbare ruimte, van parkgebieden ongewijzigd blijven;

Dat de mogelijkheid van een verbinding tussen deze openbare ruimte en het parkgebied en de sociale woningen en het Marie-Josépark verzekerd blijft door de verplichting van een niet-bebouwbare groene ruimte van minstens 20 meter breed opgelegd in de reglementaire voorschriften van het gebied voor voorzieningen en productieactiviteiten;

Dat de vermelding van de tuinkamer (en die van het beboste karakter ervan) wordt geschrapt in het strategische luik gezien de beperking van de oppervlakte ervan als we rekening houden met een maximale uitbreiding van het Beekkantstation, maar dat de wens om de zone te vergroenen behouden blijft en gewaarborgd wordt door voorschrift 0.3; dat zelfs indien de ligging van deze ruimte niet rechtstreeks aan het parkgebied grenst, deze wel deel uitmaakt van een groen netwerk dat deze ruimte verbindt met het Marie-Josépark via de groene doorgang van de zone van de Delhaize-hal en de geplande groene doorgangen tussen de gebouwen van Le Logement molenbeekois; dat deze ruimte ook gelegen is in de buurt van de parkgebieden die aangelegd zouden kunnen worden op het huidige Beekkantplein om te voldoen aan het reglementaire voorschrift dat verplicht om in deze zone parkgebieden te voorzien; dat deze ruimte op die manier ook verbonden is met de groene ruimten van de kwadranten Ruimte voor biodiversiteit en Geactiveerd park; dat het inderdaad gaat om een ruimte gelegen op het plateau van de metro; dat, afhankelijk van de grondhoogte voorzien op deze plek, er toch redelijk grote bomen kunnen worden aangeplant;

Delhaize-hal Gezien de bezwaren over de verbouwing van de 'Delhaize-hal' (gebied voor voorzieningen en productieactiviteiten op de reglementaire kaart);

Dat de KCML het betreurt dat er bij de samenstelling van het dossier van het RPA geen grondige historische en gezondheidsstudies zijn uitgevoerd naar de getuigen van de industriële activiteit op de site (waaronder de Delhaize-hal) en vraagt om aanvullende studies uit te voeren om na te gaan op welke manieren het erfgoed van de 'Delhaize-hallen' kan worden omgebouwd, waarbij het volledig in zijn waarde wordt gelaten (materialiteit en verleden van de site) met het oog op integratie in het programma en duurzame ontwikkeling (hergebruik);

Dat een reclamant vraagt om de voorschriften aan te passen gezien het gebrek aan realisme over het behoud en de herinrichting van de Delhaize-hal en vraagt om de resultaten op te nemen van de lopende onderzoeken naar het perceel van de Delhaize-hal betreffende de opwaardering van de bestaande openbare sociale woningen en de integratie ervan in een kwaliteitsvolle openbare ruimte aansluitend bij de ontwikkeling van de site;

Dat Leefmilieu Brussel aanbeveelt om te onderzoeken welke opportuniteit het aangekondigde vertrek van de firma Delhaize op de historische site aan de Osseghemstraat, binnen de perimeter, kan bieden en in het bijzonder hoe dit kan helpen om het (zeer volle) programma van het RPA te verlichten en de integriteit van de twee kwadranten in het noorden werkelijk in stand te houden, meer in het bijzonder van het 'noordwestelijke' kwadrant, genaamd 'Ruimte voor biodiversiteit', waar heel veel gebieden voor voorzieningen, administratieve activiteiten en huisvesting bijeen liggen;

Dat een reclamant aanbeveelt om bij de ontwikkeling van het perceel 'Delhaize-hal' te kiezen voor een gemengd project dat de mogelijkheid biedt om een dertigtal economische units te bouwen gekoppeld aan de woonfunctie om zo het aanbod en het gemengd karakter van de reeds bestaande voorstellen in het RPA uit te breiden en vraagt om, bij een afbraak/heropbouw van de Delhaize-hal, een alternatief te overwegen met de mogelijkheid om de woonfunctie toe te voegen gekoppeld aan de economische functie;

Dat een reclamant aanbeveelt om, gezien de lokale context, een eerder 'hybride' morfologische en typologische ontwikkeling toe te laten zodat er meerdere opties open blijven voor de ontwikkeling van het kwadrant 'Campus' en er woningen gebouwd kunnen worden;

Dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om de mogelijkheid te bestuderen om de voormalige Delhaize-hal om te vormen tot een site voor indoorsport of -spel, bijvoorbeeld een waterpark zoals Oceade, van gewestelijke omvang of, indien de hal wordt afgebroken, een gemengd programma te overwegen waarin woningen zijn opgenomen;

Dat een reclamant gekant is tegen een complex in de stijl van 'Oceade', terwijl een andere dit aanbeveelt voor de Molenbeekse jeugd;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het ontwerp van RPA aanbeveelt om deze hal te behouden als getuige van het spoorwegverleden van de site, maar ook andere ontwikkelingen toelaat indien dit behoud problematisch is; dat tijdens de afrondingsfase van het RPA is gebleken dat het wellicht moeilijk zal zijn om deze hal te behouden gezien de slechte staat ervan en de noodzaak om de gebouwen volledig aan te passen om te voldoen aan de veiligheidsnormen van de DBDMH; dat er dus een studie werd opgestart om diverse herbestemmingsmogelijkheden te onderzoeken; dat de verbanden met de aangrenzende gebouwen van Le Logement molenbeekois ook onderzocht werden om diverse redenen; - De naaste omgeving van de gebouwen is sterk gemineraliseerd en weinig interessant; - Er zou een link gelegd moeten worden tussen de nieuwe groene ruimten aangelegd door het RPA en het Marie-Josépark via deze gebouwen; - De achterzijde van de percelen wordt ingenomen door een groot aantal garageboxen die momenteel een barrière vormen met de site van het RPA;

Dat de studie drie mogelijke scenario's heeft doorlopen: - Een recreatief zwembad in combinatie met productieruimten; - Een stadsproject van het Circus of een andere grote voorziening; - Een gemengd project met een combinatie van woningen en werkplaatsen;

Dat, in het algemeen, deze drie scenario's verenigbaar zijn met de principes van het RPA, op het vlak van inplanting en bouwprofiel; dat twee scenario's vragen oproepen over bestemming, maar dat het niet opportuun werd geacht om de voorschriften aan te passen en dit om de volgende redenen: - In het geval van een project woningen/werkplaatsen zou het reglementaire luik van het RPA aangepast moeten worden om huisvesting in deze zone toe te laten (wat momenteel niet het geval is, zone 1.6.) en zou het MER hieromtrent dus moeten worden aangevuld: gezien de zeer sterke aanwezigheid van woningen in de onmiddellijke omgeving en het monofunctionele residentiële karakter van deze zone, alsook de aanzienlijke bouwprofielen van de gebouwen in de De Rooverelaan en de moeilijk op te lossen kwestie van de toegankelijkheid voor het autoverkeer in de zone, lijkt deze hypothese niet echt wenselijk; - In het geval van een recreatief zwembad, indien het project beschouwd kan worden als een openbare voorziening, moet het RPA niet worden aangepast en indien, bij gebrek aan overheidsfinanciering, het recreatief zwembad echter beschouwd zou worden als handel, zijn er diverse oplossingen mogelijk, want een dergelijke installatie vereist een minimale vloeroppervlakte van 4.000 m2. Het ontwerp van RPA beperkt de handelsoppervlakten in deze zone tot 1.500 m2, vooral in een streven om werkgelegenheid en opleiding te stimuleren door te kiezen voor openbare voorzieningen en productieactiviteiten. Meer m2 aan handel toelaten in deze zone indien de kwalificatie als openbare voorziening niet verkregen kan worden zou mogelijkheden openen die grote gevolgen zouden kunnen hebben voor de zone. Niets zou garanderen dat de doelstellingen van het RPA bereikt zullen worden want, bij een private ontwikkeling, zouden alle types van handel toegelaten zijn. Er wordt dus voorgesteld om de beperkingen inzake bestemming zoals voorzien in het ontwerp van RPA te behouden, op één verduidelijking na: in het strategische luik zal met name vermeld worden dat, binnen de logica om een campus te bouwen in het kwadrant Campus, om het programma van voorzieningen samen te stellen, de inplanting van infrastructuur van algemeen belang overwogen zal worden, met name vrijetijds- en sportinfrastructuur, ingevoerd op initiatief van de openbare sector en de privésector, wat niet onverenigbaar is met een commerciële sportinfrastructuur van 1.500 m2, in voorkomend geval als aanvulling op de vrijetijds- en sportvoorzieningen;

Dat het niet opportuun werd geacht om het programma van de betrokken wijk minder dicht te maken om redenen die eerder reeds werden aangehaald; dat alle scenario's echter vragen om een rationalisatie van de parkings achter de sociale woontorens, wat reeds vermeld staat in het strategische luik om een reeks verbindingen via de sociale woningen aan de De Rooverelaan te bevorderen;

Dat het voor het overige niet binnen het plan valt, gezien het algemene karakter ervan, om in deze fase de precieze aard te bepalen van de voorzieningen die hier gevestigd zouden kunnen worden en nog minder om deze vast te leggen in het plan, gezien de in te vullen behoeften wellicht zullen evolueren in de tijd en dus moeten beoordeeld worden in het kader van projecten, waarvan het plan enkel het algemene kader vastlegt;

Verbindingen met de sociale woningen aan de De Rooverelaan Overwegende dat een reclamant aanbeveelt om de kenmerken van de breedte van de doorgang tussen de zone voor voorzieningen/administratie en het Marie-Josépark op een eerder 'functionele' wijze te interpreteren om zo een gepaste integratie te verzekeren met de ontwikkeling van het residentieel complex aan de De Rooverelaan;

Overwegende dat een reclamant vraagt om van de renovatie van de sociale woningen aan de De Rooverelaan gebruik te maken om groene gangen aan te leggen en om aan het einde van de eerste paragraaf op pagina 78 van het RPA toe te voegen 'en om ecologische gangen aan te leggen die doorlopen naar het park';

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA een grote poreusheid toelaat door middel van de reglementaire voorschriften inzake de openbare ruimten; dat de intentie om de grote blokken aan de De Rooverelaan te doorkruisen duidelijk is opgenomen in het strategische luik van het ontwerp van RPA; dat de voorschriften van de zone voor voorzieningen en productieactiviteiten (waarin de bovenvermelde passage is opgenomen) anticiperen op deze mogelijkheid; dat zij met name toelaten om het residentieel complex te integreren in de ontwikkeling van de zone (toegang tot de openbare ruimten en het park, tot de spoorwegloopbrug, enz.); dat de opgelegde breedte voor de doorgang (minstens 20 m.) en de flexibiliteit inzake de precieze locatie van deze doorgang toelaten om rekening te houden met de diverse situaties die zich kunnen aftekenen naargelang van het gekozen project voor de zone en de geplande inrichtingen voor de omgeving van de gebouwen in de De Rooverelaan;

Dat de vergroening van alle ruimten van het plan reeds gegarandeerd wordt door algemeen voorschrift 0.3; dat de details van de opgelegde verplichtingen bestudeerd zullen moeten worden in het kader van de tenuitvoerlegging van de projecten en niet in het plan;

Kwadrant Wijk Mechanisme van het aanbevolen stedelijk weefsel Overwegende dat een reclamant betreurt: o dat het stedenbouwkundige en architecturale opzet voor het kwadrant 'Wijk' een riskante optie is die tot hachelijke problemen zou kunnen leiden bij de operationele invulling en integratie in het bestaand stedelijk weefsel, omdat de inrichting van een sokkel op twee niveaus met een diepte van 42 tot 59 meter de breuk die wordt gevormd door de spoorlijn nog zou kunnen versterken; o Dat de opsplitsing van de openbare ruimte door de aanleg van een platform leidt tot een verspreiding van de voetgangersstromen waardoor de sociale controle verslapt en er een onveiligheidsgevoel kan ontstaan dat nog versterkt wordt door het gebrek aan zijdelingse toegangen; o Dat de optie om woongebouwen te bouwen met een diepte van 11 tot 16 meter op de sokkel zou kunnen leiden tot problemen met de implementatie indien er zich geen investeerders aandienen om dergelijke programma's uit te voeren;

Overwegende dat een reclamant aanbeveelt om de regel over de '40° ' vermeld in het strategische luik van het RPA (p. 80) te schrappen om, enerzijds, meer vrijheid te geven aan de toekomstige ontwikkelaars en, anderzijds, elke mogelijke ambiguïteit over een niet-reglementaire norm te vermijden;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie twijfels heeft over de levensvatbaarheid van de voorgestelde ruimtelijke sequenties voor het `kwadrant Wijk';

Dat de begane grond van de Vandenpeereboomstraat uitsluitend bestemd is voor productiefuncties; dat dit problemen kan opleveren voor de activering van de openbare ruimte, de veiligheid en de sociale controle, hetgeen mogelijk wordt verergerd wanneer er sprake is van leegstand van deze ruimtes;

Dat de GOC de keuze van een lagenbenadering ter discussie stelt waarbij openbare ruimten (het balkon) zich op het dak van particuliere faciliteiten (magazijnen) bevinden;

Dat, naast de problemen op het gebied van sociale controle en de activering van de openbare ruimte, deze lagenbenadering op middellange en lange termijn tot aanzienlijke problemen kan leiden op het gebied van beheer (verantwoordelijkheden in geval van onderhouds-/renovatie-/transformatiewerkzaamheden, beheer van deze erfdienstbaarheid wanneer de gebouwen worden overgenomen door een nieuwe eigenaar, de onmogelijkheid tot een gedifferentieerde ontwikkeling van de gebouwen, enz.);

Overwegende dat de Regering wil verduidelijken dat het stedelijk weefsel aanbevolen in het plan toelaat om een gemengd en duurzaam stadsprogramma uit te werken, rekening houdend met de vereisten gekoppeld aan de aanwezigheid van de spoorweg; dat dit bovendien toelaat om een hele reeks openbare ruimten aan te leggen voorbehouden voor de zachte vervoerswijzen en zo oost-west- en noord-zuidverbindingen te creëren om het braakland te doorkruisen; dat deze openbare ruimten verbonden zijn met elkaar en met het bestaande spoornetwerk, rekening houdend met de hoogteverschillen tussen de verschillende zijden van het braakland; dat het plan op die manier net toelaat om de sociale controle te verbeteren en de 'stedelijke barrière' te verlagen die de site van het Weststation momenteel vormt; dat het niet de sokkel van het kwadrant Wijk is die een breuk vormt op de site, maar wel de spoorlijn; dat de sokkel net toelaat om de diverse verkeersstromen binnen en rond het braakland met elkaar te verbinden, rekening houdend met de aanwezigheid van de spoorlijn en door die te benutten binnen het landschap;

Dat om de coherentie van de opbouw van dit stedelijk weefsel te verzekeren, bij een gedeeltelijke opbouw, het reglementaire luik voor elke vergunningsaanvraag de opstelling van een algemeen plan vereist waarin wordt verduidelijkt hoe het geplande project rekening houdt met en aansluit op de diverse elementen in overdruk die de zone doorkruisen (voetgangers- en fietserspromenade L28, openbare doorgangen, loopbruggen), op de blauw-groene ecologische corridor en op de eventueel reeds goedgekeurde bouwwerken; dat de risico's verbonden aan de implementatie op die manier worden beheerst; dat de bouw van woningen van 11 tot 16 meter diep op een sokkel op zich geen specifiek probleem vormt;

Dat wat de hoek van 40° betreft die moet worden nageleefd voor bouwwerken in het kwadrant Wijk, dit geen regel is, maar een indicatie die opgenomen is in een schema van het strategische luik om aan te tonen hoe de schaduwen die geworpen worden op de bestaande gebouwen in de Vandenpeereboomstraat vermeden kunnen worden; dat dit niet beschouwd mag worden als een norm, maar eerder als een hulpmiddel bij het ontwerp; dat de toepassing van deze algemene methode geen vervanging mag vormen voor een grondige analyse van de specifieke context van elke constructie; dat de bestaande gebouwen in de Vandepeereboomstraat in feite niet allemaal bestemd zijn voor huisvesting en niet allemaal hetzelfde bouwprofiel hebben; dat ze dus niet allemaal op dezelfde manier beïnvloed worden door eventuele toekomstige geworpen schaduwen in het kwadrant Wijk;

Dat wat de activering van de benedenverdiepingen in de Vandepeereboomstraat betreft, het plan een combinatie van mogelijke bestemmingen voorziet (productieactiviteiten, handel, openbare voorzieningen, maar ook woningen) en dat het aanbeveelt, in zijn strategische luik, dat alle benedenverdiepingen die niet bestemd zijn voor huisvesting moeten deelnemen aan de animatie van de openbare ruimte; dat, daarentegen, geen enkel plan zich kan indekken tegen een risico van huurleegstand, behalve door zo veel mogelijk verschillende bestemmingsmogelijkheden te voorzien, zoals nu reeds het geval is;

Dat betreffende de beheersproblemen op middellange en lange termijn bij een opeenstapeling van meerdere functies, dit een risico is dat eigen is aan elke gemengde constructie; dat de verticale gemengdheid een van de interessante manieren is om de stad te animeren en een antwoord te bieden op de diverse behoeften van de bevolking in de context van een dichtbevolkte stad; dat de tenuitvoerlegging van het plan wordt toevertrouwd aan citydev.brussels dat veel ervaring heeft met dit type van projecten Overwegende dat enkele reclamanten vragen hebben bij het aanbevolen stedelijk weefsel voor het kwadrant Wijk en meer bepaald het feit - dat het balkon aan spoorwegzijde moeilijk in de praktijk te brengen is; - en dat het niet wenselijk is om gebouwde infrastructuur van een dergelijke omvang te plannen in een wijk die vaak te kampen heeft met overstromingen;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat wat de doorgang van het fiets- en voetpad onder dit balkon betreft, het voorstel is gebaseerd op het feit dat er een aanzienlijk hoogteverschil overbrugd moet worden tussen het parkgebied en de Ninoofsesteenweg; dat er door het balkon onder het fiets- en voetpad overdekte ruimten ontstaan die gebruikt kunnen worden voor een reeks functies en dat zou niet het geval zijn indien de toegangshelling iets voor de Ninoofsesteenweg begint;

Dat het balkon inderdaad redelijk complex is om in de praktijk te brengen; dat dit voortvloeit uit een streven om een gemengde wijk te creëren en tegelijk het verkeer van de zachte vervoerswijzen te vergemakkelijken in een gebied dat naast een spoorlijn ligt en een aanzienlijk hoogteverschil heeft; dat deze inrichting inspeelt op diverse behoeften inzake programmering en mobiliteit; dat andere overwogen inrichtingen in het MER eenvoudiger in de praktijk te brengen zijn, maar geen antwoord bieden op alle uitdagingen; dat de tenuitvoerlegging van het plan werd toevertrouwd aan Citydev gezien zijn ervaring met gemengde stadsprojecten van deze omvang;

Dat wat het regenwaterbeheer betreft, een hydrografische studie uitgevoerd door de MSI op basis van het ontwerp van RPA heeft aangetoond dat insijpelingsvoorzieningen die rekening houden met de hypotheses van honderdjarige neerslag compatibel zijn met het aanbevolen stedelijk weefsel; dat het balkon bovendien deels vergroend kan worden; dat er bovendien aan herinnerd moet worden dat de keuze om het kwadrant Wijk te verdichten een bewuste keuze is om de nieuwe activiteiten in deze zone te concentreren en zo in de andere zones meer bebouwde oppervlakken te kunnen verwijderen, met name in het kwadrant Geactiveerd park en het kwadrant Ruimte voor biodiversiteit; dat de overstromingsproblemen zich trouwens vooral voordoen aan de andere kant van de spoorweghelling;

Productieve pleinen en animatie van de benedenverdiepingen in de Vandenpeereboomstraat Overwegende dat een reclamant betreurt dat het aanbevolen stedelijk weefsel in 'productieve pleinen' in de sokkel aan de kant van de Vandenpeereboomstraat en de aanleg van de voetgangersverbinding achteraan het perceel, langs de spoorlijnen, de structuur van de Vandenpeereboomstraat zou kunnen aantasten en problemen rond beheer en veiligheid zou kunnen meebrengen;

Overwegende dat de KCML vraagt om bijzondere aandacht te besteden aan de inrichting van de opeenvolgende open en gesloten ruimten van het kwadrant 'Wijk' langs de Vandepeereboomstraat, met name op het niveau van de programmering, zodat dit daadwerkelijk bijdraagt aan een vlotheid en een openheid binnen de wijk, bijvoorbeeld door een groter deel bebouwd oppervlak af te wisselen met een niet-bebouwd oppervlak en door aanwijzingen te geven over de eventuele afsluiting en de afsluitingsmethodes;

Dat de gemeente Molenbeek aanraadt om de inplanting van actieve functies te garanderen buiten de openingsuren (bv. ingang kinderdagverblijven, scholen, commerciële en productieve functies, enz.) ter hoogte van de productieve sokkel in de Vandepeereboomstraat, aan de straatzijde, om te vermijden dat er 's avonds en/of in het weekend een inactieve muur ontstaat; dat ze vraagt om de aanwezigheid van conciërges op de site te voorzien om een sociale controle uit te oefenen, alsook een lokaal bestemd voor de gemeentelijke preventiediensten en om de functies in de straat af te wisselen met actieve functies buiten de openingsuren om 's avonds en in het weekend geen inactieve muur te creëren;

Dat een reclamant betreurt dat de relatie met de openbare ruimte op het spel wordt gezet door de afwisseling van pleinen die wellicht omheind zullen worden en bouwwerken; dat enkele reclamanten vragen hebben over de benedenverdiepingen met een commerciële bestemming en de vorm van de bebouwing met pleinen aan de straatkant die niet bevorderlijk zijn voor de sociale controle op straat, met name op het vlak van netheid en veiligheid; dat een reclamant vraagt om een sociale controle in de straat te verzekeren en zegt dat de programmering van de benedenverdiepingen 's avonds gesloten en dus niet ideaal is en dat de functies niet alleen horizontaal maar ook verticaal gemengd moeten worden om deze sociale controle mogelijk te maken;

Dat een reclamant vraagt om de sokkel open te stellen voor productieactiviteiten in verband met de spoorwegen en om geen binnenpleinen te voorzien voor het lossen van vrachtwagens en/of de parkings ondergronds aan te leggen;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie van mening is dat de dimensionering van het straatprofiel en de industrieterreinen niet getoetst is aan de breedte en de draaicirkel van de vrachtwagens;

Dat de toegang tot de woningen problematisch is met betrekking tot de sociale controle; dat men namelijk 's avonds, vanaf de Vandenpeereboomstraat, eerst een binnenplaats met daaromheen gesloten industriegebouwen moet oversteken, dan een trap oplopen (niet geschikt voor PBM) en vervolgens een verhoogd pad langs het spoor en de Infrabel Academy (waarschijnlijk gesloten buiten de kantooruren) moet volgen; dat, als logisch gevolg, de plaatsing van de ingangen van de woningen op het 'balkon' ten koste gaat van de activering van de Vandenpeereboomstraat, die op de benedenverdieping geen woonfunctie meer heeft;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de kwesties in verband met sociale controle hierboven reeds beantwoord werden;

Dat er wordt voorgesteld om bepaalde details van het stedelijk weefsel van het kwadrant Wijk te herzien om in te spelen op deze bezorgdheden, met name wat de aanleg en de functie van de productieve pleinen betreft (die niet enkel bedoeld zijn om het logistieke aspect op te vangen en kunnen gedeeld worden tussen de functies van voorziening, handel en werkplaats die naast elkaar geplaatst worden);

Dat, voor alle duidelijkheid, de term 'productieve pleinen' vervangen werd door 'pleinen' in het strategische luik en dat de term 'pleinen' vervangen werd door 'oppervlakte buiten onbebouwde grond' in het reglementaire luik;

Dat er op het niveau van het reglementaire luik wordt voorgesteld om de verplichting van 'rechtstreekse verbinding' tussen de pleinen en de Vandenpeereboomstraat te schrappen om de verplichte onderbreking van de bouwlijn te vermijden, omdat de systematische verplichting van dergelijke open pleinen niet noodzakelijk aangepast is aan elk project en tot bepaalde risico's zou kunnen leiden (onveiligheid, sluiting ...);

Dat het echter belangrijk is om vast te houden aan het voorschrift dat verplicht om pleinen aan te leggen op 20% van de ingenomen ruimte van het project om de dichtheid te beperken, om een natuurlijke lichtinval in de gebouwen mogelijk te maken en zo ook mogelijkheden voor omvorming tot andere bestemmingen en om te garanderen dat het regenwater in de grond kan sijpelen;

Dat het gekozen inrichtingsprincipe voor het kwadrant Wijk gebaseerd is op een streven om de ruimten op de benedenverdiepingen voor te behouden voor productieactiviteiten en openbare voorzieningen, maar dat het reglementaire luik niet belet om woningen te bouwen aan de straatkant, hetzij met een benedenverdieping bestemd voor bewoning of andere toegelaten functies (voorzieningen, handel en productieactiviteiten); dat het plan een gemengd gebruik van de sokkel toelaat om zo een monofunctionaliteit te voorkomen die zou kunnen leiden tot een vorm van onveiligheid (gebrek aan sociale controle) en dit met name wat de toegang tot de woningen betreft; dat dit gemengde karakter zal bijdragen aan de activering van de Vandenpeereboomstraat; dat de woningen langs diverse wegen toegankelijk zijn (rechtstreeks vanaf de Vandenpeereboomstraat, langs de openbare doorgangen voorzien in artikel 3.2 van het reglementaire luik of vanaf het balkon); dat de beste locatie gekozen kan worden afhankelijk van de bestemmingen voorzien op de benedenverdieping en de naburige activiteiten; dat het niet wenselijk is om de fietsers- en voetgangerspromenade loodrecht op het kwadrant Wijk en Geactiveerd park te schrappen vanwege het aangehaalde risico van de aantasting van de structuur van de Vandenpeereboomstraat; dat deze promenade een centrale rol speelt in de ontwikkeling van de site en bijdraagt aan een ander doeleinde dan het gebruik van de Vandenpeereboomstraat; dat de toegankelijkheid van het balkon voor fietsers en voetgangers nodig is om de animatie ervan te versterken;

Dat de precieze keuze van het type van project of voorzieningen (kinderdagverblijf, school, conciërgewoning ...) het algemene karakter van het plan te buiten gaat, maar kadert in de tenuitvoerlegging;

Dat het niet wenselijk is, gezien de behoeften aan voorzieningen en werkgelegenheid, om de bestemming te beperken tot activiteiten die verband houden met de spoorweg; dat het, gezien de lengte van de perrons, trouwens niet mogelijk is om goederentreinen te laten stoppen en dus een link met de spoorweg te creëren;

Dat er betreffende de draaicirkels van de vrachtwagens voor leveringen en de werking van de diverse geplande bestemmingen diverse oplossingen voorhanden zijn, gaande van parkeren aan de straatkant tot het aanleggen van een overdekte binnenstraat; dat deze verschillende oplossingen geval per geval bekeken moeten worden in het licht van de activiteiten die in de sokkel worden ondergebracht, hun precieze ligging, hun logistieke behoeften en de mogelijkheden om de loskades eventueel te delen voor meerdere activiteiten; dat deze kwesties het algemene karakter van het plan te buiten gaan;

Veiligheid Overwegende dat de gemeente Molenbeek de volgende aanbevelingen doet op het vlak van veiligheid: o Toezien op de beveiliging en het beheer van de pleinen en doorgangen in de Vandepeereboomstraat; o De ingangen/uitgangen van de productieve sokkel groeperen om deze te beperken en zo het aantal gebruiksconflicten binnen de perken te houden (zie Havenlaan) in de Vandepeereboomstraat; o Een interne circulatie voorzien (bijvoorbeeld binnenstraat) om de productieve functie ten volle te benutten; o Het aantal doorgangen tussen de Vandepeereboomstraat en het balkon beperken om het aantal risicozones zo klein mogelijk te houden; o De mogelijkheid van toezicht in de voetgangerszone versterken;

Dat enkele reclamanten zich vragen stellen over het onbeleefd gedrag dat zich zou kunnen voordoen op het balkon gezien dit uitsteekt over een spoorlijn;

Dat een reclamant vraagt om toe te zien op de algemene veiligheid van de wijk en er alles aan te doen om criminaliteit tegen te gaan en de aantrekkelijkheid van de wijk te garanderen en de kwadranten op een esthetische, globale en harmonieuze manier aan te leggen zodat dit voorbijgangers aantrekt en zo de veiligheid verhoogt;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat het nagestreefde gemengde karakter loodrecht op de sokkel het onveiligheidsgevoel zal wegnemen; dat de schrapping van de systematische verplichting tot productieve pleinen die uitgeven op de straat (met het risico, indien deze verplichting niet gerechtvaardigd is door het project, dat er geen toezicht is op de pleinen) bijdraagt aan deze doelstelling;

Dat het aantal voorbijrijdende vrachtwagens/bestelwagens als gevolg van de nieuwe activiteiten in het MER geschat wordt op een honderdtal per dag; dat dit cijfer aanzienlijk kan schommelen afhankelijk van het type van productieactiviteiten en de oppervlakte die effectief wordt ingenomen door openbare voorzieningen of productieactiviteiten; dat er, zoals hierboven aangehaald, diverse oplossingen zijn voor het laden/lossen die de risico's van conflicten tussen de verschillende weggebruikers beperken;

Overwegende dat er, betreffende de toegang voor leveringen en de werking van de diverse geplande bestemmingen, eerder werd verduidelijkt dat er diverse oplossingen voorhanden zijn, gaande van parkeren aan de straatkant tot het aanleggen van een overdekte binnenstraat; dat deze verschillende oplossingen geval per geval bekeken moeten worden in het licht van de activiteiten die in de sokkel worden ondergebracht, hun precieze ligging, hun logistieke behoeften en de mogelijkheden om de loskades eventueel te delen voor meerdere activiteiten;

Dat, voor het overige, tal van de aangehaalde aanbevelingen (beveiliging en beheer van de pleinen, doorgangen en balkons, toezicht op de voetgangerszone, esthetische inrichting ...) buiten de algemene scope van het plan vallen, maar onderzocht en overwogen moeten worden bij de tenuitvoerlegging ervan;

Balkon Overwegende dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om de benedenverdiepingen langs de promenade van lijn L28 zo veel mogelijk te activeren;

Dat een reclamant vraagt om een bezetting van het balkon te voorzien door recreatieve en sportieve voorzieningen, bijvoorbeeld skiporten (indoorskatepark) en overdekte fietsparkings;

Dat enkele reclamanten zich vragen stellen bij de aard van het balkon dat in feite een dak is dat onderhoud en een beheer vereist;

Dat een reclamant voorstelt om een globale visie op te nemen over de absorptie van het stadslawaai in de nieuwe inrichtingsbenaderingen, eerder met vergroende inrichtingen dan met nieuwe constructies; dat het dus interessanter zou zijn om de sokkel te vervangen door een eenvoudige groene muur of een heuvel; dat een reclamant zich vragen stelt bij de capaciteit van de 'sokkel' om de geluidsoverlast te beperken;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat er diverse methodes bestaan om het balkon te activeren, hetzij door de aanwezigheid van openbare voorzieningen in de gebouwen die uitgeven op de promenade, hetzij door de aanleg van sport- of recreatiezalen die mogelijk is dankzij de grote breedte van de infrastructuur; dat het balkon bovendien benut zal worden door de gebruikers van de fietsers- en voetgangerspromenade; dat, aangezien dit een openbare ruimte is, deze onderhoud en beheer vereist, zoals elke andere openbare ruimte; dat dit geregeld kan worden in de vorm van overeenkomsten of servituten;

Dat het belang van de sokkel niet enkel schuilt in de absorptie van de geluidsoverlast, maar ook in de organisatie van de diverse verkeersstromen en de vestiging van meerdere functies (of het nu gaat om een eenvoudige parking of een bestemming zoals productieactiviteiten of openbare voorzieningen); dat het verkeerd is om te denken dat een vergroening kan leiden tot een verlaging van de geluidsoverlast; dat een heuvel inderdaad de geluidsoverlast kan beperken, maar dat een dergelijke inrichting slechts weinig voordelen biedt voor de stedelijke ontwikkeling van het braakland en het gewenste programma op die manier niet kan worden uitgevoerd; dat de inrichting van het kwadrant Wijk aangevuld zal moeten worden met geluidsbarrières langs de spoorweg, zoals vermeld in het strategische luik;

Promenade/ecologische corridor/groene ruimten Overwegende dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om: - voldoende vergroening van de fietsers- en voetgangerspromenade te voorzien om de ontwikkeling van de biodiversiteit mogelijk te maken; - een voldoende brede (min. 16 meter) en groene toegang te voorzien tot de promenade L28 om zo een visuele verbinding te creëren, het verharde aspect van het plein te doorbreken en de sociale controle te versterken;

Dat een reclamant vraagt om duidelijk te verwijzen naar het bestaan van de ecologische corridor gevormd door de spoorlijnen in de tekst over het kwadrant Wijk;

Overwegende dat een reclamant het gebrek aan groene ruimte betreurt in het kwadrant Wijk die enkel ontwikkeld zal worden door de privésector;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat de vergroening van alle ruimten in het plan gegarandeerd wordt door algemeen voorschrift 0.3; dat de vergroening van de fietsers- en voetgangerspromenade en het kwadrant Wijk zo ook gegarandeerd is; dat het grootste deel van het kwadrant Wijk bestemd is voor bouwwerken, maar dat het reglementaire luik een ecologische corridor van minstens 2 meter breed garandeert; dat de functie van ecologische corridor van de spoorlijnen bovendien vermeld staat in het strategische luik; dat de concentratie van het programma van de bouwwerken in het kwadrant Wijk toelaat om veel ruimte te laten voor groen (in het groengebied en het parkgebied met name); dat een gewestelijke overheidsinstelling, namelijk Citydev, belast is met de tenuitvoerlegging van het plan;

Omkeerbaarheid/schaalbaarheid Overwegende dat een reclamant zich positief uitlaat over de schaalbaarheid/omkeerbaarheid van de sokkel in het kwadrant Wijk;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie het in het RPA opgenomen onderzoek naar de omkeerbaarheid van de gebouwen waardeert;

Recypark Gezien de bezwaren over de mogelijkheid om een recyclagepark te openen in het kwadrant Wijk;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel aanbeveelt om: - Bij de inplanting van een recypark de overlast tot een minimum te beperken en het ANB aan te moedigen om te kiezen voor een recyclageparkmodel dat is aangepast aan een dichtbevolkte stedelijke omgeving en een kringloopwinkel omvat; - Het alternatief te volgen met de vestiging van een aangepast recypark, rekening houdend met de uitdagingen inzake mobiliteit, geluid en lucht; - De conflicten tussen gebruikers op het vlak van mobiliteit tot een minimum te beperken, met name tussen motorvoertuigen die het recypark in- en uitrijden, voetgangers en fietsers in de Vandepeereboomstraat, maar ook op het vlak van rust van de bewoners van de wijk, arbeidsomstandigheden (van de werknemers van het recyclagepark) in een 'gesloten' en zeer verdeelde omgeving;

Dat enkele reclamanten gekant zijn tegen dit plan; dat anderen het aanmoedigen; dat een reclamant vraagt om in het RPA een plan voor een containerpark op te nemen om het probleem van de openbare netheid in de wijken rond het Weststation op te lossen; dat een reclamant zich positief uitlaat over het feit dat er een recypark komt, op voorwaarde dat de nadruk ligt op hergebruiken in plaats van wegwerpen; dat een reclamant akkoord gaat met het plan om een selectief containerpark te openen dat ook voor werkgelegenheid kan zorgen;

Dat nog een andere reclamant vraagt om de oppervlakte van het recypark te beperken en dit te voorzien onder de woningen en zo nodig Engelse koeren aan te leggen voor de parkings en het recypark;

Dat een reclamant vraagt om de verklaringen te verduidelijken van het MER over de keuze en de impact van de ligging van het recypark en over de impact ervan op de levenskwaliteit van de omliggende woningen en op de mobiliteit;

Overwegende dat, betreffende de mogelijkheid om een recypark te openen op het balkon van het kwadrant Wijk, de Regering van mening is dat er moet bekeken worden of het model van recypark aanbevolen door Net Brussel aangepast kan worden aan een dicht stedelijk weefsel zodat dit vlotter toegankelijk is voor diverse actieve vervoerswijzen (en aantrekkelijk wordt voor de buurtbewoners) en de eventuele overlast tot een minimum beperkt wordt;

Dat gezien het belang van dit type van voorziening voor het Gewest en voor de wijk en de moeilijkheid om locaties te vinden in een dicht stedelijk weefsel, het wenselijk is om de mogelijkheid van een recypark in de perimeter van het RPA te behouden;

Dat de vragen over het model van recypark, de ligging en de toegang bestudeerd moeten worden in het kader van een vergunningsaanvraag, samen met de milieueffecten die niet in detail bestudeerd kunnen worden door het plan;

C. REGLEMENTAIR LUIK 1. Algemeen Overwegende dat verschillende reclamanten kritiek hebben op het reglementaire luik omdat het te gedetailleerd en te dwingend is en omdat het zich niet beperkt tot de voornaamste beginselen van de beoogde ruimtelijke ordening;Dat ze vragen om alles wat niet noodzakelijk is te verplaatsen naar het strategische luik, dat ook dwingend is voor de vergunningverlendende instanties, maar waarvan er via 'due motivation' kan worden afgeweken;

Overwegende dat de GMC daarentegen betreurt dat het RPA tal van ondersteunde interventies toelaat die het GBP en de GSV niet toelaten, hoewel de reglementaire luiken minder onderbouwd zijn dan de strategische luiken en de toekomstige ontwikkelingen onvoldoende kaderen;

Dat Leefmilieu Brussel van mening is dat het reglementaire luik te veel afwijkingen toestaat waardoor het risico bestaat van te compacte projecten; Dat deze zouden moeten worden bepaald binnen een duidelijk kader om rechtsonzekerheid te voorkomen en de regionale doelstellingen te waarborgen;

Dat een andere reclamant het betreurt dat er geen verband is tussen de visie en het reglementaire luik, wat bijgevolg weinig tot geen garanties in verband met de activiteiten op de sokkel biedt;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie aanraadt om de bepalingen van het reglementaire luik zodanig te verfijnen dat ze voldoende kwaliteitsgaranties bevatten (met name wat betreft de diepte van de gebouwen om ervoor te zorgen dat ze doorlopend zijn); Dat ze vraagt om duidelijk de bepalingen van de bestaande plannen en verordeningen te vermelden, waarvan het RPA wil afwijken;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat het reglementaire luik zo is opgesteld dat er bij de inrichting, vooral van het Kwadrant Wijk, een grote flexibiliteit mogelijk is; Dat er in aanmerking moet worden genomen dat er geen enkele afwijking kan worden toegekend;

Dat het doel is om een coherente visie voor een stedelijk project te bepalen en te omkaderen; Dat het reglementaire luik de nodige krijtlijnen bepaalt, met name voor de hoogte, breedte en/of grondinname of oppervlakten van het gebied van koeren en tuinen;

Dat dit luik wordt aangevuld door het strategische luik dat bijkomende indicaties geeft over de ideale gewenste vorm, met name aan de hand van afbeeldingen die louter ter informatie zijn; Dat het strategische luik heel duidelijk is over deze wens om de voorkeur te geven aan doorlopende woningen;

Dat de reglementaire voorschriften de nodige krijtlijnen bepalen die nodig zijn voor de realisatie van de ideale gewenste vorm zoals deze in het strategische luik is uiteengezet;

Dat het niet nodig is om te vermelden van welke bepalingen van de bestaande plannen en verordeningen er wordt afgeweken, omdat krachtens artikel 30/9, § 2 van het BWRO de bepalingen van de plannen en verordeningen die ingaan tegen de reglementaire normen van het plan worden opgeheven; Dat een dergelijk werk heel snel een onontwarbaar kluwen wordt omdat de strijdigheid zone per zone en voor elk voorschrift moet worden bepaald; Dat het verstandiger werd geacht om positieve regels vast te leggen, zodat de mensen uit de praktijk de strijdigheid ervan ten opzichte van de bestaande planologische en reglementaire bepalingen zouden kunnen beoordelen, in overeenstemming met de rechtspraak van de Raad van State; c. Algemene voorschriften Afwezigheid van overeenstemming tussen de algemene voorschriften van het GBP en van het RPA Overwegende dat verschillende reclamanten kritiek hebben op het reglementaire luik omdat de herschrijving van de algemene voorschriften van het GBP onder een andere nummering in het plan de identificatie en analyse van de afwijkingen ten opzichte van de voorschriften van het GBP en de daaruit voortvloeiende opheffingen bemoeilijkt;Dat ze vragen dat de nummering van de algemene voorschriften van het GBP wordt gerespecteerd zodat het plan gemakkelijker kan worden gelezen, het verband met het GBP duidelijker is en tegenstrijdigheden sneller kunnen worden vastgesteld;

Overwegende dat de Regering het verkieslijk heeft geacht om met het oog op coherentie de voorkeur te geven aan een doorlopende nummering van de algemene voorschriften van het richtplan van aanleg en om met het oog op de leesbaarheid van de samenhang van de algemene voorschriften in een algemeen voorschrift (0.1) de algemene voorschriften van het GBP te vermelden die niet van toepassing zijn binnen de perimeter van het plan; Dat het voor zich spreekt dat deze nummering geen afbreuk doet aan het principe van impliciete opheffing van de voorschriften van het GBP die niet compatibel zijn met het RPA (art. 30/9, § 2 van het BWRO) en waar ze graag nog eens op wil wijzen;

Algemeen voorschrift 0.1 (vroeger 1.1) - Samenhang AV van het GBP en van het RPA Overwegende dat reclamanten vragen om de algemene voorschriften van het GBP waarvan in het reglementaire luik niet wordt afgeweken, niet over te nemen omdat dit niet nodig is; Dat de algemene voorschriften van het GBP van toepassing zouden moeten blijven, behalve als er belangrijke veranderingen nodig zijn; Dat de schrapping van algemene voorschriften van het GBP leidt tot een wijziging van het GBP die in het MER moet worden geanalyseerd;

Overwegende dat de Regering van mening is dat een overlapping van de voorschriften van het GBP en het RPA tot totale verwarring zou leiden, ten eerste omdat de zoneringen van het GBP (GGB) en het RPA elkaar niet overlappen, en ten tweede omdat sommige algemene voorschriften van het GBP op een andere manier van toepassing zijn afhankelijk van de zonering van het GBP, waarvoor het RPA nu net een herwerking voorstelt;

Dat, om het werk van de mensen uit de praktijk te vereenvoudigen en veilig te stellen, de zonering en de voorschriften die ermee in verband staan, gebruikmaken van dezelfde terminologie en dezelfde concepten als het GBP; Dat het gebruik van een uniforme woordenlijst bijdraagt aan deze vereenvoudiging;

Dat het ook belangrijk bleek om de samenhang tussen de algemene voorschriften van het GBP en de richtplannen van aanleg expliciet te regelen;

Dat bovendien in een algemeen voorschrift van het RPA de algemene voorschriften van het GBP worden opgesomd die niet van toepassing zijn binnen de perimeter van het plan, hetzij uit opportuniteitsoverwegingen, hetzij omdat ze niet van toepassing zijn, terwijl bepaalde algemene voorschriften soms in het plan worden overgenomen, wanneer het nodig is ze aan te passen aan de realiteit van het plan, wat nodig is voor de meeste algemene voorschriften van het GBP, die verwijzen naar de zonering van het GBP, wanneer deze zonering afwijkt van die van het RPA;

Dat in dat geval wordt bepaald dat het overeenkomstige algemene voorschrift van het GBP niet van toepassing is;

Dat door deze aanpak de noodzaak om de voorschriften van de algemene plannen en verordeningen te belemmeren, wordt gegarandeerd;

Dat, bij gebrek aan een specifieke zonering voor het RPA of aan voorschriften die de toepassing van andere reglementen belemmeren, deze aanpak niet verhindert dat er een cumulatieve toepassing plaatsvindt wanneer deze niet tot enige tegenstrijdigheid leidt;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel van mening is dat als een algemeen voorschrift van het GBP niet van toepassing is vanwege de specifieke context in de betreffende perimeter, het niet nodig lijkt om uit te leggen dat de voorschriften ter zake niet van toepassing zijn, zoals het geval is voor het binnenterrein van een huizenblok (in de zin van het GBP);

Overwegende dat de Regering het duidelijkheidshalve verkieslijk acht om de algemene voorschriften die niet van toepassing zijn expliciet te vermelden, niet alleen omdat ze niet van toepassing zijn, maar ook en vooral omdat ze uit opportuniteitsoverwegingen worden afgewezen; Dat deze voorschriften in het laatste geval cumulatief van toepassing zouden zijn op het RPA, als ze niet worden afgewezen en als ze niet tegenstrijdig zijn met het RPA;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt om de algemene voorschriften opnieuw aan te passen in lijn met de verwezenlijking van gewestelijke doelstellingen op het vlak van een groen netwerk, natuur-biodiversiteit en stadslandbouw, waarbij deze dimensies kunnen worden geïntegreerd en er op de hele site rekening mee kan worden gehouden, en met name de algemene voorschriften 0.2 en 0.6 van het GBP worden behouden, en om deze zo nodig als volgt aan te vullen: * Algemeen voorschrift 0.2 van het GBP overnemen dat inrichtingen voor activiteiten van stadslandbouw mogelijk maakt, zonder dat deze zich in landbouwgebied bevinden en zonder dat ze onder het uitzonderingsstelsel vallen (bij niet-vermelding): "De aanleg van groene ruimten is zonder beperking toegelaten in alle gebieden, namelijk om bij te dragen tot de verwezenlijking van het groene netwerk. Beplanting van voedingsgewassen en extensieve grasvelden kunnen ook deel uitmaken van deze groene ruimten."; * Algemeen voorschrift 0.6 van het GBP overnemen door "binnenterreinen van huizenblokken" te vervangen door "omgeving en andere tussen- of restruimten". "In alle gebieden verbeteren de handelingen en werken, bij voorrang, de groene, en nadien de minerale esthetische en landschapskwaliteit van de omgeving van de constructies en andere tussenruimten. Ze bevorderen er de instandhouding of de aanleg van oppervlakken in volle grond en het ontstaan van biodiversiteit";

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA Weststation niet in een binnenterrein van de huizenblok voorziet, gezien de bijzondere configuratie van de plek en de inrichting van de site in de vorm van kwadranten rond de spoorweginfrastructuren; Dat er door de beperkte diepte van de ruimten aan weerszijden van de spoorweglijn over het hele oppervlak van de afgebakende bouwzones moet worden gebouwd, zodat er weinig plaats overblijft voor ruimten in volle grond, hetgeen wordt gecompenseerd door grote parkzones en groene ruimten die specifiek dienstdoen als omkadering van de activiteiten die er allicht zullen worden toegelaten; Dat AV 0.3 van het RPA eveneens de inrichting van groene oppervlakten die gunstig zijn voor de biodiversiteit oplegt in de omgeving van constructies, installaties en paden en op platte daken, zodat het al ruimschoots bijdraagt aan de omkadering van de ontwikkeling van de omgeving en andere tussenruimten door bij voorkeur de groene kwaliteiten te bevorderen, en zodat het bijgevolg ook bijdraagt aan de verwezenlijking van het groene netwerk;

Overwegende dat een reclamant het betreurt dat algemeen voorschrift 0.12 (bescherming van bestaande woningen) werd uitgesloten voor het RPA, hoewel het zijn betekenis op langere termijn behoudt zodra het programma van het RPA is gerealiseerd;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat dit algemene voorschrift van het GBP niet van toepassing is binnen de perimeter van het GGB; Dat de enige bestaande woningen zich in het woongebied bevinden waar deze bestemming de hoofdbestemming is en dat het anderzijds in de toekomst niet absoluut noodzakelijk lijkt om de functie huisvesting verder te beschermen omdat deze functie sinds de goedkeuring van het GBP een sterke functie is geworden;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel van mening is dat de schrapping of wijziging van algemene voorschriften van het GBP binnen de perimeter van het RPA het voorwerp van een effectbeoordeling moet uitmaken;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat er voor het planontwerp, dat algemene reglementaire voorschriften bevat die binnen de perimeter van het plan de toepassing van bepaalde algemene voorschriften van het plan afwijzen omdat ze niet van toepassing zijn of vanwege opportuniteitsoverwegingen, een milieueffectenrapport wordt opgesteld;

Algemeen voorschrift 0.3 (vroeger 1.3) Overwegende dat een reclamant voorstelt om voorschrift 1.3 van het ontwerp van RPA als volgt aan te vullen: "De omgeving van de constructies, installaties, paden en fietsers- en voetgangerspromenade L28 alsook de platte daken moeten worden beplant, zodat de verhouding tussen de oppervlakten die gunstig zijn voor de biodiversiteit (ecologisch inrichtbare oppervlakte) en de totale oppervlakte van de betrokken percelen wordt gemaximaliseerd;

De aanvragen voor stedenbouwkundige attesten en vergunningen bevatten een toelichting over de manier waarop het project de verhouding van de oppervlakten die gunstig zijn voor de biodiversiteit optimaliseert en de manier waarop die moeten bijdragen tot de ontwikkeling van het groene weefsel" met: "of de manier waarop ze voorstellen om het verlies aan open ruimte (niet-bebouwd), in het bijzonder in volle grond, alsook de manier waarop in elke (nieuwe) constructie en elke nieuwe openbare ruimte habitats of inrichtingen voor beschermde fauna worden geïntegreerd.";

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat het plan op zich het resultaat is van een bemiddeling tussen enerzijds de compensatie van te bebouwen ruimte en anderzijds ruimten voor groene zones en park;

Dat er door de beperkte diepte van de ruimten aan weerszijden van de spoorweglijn over het hele oppervlak van de afgebakende bouwzones moet worden gebouwd, zodat er weinig plaats overblijft voor een compensatie bestaande uit ruimten in volle grond; Dat voor het overige het algemene voorschrift 1.3 de vergroening van de ruimten oplegt om de oppervlakten die gunstig zijn voor de biodiversiteit te maximaliseren, wat onder andere betrekking kan hebben op de beschermde habitats of fauna;

Algemeen voorschrift 0.4 (vroeger 1.4) Overwegende dat een reclamant het betreurt dat algemeen voorschrift 0.7 van het GBP dat voorzieningen in alle gebieden toelaat in algemeen voorschrift 1.4 van het RPA is overgenomen, maar dat daarbij het laatste deel dat bepaalt dat deze voorzieningen in de groene zones slechts een gebruikelijke aanvulling vormen op - en horen bij - hun bestemming, is geschrapt, hetgeen hier toch erg nuttig lijkt voor het RPA teneinde een onderscheid te kunnen maken tussen de parkzone en de groene zone op het vlak van de mogelijke inplanting van voorzieningen;

Dat Leefmilieu Brussel vraagt om een maximumdrempel voor de voorziene vloeroppervlakten vast te leggen, in verband met voorschrift 1.4, om rechtsonzekerheid te voorkomen;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het laatste deel van het algemene voorschrift 0.7 van de GBP niet van toepassing is binnen de perimeter van het plan; Dat door deze voorwaarde die specifiek van toepassing is op de groene zones en parkzones van het GBP niet over te nemen, een zekere flexibiliteit wordt behouden voor de inrichting van de groene zone en parkzone van het RPA en bijgevolg een succesvolle uitvoering van het RPA in deze zones gegarandeerd is; Dat deze zones door Leefmilieu Brussel zullen worden uitgevoerd; Dat Leefmilieu Brussel gehouden blijft aan de voorwaarde dat de voorzieningen die ze zou willen creëren verenigbaar moeten zijn met de bestemming van deze zones, met name wat betreft de doelstellingen voor de inrichting die in het strategische luik van het RPA zijn uiteengezet; Dat het voldoende lijkt om de verwezenlijking van voorzieningen die onverenigbaar zijn met de bestemming van deze zones gewoon te verbieden, vooral gezien de aanwezigheid van indicatieve doelstellingen in het strategische luik van het RPA, zonder drempels en/of aanvullende voorwaarden te moeten opleggen;

Algemeen voorschrift 1.5 van het ontwerpplan (SEVESO-installaties) Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat dit voorschrift het equivalent van het algemene voorschrift 0.16 van het GBP overnam, dat SEVESO-inrichtingen enkel toelaat in gebieden voor stedelijke industrie en gebieden voor havenactiviteiten en vervoer, die onbestaande zijn binnen de perimeter van het plan; Dat dit verbod daarom binnen de perimeter van het plan van toepassing is, voor zover de toepassing van het voorschrift 0.16 van het GBP binnen de perimeter van het plan wordt behouden, waardoor de verwijzing naar 0.16 van het GBP moet worden geschrapt in algemeen voorschrift 0.1;

Algemeen voorschrift 0.5 (vroeger 1.6) Overwegende dat een reclamant vraagt om voorschrift 1.6 en zijn vermogen om af te wijken te schrappen;

Overwegende dat een reclamant verduidelijkt dat de vereisten van algemeen voorschrift 1.6 tegenstrijdig kunnen lijken omdat ze enerzijds aangeven dat de hoogte van nieuwe gebouwen de maximaal toegestane hoogte niet overschrijdt, maar er anderzijds aan toevoegen dat een overschrijding kan worden toegestaan door middel van SRO en mits de doelstellingen van het strategische luik van het RPA worden nageleefd, en dat een "nota aantoont dat er een beperkte impact op het microklimaat is";

Dat Leefmilieu Brussel vraagt om alle hoge gebouwen aan diepgaande studies in verband met het microklimaat te onderwerpen en niet alleen de gebouwen waarvan de hoogte het toegestane maximum overschrijdt, en om de termen 'beperkte impact op het microklimaat' in voorschrift 1.6 te verduidelijken om rechtsonzekerheid te vermijden (het gaat niet enkel om geworpen schaduwen in alle seizoenen, maar ook om wind/luchtverplaatsingen of warmteopslag);

Overwegende dat de Regering het nodig acht om een zekere flexibiliteit te laten in de reglementaire voorschriften, met name inzake de hoogte, aangezien de wetgever het in geen geval toelaat om van RPA's af te wijken; Dat voor het overige de stadsvorm in het strategische luik bij wijze van indicatie is aangegeven en uit de effectbeoordeling van de vooropgestelde hoogten geen aanzienlijke impact op het microklimaat blijkt; Dat de afwijkende hoogten bijgevolg moeten worden beperkt tot de gevallen waar ze geen gevoelige impact op het microklimaat hebben;

Dat het begrip microklimaat niet in een definitie moet worden gegoten omdat dan het risico bestaat dat de factoren en elementen waarmee rekening moet worden gehouden te zeer worden beperkt, of omgekeerd, dat ze verder worden uitgebreid dan wat redelijkerwijs haalbaar is voor de bijzonder situatie van het project waarmee rekening moet worden gehouden;

Dat de hoge gebouwen vaak aan een effectbeoordeling worden onderworpen, waarbij dan de impact op het microklimaat wordt onderzocht, en dat het bijgevolg niet nodig is om het verbod van een dergelijk onderzoek in het kader van het RPA voor te schrijven, aangezien uit de effectbeoordeling van de vooropgestelde hoogten geen aanzienlijke impact op het microklimaat blijkt, tenzij bij projecten die aan een effectbeoordeling worden onderworpen of bij gebruik van de in het voorschrift voorziene mogelijkheid tot afwijking;

Algemeen voorschrift 0.6 Overwegende dat het RPA begrippen gebruikt die ook in het GBP of de GSV zijn gedefinieerd;

Dat de Regering duidelijkheidshalve expliciet wil aangeven dat voor alle definities van termen wordt verwezen naar de woordenlijst van het GBP en de definities in de regelgevingen die van kracht waren ten tijde van de goedkeuring van het plan; a . Voorschriften in verband met de bestemmingen Algemeen Overwegende dat een reclamant van mening is dat bepaalde wijzigingen van bijzondere voorschriften van het GBP niet essentieel lijken om de herschrijving ervan te rechtvaardigen, zoals in het geval van de beperkingen die zijn opgelegd aan het woongebied in het RPA ten opzichte van datzelfde gebied in het GBP (voorzieningen maximaal 250 m2 tegenover 1.000 in het GBP, verbod op kantoren tegenover max. 250 m2 in het GBP enz.); Dat het bijgevolg vraagt om niet af te wijken van de bepalingen van het GBP voor de bestemmingsgebieden, tenzij er belangrijke veranderingen nodig zijn, en in dat geval is het wenselijk om een nieuwe benaming voor het gebied te bedenken;

Dat het vraagt om precies aan te geven wat de reikwijdte van de wijziging is en te verzekeren dat het voorschrift 'in tegenspraak' en niet enkel niet-conform is, voor zover het BWRO bepaalt: "De verordenende bepalingen van het richtplan van aanleg heffen, binnen de perimeter(s) waar ze van toepassing zijn, de bepalingen op van het gewestelijk bestemmingsplan, het bijzonder bestemmingsplan en de stedenbouwkundige verordening, evenals de verordenende bepalingen van de gewestelijke en gemeentelijke mobiliteitsplannen en van de verkavelingsvergunningen, die ermee in tegenspraak zijn", en dat het bijgevolg niet voldoende lijkt om te zeggen dat het RPA een 'leemte' in het GBP is, opdat het GBP niet langer van toepassing is in de voorschriften die niet in tegenspraak zijn met het RPA; Dat het dossier een lijst moet bevatten van de bepalingen van plannen en verordeningen waarvan het RPA wil afwijken;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat het RPA in het gewestelijk bestemmingsplan een GGB bestrijkt en dat het doel van het reglementaire luik van het RPA met name is om de bestemmingsgebieden daarvoor te bepalen; Dat het RPA, dat een goedkeuring van het GBP overbodig maakt in geval van de uitvoering van een GGB, een meer gedetailleerd analyseniveau heeft dan het gewestelijk bestemmingsplan, zodat het nuttig is gebleken om de inhoud van de bestemmingsgebieden te preciseren; Dat het in geen geval zin heeft om zich op de voorschriften van de bestemmingsgebieden van het GBP te beroepen omdat het materiële toepassingsgebied van de voorschriften die bepalen wat er in de bestemmingsgebieden van het GBP is toegestaan, verwijst naar de zonering van dat plan en niet naar wat er door dit plan wordt bepaald;

Dat het BWRO de samenhang tussen het RPA en het GBP en de andere plannen en verordeningen regelt; Dat de voorschriften van het plan precies zo zijn opgesteld dat heel duidelijk is wat het RPA precies toelaat of verbiedt, terwijl het programma van het GGB van het GBP het slechts in heel algemene bewoordingen heeft over het gehele gebied dat door dit plan wordt bestreken;

Dat het GBP in tegenspraak is met het RPA telkens het toestaat wat het RPA verbiedt of wanneer het de uitvoering van het RPA in de weg staat;

Dat de bepalingen van de opgeheven plannen en reglementen niet vermeld hoeven te worden aangezien de opheffing voortvloeit uit artikel 30/9, § 2 van het BWRO; Dat deze werkzaamheden bovendien moeilijk te verwezenlijken zouden zijn omdat ze moeten worden uitgevoerd per zone en per individueel voorschrift en dat hoe dan ook de exhaustieve uitwerking moeilijk te staven zou zijn; Dat het verstandiger werd geacht in het plan positieve regels te hanteren aan de hand waarvan beroepsbeoefenaars zich een oordeel kunnen vormen over de tegenspraak met bestaande planologische en regelgevende bepalingen, overeenkomstig de rechtspraak van de Raad van State ;

Overwegende dat een reclamant vraagt om bijzondere aandacht te besteden aan de normen van de DBDMH, alsook aan de recente evolutie ervan (bv. rookafvoer, compartimentering enz.) in het kader van een functionele overlapping, die uiteindelijk een impact kunnen hebben op het programma van de functie huisvesting (door die laatste te verminderen);

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat het RPA een veelvoud aan verschillende configuraties toelaat, zowel wat betreft de stadsvorm als wat betreft de overlapping van verschillende bestemmingen; Dat het bijgevolg niet mogelijk is om alle denkbeeldige situaties die zich vanuit het oogpunt van de normen van de DBDMH zouden kunnen voordoen, te onderzoeken; Dat de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning alle mogelijke technische oplossingen moet onderzoeken om de gewenste programmering zo goed mogelijk binnen de normen van de DBDMH te verwezenlijken; Dat deze kwesties afhankelijk zijn van de mate van detail van de projecten die het RPA zullen uitvoeren en die rekening zullen houden met de beperkingen van de normen van de DBDMH, waarvan niet vaststaat dat ze het voorziene programmaprincipe in geval van functionele overlapping in het gedrang brengen;

Spoorweggebied - aanpassing van de grenzen van het gebied Overwegende dat perspective.brussels en een andere reclamant vragen om het reglementaire plan lichtjes aan te passen zodat het rekening houdt met de grondinname die strikt noodzakelijk is voor de metrostelplaats in het licht van enkele nieuwe elementen die later werden meegedeeld;

Dat een reclamant verduidelijkt dat het project voor een tijdelijke stelplaats heel belangrijk is aangezien het op korte termijn (tegen 2021-2022) ervoor moet zorgen dat de capaciteit voor het stallen van de metrostellen die de lijnen 2-6 bedienen toeneemt zodat de doortochtfrequentie kan worden verhoogd; Dat moet worden opgemerkt dat de betreffende metrostellen intussen zijn besteld en binnenkort vrijkomen; Dat de MIVB, overeenkomstig de overeenkomst die met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de NMBS Groep is ondertekend, van plan is om de site te bezetten tot 2030, in afwachting van de verwezenlijking van een uitbreiding van de huidige stelplaats op de site "Demets"; Dat ze bijgevolg vraagt om de bestemmingsplannen van het RPA lichtjes te wijzigen, en meer in het bijzonder het plan dat in de tijdelijke stelplaats voorziet voor wat betreft de lichte verschuiving van de grens tussen gebieden 2.2 en 2.8 en de grens van het gebied van het project van de MIVB in verband met het tracé;

Dat de constructieve technische vergaderingen met perspective.brussels en de Maatschappij voor Stedelijke Inrichting (MSI) in dat verband hebben geholpen om een gemeenschappelijke grens vast te stellen die bovendien het nettodeel dat voor de parkzone is voorbehouden met 165 m2 uitbreidt;Dat als gevolg van deze besprekingen de stedenbouwkundige vergunning voor de tijdelijke stelplaats op 20 oktober 2020 werd afgeleverd;

Dat de Regering zich achter bovengenoemde uitleg schaart en in het bestemmingsplan kleine wijzigingen van de grens van de betreffende aangrenzende zones en van het plan van de inplanting en bouwprofielen opneemt;

Parkgebied (kwadrant Geactiveerd park) Overwegende dat Leefmilieu Brussel in voorschrift 1.2 (vroeger 2.2) vraagt om eventueel een voedende rol toe te voegen zodat de vegetatie deels uit de beplanting van voedingsgewassen (moestuinen) bestaat, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit/verontreiniging van de bodem en met de wettelijke verplichtingen ter zake, en om ook bepaalde tijdelijke bezettingen toe te laten (seizoensgebonden en/of van diensten, zoals een zomerbar of kleine fietsherstellingen bijvoorbeeld), wat tot de volgende formulering leidt: "Dit gebied is bestemd voor vegetatie, wateroppervlakken, ontspanningsvoorzieningen, spelen en sportactiviteiten in de openlucht. Het is bedoeld om te worden ingericht om zijn sociale, recreatieve, pedagogische, landschappelijke, ecologische en eventueel deels voedende rol te vervullen. Alleen de werken die strikt genomen noodzakelijk zijn voor de bestemming van dit gebied, zijn toegelaten. Dit gebied kan ook worden bestemd voor handelszaken, meestal van beperkte omvang of tijdelijke aard, die hier de gebruikelijke aanvulling van zijn en erbij behoren, nadat de handelingen en werken aan een openbaar onderzoek en advies van de overlegcommissie werden onderworpen. Er kan een eventueel overdekte openbare ruimte worden gebouwd";

Overwegende dat het parkgebied al ontspanningsvoorzieningen of voorzieningen van collectief belang toelaat, eventueel tijdelijk, die in de lijn liggen van de algemene bestemming van het gebied en zijn stedenbouwkundige kenmerken, waarbij de handelszaken de gebruikelijke aanvulling van het gebied zijn en erbij horen, en voorziet in de mogelijkheid om een overdekte openbare ruimte te bouwen;

Dat voor het overige het gebied de aanleg van een moestuin die bij de sociale, recreatieve en/of pedagogische functie van het gebied aansluit, niet per se uitsluit, zonder dat dit echter moet worden gepreciseerd, aangezien het gebied geen hoofdzakelijke landbouwfunctie heeft;

Woongebied Overwegende de bemerkingen en klachten aangaande de verkleining en/of schrapping en/of inrichting van dit hierboven onderzochte gebied in verband met de kwadrant Ruimte voor biodiversiteit en de daarbij horende antwoorden;

Overwegende dat een reclamant zich afvraagt wat het belang is van en de motivering is voor de beperkingen van het woongebied in het RPA dat bepaalde bestemmingen niet toelaat die in het woongebied van het GBP wel zijn toegestaan, wat de oprichting van kleine buurtwinkels bemoeilijkt en niet strookt met de wil van het GPDO om de ontwikkeling van de stedelijke economie te bevorderen;

Overwegende dat het woongebied echter voorziet in handelszaken tot 150 m2 per gebouw, wat de oprichting van kleine buurtzaken toelaat, in navolging van wat bijvoorbeeld het GBP voorziet in een overwegend residentieel woongebied; Dat te grote handelszaken moeten worden vermeden omdat ze vaak niet aansluiten op de omgeving en/of niet noodzakelijk tegemoetkomen aan de bezorgdheid om handelszaken te ontwikkelen die aan de behoeften van nabijheid beantwoorden; Dat voor de enige bestaande geregistreerde handelszaak (Bpost die bovendien een nabijheidsdienst verleent) de mogelijkheid moet worden geboden om te blijven en zich binnen de bestaande grenzen van het oppervlak te transformeren; Dat de reglementaire voorschriften bijgevolg zijn aangepast;

Gebied voor voorzieningen en productieactiviteiten (kwadrant Campus) Overwegende dat verschillende reclamanten vragen om de mogelijkheid te voorzien om woningen te bouwen in de zone, met name indien de Delhaize-hal wordt afgebroken/heropgebouwd en/of de Dubois-Thornstraat wordt opengesteld voor het openbaar vervoer;

Dat de Regering verwijst naar haar eerdere opmerkingen, met name naar aanleiding van het onderzoek van de bezwaren over de ontwikkelingen bestemd voor de wijk Campus door het strategische luik; dat gezien de zeer sterke aanwezigheid van sociale woningen in de De Rooverelaan en het monofunctionele residentiële karakter van deze zone, alsook de aanzienlijke bouwprofielen van de gebouwen in de De Rooverelaan en de moeilijk op te lossen kwestie van de toegankelijkheid voor het autoverkeer in de zone (prioriteit gegeven aan de zachte vervoerswijzen in het verlengde van de Dubois-Thornstraat, waardoor bussen hier niet kunnen rijden), het niet wenselijk is om woningen te bouwen in het kwadrant Campus;

Dat er voor het overige een terminologische onduidelijkheid moet worden rechtgezet in alinea 3 door de woorden 'openbare ruimte' te vervangen door 'niet-bebouwbare ruimte', met dien verstande dat deze ruimte toegankelijk blijft voor actieve vervoerswijzen, waardoor het openbare karakter behouden blijft;

Sterk gemengd gebied (kwadrant Wijk) Overwegende dat er verwezen wordt naar de opmerkingen en bezwaren met betrekking tot de ontwikkelingen bestemd voor het kwadrant Wijk door het strategische luik (ook met betrekking tot de bestemmingen van de productieve sokkel en het systeem van logistieke pleinen) en de gegeven antwoorden;

Overwegende bovendien dat een reclamant vraagt om de bepaling die stelt dat de uitvoering van het sterk gemengd gebied onderworpen is aan de voorafgaande of gelijktijdige inrichting van de fietsers- en voetgangerspromenade enkel naar het strategische luik te verplaatsen;

Dat het betreurt dat er geen mogelijkheid is om hier kantoren te vestigen en wil dat de drempel van 500 m2 handelszaken per onroerend goed overschreden kan worden (tweede drempel na SRO);

Overwegende dat perspective.brussels van mening is dat de gebruikskwaliteit van de toekomstige ontwikkeling van de 'sokkel' en de 'opsplitsing' ervan in een systeem van logistieke pleinen en openbare doorgangen die de bestaande straten met de fietsers- en voetgangerspromenade L28 verbinden niet gegarandeerd lijkt door het reglementaire luik;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vaststelt dat hoewel het volume van de sokkel van de gebouwen in de Vandepeereboomstraat aanzienlijk is, het programma ervan nog niet is vastgesteld, wat het project zou kunnen doen mislukken; dat alles mogelijk is, maar aangezien de ruimte voor de benedenverdiepingen beperkt is, vraagt de Commissie zich af hoe de aanwezigheid van activiteiten in de sokkel gegarandeerd kan worden en hoe het risico vermeden kan worden dat men voornamelijk met parkeerruimte komt te zitten; dat ze voorstelt om deze kwestie in het reglementaire luik te regelen;

Overwegende dat de Regering van mening is dat het inderdaad aangewezen is om de bepaling die stelt dat de uitvoering van het sterk gemengd gebied onderworpen is aan de voorafgaande of gelijktijdige inrichting van de fietsers- en voetgangerspromenade naar het strategische luik te verplaatsen om het risico van een operationele impasse te vermijden; dat de gewenste coherentie voldoende verzekerd wordt, zonder de operationele aspecten te bemoeilijken, door in het reglementaire luik een bepaling te behouden die voorziet in een algemeen plan indien enkel een deel van het gebied wordt uitgevoerd;

Dat de bestemmingen voorzien in het sterk gemengd gebied van het RPA overeenstemmen met de gewenste programmering, namelijk hoofdzakelijk woningen, openbare voorzieningen en economische activiteiten die werkgelegenheid bieden aan de omwonenden; dat de mogelijkheid om kantoren te vestigen niet aansluit bij deze doelstelling en dat dit een functie is die afbreuk zou kunnen doen aan de mogelijkheid om zwakkere functies te ontwikkelen, zoals openbare voorzieningen en productieactiviteiten; dat, in verband hiermee, het beter is om de oppervlaktedrempel voor handelszaken niet te verhogen;

Dat over de gemengdheid van de bestemmingen die gegarandeerd moet worden in de sokkel van het kwadrant Wijk om te vermijden dat die hoofdzakelijk in beslag wordt genomen door parking, het strategische luik van het ontwerp van RPA wel degelijk bepaalt dat de sokkel van het kwadrant Wijk plaats kan bieden aan parking, maar dat de behoeften beperkt moeten worden en indien mogelijk gedeeld tussen de verschillende functies en dat, naarmate de mobiliteit in de wijk evolueert, de plaatsen vrijgemaakt moeten worden voor andere toepassingen dan een parking; dat tenzij om alle indicatieve bepalingen van het plan op te nemen in het reglementaire luik, het niet nodig is om een duidelijk uitgetekende strategie op te nemen die gemakkelijker geëvalueerd zal kunnen worden in het kader van een project met concrete bestemmingen dan op een nog abstracte basis; dat de parkeernormen van de GSV bovendien herzien worden om het belang ervan te beperken en die op een evolutieve manier te koppelen aan de bestaande situatie in de betrokken zone op het vlak van mobiliteit; dat het dus de voorkeur verdient om geen normen vast te leggen voor het aantal parkeerplaatsen in het plan en ruimte te laten voor een evolutie op basis van de projecten die geëvalueerd zullen moeten worden in het licht van de gewestelijke doelstellingen inzake mobiliteit die uitgevoerd zullen worden met het plan Good Move;

Dat het systeem van logistieke pleinen voorzien in het strategische luik van het ontwerp van RPA herzien werd om de bovenvermelde redenen (onderzoek van de bezwaren over de productieve pleinen in het deel van het strategische luik); dat het reglementaire luik echter nog steeds een minimale onbebouwde oppervlakte van minstens 20% oplegt, wat voldoende garantie biedt voor de uitvoering van deze pleinen; dat het reglementaire luik ook uitdrukkelijk voorziet in drie openbare doorgangen die de bestaande straten met de fietsers- en voetgangerspromenade L28 verbinden;

Dat, tot slot, verduidelijkt moet worden dat de groothandel, net als de handelszaken en trouwens ook de voorzieningen en productieactiviteiten, is gevestigd op de drie eerste verdiepingen van de gebouwen, want niets zou een dergelijk verschil in behandeling rechtvaardigen dat voortvloeit uit een onnauwkeurigheid in de vorige voorschriften; bk. Voorschriften in verband met de gebouwen Overwegende dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om te verduidelijken of de toegelaten hoogtes globale hoogtes zijn.

Overwegende dat een reclamant aanraadt om, in de voorschriften over de inplanting en kenmerken van constructies en de maximumhoogtes, de maximale plafondhoogte op de benedenverdieping aan te passen tot 6 meter om in te spelen op de behoeften van de bedrijven;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat de toegelaten hoogtes vermeld in het reglementaire luik betrekking hebben op de gebouwen; dat de daken en/of technische verdiepingen/liftkooien dus meegeteld moeten worden bij de berekening van de hoogte;

Overwegende dat het niet mogelijk is om af te wijken van de voorschriften van het reglementaire luik van een RPA; dat de voorschriften, in hun huidige staat, geen maxima vastleggen, maar een plafondhoogte van 6 meter toelaten indien dat nodig zou zijn; dat dit principe is opgenomen in het strategische luik;

Woongebied Overwegende dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om het maximale bouwprofiel van de gebouwen in de Dubois-Thornstraat te beperken tot 9 meter (de huizen aan de overkant hebben een hoogte onder dak van 6 meter), om een zekere verticaliteit te behouden in de nieuwe volumes en om de bouwdiepte te beperken tot 3/4 van het perceel;

Overwegende dat de Regering opmerkt dat het woongebied langs de Dubois-Thornstraat een zeer beperkte oppervlakte en diepte heeft en bestaande gebouwen omvat met een hoogte onder dak van meer dan 12 meter; dat het dus redelijk lijkt om de maximale hoogtebeperking voorzien voor dit gebied te behouden; dat de verticaliteit van de nieuwe volumes en de kwaliteit die dit zou kunnen opleveren met betrekking tot de harmonie van de gebouwen beter geëvalueerd zullen kunnen worden bij de indiening van de vergunningsaanvragen; dat gezien de beperkte diepte van het gebied en de aanwezigheid van spoorwegen achter dit gebied, het niet wenselijk lijkt om de diepte van de gebouwen te beperken tot 3/4 van het perceel;

Gebied voor voorzieningen en productieactiviteiten (kwadrant Campus) Overwegende dat een reclamant aanbeveelt om, gezien de lokale context, een eerder 'hybride' morfologische en typologische ontwikkeling toe te laten zodat er meerdere opties open blijven voor de ontwikkeling van het kwadrant 'Campus'. Zo zou, met name in zone 3.4, de hoogte van de gebouwen bepaald kunnen worden en wordt een vlottere/ruimere bezetting van de site mogelijk, met de garantie dat de ruimten in volle grond voldoende behouden blijven om zo de continuïteit van het groen-blauwe netwerk te verzekeren;

Overwegende dat perspective.brussels vaststelt dat voorschrift 3.4 flexibel is wat de hoogtes van de bouwprofielen betreft waardoor het risico ontstaat dat de doelstellingen voor de beperking van de bouwdichtheid op dit perceel moeilijk te bereiken zijn en vraagt om de hoogtes te beperken gezien de nabijheid van de gebouwen in deze zone met de sociale woonblokken;

Overwegende dat een reclamant vraagt om een beperktere oppervlakte te voorzien met eventueel hogere volumes en meer doorgangen;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat er niet mag worden afgeweken van de voorschriften van het reglementaire luik en dat het dus aangewezen is om een zekere flexibiliteit in te lassen voor de inrichting van deze zone gezien de diversiteit van de types van projecten die hier ontwikkeld zouden kunnen worden naargelang van de gekozen bestemming en de specifieke beperkingen van elke bestemming; dat de bouwprofielen en met name hun verhoudingen tot de naburige gebouwen bovendien nauwkeuriger geanalyseerd zullen worden tijdens de behandeling van de vergunningsaanvragen, met name wat de locatie van eventuele uitsprongen tot 16 meter betreft; dat deze hoogte van 16 meter beter inspeelt op de behoeften en/of in voorkomend geval beter toelaat om de grondoppervlakte te beperken en gekozen werd om een antwoord te kunnen bieden op de naburige Infrabel Academy die 16 meter hoog is;

Dat de realisatie van het blauw-groen netwerk voldoende omkaderd wordt door het strategische luik en door voorschrift 0.3 van het reglementaire luik;

Dat het voorbehouden van een ruimte voor de aanleg van een toekomstige doorgang naar het Marie-Josépark voldoende lijkt gezien de breedte van 20 meter om te voldoen aan de doelstelling van een toekomstige verbinding die toegankelijk is voor de actieve vervoerswijzen, zodat het niet gerechtvaardigd is om verplicht bijkomende doorgangen op te leggen;

Gebied voor voorzieningen en administratie (kwadrant Campus) Overwegende dat een reclamant betreurt dat een hoogte van 50 meter in de zones buiten de openbare ruimten wordt toegestaan in de zone voor voorzieningen en administratie; dat de KCML het project betreurt voor de bouw van een uitsprong van 50 meter hoog (B+15) ter hoogte van het Beekkantstation; dat de gemeente Molenbeek aanbeveelt om de impact van het volume van 50 meter boven het Beekkantstation op de openbare ruimten te beperken en de technische haalbaarheid ervan te bestuderen; dat een reclamant vraagt dat de bouwwerken ter hoogte van het Beekkantstation overeenstemmen met het gemiddelde van de omliggende bestaande of geplande bouwprofielen;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de keuze van de locatie van de uitsprong van 50 meter het resultaat is van een grondige analyse in het MER en van de vergelijking van meerdere scenario's; dat dit scenario werd gekozen vanwege de beperkte vastgestelde effecten; dat de keuze voor een hoog bouwprofiel gerechtvaardigd is om te beantwoorden aan de geuite programmatische behoeften en om een spreiding te vermijden die ten nadele zou zijn van de onbebouwde ruimten bestemd als groene ruimten; dat dit bouwprofiel bovendien beantwoordt aan dat van de naburige gebouwen van een vergelijkbare hoogte (gebouwen van Le Logement molenbeekois, Beekkantplein/Machtenslaan);

Sterk gemengd gebied (kwadrant Wijk) Overwegende dat er verwezen wordt naar de opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het kwadrant Wijk van het strategische luik (ook die over het stedelijk weefsel) en de gegeven antwoorden;

Overwegende bovendien dat een reclamant vraagt om de bepalingen in het reglementaire luik over de voorschriften inzake inplanting en bouwprofiel van de gebouwen in het kwadrant Wijk (3.6) aan te passen om er voldoende kwaliteitsgaranties in op te nemen;

Dat een reclamant van mening is dat het reglementaire kader van zone 3.6 van het RPA onvoldoende garanties biedt voor de ruimtelijke kwaliteit van de inrichting in het kwadrant 'Wijk', zowel op het vlak van de levenskwaliteit van de toekomstige bewoners en gebruikers als de bestaande omgeving, met name in geval van ontwikkelingen door private actoren die gewoonlijk zo groot mogelijke gebouwen bouwen ten nadele van de ruimtelijke kwaliteit; dat hij aanbeveelt: o Om de ruimtelijke kwaliteit te garanderen alsook de architecturale samenhang van zone 3.6 van het reglementaire luik van het RPA, bijvoorbeeld door toe te zien op een grotere orde en coherentie van alle gebouwen of door de effectieve maximumdieptes van de gebouwen duidelijker te definiëren naargelang van het gekozen programma en de oriëntatie; o Om een asymmetrisch profiel van de gevels in de Vandepeereboomstraat te vermijden; o Om het reglementaire deel van zone 3.6 aan te vullen met bijkomende voorschriften die voldoende flexibiliteit bieden voor de toekomstige ontwikkelingen, en met name ruimte laten voor: * De 'getrapte' constructie van de maximumhoogte van het gebouw dat in een rechte hoek ligt ten opzichte van de Vandenpeereboomstraat (bv. 8 m/45° /29 m); * De insprong en de vaste uitlijning aan de kant van de spoorweg (bv. hoogte van het gebouw op max. 29 meter en op min. 16 meter van de spoorweg); * De vastlegging van een minimumpercentage aan woningen met een dubbele oriëntatie (bv.: 90% van de woningen met meer dan 1 slaapkamer); * De combinatie van een bepaling van de maximaal toelaatbare vloeroppervlakte (bovengrondse bruto-oppervlakte) met een te grote maximale omvang (bouwprofielen) zodat het toekomstige architecturale ontwerp een toereikende marge behoudt binnen redelijke grenzen;

Overwegende dat een reclamant aanbeveelt dat de hoge gebouwen gepland tegenover het voormalige gebouw van de brouwerij Vandenheuvel, opgenomen op de lijst (zone 3.6 en 3.7), daar rekening mee houden om dit niet te overheersen en de waarde ervan respecteren;

Overwegende dat reclamant betreurt dat het behoud van 20% aan binnenpleinen en tuinen lager ligt dan de ambitie van de GSV die de bebouwbaarheid beperkt tot 3/4 van het perceel, dus een behoud van 25% aan binnenpleinen en tuinen; dat het zich ook vragen stelt bij de definitie van wat inbegrepen is in de ruimten voor binnenpleinen en tuinen;

Overwegende dat een reclamant aanraadt om de totale hoogte van voorschrift 3.6 aan te passen om rekening te houden met een benedenverdieping van 6 meter en dit ondanks de flexibiliteit van art. 1.6 dat een afwijking van de hoogte van een nieuw gebouw toestaat, om te behoeden voor elke afwijking en elke potentiële impact op het huisvestingsprogramma en een ongunstig advies van het overlegcomité;

Dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek vraagt om de diepte van de gebouwen in het kwadrant Wijk vast te leggen; dat een reclamant vraagt om de diepte van de toegelaten volumes tot 29 meter vast te leggen;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel zich vragen stelt bij de manier waarop de oppervlakte van binnenpleinen en tuinen wordt vastgelegd op minstens 20% van de vloeroppervlakte in voorschrift 3.6.2 en over de opportuniteit om te bepalen in welke mate deze oppervlakte doorlaatbaar moet zijn;

Overwegende dat een reclamant vraagt om de bepaling die stelt dat de uitvoering van het gebied onderworpen is aan de voorafgaande of gelijktijdige inrichting van de fietsers- en voetgangerspromenade en van de voorzieningen om het regen- en afstromingswater van het gebied Geactiveerd park (3.8) te beheren naar het strategische luik te verplaatsen, omdat deze bepalingen tot impasses kunnen leiden (3.6.5);

Overwegende dat de Regering deze laatste aanbeveling volgt gezien de operationele moeilijkheden en impasses die deze regel zou kunnen meebrengen en gezien het bestaan van alternatieve oplossingen voor het gebruik van de zone Geactiveerd park die aanvankelijk werd gekozen als oplossing voor het beheer van het overtollige regenwater en in geval van honderdjarige regenval; dat het ontwerp van RPA in zijn reglementaire luik aanbeval om dit overtollige water af te leiden naar het kwadrant Geactiveerd park, maar dat een recentere hydrologische studie heeft aangetoond dat het wenselijk en perfect mogelijk was om dit af te leiden naar aan te leggen insijpelingsinrichtingen in de Vandenpeereboomstraat, vandaar dat het strategische luik voortaan oplegt dat de beheersmaatregelen gelijktijdig met de heraanleg van deze straat uitgewerkt moeten worden; dat het reglementaire en strategische luik van het ontwerp van RPA dus in deze zin moeten worden aangepast; dat de doelstelling om overstromingsrisico's te vermijden behouden blijft, alsook de doelstelling om de waterinsijpeling in het gebied te optimaliseren; dat er geen milieueffect gekoppeld is aan deze kleine wijziging die voornamelijk betrekking heeft op uitvoeringskwesties;

Dat het strategische luik daarentegen voortaan bepaalt dat er bij elk bouwproject rekening moet worden gehouden met de precieze ligging van de helling (zie het punt 'Wandelweg L28 wordt galerij: opgaves' in het strategische luik) en er een algemene visie voorgelegd moet worden voor elke nieuwe constructie waarin een nauwkeurige beschrijving wordt gegeven van de aansluitingen op de diverse openbare ruimten, maar ook van de manier waarop het waterbeheer in overweging wordt genomen (zie punt 'Mechanisme van de gewenste volumetrie');

Dat bovendien het opleggen van strengere voorschriften in het reglementaire luik betreffende de effectieve maximumdieptes van de gebouwen naargelang van het gekozen programma en de oriëntatie, het risico van een asymmetrisch profiel van de gevels, een 'getrapte' constructie, een vaste uitlijning, een minimumpercentage van woningen met een dubbele oriëntatie of de combinatie van de definitie van een maximaal toelaatbare vloeroppervlakte met een te grote maximale omvang buitensporige vereisten zouden opleggen aan de realisatie van de projecten, zelfs als er een groot aantal bestemmingen toegelaten zijn en elk van deze bestemmingen mogelijk andere configuraties meebrengt; dat de diverse aangehaalde elementen bovendien voldoende besproken worden in het strategische luik; dat dit een ruimere interpretatie toelaat;

Dat er bij het aanbevolen stedelijk weefsel rekening werd gehouden met de aanwezigheid van de brouwerij Vandenheuvel, met name door de aanleg van een openbare ruimte die de Vandepeereboomstraat verbindt met de achterzijde van het Weststation ter hoogte van de brouwerij; dat, voor het overige, de gewenste architecturale harmonie nauwkeuriger geanalyseerd moet worden bij de behandeling van de vergunningsaanvragen;

Overwegende dat de Regering er bovendien aan herinnert dat het stedelijk weefsel van het kwadrant Wijk voortvloeit uit een streven om uitgestrekte groene ruimten te behouden en dus het nieuwe programma te concentreren op een beperkte oppervlakte; dat bovendien niet alleen 20% van de vloeroppervlakte bestemd moet zijn voor onbebouwde ruimten (voormalige 'productieve pleinen'), maar dat er ook een verplichting wordt opgelegd om een ecologische corridor van minstens 2 meter breed aan te leggen over de volledige lengte van de zone, wat overeenstemt met ongeveer 5% van de vloeroppervlakte; dat, in hun geheel genomen, de nieuwe ontwikkelingen van het RPA, voor alle zones samen, verder reiken dan de naleving van het maximum van 3/4 van de bebouwde percelen; dat, om elke verwarring over het begrip van binnenpleinen en tuinen te vermijden, deze termen werden vervangen door de term 'onbebouwd'; dat de inrichting ervan aangepast zal kunnen worden naargelang van de gebruiksmogelijkheden op basis van de gekozen bestemmingen, aan een schoolplein worden bijvoorbeeld niet dezelfde inrichtingsverplichtingen opgelegd als een plein dat productieactiviteiten bedient; dat de vloeroppervlakte van 20% berekend moet worden op de volledige zone; dat, om de toepassing van dit voorschrift te vergemakkelijken, er wordt opgelegd om een algemeen plan voor te leggen bij een gedeeltelijke aanleg van de zone; dat het niet wenselijk is om een coëfficiënt in volle grond op te leggen (afgezien van de coëfficiënt opgelegd door de aanleg van de ecologische corridor) vanwege de bovenvermelde redenen van de nodige flexibiliteit bij de inrichting van onbebouwde ruimten naargelang van de gekozen bestemmingen;

Overwegende tot slot dat een hoogte van 6 meter opleggen voor de benedenverdiepingen te strikte beperkingen zou opleggen waarvan niet zou kunnen worden afgeweken; terwijl het reglementaire luik de mogelijkheid biedt om een verdieping van 6 meter of twee verdiepingen van 3 meter te bouwen; dat deze flexibiliteit ook elke herbestemming op lange termijn vergemakkelijkt met het oog op het hergebruik van de gebouwen zoals aanbevolen door de principes van de circulaire economie;

Zone voor voorzieningen en bewoning (kwadrant Wijk) Overwegende dat een reclamant aanbeveelt dat de hoge gebouwen gepland tegenover het voormalige gebouw van de brouwerij Vandenheuvel, opgenomen op de lijst (zone 3.6 en 3.7), daar rekening mee houden om dit niet te overheersen en de waarde ervan respecteren; dat de KCML betreurt dat het Weststation wordt uitgebreid tot 29 meter hoog naast de nieuwe Ekla-toren (B+17) en dat de twee bijbehorende gebouwen de brouwerij Vandeheuvel (opgenomen op de erfgoedlijst) en het vergezicht op de Vandenpeereboomstraat overheersen waardoor de site ingesloten wordt, wat indruist tegen de doelstelling van openheid; dat een reclamant vraagt om de bouwdichtheid te beperken in het verlengde van het Weststation gekoppeld aan de toegelaten hoogte van 29 meter;

Dat een andere vraagt om de diepte van de toegelaten volumes vast te leggen op maximaal 29 meter; dat de gemeente Sint-Jans-Molenbeek ook vraagt om de diepte van de gebouwen in het kwadrant Wijk vast te leggen;

Overwegende dat de Regering verwijst naar de hierboven gegeven antwoorden naar aanleiding van de analyse van de bezwaren over de voorschriften inzake bouwprofielen in het sterk gemengd gebied met betrekking tot de overweging van de brouwerij Vandenheuvel, de dichtheid en de diepte van de gebouwen;

Dat, voor het overige, het bouwprofiel van 29 meter opgelegd in de zone voor voorzieningen en bewoning een eenheid vormt met het bouwprofiel van de naburige zone (sterk gemengd gebied); dat deze eenheid die een opvallend horizontaal perspectief vormt als neventhema dient van de verticale vorm van het veel hogere bouwprofiel van de Ekla-toren; dat dit effect bewust nagestreefd wordt om een kwaliteitsvol stadslandschap te creëren;

Zone Geactiveerd park Overwegende dat er verwezen wordt naar de opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het netwerk van Parken en het kwadrant Geactiveerd park van het strategische luik en de gegeven antwoorden;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel vraagt om de toe te passen principes in de zone 'Geactiveerd' park te vereenvoudigen, verwijzend naar het geïntegreerd beheer van het regen- en afstromingswater naar het perceel (met andere woorden, streven naar nul afvloeiing in de riolering, een permanente afvloeiing in de riolering voorkomen) om te verzekeren dat, alvorens het regenwater van het ene kwadrant naar het andere vloeit, elk kwadrant eerst zijn eigen water zo goed mogelijk beheert en, dus, om voorschrift 3.8 te herformuleren door te verduidelijken dat enkel het overtollige regenwater naar de 'ecologische corridor' die uitkomt in de parkzone kan worden geleid: 'Het gebied omvat voorzieningen waarmee het overschot van het regenwater en afstromingswater van het sterk gemengde gebied ernaast - en niet al het regenwater - naar een of meer voorzieningen voor het beheer van regenwater kan worden geleid, zodat dit water kan worden opgeslagen, vertraagd of idealiter kan insijpelen'; dat Leefmilieu Brussel zich bovendien afvraagt wat 'van deze opvangoppervlakte' in voorschrift 3.8 betekent;

Overwegende dat een reclamant aanbeveelt om de bepaling die stelt dat de uitvoering van het sterk gemengd gebied onderworpen is aan de voorafgaande of gelijktijdige inrichting van de voorzieningen om het regen- en afstromingswater van het gebied Geactiveerd park te beheren naar het strategische luik te verplaatsen, omdat deze bepalingen tot impasses kunnen leiden (3.6.5);

Overwegende dat de Regering deze laatste aanbeveling volgt om de redenen die reeds uitvoerig beschreven werden in het kader van de bezwaren over de reglementaire voorschriften van toepassing in het sterk gemengd gebied van het kwadrant Wijk en waarnaar verwezen wordt; c. Voorschriften met betrekking tot de openbare ruimten Publieke doorgangen Overwegende dat een reclamant voorstelt om het plan van inplanting en kenmerken van constructies, waarin met stippellijnen en pijlen de oversteekplaatsen van de spoorwegen en de publieke doorgangen door het sterk gemengd gebied worden aangegeven, te verplaatsen naar het strategische luik, omdat deze pijlen bedoelingen weergeven die nog niet definitief vastgelegd zijn op geografisch vlak; Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat het gebruik van stippellijnen met pijlen op zich wijst op een louter indicatieve locatie; dat de vermelding ervan enkel herinnert aan de reglementaire verplichting om drie doorgangen te voorzien; dat deze logischerwijs in het verlengde gelegd werden van de aangrenzende straten van de Vandepeereboomstraat, wat echter niet betekent dat hun locatie vastligt; dat het echter wenselijk is om uitdrukkelijk te vermelden in de reglementaire tekst dat de locatie ervan indicatief is, zoals dat verduidelijkt werd voor andere doorgangen;

Loopbruggen Overwegende dat de GMC vraagt om in het reglementaire luik van het RPA het principe van toegankelijkheid voor iedereen op te nemen, zowel op het vlak van de toegangen als de doorgangen en de ontmoetingsruimtes;

Overwegende dat het principe van toegankelijkheid voor iedereen voorzien is in het reglementaire luik voor de Beekkant-loopbrug die toegankelijk is via de fietsers- en voetgangerspromenade; dat het strategische luik voor de loopbrug over de sporen wordt aangevuld met de vermelding dat deze hoofdzakelijk en niet langer uitsluitend bestemd is voor voetgangers om een eventuele toegankelijkheid voor fietsers te voorzien, voor wie het gebruik niet volledig uitgesloten wordt, niettegenstaande de nabijheid van de Beekkant-loopbrug, maar dat zal afhangen van de te plannen overlegrondes en het resultaat van de studies naar de technische en financiële haalbaarheid, zodat het niet gerechtvaardigd is om dit op te nemen in het reglementaire luik; dat het daarentegen niet wenselijk is om een gelijkaardige oplossing te voorzien voor de loopbrug over het park, bestemd voor voetgangers, omdat de oppervlakte van deze loopbrug beperkt moet blijven om de impact op de Ruimte voor biodiversiteit te beperken; dat de fietsers naar de Beekkant-loopbrug worden geleid;

Dat er, voor het overige, wordt verwezen naar de antwoorden gegeven op de bezwaren over de loopbruggen geanalyseerd in het strategische luik, met name wat de toegankelijkheid voor PBM's betreft;

D. VRAGEN OVER DE UITVOERING VAN HET PLAN Overgangsbeheersplan en plan voor tijdelijke bezetting Overwegende dat perspective.brussels vraagt om een overgangsbeheersplan op te stellen voor deze site om een duurzame overgang te garanderen tussen de huidige situatie en de toekomstige ontwikkeling; dat een andere reclamant betreurt dat de beschouwing over de tijdelijke installaties en hun eventuele behoud niet verder uitgewerkt werd in het RPA;

Overwegende dat een reclamant wijst op de noodzaak voor de openbare overheden om samen te werken (citydev.brussels en perspective.brussels) aan de tenuitvoerlegging van deze zone;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie benadrukt dat om te slagen en om de doelstellingen van een functionele gemengdheid te bereiken, het zinvol is om de kwestie van de tijdelijke bezetting nader te onderzoeken, aangezien dit toekomstige lokale activiteiten genereert; dat dit een nieuwe manier is om aspiraties aan te wakkeren in plaats van gebouwen te creëren en te wachten tot er zich activiteiten in komen vestigen; dat het een uitgelezen kans vormt om bedrijven te verwelkomen die zich hebben bewezen en die door een tijdelijke bezetting tot wasdom zijn gekomen; dat de denkpiste van de tijdelijke bezetting in die optiek moet worden beschouwd en binnen de planning en programmering van de locatie worden uitgewerkt;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat het overgangsbeheer (en de tijdelijke bezetting) een van de belangrijke aandachtspunten is bij de tenuitvoerlegging van het plan; dat het strategische luik dit aandachtspunt behandelt;

Dat hoewel het niet de bedoeling is van het plan om het overgangsbeheersplan vast te leggen, dat van nature evolutief is (beschikbaarheid en beheer van grond, bezettingsprojecten ...), er reeds diverse maatregelen werden genomen; dat in het kader van het Weststation dit operationele beheer tot eind 2019 in handen was van de MSI; dat het perceel gelegen op de hoek van het Weststation en de Vandenpeereboomstraat eigendom is van het Gewest en hier reeds een project rond tijdelijke bezetting werd opgestart dat tot 2022 zou moeten lopen; dat de site wordt ingenomen door diverse lokale verenigingen die reeds actief zijn in het kader van het wijkcontract 'Rondom Westpark'; dat zij activiteiten organiseren gericht tot de lokale bevolking: sportveld, fablab voor jongeren en diverse gezellige en sociale activiteiten; dat bij de verwerving van reële rechten voor de rest van de site door het Gewest, er eerst diverse schoonmaak- en beveiligingswerken uitgevoerd zullen moeten worden om de site toegankelijk te maken; dat de inrichting van de parkgebieden zal gebeuren door Leefmilieu Brussel dat een evolutief ontwerp heeft voorzien in overleg met de buurtbewoners; dat er ook onderhandeld wordt over een akkoord tussen Citydev en de NMBS om een programma voor tijdelijke bezetting op te starten in de zone van het kwadrant Wijk;

Operationele nota, uitvoering en opvolgingsmaatregelen Overwegende dat een reclamant benadrukt dat het stadsproject gebaseerd is op een doorgedreven vorm van verstrengeling tussen de openbare ruimte en de diverse zeer ambitieuze functies, maar dat dit ook een zwak punt vormt indien de vereiste (financiële en human) resources voor de uitvoering van enkele schakels in dit plan geblokkeerd worden, ontoereikend zijn of onvoldoende gecombineerd worden;

Dat de Raad voor het Leefmilieu aanbeveelt om de operationele nota samen met het ontwerp van RPA in te dienen;

Dat een reclamant zich vragen stelt bij de kosten voor onderhoud en inrichting die het ontwerp van RPA meebrengt voor het Gewest en de gemeente;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie verwijst naar haar algemene nota over de kwestie van het operationele luik; dat ze zich aansluit bij de reclamanten die betreuren dat er na de goedkeuring van het RPA een operationele nota gepland is en vraagt om deze bij het bestudeerde project te voegen; dat ze vraagt om deze aan het strategische luik toe te voegen; dat ze er nota van neemt dat de operationele kwesties niet in de RPA's zijn opgenomen en dat de MSI een operationele nota voorbereidt met daarin elementen met betrekking tot de begroting, de exploitanten, het tijdschema, enz.; dat de Commissie in feite van mening is dat een operationele nota van essentieel belang is om een sterk bestuur en het welslagen van het project te waarborgen;

Overwegende dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie aanraadt om de modaliteiten voor de opvolging van de implementatie van het programma van de sokkel van het kwadrant Wijk op te nemen in het RPA teneinde de potentiële problemen op te vangen die zich kunnen voordoen bij het beheer van een openbare ruimte met twee niveaus;

Overwegende dat de Regering eraan herinnert dat de operationele nota's een belangrijk element zijn voor de tenuitvoerlegging van de RPA's, maar dat zij geen deel uitmaken van het dossier van het RPA; dat dit een document is dat van nature evolutief is, zodat het niet aangewezen is om een dergelijke nota op te nemen in het strategische luik;

Dat er bij de opvolgingsmaatregelen specifieke aandacht wordt besteed aan de uitvoering van het stedelijk weefsel, waaronder de opvolging van de (al dan niet) uitgevoerde oppervlaktes in overeenstemming met de doelstellingen van het plan, wat met name de kwestie omvat van de eventuele moeilijkheid van de uitvoering van het programma van de sokkel;

Wedstrijden Overwegende dat enkele reclamanten vragen om voor de tenuitvoerlegging van het plan een architectuurwedstrijd te organiseren of een beroep te doen op werkgroepen of jonge ontwerpers voor de uitvoering van de nieuwe wijken met oog voor de kwaliteit van de inrichting;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat deze kwestie niet binnen de scope van het plan valt;

Benutting van de meerwaarden Overwegende dat een reclamant vraagt om mechanismen te creëren om een deel van de meerwaarden te kunnen benutten die gegenereerd worden door de onroerende voordelen van het plan;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat deze kwestie niet binnen de scope van het plan valt;

Herbestemming van het budget voor de spoorwegovergang Overwegende dat een reclamant vraagt om het budget dat aanvankelijk voorzien was voor de Beekkant-loopbrug, waarvan de uitvoering wellicht niet in aanmerking zal komen voor SVC-subsidies omdat de deadline overschreden dreigt te worden, te herbestemmen voor het project van de loopbrug tussen het Beekkantplein en het Westplein die momenteel opgenomen is als een reserveproject in het programma van het SVC, waardoor de overgang van de spoorweg verzekerd zou zijn als de werkzaamheden aan de Beekkant-loopbrug beginnen;

Overwegende dat de Regering verduidelijkt dat deze kwestie niet binnen de scope van het plan valt;

E. PROCEDURE VOOR DE UITWERKING VAN HET PLAN Gelet op de opmerkingen en bezwaren over het proces van het openbaar onderzoek;

Overwegende dat de gemeente Molenbeek graag had gezien dat er minstens 3 openbare informatievergaderingen werden georganiseerd voor de betrokken gemeenten om de betrokkenheid van de burgers te vergroten; dat enkele reclamanten betreuren dat over de RPA's minimaal overleg wordt gepleegd, voornamelijk informatieprocessen en zo goed als geen deelnameproces hoewel deze plannen, eens goedgekeurd, de basis zullen vormen van elke latere ontwikkeling en kunnen afwijken van alle andere stedenbouwkundige reglementaire kaders;

Dat de KCML vindt dat het moeilijk is zich een mening te vormen over de toekomst van het grondgebied van het Gewest, gezien de diverse ontwerpen van RPA (Weststation, Ninoofsepoort, Kazerne en Mediapark) en de GSV gelijktijdig aan een openbaar onderzoek worden voorgelegd en graag een voorafgaand bezoek ter plaatse met de projectdragers had gewenst, alsook een presentatie van de grote lijnen van het project aan de instanties, voorafgaand aan de verzoeken om advies;

Dat de Bouwmeester betreurt dat de versie van het RPA voorgelegd aan het openbaar onderzoek werd aangepast na het advies van het GCTO van 27 juni 2018 en dat diverse wijzigingen niet werden besproken binnen de stuurgroep van het RPA of het MER;

Overwegende dat de Regering de regels met betrekking tot het voorafgaande informatie- en deelnameproces nauwgezet gevolgd heeft, alsook de regels met betrekking tot de invoering en organisatie van een openbaar onderzoek opgelegd door het BWRO; dat het ter onderzoek voorgelegde dossier de reclamanten en adviserende instanties in staat stelde om met kennis van zaken opmerkingen te formuleren; dat de suggesties van het GCTO over het voorontwerp van het plan hoofdzakelijk betrekking hebben op kwesties inzake de tenuitvoerlegging van het plan (beheer van de parken, van de openbare ruimten, tijdelijke bezetting, doorgang van bussen, enz.) en niet op de inhoud van het plan op zich; dat, in overeenstemming met het uitwerkingsproces van het plan, met dit advies rekening werd gehouden bij de goedkeuring van het ontwerpplan;

Gezien de opmerkingen en bezwaren over de milieueffecten en/of de bijbehorende problemen met de uitvoering van het plan;

Overwegende dat Leefmilieu Brussel verduidelijkt dat de ingedeelde inrichtingen, in de zin van de ordonnantie betreffende de milieuvergunningen van 5 juni 1997, automatisch het voorwerp vormen van een rapport (voor inrichtingen van klasse 1B) of een effectenstudie (voor inrichtingen van klasse 1A), los van de milieubeoordelingen uitgevoerd in het kader van de opstelling van een BBP of een RPA, dat bepaalde aspecten van het plan in dit kader zullen worden geanalyseerd en dat LB zich dan definitief zal uitspreken;

Dat de Regering opmerkt dat deze verduidelijking een toepassing is van de geldende principes ter zake, aangezien de evaluatie van de effecten van het plan niet bedoeld is als vervanging van de evaluatie van de effecten van de projecten die dit plan ten uitvoer brengen;

Dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie vaststelt dat er in het MER geen alternatieven voor overkapping van de spoorwegen om de geluidshinder te verminderen zijn onderzocht; dat de constructies rond het station zo'n overkapping moeten kunnen dragen zonder dat er constructieve schade wordt veroorzaakt; dat er diverse oplossingen kunnen worden gevonden (betonnen overkapping, deels lichte/groene structuur) die de site aantrekkelijker zouden maken en de woonomstandigheden zouden verbeteren;

Dat de Regering opmerkt dat, zoals eerder aangehaald, deze oplossing voor de overkapping van de spoorwegen niet nader onderzocht werd gezien de technische en financiële beperkingen, alsook de problemen met de insijpeling van regenwater die dit zou veroorzaken;

Dat bepaalde reclamanten vragen om specifieke punten van het MER, die reeds eerder aangehaald werden (ligging en impact van het recyclagepark en geluidsimpact van de treinen), te preciseren; dat er verwezen wordt naar de analyse van deze specifieke kwesties;

Dat andere reclamanten en instanties tot slot verwijzen naar de evaluatiethema's van de effecten die echter pas bestudeerd zullen moeten worden in het kader van de tenuitvoerlegging van de projecten (asbestverwijdering Delhaize-hal en bodemverontreiniging); dat wat de kwestie van de bodemverontreiniging betreft, Leefmilieu Brussel de volgende elementen verduidelijkt die bestudeerd zullen moeten worden tijdens de aanvragen voor de projecten die het plan ten uitvoer brengen: * De diverse bodemonderzoeken uitgevoerd voor rekening van de NMBS en Infrabel zijn afgerond. De NMBS en Infrabel zijn hun verplichtingen nagekomen: op basis van het huidige gebruik van het terrein (niet toegankelijk voor het publiek) houdt de aanwezige vervuiling op de site geen risico in, noch voor de menselijke gezondheid, noch voor het milieu; * Tabel 41 (MER p. 358) over de hoeveelheid uitgegraven grond en aanvulgrond waarmee de tenuitvoerlegging van het RPA gepaard gaat: de graafdieptes zijn louter theoretisch; * Afgezien van de vervuiling die te wijten is aan de sintels en aanvulgrond aanwezig op het volledige braakliggende spoorwegterrein en die geen risico vormt voor de menselijke gezondheid en het milieu op basis van het huidige gebruik van het terrein, wijzen de uitgevoerde studies momenteel op een vervuiling die de interventienormen overschrijdt en die mogelijk een risico vormt voor het milieu en de menselijke gezondheid. Dit zou dus beheerd moeten worden in het kader van de nieuwe uit te werken programmatische componenten op de site van het RPA Weststation. Risico-onderzoeken die rekening houden met de toekomstige bestemming zullen bepalen of er toekomstige risico's bestaan en, in voorkomend geval, welke maatregelen moeten worden genomen om de risico's te beheren;

VIII. Samenvatting van de wijze waarop de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden Overwegende dat onderhavig plan van aanleg past in het kader van de aanbevelingen van het milieueffectenrapport en deze erin zijn opgenomen, soms in de vorm van een regel, met uitzondering van de aspecten die niet horen bij de graad van detail van het plan en die onderzocht moeten worden op het ogenblik van de vergunningsaanvragen;

Dat de opstelling van het MER immers een iteratief proces was, gelijktijdig met de opstelling van het RPA, en dat de aanbevelingen van het MER dus in aanmerking zijn genomen en in het RPA zijn geïntegreerd naarmate de studies vorderden;

Overwegende evenwel dat het MER wat betreft de stedelijke vorm van het wijkkwadrant opmerkt dat "de regelgevingscomponent niet de grenzen bepaalt die nodig zouden zijn om de gewenste stedelijke dichtheid te handhaven. Er is een aanzienlijk risico van overmatige dichtheid vastgesteld, wat tot aanzienlijke negatieve externe effecten kan leiden: - Overschrijding van de doelstelling van 90.000 m2 vloeroppervlak; - Kwaliteitsverlies van de woningen; - Slechte stedelijke integratie in de bebouwde omgeving; - Kwaliteitsverlies van de promenade langs de L28.

In de huidige stand van zaken vertoont de regelgevingscomponent van het RPA lacunes die risico's met zich meebrengen voor de implementatie van een RPA in overeenstemming met de ambities. De aanbevelingen om de uitvoering van het RPA verder vast te leggen door de invoering van preciezere regelgevingseisen moeten het mogelijk maken om risico's zoals deze te vermijden of om sterkere milieudoelstellingen in de regelgeving te verankeren";

Overwegende dat deze aanbeveling niet in het plan is opgenomen;

Dat, zoals in het MER wordt besproken, het RPA op strategische schaal wordt uitgevoerd en, zoals in het BWRO wordt gespecificeerd, beperkt blijft tot de "grote principes voor de inrichting" (in tegenstelling tot de BBP's, die gedetailleerder kunnen zijn).

Dat er bovendien geen mogelijkheid is om af te wijken van de reglementaire voorschriften van het RPA, in tegenstelling tot die van het BBP. Dat het nauwkeuriger definiëren van bijvoorbeeld de bouwdieptes het risico kan inhouden op een te grote beteugeling van de verwezenlijking van het programma, waarvan de details nog niet vastliggen;

Dat er bijgevolg, wanneer een school, sportieve voorzieningen of een ander type openbare voorzieningen worden overwogen, sprake moet zijn van voldoende flexibiliteit om ze te kunnen integreren;

Dat elk precies programma, vooral dan wat de openbare voorzieningen betreft, immers specifieke vereisten inhoudt op het gebied van binnenplaatsen, toegangen, hoogte of verlichting van de lokalen;

Dat het dus de voorkeur verdient vast te houden aan een beperkt regelgevend luik, met dien verstande dat de inrichtingsbeginselen van het strategische luik, bij het onderzoek van aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, een waarborg bieden die voldoende lijkt.

IX. Redenen van de keuzen van het plan zoals het is goedgekeurd, rekening houdend met de andere beschouwde redelijke oplossingen Gelet op artikel 30/6 van het BWRO, dat bepaalt dat het besluit dat het RPA definitief goedkeurt, in zijn motivatie de redenen van de keuzen van het plan zoals het werd goedgekeurd, samenvat, rekening houdend met de andere beschouwde redelijke oplossingen;

Overwegende dat het MER is uitgewerkt als een interactieve oefening, die niet alleen tot doel had de programmering van het RPA Weststation te beschrijven en de belangrijke voorzienbare gevolgen ervan voor het milieu vast te stellen en te evalueren, maar ook om tijdens de ontwikkeling van het RPA bij te dragen tot de verbetering van dat RPA;

Dat het MER eerst bestond in een diepgaand onderzoek van de kenmerken van de bestaande situatie van de perimeter van het GGB nr. 3 Weststation en van de omliggende wijken volgens de bestudeerde milieuthema's, om de problemen en uitdagingen die inherent zijn aan de verstedelijking van het GGB Weststation te kunnen identificeren;

Dat het met name de bedoeling was de belangrijkste uitdagingen die in het basisontwerp, "RPA 0" genoemd, ontbraken of onvoldoende aan bod kwamen, aan de orde te kunnen stellen;

Dat het MER-team daartoe een milieuscreening heeft uitgevoerd in de vorm van "validatie", "voorwaardelijke validatie" en "ongeldigverklaring" van elementen van het "RPA 0"-ontwerp en dat het aanbevelingen of verbeteringen heeft voorgesteld om de milieukwaliteit en de duurzaamheid ervan te verbeteren;

Dat deze fase heeft geleid tot de vaststelling van een meer geavanceerd ontwerp, "RPA 1" genoemd;

Dat in dit stadium verschillende alternatieven in overweging zijn genomen: alternatief 0, alsmede een reeks varianten van het RPA 1;

Dat het belang van het alternatief 0 berust in de analyse van de situatie die zou overheersen tegen een horizon gelijkwaardig aan die van de verwezenlijking van het RPA, maar dan met een ongewijzigd regelgevingspotentieel; Dat het dus hoofdzakelijk voortvloeit uit een toepassing van de regels van de GSV en het GBP en bestaat in een verstedelijking van het GGB met de volgende componenten: aanleg van een park van 1 ha, renovatie van de voetgangersbrug Beekkant en aanleg van een tweede voetgangersbrug die het station Beekkant en het Westplein met elkaar moet verbinden, aanleg van een pad voor voetgangers en fietsers volgens de noord-zuidas, ontwikkeling van de Infrabel Academy op 10.000 m2, verstedelijking/ondoordringbaarheid van de site op ongeveer 75% van de oppervlakte van het GGB behalve het park en behalve de Infrabel Academy (wat overeenkomt met een ondoordringbaarheid op 82.500 m2), bouw van gebouwen met een maximaal bouwprofiel van GLV+4, programmering van 150.000 m2;

Dat dit alternatief het belang heeft aangetoond van de ontwikkeling van een specifiek project voor het GGB, waarbij het loutere respect voor de GSV en het GBP niet volstaat om een kwaliteitsvol project te garanderen, en dat het werd verworpen omdat het een te hoge dichtheid en een te aanzienlijke ondoordringbaarheid toelaat en slechts weinig oppervlakte overlaat voor groene ruimten, terwijl deze een belangrijk aandachtspunt zijn voor de wijk;

Dat de varianten van het RPA 1 die werden overwogen, de volgende zijn: 1. Verplaatsing van de in het RPA 1 geplande hoogbouw aan de kant van de Vandenpeereboomstraat op het station Beekkant: deze optie werd geselecteerd en geïntegreerd in het RPA 2 omdat zij minder negatieve gevolgen heeft wat betreft de slagschaduw;2. Het niet-behouden van de voornoemde hoogbouw: deze optie is niet gekozen omdat zij leidt tot een vermindering van de programmering voor huisvesting en het niet mogelijk maakt de GBP-doelstelling te bereiken om 50% van de nieuwe oppervlakten te bestemmen voor huisvesting;3. Vermindering van de bouwprofielen van de gebouwen tot GLV+4 met behoud van de programmering: deze optie is niet gekozen omdat zij een wildgroei van gebouwen op een groot deel van de site inhoudt en daardoor de oppervlakte aan groene ruimte sterk vermindert;4. Vermindering van de bouwprofielen van de gebouwen van het kwadrant Wijk tot GLV+4 en behoud van de hoogbouw op het station Beekkant, wat een vermindering van de totale programmering inhoudt: deze optie is niet gekozen omdat de gewestelijke doelstellingen, met name het scheppen van openbare woningen, productieve activiteiten en openbare voorzieningen, hiermee niet kunnen worden bereikt;5. Integratie van een recypark in de sokkel van het kwadrant Wijk: uit de analyse is gebleken dat het mogelijk is een recypark te integreren en tegelijk de overlast voor de omwonenden tot een minimum te beperken;deze optie is dan ook behouden als mogelijkheid die door het RPA wordt geboden zonder evenwel de aanleg van een recypark verplicht op te leggen; 6. Aanleg van het voetgangers- en fietspad L28 op grondniveau in plaats van op een balkon: deze optie heeft veel nadelen in termen van verloren ruimte, het feit dat het pad ingesloten is tussen hoge bouwprofielen en de omheiningen van de spoorweg, de noodzaak om niettemin hellingen aan te leggen om de niveauverschillen te overbruggen, het gebrek aan belang vanuit landschappelijk oogpunt en het ontbreken van een verbinding met de woningen;daarom is deze optie niet gekozen; 7. Aanleg van een passerelle 'Park' die toegankelijk is voor fietsen en PBM: bij deze optie is gebleken dat voor een dergelijke passerelle een zeer grote grondinname is vereist en dat bijgevolg de ruimte in het park aanzienlijk zou worden ingeperkt;daarom is besloten de mogelijkheid van de aanleg van een passerelle te handhaven, maar zonder deze toegankelijk te maken voor alle vervoerswijzen; 8. Verschillende mogelijke gebruiksvormen van de sokkel van het kwadrant Wijk op de plaats die bestemd is voor de parking (recypark, sportvoorzieningen, productieve activiteiten): al deze opties bleken interessant en daarom werd besloten de mogelijkheid om ze te ontwikkelen, te integreren;9. Aanleg van systemen voor waterbeheer: dankzij de bestudeerde opties kon worden geconcludeerd dat het van belang is om een ecologische corridor langs de spoorlijn op te leggen, wat werd opgenomen in het RPA; Dat na de bestudering van al deze varianten het RPA 1 is geëvolueerd tot een RPA 2 met integratie van de positieve elementen, zoals hierboven vermeld; Dat het strategische en het regelgevende luik van het RPA 2 vervolgens ook aan een milieueffectbeoordeling zijn onderworpen;

X. Opvolging van het RPA Overwegende dat de Regering de ambtenaren aanwijst van het bestuur dat belast is met de territoriale planning die bij haar om de vijf jaar vanaf de goedkeuring van het plan een verslag voorleggen over de opvolging van de noemenswaardige effecten op het milieu van de uitvoering van het RPA teneinde meer bepaald in een vroeg stadium de onvoorziene negatieve impact en de eventuele corrigerende te treffen maatregelen te identificeren (art. 30/11 van het BWRO);

Overwegende dat de identificatie van indicatoren en de opvolging ervan het mogelijk maken de ontwikkeling van het RPA te meten en te beschikken over een globale en transversale visie op de evolutie ervan;

Dat de ambtenaren belast met het milieutoezicht alle redelijke, beschikbare en best passende maatregelen zullen treffen om te zorgen voor het milieutoezicht op het plan;

Overwegende dat de Regering de keuze onderschrijft van de opvolging van de door het MER opgelijste belangrijke milieueffecten op de meest gevoelige componenten als gevolg van de uitvoering van het RPA, onverminderd het eventuele gebruik van andere indicatoren door de ambtenaren belast met het toezicht op het RPA Dat de op te volgen meest gevoelige componenten zijn: - verstedelijking: follow-up van de impact van verstedelijking op de doorlatendheid van de bodem en de biotoopoppervlaktefactor van het GGB; - beheer van regenwater en afvloeiingswater: opvolging van de doeltreffendheid van de bestaande waterbeheersystemen; - stadsvorm: opvolging van de gecreëerde vloeroppervlakken, overeenkomstig de vastgestelde doelstellingen en in verband met de uitvoering van een hoogbouw GLV+16, alsmede de mogelijke invloed van de door deze hoogbouw veroorzaakte schaduwen op de bezoekersaantallen van het gecreëerde geactiveerde park; - mobiliteit: follow-up van de tijdswinst bij het oversteken van het braakliggende terrein en het bereiken van de transportpolen, en van de typologie van de aangelegde fietstrajecten (aantal en breedte); - omgevingsgeluid en trillingen: follow-up van de blootstelling van de bevolking aan geluidshinder;

Dat de opvolging van het RPA in drie delen wordt georganiseerd: - analyse van de afgegeven stedenbouwkundige en milieuvergunningen; - de evaluatie van de evolutie van de betrokken site in overeenstemming met de doelstellingen van het strategische luik van het RPA; - en een actualisering van de bestaande situatie om de milieueffecten op het vlak van de meest gevoelige componenten te kunnen beoordelen, met vermelding van de eventueel te nemen corrigerende maatregelen.

XI. Evaluatierapport 'gelijkekansentest' Gelet op de gelijkekansentest, die verplicht werd gemaakt door de ordonnantie van 4 oktober 2018, aangevuld met een uitvoeringsbesluit van 22 november 2018, opgesteld op 3 mei 2021;

Op voorstel van de Minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met ruimtelijke ordening;

Na bespreking, Besluit :

Artikel 1.Het ontwerp van richtplan van aanleg "Weststation" wordt goedgekeurd.

Het omvat: 1° Een inleidend verslag, met: een overzicht van de bestaande feitelijke en wettelijke situatie, een historiek, diagnostiek en de uitdagingen van de ontwikkeling van de site;2° Een strategisch luik met indicatieve waarde;3° Een reglementair luik met geschreven voorschriften en grafieken.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking 15 dagen na zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 3.Het lid van de regering bevoegd voor de territoriale ontwikkeling wordt ook belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlagen.

Bijlage 1. Het richtplan van aanleg "Weststation", samengesteld uit de volgende elementen: 1° Het inleidend verslag ;2° Het strategisch luik met indicatieve waarde;3° Het reglementair luik met geschreven voorschriften en grafieken. Bijlage 2 - Advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie Brussel, 22 september 2021.

Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang, R. VERVOORT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^