Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 juni 2020
gepubliceerd op 16 juni 2020

Volmachtbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/034 tot instelling van een uitzonderingsregeling op het vlak van vergunningen voor de uitvoering van bouwplaatsen op de openbare weg

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2019031018
pub.
16/06/2020
prom.
11/06/2020
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JUNI 2020. - Volmachtbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/034 tot instelling van een uitzonderingsregeling op het vlak van vergunningen voor de uitvoering van bouwplaatsen op de openbare weg


VERSLAG AAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING Dit verslag vormt een aanvulling op de preambule, waarin de redenen voor de goedkeuring van het hier besproken besluit worden uiteengezet, door de reikwijdte van elk van de artikelen van dit besluit in detail te beschrijven.

Artikel 1 Om het hoofd te bieden aan de problemen die zich zullen voordoen bij de opheffing van de door de minister van Binnenlandse Zaken opgelegde beperkingen, moeten maatregelen worden genomen die afwijken van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg (hierna: 'de ordonnantie'). Deze maatregelen worden bij wijze van uitzondering en voor een beperkte periode genomen. De datum van 18 december 2020 is gekozen omdat die enerzijds voldoende tijd moet bieden om alle betrokken bouwplaatsen te reorganiseren en anderzijds overeenkomt met de laatste werkdag vóór de kerstvakantie, waarin de bouwplaatsen worden onderbroken. Deze datum kan dus gemakkelijk worden onthouden door alle betrokken actoren.

De kern van deze uitzonderlijke regeling houdt verband met de beslissingsmacht van de Coördinatiecommissie van de Bouwplaatsen (hierna: 'de Commissie'). Het doel is een snelle verwerking van de dossiers te garanderen en te zorgen voor een coherent beheer op het hele grondgebied van het Gewest en een hoger dan gebruikelijk aantal vergunningen af te geven, om de vertraging zo snel mogelijk te beperken, zonder de noodzakelijke hervatting van de sociaal-economische activiteiten te belemmeren. Daartoe wordt de Commissie tijdelijk belast met het beslissen over de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de bij dit besluit geschorste uitvoeringsvergunningen (artikel 2), met de afgifte van uitvoeringsvergunningen (artikel 3) en met de afgifte van wijzigingsvergunningen (artikel 8).

De Commissie heeft immers een opmerkelijke technische expertise en de samenstelling ervan zorgt ervoor dat alle publieke en private actoren uit de sector bij de besluitvorming worden betrokken.

Haar beslissingsmacht wordt geregeld door artikel 9 van het ontwerpbesluit.

De ingevoerde uitzonderlijke maatregelen vinden hun rechtsgrond in artikel 2, §§ 1 en 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19.

Voor al wat niet uitdrukkelijk geregeld is door het voorliggende besluit, blijft het gewone regime van de ordonnantie van 3 mei 2018 en zijn uitvoeringsbesluit van 4 april 2019 van toepassing.

Om aan de vraag van bepaalde gemeenten te voldoen, is het voorzien dat, voor degene van hen die het wensen (die in het besluit zijn opgenomen), het in plaats gezette uitzonderlijke regime niet geldt voor hun "zuiver lokale" wegen, dat wil zeggen gemeentelijke wegen waarvoor, volgens het gewone regime, een interventie van de Commissie niet voorzien is. Op deze wegen zal het gewone regime van toepassing blijven.

Als bepaalde gemeenten hun mening in dit opzicht in de komende maanden zou moeten veranderen, is de Regering bevoegd om de lijst aan te passen van de gemeenten die betrokken zijn door deze uitzondering op de toepassing van dit besluit.

Artikel 2 § 1 schort de uitvoeringsvergunningen op die vóór de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit zijn afgegeven en waarvan de uitvoering: - ofwel werd onderbroken vanaf 18 maart 2020 en niet werd hervat vóór maandag 22 juni 2020 (de eerste dag van de week die volgt op de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad), - ofwel niet was begonnen voor 22 juni 2020.

Dankzij deze opschorting kan worden voorkomen dat al deze bouwplaatsen, die over een bepaalde periode zouden moeten worden gespreid, allemaal tegelijk (opnieuw) van start gaan.

In § 1 wordt hieraan toegevoegd dat de vervaldatum van de betrokken vergunningen ook wordt opgeschort.

De opschortingsmaatregelen die door dit besluit worden ingesteld, zijn van toepassing tot dat de Commissie een besluit neemt over de in de betrokken vergunningen aan te brengen wijzigingen, wat ze uiterlijk op 18 december 2020 moet doen. De wijzigingen aan de betrokken vergunningen zullen in alle gevallen betrekking hebben op de periode van uitvoering van de bouwplaats - zodat de bouwplaatsen op de meest geschikte data kunnen worden geherprogrammeerd - en, in voorkomend geval, op andere aspecten van de vergunningen die door de omstandigheden zouden moeten worden gewijzigd.

Deze maatregelen, die specifiek zijn voor de bestuurlijke politie van bouwplaatsen, vervangen dus de algemene maatregel van verlenging van de termijnen en de geldigheidsduur van de vergunningen zoals ingevoerd bij het volmachtbesluit nr. 2020/001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 april 2020 betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de Brusselse wetgeving en reglementering of die op grond daarvan zijn ingevoerd.

Het toepassingsgebied van § 1 is zodanig gedefinieerd dat de vergunningen met betrekking tot bouwplaatsen die zijn voortgezet, heropgestart of opgestart terwijl de maatregelen van meest strikte social distancing van kracht waren, niet worden opgeschort. Als deze maatregelen de voortgang van deze bouwplaatsen niet hebben verhinderd, is er geen reden dat deze bouwplaatsen na de opheffing van de genoemde maatregelen niet zouden mogen worden voortgezet.

Bovendien stelt § 2 een categorie bouwplaatsen vrij van de bij § 1 ingevoerde opschorting. Gezien de wens om de strategische assen zo snel mogelijk vrij te maken van op zijn minst de bouwplaatsen met een relatief beperkte impact op hun rijkwaliteit, zullen de vergunningen voor bouwplaatsen die elk van de volgende kenmerken hebben, niet worden opgeschort: 1° zich bevinden op een van de in bijlage 1 genoemde strategische assen (dit zijn de assen die uit gezondheids- of sociaaleconomisch oogpunt als prioritair worden beschouwd;zie de toelichting bij artikel 9); 2° een terrein in beslag nemen dat volledig buiten de rijbaan van deze strategische as ligt (in artikel 1, § 1, 2° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019 tot uitvoering van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg wordt de rijbaan gedefinieerd als "het deel van de openbare weg dat aangelegd is voor het verkeer van voertuigen in het algemeen", wat dus voetpaden, parkeerplaatsen, middenbermen, enz. uitsluit); 3° kunnen starten of heropstarten binnen tien werkdagen vanaf 22 juni 2020;4° kunnen worden voltooid binnen tien werkdagen na het opstarten of heropstarten. Het feit dat deze vrijstelling alleen geldt voor de strategische assen, houdt verband met de wens om buiten deze assen de heropstart van de bouwplaatsen te organiseren per 'gebied' (zie de toelichting bij artikel 9). § 3 schorst de mogelijkheid voor de houder van een uitvoeringsvergunning om de wijziging ervan aan te vragen zolang de Commissie niet heeft besloten om de bouwplaats te herprogrammeren.

Deze maatregel is bedoeld om de Commissie in staat te stellen alle bouwplaatsen binnen een 'gebied' samen te herzien zonder dat zij individueel hoeft te reageren op wijzigingsaanvragen die door elke vergunningshouder zouden worden ingediend. Zodra de Commissie een beslissing heeft genomen, kan de verzoeker indien nodig opnieuw om een wijziging van zijn vergunning verzoeken. § 4 bepaalt dat na deze termijn de vergunningen waarover de Commissie nog geen beslissing heeft genomen, komen te vervallen. Het lijkt immers redelijk om, na de termijn waarin is voorzien voor de toepassing van dit besluit, ervan uit te gaan dat de context voldoende zal zijn gewijzigd om de indiening van een nieuw dossier voor een vergunningsaanvraag te rechtvaardigen. De tegenovergestelde oplossing (de verzoekers zijn werk laten doen in het kader van de oorspronkelijk aan hem afgegeven vergunning) zou in tegenspraak zijn met het nagestreefde doel, aangezien, indien wordt geraamd dat de vergunning in juni 2020 moet worden herzien om ervoor te zorgen dat zij verenigbaar is met de andere toegelaten (of in voorbereiding zijnde) werven in de omgeving, de behoefte aan herziening pas zes maanden later groter zal zijn, in een context waarop de oorspronkelijke vergunning duidelijk niet kon anticiperen. Ook moet worden gepreciseerd dat dit nietigheid regel alleen bedoeld is om de juridische volledigheid van het ingevoerde systeem te waarborgen; het is de bedoeling dat dit systeem de Commissie in staat stelt alle betrokken vergunningen uiterlijk op 18 december 2020 te herzien.

Aangezien deze nietigheid-regel in het algemeen van toepassing is, zonder dat deze gericht is op bepaalde categorieën van werven in het bijzonder, doet hij ten slotte geen afbreuk aan het gelijkheidsbeginsel.

Artikelen 3 tot en met 7 Voor de bouwplaatsen die nog niet beschikken over een uitvoeringsvergunning, wordt de procedure voor de afgifte van een dergelijke vergunning vereenvoudigd en versneld aangezien de Commissie bevoegd wordt gemaakt om rechtstreeks vergunningen af te geven in plaats van advies uit te brengen voorafgaandelijk aan de beslissing van de wegbeheerder. De procedure volgt grotendeels de structuur van de procedure zoals vastgelegd in de artikelen 31 tot 41 van de ordonnantie. Het onderzoek naar de volledigheid van het aanvraagdossier wordt nog steeds uitgevoerd door de beheerder, zodat de Commissie zich uitsluitend kan concentreren op de te nemen beslissingen. Om rekening te houden met deze taakverdeling is bepaald dat de dossierrechten voor de helft aan het Gewest en voor de helft aan de beheerder moeten worden betaald.

Deze procedure heeft alleen betrekking op aanvragen voor uitvoeringsvergunningen die op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit worden onderzocht of die tussen die datum en 18 december 2020 zullen worden ingediend. Het wordt ook gespecificeerd dat de betrokken werven volgens de planning uiterlijk aan het eind van de eerste helft van 2021 moeten zijn voltooid, waarbij het niet de bedoeling is dat de Commissie langetermijnwerven goedkeurt.

De bepalingen van de ordonnantie die van toepassing zijn op de vergunningsprocedure en waarvan niet wordt afgeweken (met name artikel 30 betreffende de inhoud van het aanvraagdossier, artikel 42 betreffende de inhoud van de vergunning en artikel 43 betreffende het verstrijken van de vergunning), zijn van toepassing op de dossiers waarop dit besluit betrekking heeft.

Artikel 8 In artikel 44, § 2, artikel 45, § 3 en artikel 46, lid 2 van de ordonnantie wordt gespecificeerd welke delen van de procedure voor de afgifte van uitvoeringsvergunningen van toepassing zijn op aanvragen van wijzigingsvergunningen (en wordt verwezen naar aanvragen die respectievelijk door de vergunninghouder, door een niet-gecoördineerde verzoeker en door de wegbeheerder of door de Commissie zijn ingediend).

In afwijking van deze bepalingen (die verwijzen naar de artikelen 31 tot 41 van de ordonnantie) voorziet het ontwerpartikel 8 in de toepassing van de vereenvoudigde vergunningsprocedure zoals vastgelegd in de artikelen 4 tot 7. De overige bepalingen die van toepassing zijn op de wijzigingsvergunningen (met name de bovengenoemde artikelen 30, 42 en 43 van de ordonnantie) zijn van toepassing op de dossiers die onder dit besluit vallen.

Artikel 9 De uitvoering van de bouwplaatsen waarop dit besluit betrekking heeft, moet gebeuren volgens een prioriteitsvolgorde, waarbij in de eerste plaats de leefbaarheid van de strategische assen vanuit gezondheids- of sociaaleconomisch oogpunt moet worden gehandhaafd.

De kaart van deze strategische assen is gepubliceerd in de bijlage van het besluit. De Commissie is bevoegd de kaart te wijzigen om deze aan te passen aan eventuele veranderingen op plaatsen die vanuit gezondheids- of sociaaleconomisch oogpunt als strategisch worden beschouwd. Deze plaatsen zijn meer bepaald ziekenhuizen, mortuaria, kazernes, politiecommissariaten, treinstations, grote bedrijven, industrieën, zones met strategische handelskernen, markten en culturele, recreatieve of sportieve evenementen. De Commissie zou bijvoorbeeld de kaart kunnen aanpassen aan het ontstaan of verdwijnen van een 'veldhospitaal', als de gezondheidscrisis het ziekenhuisnetwerk plotseling dreigt te verzadigen, of van een stedelijk distributiecentrum, om het economisch herstel te begeleiden.

Indien de Commissie de kaart wijzigt, stelt ze deze onverwijld ter beschikking op haar website.

Buiten de strategische assen vertrouwt de Commissie voor de uitvoering van haar prioriteringswerkzaamheden van de bouwplaatsen voornamelijk op de aanwijzing van sectoren, de zogenaamde 'gebieden', waarin de bouwplaatsen, op enkele uitzonderingen na, met voorrang moeten worden uitgevoerd. De belangrijkste criteria voor het bepalen van de grenzen en de prioriteit van deze 'gebieden' staan vermeld in § 1. Er moet worden verduidelijkt dat deze werkzaamheden van het bepalen van de gebieden sterk voortbouwt op de mazen van het plan Good Move.

De Commissie neemt haar beslissingen over de uitvoeringsvergunningen rekening houdend met onder meer: - de 'gebieden' waarin zij bouwplaatsen heeft toegestaan; - dezelfde criteria als die welke worden gebruikt om de grenzen en de rangorde van de gebieden te bepalen; - de omstandigheid dat de geplande duur van de uitvoering van de bouwplaats al dan niet meer dan vijf werkdagen bedraagt.

De Raad van State wees erop dat de bevoegdheid om te beslissen over de zakgrenzen en de kaart van de strategische assen moet worden toegekend aan een politiek verantwoordelijke autoriteit. De in eerste lezing aangenomen tekst werd dus vervolledigd, waarbij de beslissingsbevoegdheid a priori aan de Commissie werd overgelaten, maar een mechanisme werd toegevoegd voor controle achteraf door de regering, die de beslissingen van de Commissie zal kunnen annuleren (de regering zal deze bevoegdheid kunnen delegeren aan de minister van Mobiliteit, zoals de Raad van State heeft bepaald).

Artikel 10 Om de Commissie in staat te stellen efficiënt om te gaan met de context waarin zij de bevoegdheden die het besluit haar toekent, zal uitoefenen, is het wenselijk dat zij tijdig over een lijst van de prioritaire bouwplaatsen van de verzoekers beschikt.

Het lijkt echter niet aangewezen om de verzoekers te dwingen een dergelijke lijst te verstrekken, aangezien een aanzienlijk deel van de niet-institutionele verzoekers activiteiten heeft die het niet mogelijk maken om een dergelijke lijst op te stellen. Het besluit verleent dus elke verzoeker die dat wenst het recht om de Commissie een lijst van zijn prioritaire bouwplaatsen te bezorgen. De keuze van deze bouwplaatsen is onderworpen aan slechts twee vereisten: - de bouwplaatsen op de lijst moeten een identificatiecode hebben in het Osiris-systeem. Deze formaliteit, die in slechts enkele minuten kan worden vervuld, is bedoeld om de Commissie in staat te stellen de betreffende bouwplaatsen correct te identificeren; - de verzoekers mogen uitsluitend de bouwplaatsen die ze binnen twintig werkdagen na de vastgestelde vervaldag voor de indiening van hun prioriteitenlijst kunnen opstarten, aangeven als prioritair. Dit is bedoeld om ervoor te zorgen dat de verzoekers niet al hun bouwplaatsen als prioritair bestempelen.

De verzoekers zullen tweemaal de mogelijkheid hebben om hun prioriteiten aan de Commissie mee te delen, om rekening te houden met de ontwikkeling van de situatie en, nogmaals, om de verzoekers niet onbedoeld ertoe aan te zetten om meteen te veel bouwplaatsen aan te wijzen als prioritair. Anderzijds zijn er slechts twee termijnen vastgesteld, omdat de periode waarop het besluit betrekking heeft, vrij kort is (tot 18 december 2020) en de Commissie zou moeten kunnen werken op basis van 'stabiele' lijsten, wat betekent dat deze niet te vaak mogen worden gewijzigd. De twee vastgestelde termijnen zijn: - een eerste maal uiterlijk op de tiende werkdag vanaf 22 juni 2020 (eerste dag van de week volgend op de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad); - een tweede maal uiterlijk drie maanden na de eerste vervaldag.

Artikel 11 Bij dringende noodzakelijkheid of in uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie, mits behoorlijk met redenen omkleed, bevel geven tot onderbreking van elke vergunde bouwplaats die in uitvoering is. Ze stelt, indien van toepassing, de datum van hervatting van de bouwplaats vast. Dit beginsel is geïnspireerd op artikel 63, § 2 van de ordonnantie, dat dezelfde bevoegdheid verleent aan de wegbeheerder.

De toepassing ervan is hier echter beperkt tot gevallen van dringende noodzakelijkheid en uitzonderlijke omstandigheden: - Het begrip 'dringende noodzakelijkheid' moet worden opgevat in de zin van artikel 2, 14° van de ordonnantie. Het is met name gericht op situaties zoals het instorten van een weg. - Om te beoordelen of buitengewone omstandigheden de onderbreking van de bouwplaats vereisen, houdt de Commissie rekening met de criteria zoals vastgelegd artikel 9, § 1 van het besluit.

Er wordt ook aan toegevoegd dat de Commissie de verzoeker in beginsel in kennis moet stellen van haar beslissing, waarbij zij hem een termijn van vijf werkdagen geeft om zijn bouwplaats te onderbreken en de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen.

Het personeel van Brussel Mobiliteit dat de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie heeft, kan echter, indien de omstandigheden dit vereisen, een mondeling bevel tot onmiddellijke onderbreking van de toegestane bouwplaats geven, op voorwaarde dat de voorzitter of de secretaris van de Commissie dit onmiddellijk schriftelijk bevestigt en de Commissie vervolgens binnen een termijn van in principe vijf werkdagen een met redenen omkleed besluit neemt. Bij ontstentenis daarvan is het bevel tot onderbreking nietig. Deze regeling is bedoeld om de rechten van de verzoeker te waarborgen wanneer de omstandigheden het niet mogelijk maken om hem vooraf op de hoogte te brengen van de noodzaak om zijn bouwplaats te onderbreken.

De bevoegdheid om een mondeling bevel tot onmiddellijke onderbreking van de bouwplaats uit te vaardigen, wordt enkel verleend aan het personeel van Brussel Mobiliteit dat de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie heeft, teneinde, enerzijds, de bevoegdheid slechts aan een beperkt aantal personen te verlenen en, anderzijds, ervoor te zorgen dat deze personen over voldoende gezag beschikken om ervoor te zorgen dat het bevel door de betrokken verzoeker wordt nageleefd.

Er wordt met het oog op een gelijke behandeling ook gespecificeerd dat een verzoeker die als gevolg van een ontvangen bevel tot onderbreking van de bouwplaats een aanvraag voor een wijzigingsvergunning moet indienen, de dossierrechten voor die aanvraag niet hoeft te betalen.

Artikel 12 In het algemeen wordt het niet-naleven van de specifieke eisen die in het ontwerpbesluit worden gesteld, bestraft met een administratieve boete tussen 5000 euro en 18.750 euro. Het maximum is ontleend aan artikel 81, § 2 van de ordonnantie (dat met name de niet-naleving van de voorschriften van een uitvoeringsvergunning bestraft). Het minimumbedrag (dat in de ordonnantie is vastgesteld op 100 euro) is maal vijftig om te benadrukken dat de bij het besluit ingevoerde vereenvoudigingen van de vergunningsprocedure gepaard zullen gaan met een strengere beoordeling van de vastgestelde inbreuken.

Bovendien worden de volgende twee specifieke inbreuken ingesteld: - het niet-respecteren van de aangekondigde termijn voor de voltooiing van de bouwplaats van maximaal vijf werkdagen; - de niet-naleving van de voorwaarden van artikel 2, § 2 (namelijk het opstarten of herstarten van een bouwplaats binnen tien werkdagen na het einde van de door de federale minister van Binnenlandse Zaken opgelegde maatregelen van social distancing en het voltooien van de bouwplaats binnen tien werkdagen na de (her)start ervan) zonder dat de Commissie de uitvoeringsvergunning heeft gewijzigd in overeenstemming met artikel 2, § 1.

Deze inbreuken worden allebei bestraft met een administratieve boete van 5000 tot 25.000 euro (dit is het maximumbedrag dat in artikel 81, § 1 van de ordonnantie is vastgelegd) om de verzoekers ervan te weerhouden vrijwillig te korte uitvoeringstermijnen in te dienen om een lichtere administratieve regeling te kunnen genieten.

In het besluit wordt, ter voorkoming van twijfel, verduidelijkt dat de boete niet verschuldigd is als de verzoeker kan aantonen dat de inbreuk niet aan hem is toe te schrijven. Zo worden bijvoorbeeld gevallen van overmacht, slechte weersomstandigheden, brand, een bevel van de overheid (in het bijzonder het bevel tot onderbreking van de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 11 van het besluit) of feiten van derden bedoeld.

Voor inbreuken die niet onder artikel 12 van het besluit vallen, alsmede voor samenloop van verscheidene inbreuken en recidive, blijft de regeling van artikel 81 van de ordonnantie van toepassing.

Artikel 13 Om de gemeenten te kunnen betrekken bij de voorbereiding van de beslissingen van de Commissie in het kader van de bij het besluit ingestelde uitzonderlijke procedure, is bepaald dat de gemeenten die geen vertegenwoordiger in de Commissie hebben (indien zij dat wensen; dit is geen verplichting) elk een vertegenwoordiger kunnen aanwijzen (alsook een plaatsvervanger van deze vertegenwoordiger) die als deskundige aan de vergaderingen van de Commissie zal deelnemen. (zonder stemrecht wordt dus de helft van deze stemmen verdeeld over de gewestelijke vertegenwoordigers en de helft over de zes reeds aanwezige gemeentelijke vertegenwoordigers, een evenwicht dat niet in twijfel mag worden getrokken).

Dezelfde mogelijkheid wordt geboden aan de zogenaamde "niet-institutionele" verzoekers, van wie sommige vertegenwoordigers reeds deelnemen aan de vergaderingen van de Commissie (die openbaar zijn) zonder dat dit uitdrukkelijk in de teksten is voorzien. Naar het model van wat is voorzien voor de institutionele leden, aan wie de Ordonnantie de mogelijkheid biedt om twee personen te benoemen, biedt deze Ordonnantie de niet-institutionele leden de mogelijkheid om ook twee vertegenwoordigers (en hun twee plaatsvervangers) te benoemen.

Gezien het grote aantal verschillende beroepen die tot deze categorie van verzoekers behoren, is bepaald dat de twee te benoemen leden via twee verschillende beroepsfederaties moeten worden benoemd, om voldoende representativiteit te garanderen. Aangezien de leden van de Commissie bovendien over een technisch profiel beschikken, is het de bedoeling dat de Commissie het gewenste (niet opgelegde) technische profiel voor de twee vertegenwoordigers van de niet-institutionele verzoekers op het internet publiceert.

Artikel 14 De uitzonderlijke maatregelen waarin het ontwerpbesluit voorziet, zijn van toepassing vanaf de dag na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad en tot 18 december 2020. Na afloop van deze periode wordt een klassieke overgangsmaatregel ingevoerd: - de aanvragen voor uitvoerings- en wijzigingsvergunningen die in het kader van de bij het ontwerpbesluit vastgestelde procedure volledig zijn verklaard, worden verder behandeld volgens deze procedure; - de andere aanvragen voor uitvoerings- en wijzigingsvergunningen zullen worden behandeld volgens de gewone procedure zoals vastgelegd in de artikelen 31 tot 41 van de ordonnantie.

Artikel 15 Dit artikel herinnert er in de eerste plaats aan dat het de Regering vrijstaat om op elk moment de bij dit besluit ingevoerde uitzonderlijke maatregelen in te trekken, mochten deze niet bevredigend zijn.

In dit geval worden de in artikel 3 bedoelde aanvragen voor de vergunning voor de bouwplaats en de in artikel 8 bedoelde aanvragen tot wijziging van de vergunning, die uiterlijk op de zevende dag na de inwerkingtreding van het in het vorige lid bedoelde regeringsbesluit volledig zijn verklaard, verder behandeld volgens de in de artikelen 5 tot en met 7 bedoelde procedure.

Artikelen 16 - 17 Deze artikelen vereisen geen commentaar.

De Minister belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid E. VAN DEN BRANDT

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 67.510/4 van 8 juni 2020 over een ontwerp van volmachtbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/034 `tot instelling van een uitzonderingsregeling op het vlak van vergunningen voor de uitvoering van bouwplaatsen op de openbare weg' Op 29 mei 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van volmachtbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/034 `tot instelling van een uitzonderingsregeling op het vlak van vergunningen voor de uitvoering van bouwplaatsen op de openbare weg'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 8 juni 2020 . De kamer was samengesteld uit Martine Baguet, kamervoorzitter, Luc Cambier en Bernard Blero, staatsraden, en Charles-Henri Van Hove, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Xavier Delgrange, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 juni 2020 .

Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

De motivering in de brief luidt als volgt: "Conformément à l'article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, je souhaite que l'avis me soit communiqué dans un délai de cinq jours." Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONT.V.A.NKELIJKHEID VAN DE ADVIESAANVRAAG In de betekening aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die gevoegd is bij het dossier dat aan de afdeling Wetgeving voorgelegd is, wordt de minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, "gelet op de hoogdringendheid, [ermee belast] het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State op te vragen binnen de 5 dagen, in toepassing van artikel 84, § l, eerste lid, 3° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State" en niet, zoals verkeerdelijk vermeld in de adviesaanvraag, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van diezelfde wetten.

Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

De adviesaanvraag bevat evenwel geen enkele reden tot staving van het spoedeisend karakter van voorliggend ontwerp.

De aanhef van het ontwerp dat om advies voorgelegd is, bevat weliswaar de volgende overwegingen: "B.1 België maakt momenteel een grootschalige gezondheidscrisis door in verband met de pandemie van het coronavirus SARS-CoV2, drager van de ziekte COVID-19;

B.2. De zogenaamde maatregelen van `social distancing' die de federale minister van Binnenlandse Zaken heeft genomen om de verspreiding van het virus te beperken, hebben tot gevolg dat vele onderdelen van de economie verlamd raken; zelfs al kunnen de bouwplaatsen waar men zich aan de regels van social distancing kan houden, worden uitgevoerd, toch zijn in de praktijk bijna alle bouwplaatsen op de openbare weg op het grondgebied van het Gewest stilgelegd;

B.3. Wanneer de beperkingen worden opgeheven, kunnen de bouwplaatsen die zijn opgeschort en de bouwplaatsen die niet volgens plan konden worden opgestart, niet tegelijkertijd opnieuw worden opgestart, en dit als gevolg van organisatorische, materiële en personele vereisten;

B.4. Het is bovendien ondenkbaar dat, wanneer het economische leven van het Gewest weer op gang komt, bepaalde structurerende of essentiële wegen zouden worden afgesloten om bouwplaatsen uit te voeren die zijn onderbroken of waarvoor uitvoeringsvergunningen worden afgegeven in de maanden die volgen op het einde van de maatregelen van social distancing;

B.5. Om aan deze situatie het hoofd te bieden, moeten bij wijze van uitzondering en voor een beperkte periode maatregelen worden genomen die afwijken van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg;

B.6. Gezien de ernstige gezondheids- en economische crisis moet de continuïteit van de openbare dienst uiterst dringend worden verzekerd; aangezien de uitzonderlijke maatregelen waarin dit besluit voorziet, operationeel moeten zijn op de dag van de opheffing van de maatregelen die bij het voornoemde besluit van de federale minister van Binnenlandse Zaken zijn ingevoerd en aangezien deze dag momenteel niet gekend is, is het niet mogelijk om binnen een termijn van dertig dagen het advies van de Raad in te winnen; het is dus passend om dit advies te vragen binnen de termijn van vijf dagen die van toepassing is in geval van een noodsituatie;

B.7. Op grond van artikel 4 van de ordonnantie van 19 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, moet dit besluit bevestigd worden door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement." Aangezien die uitleg voldoet aan hetgeen vereist is krachtens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, is de adviesaanvraag ontvankelijk.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering wordt evenwel uitdrukkelijk verzocht om de spoedeisendheid van dergelijke adviesaanvragen voortaan daadwerkelijk inhoudelijk en op afdoende wijze te verantwoorden teneinde ervoor te zorgen dat artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State nauwgezet nageleefd wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid van de adviesaanvraag.(1) RECHTSGROND VAN HET ONTWERP Artikel 2, § 1, van de ordonnantie van 19 maart 2020 `om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19' luidt als volgt: "Teneinde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in staat te stellen om te reageren op de COVID-19-pandemie kan de Regering alle passende maatregelen nemen om, onder bedreiging van ernstig gevaar, elke situatie die een probleem vormt te voorkomen en met spoed aan te pakken binnen het strikte kader van de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan, onder meer op de volgende gebieden: - aanpassing van de wetteksten betreffende de in de wetgeving van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalde termijnen of aangenomen op grond daarvan; - aanpassing van de wetteksten betreffende de door de crisis getroffen gebieden die onder het toepassingsgebied van gewestelijke aangelegenheden vallen; - het aanpakken van de sociaaleconomische gevolgen van de pandemie; - maatregelen in verband met preventie en veiligheid op het gewestelijk grondgebied; - dringende gezondheidsmaatregelen in verband met gewestelijke aangelegenheden; - maatregelen met betrekking tot het gewestelijk openbaar ambt." Van de bijzondere machten die aan haar verleend zijn bij de ordonnantie van 19 maart 2020 mag de regering alleen gebruikmaken als, inzonderheid, aangetoond is dat met de in het vooruitzicht gestelde maatregelen een "ernstig gevaar" voorkomen kan worden.

In de toelichting bij het voorstel dat aan de basis gelegen heeft van de ordonnantie van 19 maart 2020 staat dat het toekennen van bijzondere machten ertoe strekt de regering in staat te stellen "snel de nodige maatregelen [te] treffen om de bevolking zo goed mogelijk te beschermen tegen het virus. Het is dermate dringend om over een wettelijk en adequaat kader te beschikken dat het niet mogelijk is om te wachten tot het Parlement alle daartoe noodzakelijke ordonnanties goedkeurt."(2) Om op een geldige wijze gebruik te kunnen maken van de machtiging die vervat is in artikel 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020, is het niet voldoende dat het besluit dat de regering wil vaststellen betrekking heeft op de gevolgen van de pandemie. De ontworpen regeling moet bovendien beschouwd kunnen worden als een maatregel of een geheel van maatregelen die ertoe strekken een "ernstig gevaar" te voorkomen of te verhelpen.(3) Hoewel men ervan uit is kunnen gaan dat de bijzonderemachtenbesluiten die vastgesteld zijn met het oog op het bestrijden van de pandemie ontegensprekelijk binnen het toepassingsgebied vielen van artikel 2 van de voornoemde ordonnantie,(4) gaat die redenering niet noodzakelijkerwijze op voor besluiten die, het besluit dat thans voorligt, strekken tot organisatie van het afbouwen van de lockdown.

Hoewel noch in de aanhef van het ontwerp, noch in de commentaar bij de artikelen in het verslag aan de regering, op uitdrukkelijke wijze aangetoond wordt dat voorliggend dispositief strekt tot het voorkomen van een ernstig gevaar in verband met de gezondheidscrisis, kan uit de punten B1 tot B6 van de aanhef en uit voorliggend dispositief, niettemin afgeleid worden dat voorliggend ontwerp strekt tot het regelen van een situatie waarin alle bouwplaatsen die stilgelegd zijn wegens de maatregelen die getroffen zijn om het hoofd te bieden aan de pandemie, tegelijkertijd en op niet gecoördineerde wijze opnieuw opgestart zouden worden. Het is immers aannemelijk dat een dergelijke situatie een ernstig gevaar kan veroorzaken, wat een gegronde reden oplevert om met toepassing van artikel 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020 gebruik te maken van de bijzondere machten.

Er kan dan ook aangenomen worden dat voorliggend ontwerp een toereikende rechtsgrond vindt in artikel 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP OPSCHRIFT In de Nederlandse tekst moet voorkeur gegeven worden aan de term "Bijzonderemachtenbesluit" boven de term "Volmachtbesluit".

AANHEF 1. Het is belangrijk dat de aanhef opgesteld wordt in overeenstemming met de regels van de wetgevingstechniek: de verwijzing naar elke rechtsgrond en naar het advies van de Raad van State moet telkens voorafgegaan worden door de vermelding "Gelet op", terwijl de motieven van het ontwerp voorafgegaan moeten worden door de vermelding "Overwegende dat".(5) De vermeldingen A1, A2, ... die de verschillende leden voorafgaan, moeten bijgevolg weggelaten worden. 2. Het ontworpen besluit vindt uitsluitend rechtsgrond in artikel 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020. Het volmachtbesluit nr. 2020/001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 april 2020 `betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de Brusselse wetgeving en reglementering of die op grond daarvan zijn ingevoerd', dat verlengd is bij het besluit van 16 april 2020, is een tweede maal verlengd bij het besluit van 14 mei 2020, en wel tot 15 juni 2020. Dat besluit levert evenwel geen rechtsgrond op voor het ontwerp en wordt daarbij niet gewijzigd. Bijgevolg behoort daarnaar niet verwezen te worden in de aanhef.

Het volmachtbesluit nr. 2020/002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 april 2020 `houdende dringende maatregelen inzake mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid om de verspreiding van het coronavirus in te perken', dat verlengd is bij het besluit van 16 april 2020, is buiten werking getreden op 15 mei 2020. Het moet bijgevolg uit de aanhef weggelaten worden.

Het besluit van de federale Minister van Binnenlandse Zaken van 18 maart 2020 `houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken', levert geen rechtsgrond op voor voorliggend ontwerp en kan daarbij niet gewijzigd worden. Daarnaar behoort bijgevolg niet verwezen te worden in de aanhef. 3. Zo ook is het niet nodig om te verwijzen naar artikel 6, § 1, X, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 `tot hervorming der instellingen', of naar artikel 4 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 `met betrekking tot de Brusselse Instellingen', welke artikelen geen rechtsgrond opleveren voor het ontwerp.4. De motivering van het spoedeisend karakter moet opgenomen worden in de aanhef van het besluit, voorafgegaan door de vermelding "Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door". 5. De verwijzing naar het advies van de Raad van State moet opgenomen worden nss de vermelding van het spoedeisend karakter en vóór de overwegingen en moet gesteld worden als volgt: "Gelet op advies 67.510/4 van de Raad van State, gegeven op 8 juni 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;".(6) De aanhef moet dienovereenkomstig herzien worden.

DISPOSITIEF Artikel 1 Krachtens paragraaf 3, 1°, is de afwijkende regeling niet van toepassing op de wegen die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeenten die daarin opgesomd worden. In het verslag aan de regering staat dienaangaande het volgende: "Om aan de vraag van bepaalde gemeenten te voldoen, is het voorzien dat, voor degene van hen die het wensen (die in het besluit zijn opgenomen), het in plaats gezette uitzonderlijke regime niet geldt voor hun "zuiver lokale" wegen, dat wil zeggen gemeentelijke wegen waarvoor, volgens het gewone regime, een interventie van de Commissie niet voorzien is. Op deze wegen zal het gewone regime van toepassing blijven.

Als bepaalde gemeenten hun mening in dit opzicht in de komende maanden zou moeten veranderen, is de Regering bevoegd om de lijst aan te passen van de gemeenten die betrokken zijn door deze uitzondering op de toepassing van dit besluit." Het is evenwel ondenkbaar dat een verordeningsbesluit, wat een algemene en abstracte norm is, alleen zou gelden voor het grondgebied van de gemeenten die daarom verzocht hebben. Opdat een verschil in behandeling op geldige wijze ingevoerd zou kunnen worden in het licht van het gelijkheidsbeginsel, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, moet het berusten op een objectieve en redelijke verantwoording. Het toepassingsgebied van het ontworpen besluit moet bepaald worden met inachtneming van dat beginsel.

Artikel 2 Als de Commissie er niet toe komt de vergunning voor de uitvoering van een bouwplaats uiterlijk op 18 december 2020 te wijzigen, komt die vergunning volgens paragraaf 4 te vervallen.

In het verslag aan de regering wordt voor die regel de volgende reden opgegeven: "Het lijkt immers redelijk om, na de termijn waarin is voorzien voor de toepassing van dit besluit, ervan uit te gaan dat de context voldoende zal zijn gewijzigd om de indiening van een nieuw dossier voor een vergunningsaanvraag te rechtvaardigen." De steller van het ontwerp moet kunnen aantonen dat een dergelijke regel op een objectieve en redelijke verantwoording berust en dat hij strookt met het gelijkheidsbeginsel. Het verslag aan de regering moet aangevuld worden met een uiteenzetting van die verantwoording.

Artikel 7 Artikel 7, dat betrekking heeft op de inning van dossierrechten, houdt een afwijking in van artikel 87 van de ordonnantie van 3 mei 2018 `betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg'. Bijgevolg schrijve men in artikel 3: "In afwijking van de artikelen 31 tot 41 en 87 van de ordonnantie (voorts zoals in het ontwerp)".

Artikel 9 Wat paragraaf 1, tweede lid, betreft, dient de bevoegdheid om buiten de strategische assen de grenzen vast te stellen van de gebieden waarin de hervatting, de opstart en de vergunning van de bouwplaatsen bedoeld in dit besluit georganiseerd zal worden, bij een politiek verantwoordelijke instantie te liggen.

Hetzelfde geldt voor de bevoegdheid om de kaart van de strategische assen te wijzigen die bij paragraaf 3 aan de Commissie verleend wordt.

De regelingen en wijzigingen die de Commissie met toepassing van de paragrafen 2 en 3 vaststelt, dienen op zijn minst ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de regering (die deze bevoegdheid kan delegeren aan een van haar leden).

Artikel 10 Er zou gepreciseerd moeten worden dat Osiris de databank is die aangelegd is krachtens artikel 9 van de ordonnantie van 3 mei 2018.

Artikel 11 1. Aangezien de Commissie een administratieve overheid is, is ze onderworpen aan de wet van 29 juli 1991 `betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen'.Er behoort dan ook niet gepreciseerd te worden dat haar beslissingen met redenen omkleed moeten worden. De woorden ", mits behoorlijk met redenen omkleed," in paragraaf 1 moeten weggelaten worden. 2. Aangezien het ontwerp volgens artikel 1 afwijkt van de bepalingen van de ordonnantie van 3 mei 2018, verdient het aanbeveling om in paragraaf 1 aan te geven dat de beoogde spoedeisende gevallen begrepen dienen te worden in de zin van artikel 2, 14°, van de ordonnantie. Artikel 12 Hoewel in artikel 1 van het ontwerp bepaald wordt dat met dit besluit afgeweken wordt van de bepalingen van de ordonnantie van 3 mei 2018, is het om elke mogelijkheid van dubbele sanctie te voorkomen, raadzaam te preciseren dat artikel 12 afwijkt van artikel 81 van de ordonnantie.

Artikel 13 In de tekst wordt niet vermeld dat de door de gemeenten aangewezen deskundigen een beslissende stem hebben. De tekst moet op dat punt verduidelijkt worden.

Artikel 15 Het spreekt voor zich dat de regering dit besluit kan opheffen zolang het niet bekrachtigd is overeenkomstig artikel 4 van de ordonnantie van 19 maart 2020.

De zelfmachtiging die in die bepaling vervat is, is dus zinloos.

Artikel 15 moet weggelaten worden.

Artikelen 16 en 17 De artikelen 16 en 17 moeten onderling van plaats verwisseld worden.

DE GRIFFIER Charles Henri VAN HOVE DE VOORZITTER Martine BAGUET _______ Nota's (1) De afdeling Wetgeving heeft zich in die zin uitgesproken in advies 67.506/4, dat vandaag gegeven is over het ontwerp van bijzonderemachtenbesluit nr. 2020/035 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering `houdende maatregelen voor de versoepeling van de lockdown inzake verkeersveiligheid om de verspreiding van COVID-19 in te perken'. (2) Parl.St. Br.Parl. 2019-20, nr. A-167/1, 1. (3) Zie in die zin advies 67.147/1, dat op 27 maart 2020 verstrekt is over een ontwerp dat geleid heeft tot het volmachtbesluit nr. 2020/001 van 2 april 2020 van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie `betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de wetgeving en reglementering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of die op grond daarvan zijn ingevoerd', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/67147.pdf. In dat advies werd de mogelijkheid overwogen om voor het ontwerp te steunen op artikel 3 van de ordonnantie, waarbij bijzondere machten verleend worden voor het geval dat het voor de vergadering onmogelijk is om bijeen te komen. Dat geval is vandaag evenwel niet meer aan de orde. (4) Zo heeft de afdeling Wetgeving in advies 67.179/4, dat ze op 6 april 2020 verstrekt heeft over een ontwerp dat geleid heeft tot het volmachtbesluit nr. 2020/002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 april 2020 `houdende dringende maatregelen inzake mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid om de verspreiding van het coronavirus in te perken', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/67179.pdf, erkend dat artikel 2 van de ordonnantie rechtsgrond kon opleveren voor het ontwerp. Maar, zoals in het opschrift van dat besluit en in het dispositief ervan aangegeven wordt, was het toen zaak de verspreiding in te dijken van het coronavirus, dat een "ernstig gevaar" vormt. (5) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbevelingen 17 tot 43 en formules F 3-1-1 tot F 3-10-3. (6) Ibidem, aanbeveling 36.2 en formule F 3-5-3.

11 JUNI 2020. - Volmachtbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/034 tot instelling van een uitzonderingsregeling op het vlak van vergunningen voor de uitvoering van bouwplaatsen op de openbare weg De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, A. Gelet op de volgende teksten en adviezen: A.1. Artikel 6, § 1, X van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

A.2. Artikel 4 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;

A.3. De ordonnantie van 19 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19;

A.4. De ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg;

A.5. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019 tot uitvoering van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg;

A.6. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de regering;

A.7. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 juli 2019 tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden tussen de ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

A.8. Het volmachtbesluit nr. 2020/001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 april 2020 betreffende de tijdelijke opschorting van de verval- en beroepstermijnen die vastgelegd zijn in de Brusselse wetgeving en reglementering of die op grond daarvan zijn ingevoerd, verlengd door een besluit van 16 april 2020;

A.9. Het besluit van de federale minister van Binnenlandse Zaken van 18 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, vervangen door het ministerieel besluit van 23 maart 2020 met dezelfde titel, zelf gewijzigd op 3, 17 et 30 april 2020;

A.10. Het advies nr. 67.510/4 van de Raad van State, gegeven op 8 juni 2020, bij toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 3° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

A.11. Het aan dit besluit gehechte verslag aan de regering, dat met dringendheid rechtvaardigt om dit besluit te nemen;

B. Overwegende wat volgt: B.1. België maakt momenteel een grootschalige gezondheidscrisis door in verband met de pandemie van het coronavirus SARS-CoV2, drager van de ziekte COVID-19;

B.2.De zogenaamde maatregelen van 'social distancing' die de federale minister van Binnenlandse Zaken heeft genomen om de verspreiding van het virus te beperken, hebben tot gevolg dat vele onderdelen van de economie verlamd raken; zelfs al kunnen de bouwplaatsen waar men zich aan de regels van social distancing kan houden, worden uitgevoerd, toch zijn in de praktijk bijna alle bouwplaatsen op de openbare weg op het grondgebied van het Gewest stilgelegd;

B.3. Wanneer de beperkingen worden opgeheven, kunnen de bouwplaatsen die zijn opgeschort en de bouwplaatsen die niet volgens plan konden worden opgestart, niet tegelijkertijd opnieuw worden opgestart, en dit als gevolg van organisatorische, materiële en personele vereisten;

B.4. Het is bovendien ondenkbaar dat, wanneer het economische leven van het Gewest weer op gang komt, bepaalde structurerende of essentiële wegen zouden worden afgesloten om bouwplaatsen uit te voeren die zijn onderbroken of waarvoor uitvoeringsvergunningen worden afgegeven in de maanden die volgen op het einde van de maatregelen van social distancing;

B.5. Om aan deze situatie het hoofd te bieden, moeten bij wijze van uitzondering en voor een beperkte periode maatregelen worden genomen die afwijken van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg;

B.6. Gezien de ernstige gezondheids- en economische crisis moet de continuïteit van de openbare dienst uiterst dringend worden verzekerd; aangezien de uitzonderlijke maatregelen waarin dit besluit voorziet, operationeel moeten zijn op de dag van de opheffing van de maatregelen die bij het voornoemde besluit van de federale minister van Binnenlandse Zaken zijn ingevoerd en aangezien deze dag momenteel niet gekend is, is het niet mogelijk om binnen een termijn van dertig dagen het advies van de Raad in te winnen; het is dus passend om dit advies te vragen binnen de termijn van vijf dagen die van toepassing is in geval van een noodsituatie;

B.7. Op grond van artikel 4 van de ordonnantie van 19 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, moet dit besluit bevestigd worden door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;

Op voorstel van de minister belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid;

Na beraadslaging, Besluit : Afdeling 1 - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. De maatregelen waarin dit besluit voorziet, wijken af van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg (hierna 'de ordonnantie' genoemd) en het regeringsbesluit van 4 april 2019 tot uitvoering ervan (hierna 'het uitvoeringsbesluit' genoemd). § 2. Deze maatregelen zijn van toepassing tot 18 december 2020. § 3. Dit besluit is niet van toepassing op de gemeentelijke wegen met volgende cumulatieve kenmerken: 1° Op het grondgebied van een van de volgende gemeenten liggen: a) Etterbeek b) Brussel Stad c) Evere d) Elsene e) Ganshoren f) Jette g) Koekelberg h) Schaarbeek i) Ukkel j) Sint-Lambrechts-Woluwe k) Sint-Pieter-Woluwe De Regering mag de lijst van de betrokken gemeenten wijzingen.2° Deel uitmaken van soort A4 zoals gedefinieerd in bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019 tot uitvoering van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg.3° Niet vermeld worden in bijlage 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 april 2019 tot uitvoering van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg. Afdeling II - Schorsing van rechtswege van de vergunningen en

herprogrammering van bouwplaatsen

Art. 2.§ 1. Onder voorbehoud van § 2 worden de uitvoeringsvergunningen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn afgegeven en betrekking hebben op bouwplaatsen: - waarvan de uitvoering vanaf 18 maart 2020 werd onderbroken en niet werd hervat voor 22 juni 2020 - of die niet werden hervat voor 22 juni 2020 opgeschort, samen met de vervaldatum ervan, totdat de Coördinatiecommissie van de Bouwplaatsen (hierna 'de Commissie' genoemd) uiterlijk op 18 december 2020 een beslissing neemt over de in de betrokken vergunningen aan te brengen wijzigingen. § 2. In afwijking van § 1 worden vergunningen voor bouwplaatsen die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen, niet geschorst: 1. zich bevinden op een van de in bijlage 1 vermelde strategische assen vanuit gezondheids- of sociaaleconomisch oogpunt;2. een terrein in beslag nemen dat volledig buiten de rijbaan van deze strategische as ligt;3. kunnen starten of heropstarten binnen tien werkdagen vanaf 22 juni 2020;4. kunnen worden voltooid binnen tien werkdagen na het opstarten of heropstarten ervan. § 3. In afwijking van artikel 44 van de ordonnantie kunnen de houders van de in § 1 bedoelde uitvoeringsvergunningen van bouwplaatsen geen aanvraag tot wijziging van deze vergunningen indienen zolang de Commissie niet heeft beslist over de wijzigingen die overeenkomstig § 1 in deze vergunningen moeten worden aangebracht. § 4. De in § 1 bedoelde vergunningen voor bouwplaatsen die niet uiterlijk op 18 december 2020 door de Commissie zijn gewijzigd overeenkomstig § 1, komen te vervallen. Afdeling III - Vergunningsprocedure

Art. 3.In afwijking van de artikelen 31 tot 41 van de ordonnantie worden aanvragen om uitvoeringsvergunningen voor bouwplaatsen: - die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit worden onderzocht - of die worden ingediend tussen de datum van inwerkingtreding van dit besluit en 18 december 2020 en die een bouwplaats betreffen waarvan het einde voorzien is ten laatste op 30 juni 2021, onderworpen aan de procedure zoals vastgelegd in de artikelen 4 tot 7 van dit besluit, na afloop waarvan de Commissie de uitvoeringsvergunning voor de bouwplaats verleent of weigert.

Art. 4.§ 1. Binnen dertig werkdagen vanaf de indiening van het dossier van de uitvoeringsvergunningsaanvraag bezorgt de beheerder: 1° ofwel een ontvangstbewijs van volledig en conform dossier;2° ofwel een ontvangstbewijs van onvolledig of niet-conform dossier dat aan de verzoeker aangeeft welke inlichtingen of documenten ontbreken en/of welke aanvullende informatie de beheerder noodzakelijk acht met het oog op het begrip van de aanvraag en in verband waarmee hij de verzoeker verzoekt die in te dienen. § 2. De aanvrager dient de ontbrekende inlichtingen en/of documenten in. De bepalingen van § 1 zijn opnieuw van toepassing.

Art. 5.Wanneer het ontvangstbewijs van volledig en conform dossier is afgegeven, 1° kan de Commissie op eigen initiatief, de aanvrager, de beheerder(s) alsook iedere deskundige horen;2° hoort de Commissie, op hun verzoek, de aanvrager en de beheerder(s);wanneer een van deze personen vraagt om gehoord te worden, dan worden de andere personen ook uitgenodigd om te verschijnen; 3° kan de Commissie de aanvrager en de betrokken beheerder vragen om haar bijkomende informatie te verstrekken, binnen de termijn die zij vaststelt;4° kan de Commissie het advies vragen van iedere andere bij de bouwplaats betrokken persoon dan de aanvrager, de eventuele gecoördineerde verzoekers en de beheerder(s). Heeft de aanvraag betrekking op een bouwplaats binnen een hypercoördinatiezone, dan is het advies van de hyperpiloot vereist.

Art. 6.§ 1. De Commissie verleent haar beslissing binnen dertig werkdagen vanaf het ontvangstbewijs of de einddatum zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 1°. § 2. Het gebrek aan beslissing binnen de termijn zoals bepaald in § 1 komt overeen met een weigering van uitvoeringsvergunning. § 3. Zonder afbreuk te doen aan het in artikel 77 van de ordonnantie bedoelde beroep bij de regering, kan de aanvrager de beslissing van de Commissie, zelfs indien zij stilzwijgend is, aanhangig maken bij het Verzoeningscomité, met inachtneming van artikel 74. § 4. De inhoud van de door de Commissie afgeleverde uitvoeringsvergunning is de inhoud die is vastgelegd in artikel 22 van het uitvoeringsbesluit.

Art. 7.In afwijking van artikel 87 van de ordonnantie zijn de door de aanvragers te betalen dossierrechten zijn voor de helft aan het Gewest en voor de helft aan de beheerder verschuldigd.

Art. 8.In afwijking van de artikelen 44, § 2, 45, § 3, en 46, lid 2 van de ordonnantie is de vergunningsprocedure zoals vastgelegd in de artikelen 4 tot 7 van dit besluit van toepassing op aanvragen tot wijziging van de vergunning die worden ingediend of geïnitieerd tussen de datum waarop de Commissie het besluit als bedoeld in artikel 2, § 1, of artikel 6, § 1, neemt en 18 december 2020. Afdeling IV - Richtsnoeren van de Commissie

Art. 9.§ 1. Met het oog op de organisatie van de hervatting, de opstart en de vergunning van de bouwplaatsen zoals bedoeld in dit besluit, houdt de Commissie in de eerste plaats rekening met het feit dat deze bouwplaatsen al dan niet op een van de strategische assen uit gezondheids- of sociaalecononomisch oogpunt zijn gelegen. Die assen zijn vermeld op de kaart die bijlage 1 van dit besluit vormt.

Buiten deze strategische assen stelt de Commissie de grenzen vast van de gebieden waarop zij van plan is om bij voorrang de hervatting, de opstart en de vergunning van de bouwplaatsen zoals bedoeld in dit besluit te organiseren. Hierbij neemt ze onder meer het volgende in overweging: 1° de noodzaak om de leefbaarheid van de in lid 1 bedoelde strategische assen te verzekeren;2° de noodzaak om de toegankelijkheid van de strategische plaatsen vanuit gezondheids- of sociaaleconomisch oogpunt te verzekeren;3° de concentratie, in elk gebied, van bouwplaatsen met een uitvoeringsvergunning of waarvoor een uitvoeringsvergunning is aangevraagd;4° de prioriteiten die zijn meegedeeld door de verzoekers in overeenstemming met artikel 10;5° de omvang van het effect van de bouwplaatsen binnen de perimeter van het gebied op de doorstroming van de verschillende verkeersmodi rekening houdend met de verwachte gebeurtenissen en de gebruikelijke bezetting van de weg;6° de capaciteiten van de aannemers om de werken uit te voeren;7° de mogelijkheid om de materialen die nodig zijn voor de uitvoering van de bouwplaatsen aan te voeren. § 2. Bij de uitoefening van de haar krachtens de artikelen 2 tot 8 verleende bevoegdheden houdt de Commissie met name rekening met: 1° de overeenkomstig § 1 vastgestelde rangorde van de gebieden;2° de in § 1 geformuleerde criteria;3° de omstandigheid dat de geplande duur van de uitvoering van de bouwplaats al dan niet meer dan vijf werkdagen bedraagt. § 3. De Commissie kan de kaart van de strategische assen uit gezondheids- of sociaaleconomisch oogpunt die bijlage 1 bij dit besluit vormt, wijzigen indien zij een verandering in de locatie van strategische plaatsen uit gezondheids- of sociaaleconomisch oogpunt vaststelt. De Commissie stelt de gewijzigde kaart onmiddellijk beschikbaar op haar website. § 4. De Commissie verzendt elektronisch naar de regering, op de dag van zijn aanneming, haar beslissing met betrekking tot de vaststelling van de grenzen van de in § 1, lid 2, bedoelde gebieden of de wijziging van de in § 3 bedoelde kaart.

De regering of zijn gemachtigde mag, binnen de vijf werkdagen na de in lid 1 bedoelde verzending, de beslissing van de Commissie nietig verklaren.

Art. 10.§ 1. Elke verzoeker kan de Commissie binnen de volgende termijnen een lijst bezorgen van zijn bouwplaatsen met een identificatiecode in het Osiris-informaticasysteem, vastgesteld door artikel 9 van de ordonnantie, die hij als prioritair beschouwt: 1° een eerste keer uiterlijk de tiende werkdag vanaf 22 juni 2020;2° een tweede keer uiterlijk drie maanden na de in 1° genoemde vervaldag. § 2. De lijst van deze prioritaire bouwplaatsen omvat uitsluitend de bouwplaatsen die de verzoeker binnen twintig werkdagen na de in § 1, 1° of 2° vastgestelde vervaldag voor de indiening van de lijst kan opstarten. Afdeling V - Bevel tot onderbreking van de bouwplaats

Art. 11.§ 1. In spoedeisende gevallen in de zin van artikel 2, 14 °, van de ordonnantie of in uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie, mits behoorlijk met redenen omkleed, bevel geven tot onderbreking van elke vergunde bouwplaats die in uitvoering is, waarbij zij in voorkomend geval de datum van hervatting van de bouwplaats vaststelt.

De Commissie beoordeelt het bestaan van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden in het licht van de in artikel 9, § 1 vastgestelde criteria. § 2. De Commissie stelt de verzoeker vijf werkdagen voor de datum van de onderbreking in kennis van haar besluit, zodat de verzoeker de nodige veiligheidsmaatregelen kan treffen.

In afwijking van lid 1 kunnen de personeelsleden van Brussel Mobiliteit die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben, indien de urgentie of de uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, een mondeling bevel tot onmiddellijke onderbreking van de betrokken bouwplaats geven.

Op straffe van nietigheid van het in lid 2 bedoelde bevel tot stopzetting van de bouwplaats moet dit bevel: 1° uiterlijk de volgende werkdag schriftelijk worden bevestigd door de voorzitter of de secretaris van de Commissie;2° uiterlijk de vijfde werkdag na het bevel tot stopzetting van de bouwplaats onder een met redenen omkleed besluit van de Commissie vallen, waarin in voorkomend geval de datum van hervatting van de bouwplaats wordt vermeld. § 3. Een verzoeker die als gevolg van een bevel tot onderbreking van de bouwplaats zoals bedoeld in dit artikel een aanvraag voor een wijzigingsvergunning moet indienen, is vrijgesteld van het betalen van de dossierrechten voor die aanvraag. Afdeling VI - Administratieve sancties

Art. 12.§ 1. In afwijking van artikel 81 van de ordonnantie en onder voorbehoud van § 2 wordt een administratieve boete van 5.000 euro tot 18.750 euro opgelegd aan de verzoeker die niet voldoet aan de specifieke eisen die in dit besluit zijn vastgelegd en die niet kan aantonen dat een dergelijke miskenning niet aan hem is toe te schrijven. § 2. In afwijking van artikel 81 van de ordonnantie een administratieve boete van 5.000 euro tot 25.000 euro wordt opgelegd aan de verzoeker die zich in een van de volgende situaties bevindt en die niet kan aantonen dat deze situatie niet aan hem is toe te schrijven: 1° aan de Commissie hebben meegedeeld dat de uitvoering van zijn bouwplaats binnen maximaal vijf werkdagen zou zijn voltooid en deze termijn overschrijden;2° een bouwplaats hebben uitgevoerd zonder dat de Commissie overeenkomstig artikel 2, § 1 de vergunning waarvan hij houder is, heeft gewijzigd en zonder de voorwaarden van artikel 2, § 2 na te leven. Afdeling VII - Samenstelling van de Commissie

Art. 13.§ 1. Gemeenten die niet beschikken in de Commissie over een vertegenwoordiger die door Brulocalis krachtens artikel 6, § 1, 4° van de ordonnantie is aangesteld, kunnen elk een effectieve vertegenwoordiger en een plaatsvervanger aanwijzen om als onbezoldigd deskundige deel te nemen aan de werkzaamheden van de Commissie. § 2. De verzoekers die niet tot de categorie van de institutionele importeurs in de zin van artikel 2, 8 °, van de ordonnantie behoren kunnen, via twee afzonderlijke beroepsfederaties van hun keuze, twee effectieve vertegenwoordigers en twee plaatsvervangers aanwijzen om als onbezoldigde deskundigen deel te nemen aan de werkzaamheden van de Commissie.

De Commissie publiceert onverwijld op internet het gewenste technische profiel voor de in de vorige lid genoemde vertegenwoordigers. Afdeling VIII - Slot-, opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 14.Aanvragen van een uitvoeringsvergunning als bedoeld in artikel 3 en aanvragen van een wijzigingsvergunning als bedoeld in artikel 8, die uiterlijk op 18 december 2020 volledig zijn verklaard, worden behandeld volgens de procedure zoals vastgelegd in de artikelen 5 tot en met 7.

Art. 15.De regering kan te allen tijde besluiten dit besluit in te trekken.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking de dag na de datum van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 17.De minister belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 juni 2020.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering De Minister-president, R. VERVOORT De Minister belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid E. VAN DEN BRANDT

^