gepubliceerd op 22 november 2019
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot toekenning van leningen aan de gemeenten in uitvoering van artikel 2, § 4, van de ordonnantie van 8 april 1993 houdende oprichting van het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën
6 OKTOBER 2016. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot toekenning van leningen aan de gemeenten in uitvoering van artikel 2, § 4, van de ordonnantie van 8 april 1993 houdende oprichting van het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 8 april 1993 houdende oprichting van het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën, gewijzigd bij de ordonnantie van 24 november 2011, en meer bepaald op artikel 2, § 4;
Gelet op de nieuwe gemeentewet;
Gelet op het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit;
Gelet op de ordonnantie van 21 december 1998 tot vaststelling van de regels voor de verdeling van de algemene dotatie aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf het jaar 1998 et het uitvoeringsbesluit van 26 november 2015 tot toekenning aan de gemeenten van hun aandeel in de Algemene Dotatie aan de gemeenten voor 2015 en tot uitvoering van een voorheffing ten gunste van de Brusselse Agglomeratie;
Gelet op de financiële toestand van de gemeenten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;
Gelet op het akkoord van de Minister van de Begroting;
Op voordracht van de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor de Plaatselijke Besturen ;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit beoogt de toekenning van leningen door het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën (hierna: het Fonds) aan de gemeenten ten belope van hoogstens 100.000.000 euro voor de dienstjaren 2017 tot 2019.
Art. 2.De maximale ontleningscapaciteit per gemeente voor de dienstjaren 2017 tot 2019 wordt bepaald op grond van het aandeel van elke gemeente in de Algemene Dotatie aan de Gemeenten overeenkomstig het uitvoeringsbesluit van 26 november 2015 tot toekenning aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van hun aandeel in de Algemene Dotatie aan de gemeenten voor 2015 en tot uitvoering van een voorheffing ten gunste van de Brusselse Agglomeratie.
De maximale ontleningscapaciteit per gemeente voor de dienst jaren 2017 tot 2019 is weergegeven in bijgevoegde tabel.
Art. 3.De toekenning van de in artikel 2 vastgestelde ontleningscapaciteit wordt onderworpen aan de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° de gemeenten moeten vóór uiterlijk 31 maart 2017 het overzicht indienen van de investeringen die in aanmerking komen voor financiering op basis van de maximale ontleningscapaciteit bepaald in artikel 2 van dit besluit.De investeringen gefinancierd door het Fonds op grond van dit besluit dekken uitsluitend vaste activa voor het opvangen van de bevolkingsgroei met een minimale afschrijvingsduur van twintig jaar overeenkomstig de bijlage bij het Koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit en de ministeriële omzendbrief van 15 november 2000 over het onderscheid tussen de gewone en de buitengewone dienst van de gemeentebegrotingen. 2° de gemeenten moeten de investeringsuitgaven die op grond van dit besluit gedekt worden door de leningen van het Fonds ten laatste op 30 september 2019 boekhoudkundig vastleggen.
Art. 4.Uiterlijk op 30 juni 2017 zal aan de gemeenten een akkoord van het Fonds worden toegestuurd over het in aanmerking komen van de investeringsuitgaven overeenkomstig de voorwaarden bettreffende de afschrijving en de bestemming van de investeringsuitgaven gesteld in artikel 3,1° van dit besluit.
Art. 5.Overeenkomstig artikel 4 van de ordonnantie van 8 april 1993 houdende oprichting van het Fonds, wordt voor iedere toekenning van lening op grond van dit besluit een leenovereenkomst gesloten tussen de begunstigde gemeente en het Fonds. 1° Er wordt een overeenkomst opgemaakt voor ieder investeringsproject dat gefinancierd wordt door een lening van het Fonds.2° De overeenkomst wordt opgemaakt nadat het Fonds hetzij een afschrift van de beslissing van de Gemeenteraad tot gunning van de opdracht waarvan de door een lening van het Fonds gefinancierde investeringsuitgaven verbonden zijn, hetzij een afschrift van de beslissing van de Gemeenteraad tot aankoop van een goed samen met een afschrift van de verkoopovereenkomst voor dat door een lening van het Fonds gefinancierde goed ontvangen heeft.3° De overeenkomst bepaalt de datum waarop de lening ter beschikking wordt gesteld.
Art. 6.De terugbetaling van de kapitaal-en intrestlasten van de leningen die via dit besluit worden toegekend, wordt oninvorderbaar verklaard overeenkomstig het artikel 3, § 2, van de ordonnantie van 8 april 1993 houdende oprichting van het Fonds en dat onder de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° Voor iedere investering gedekt door een lening van het Fonds dient een jaarverslag doorgestuurd te worden over de staat van g tot de stand van vordering.Dat verslag moet ieder jaar op de verjaardag van de overeenkomst worden doorgestuurd ; 2° De afrekening van alle betalingen verricht middels de toegekende lening.Bij die afrekening dienen de bankrekeninguittreksels of enige andere vorm van betalingsbewijs gevoegd te worden.
Art. 7.Het Fonds is gemachtigd om op stukken en ter plaatse iedere mogelijke controle uit te oefenen op de benutting van de toegekende lening.
Art. 8.Door de lening te aanvaarden, verbindt de gemeente zich ertoe het door de lening gefinancierde goed gedurende de looptijd ervan niet te vervreemden en evenmin de bestemming ervan te wijzigen zonder de voorafgaande toelating van het Fonds.
Art. 9.Indien de Minister die toezicht houdt op het Fonds vaststelt dat de voorwaarden bedoeld in artikel 6 en 8 niet worden nageleefd, kan de Regering voor het lopende jaar of voor het aantal volgende jaren dat zij bepaalt de oninvorderbaarheid onderbreken.
De uitstaande aflossingen van de lening die door het Fonds op grond van dit besluit is toegekend, zijn daarmee door de gemeente opnieuw verschuldigd.
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2016.
Art. 11.De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 oktober 2016.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor de Plaatselijke Besturen
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld