Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 december 2011
gepubliceerd op 24 januari 2012

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2011031650
pub.
24/01/2012
prom.
15/12/2011
ELI
eli/besluit/2011/12/15/2011031650/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2011. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, artikelen 9 en 10;

Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 8 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;

Gelet op de Ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, de artikelen 19, § 2, alinea 1, 2° en alinea 2, 20, § 5, 21, 23 en 24, gewijzigd door de ordonnantie van 14 mei 2009, artikel 23bis ingevoerd door de ordonnantie van 14 mei 2009 en artikel 41;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 14 september 2011;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 15 september 2011;

Gelet op advies 50.492/3 van de Raad van State, gegeven op 8 november 2011, in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeheer;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van voorliggend besluit verstaat men onder : 1° Personeelslid : In overeenstemming met de bepalingen van artikel 4 van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu aangeduide personeelslid;2° Ordonnantie : De ordonnantie van 7 juni 2007 betreffende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen;3° Effectief nominaal vermogen van het klimaatregelingssysteem : Het totaal vermogen van de koelinstallaties bestaande uit het klimaatregelingssysteem en aangesloten op een gemeenschappelijk regelsysteem, zonder de niet-omkeerbare warmtepomp;4° Vermogen van een koelinstallatie : Totaal koelvermogen zoals bepaald in EN 14511-1 en berekend volgens de voorwaarden van het nominaal vermogen gedefinieerd in EN 14511-2;5° Koelinstallatie : Koelinstallatie zoals gedefinieerd onder artikel 2, 11° van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 november 2003 betreffende koelinstallaties.6° Zone : Elk geheel van vertrekken waarvan de thermische emissiebronnen (van warmte of koude) aangesloten zijn op het hydraulische of luchtbehandelingsnetwerk via één enkele aanvoerleiding of luchtkoker en één enkele retourleiding of luchtkoker;7° Zone-instroompunt : Het punt van het hydraulische of luchtbehandelingsnetwerk waar de vloeistof de zone binnenkomt 8° Zone-uitstroompunt : Het punt van het hydraulische of luchtbehandelingsnetwerk waar de vloeistof de zone verlaat 9° EPB-klimaatregelingstechnicus : Erkende technicus, belast met het onderhoud van het klimaatregelingssysteem : 10° Bevoegd koeltechnicus : Een technicus die beantwoordt aan de eisen vastgelegd in artikel 8 van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2007 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven;11° Logboek : Dossier met alle documenten die betrekking hebben op de technische installaties en op de gebouwen waarin deze installaties zich bevinden;12° Dimensioneringsnota : Document met de dimensioneringsberekening van het vermogen van een koelinstallatie;13° Instituut : Brussels Instituut voor het Milieubeheer;14° Minister : De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die het energiebeleid tot zijn bevoegdheden heeft.

Art. 2.§ 1. De bepalingen van dit besluit gelden voor de klimaatregelingssystemen met een effectief nominaal vermogen van meer dan 12kW. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt de leeftijd van de koelinstallatie berekend ten opzichte van de constructiedatum.

De constructiedatum wordt bepaald op basis van de informatie die op het identificatieplaatje van de koelinstallatie wordt vermeld.

Mocht een dergelijk identificatieplaatje ontbreken of mocht de datum in kwestie er niet van afgeleid kunnen worden, wordt de datum bepaald op basis van de gegevens vermeld op de factuur van het klimaatregelingssysteem of vermeld in de technische documentatie van de koelinstallatie. Mocht er geen datum bepaald kunnen worden, wordt de leeftijd van de koelinstallatie als een onbekend gegeven beschouwd. HOOFDSTUK II. - EPB-eisen van toepassing op klimaatregelingssystemen Afdeling I. - Eis met betrekking tot het bepalen van het vermogen van

koelinstallaties

Art. 3.Voor iedere nieuwe koelinstallatie wordt een dimensioneringsnota bij het logboek gevoegd. Afdeling II. - Thermische isolatie van de leidingen en accessoires

Art. 4.§ 1. Alle nieuw in een klimaatregelingssysteem geïnstalleerde leidingen en accessoires worden overeenkomstig de eisen uiteengezet in bijlage 1 thermisch geïsoleerd. § 2. Alle niet-thermisch geïsoleerde leidingen en accessoires van een klimaatregelingssysteem die bestonden voordat onderhavig hoofdstuk van kracht werd, worden zodra er minstens een nieuwe koelinstallatie op dit klimaatregelingssysteem wordt aangesloten, thermisch geïsoleerd volgens de eisen uiteengezet onder bijlage 1. Afdeling III. - Eis inzake de verdeling van de distributie van koude

en lucht

Art. 5.De klimaatregelingssystemen die na de inwerkingtreding van onderhavig hoofdstuk werden geïnstalleerd of gewijzigd, dienen de eisen bepaald onder bijlage 2 te volgen. Afdeling IV. - Meting

Art. 6.§ 1. Voor ieder klimaatregelingssysteem : 1° Een of meerdere elektrische meters registreren het totale elektrische energieverbruik van alle koelinstallaties;2° Indien het totaal vermogen van de koelinstallaties die koelwater produceren gelijk is aan of meer bedraagt dan 500 kW, worden twee meters geïnstalleerd;de ene, een elektrische meter, registreert het energieverbruik van alle koelinstallaties die koelwater produceren, terwijl de andere meter de hoeveelheid energie voor het koelen registreert die op het koelwaterverdeelnet wordt overgebracht; 3° De koelinstallaties beoogd onder 2° die koelwater naar verschillende gebouwen transporteren, worden voorzien van minstens evenveel meters als er gebouwen zijn die de hoeveelheid koelenergie overgebracht naar elk gebouw registreren;4° Voor koelinstallaties met condensatie door water, die met een koeltoren of met een luchtkoeler verbonden zijn, registreren een of meerdere elektrische meters het elektrische energieverbruik van het geheel van de koeltorens en de luchtkoelers die na de inwerkingtreding van onderhavig hoofdstuk werden geïnstalleerd of vervangen. § 2. De meters bedoeld onder § 1 zijn voorzien van een mechanisme dat de automatische registratie van de plaatselijk of op afstand gemeten hoeveelheid toelaat.

Art. 7.§ 1. De elektrische voeding van de motoren van de afvoer of drukventilatoren met een debiet van meer dan of gelijk aan 10 000 m3/u. van een mechanisch ventilatiesysteem dat deel uitmaakt van een klimaatregelingssysteem, is voorzien van een specifieke elektriciteitsmeter. § 2. De meter bedoeld onder § 1 is voorzien van een mechanisme dat de automatische registratie van de plaatselijk of op afstand gemeten hoeveelheid toelaat. Afdeling V. - Eis in verband met de aanvoer van hygiënische verse

lucht

Art. 8.Voor klimaatregelingssystemen met een nieuw geïnstalleerd ventilatiesysteem wordt in ieder lokaal dat voor variabel menselijk gebruik wordt bestemd en dat een debiet van verse lucht van meer dan of gelijk aan 5 000 m3/u. heeft, een regelsysteem aangebracht waarmee het nominale debiet verse lucht volgens het daadwerkelijk aantal aanwezige personen kan worden geregeld.

Onder lokaal dat voor variabel menselijk gebruik wordt bestemd, worden meer bepaald de restaurants, cafetaria's, vergaderzalen, ontmoetingsruimten, polyvalente zalen, ontvangstruimten, winkelcentra, supermarkten, sporthallen, turnzalen, zalen voor toeschouwers begrepen.

Een variatie van het luchtdebiet door middel van smoor- of bypasssystemen is hier verboden. Afdeling VI. - Energieboekhouding

Art. 9.§ 1. Het door de onder afdeling IV beoogde meters geregistreerde verbruik vormt het voorwerp van een energieboekhouding bestaande uit minstens, de volgende elementen : 1° Een maandelijkse opname, op een vaste datum en in fysieke eenheden;2° Een jaarlijks verslag bestaande uit : a.De berekening van het maandelijks verbruik van het klimaatregelingssysteem; b. De berekening van het jaarlijks verbruik van het klimaatregelingssysteem;c. De berekening van het jaarlijks verbruik van het klimaatregelingssysteem, teruggebracht naar de oppervlakte die door het klimaatregelingssysteem wordt bediend en eventueel naar elke andere relevante indicator;d. De berekening van de jaarlijkse CO2-uitstoot toe te schrijven aan het klimaatregelingssysteem aan de hand de emissiecijfers die vastgesteld werden in het ministerieel besluit van 24 juli 2008 tot vaststelling van de energetische hypotheses te gebruiken bij het uitvoeren van de haalbaarheidsstudies;e. Desgevallend de berekening van het jaarlijks rendement van de koelwaterproductie;f. De interpretatie van de elementen beoogd onder de punten a), b), c) en d) in vergelijking met de resultaten van de voorgaande jaren en met de gemiddelde waarden voor gelijkaardige gebouwen. § 2. In afwijking van de voorgaande paragraaf kan de energieboekhouding worden vereenvoudigd wanneer het effectieve nominaal vermogen van het klimaatregelingssysteem minder bedraagt dan 500 kW. In dat geval kunnen de meters jaarlijks worden opgenomen en hoeft de berekening van het maandelijks verbruik van het klimaatregelingssysteem niet in het jaarlijks verslag te worden opgenomen. Afdeling VII. - Logboek

Art. 10.§ 1. De verschillende personen die met betrekking tot het klimaatregelingssysteem tussenkomen bij de installatie en tijdens de uitbatingsperiode stellen een logboek samen en staan in voor het bijhouden ervan. § 2. De minimale inhoud van het logboek wordt bepaald door de Minister. HOOFDSTUK III. - Periodieke controle van het klimaatregelingssysteem

Art. 11.§ 1. De periodieke controle wordt uitgevoerd door een controleur die een maximale termijn tussen twee opeenvolgende controles dient te respecteren. Deze maximumtermijn hangt af van het effectief nominale vermogen van het klimaatregelingssysteem in overeenstemming met volgende tabel :

Effectief nominaal vermogen van het klimaatregelingsysteem

Maximale termijn

Puissance nominale effective du système de climatisation

Délai maximal

Van 12 tot 100 kW

15 JAAR

De 12 à 100 kW

15 ans

<= 100 kW

5 JAAR

<= 100 kW

5 ans


§ 2. Na de installatie van een nieuw klimaatregelingssysteem of na de wijziging van een bestaand klimaatregelingssysteem wordt vóór de definitieve oplevering en uiterlijk zes maanden na de indienstneming een periodieke controle uitgevoerd als het effectieve nominaal vermogen van het toegevoegde of vervangen onderdeel meer bedraagt dan of gelijk is aan 50 % van het effectieve nominaal vermogen van het klimaatregelingssysteem na de werken.

Art. 12.Voor klimaatregelingssystemen in gebruik genomen vóór de inwerkingtreding van onderhavig hoofdstuk, wordt de eerste periodieke controle, uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van onderhavig hoofdstuk, uitgevoerd.

Art. 13.De periodieke controle wordt uitgevoerd met behulp van een instrument dat door het Instituut ter beschikking wordt gesteld en omvat : 1° De beoordeling van de dimensionering van het klimaatregelingssysteem;2° De controle van de parameters van het regelsysteem zoals de richttemperatuur en de werkingstijden;3° De controle dat het systeem wordt onderhouden in overeenstemming met hoofdstuk IV;4° Aanbevelingen over verbeteringen en correcties die desgevallend aan het bestaande klimaatregelingssysteem moeten worden aangebracht, advies aan de verantwoordelijke van de technische installaties betreffende de vervanging van het systeem en over andere denkbare oplossingen;5° De controle op de naleving van de onder hoofdstuk II beoogde eisen.

Art. 14.Na afloop van de periodieke controle bezorgt de controleur de verantwoordelijke van de technische installaties het attest van de periodieke controle waarvan de minimale inhoud in bijlage 3 wordt bepaald.

Betreft het de eerste periodieke controle na de plaatsing van een nieuwe koelinstallatie, dan wordt bij het attest van periodieke controle een kopie van de dimensioneringsnota gevoegd. HOOFDSTUK IV. - Onderhoud van het klimaatregelingssysteem

Art. 15.Het onderhoud van het klimaatregelingssysteem gebeurt onder toezicht van een EPB-klimaatregelingstechnicus conform de voorschriften, bepaald door de Minister, met betrekking tot ingrepen op het klimaatregelingssysteem.

Art. 16.Na iedere tussenkomst stelt de EPB-klimaatregelingstechnicus een onderhoudsverslag op dat hij bij het logboek voegt.

Dit onderhoudsverslag bevat minstens de volgende informatie : 1° De datum;2° De gegevens van de EPB-klimaatregelingstechnicus.3° Zijn erkenningsnummer;4° Voor de tussenkomsten die worden beschouwd als werken aan de koelinstallaties in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2007 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven, het registratienummer van het koeltechnische bedrijf waarvoor de bevoegde koeltechnicus werkt;5° Een volledige beschrijving van de tussenkomst;6° Voor zover beschikbaar en relevant, de volgende gegevens : a.De meterstanden; b. Het aantal bedrijfsuren;c. Het aantal maal dat de installatie werd gestart HOOFDSTUK V.- Verplichtingen van de verantwoordelijke voor de technische installaties

Art. 17.In voorkomend geval bezorgt de verantwoordelijke voor de technische installaties alle bewoners en eigenaars van het gebouw gratis en op eenvoudig verzoek : 1° Een kopie van het laatste attest van periodieke controle;2° Een kopie van de verslagen van de energieboekhouding : 3° Een kopie van de onderhoudsverslagen.

Art. 18.De verantwoordelijke voor de technische installaties beschikt, wanneer uit de periodieke controle blijkt dat het klimaatregelingssysteem niet aan de eisen gesteld onder hoofdstuk II voldoet, over twaalf maanden te rekenen vanaf de periodieke controle om het klimaatregelingssysteem in orde te brengen en een conform attest van periodieke controle te krijgen. HOOFDSTUK VI. - EPB-klimaatregelingstechnici, controleurs en kwaliteitscontrole-instellingen Afdeling I. - Erkenning van de EPB-klimaatregelingstechnici en van de

controleurs Onderafdeling I. - EPB-klimaatregelingstechnici

Art. 19.§ 1. De erkenning als EPB-klimaatregelingstechnicus wordt toegekend aan natuurlijke personen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Houder zijn van : a.Van een diploma burgerlijk ingenieur, bio-ingenieur, industrieel ingenieur, graduaat in klimaatregeling, elektromechanica of in automatisering, of een gelijkwaardig diploma uitgereikt in een andere Staat of een certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek, in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2007 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven of een gelijkwaardig certificaat uitgereikt in een andere gewest of een andere Staat; of b. Beschikken over minstens drie jaar beroepservaring in de controle, het ontwerp, de installatie of het onderhoud van HVAC-installaties, voor zover deze ervaring daadwerkelijk werd opgedaan in het kader van zijn hoofd- of voltijdse activiteiten, of minimum vijf jaar ervaring voor zover deze ervaring werd opgedaan in het kader van nevenactiviteiten of in het kader van deeltijdse beroepsactiviteiten;2° Houder zijn van het geldige bekwaamheidsattest als EPB-klimaatregelingstechnicus, beoogd onder § 2 van onderhavig artikel;3° Zich ertoe verbinden om de verplichtingen beoogd onder artikel 20 na te leven;4° Niet ontzet zijn uit zijn burgerlijke of politieke rechten. § 2. Het bekwaamheidsattest als EPB-klimaatregelingstechnicus is geldig als het werd afgeleverd nadat de persoon in kwestie met vrucht een erkende opleiding krachtens artikel 32 heeft gevolgd en het attest op het ogenblik van de indiening van de erkenningsaanvraag minder dan een jaar oud is. § 3. De erkenning wordt toegekend voor een periode van vijf jaar. De erkenning kan in navolging van de procedure bepaald onder artikel 25 met periodes van vijf jaar worden verlengd.

Art. 20.Bij de uitvoering van zijn opdrachten dient de EPB-klimaatregelingstechnicus de volgende verplichtingen na te leven : 1° Hij past de bepalingen van voorliggend besluit toe;2° Hij voert het onderhoud objectief en los van ieder commercieel belang, uit;3° Hij maakt de inlichtingen of de feiten waarvan hij bij de uitvoering van zijn opdracht kennis heeft gekregen en waarvoor een discretieplicht geldt niet openbaar;4° Hij vervult de verplichtingen die krachtens de sociale en fiscale wetgeving op hem rusten;5° Hij is gedekt door een verzekering « Beroepsaansprakelijkheid » ten aanzien van derden voor tekortkomingen of onachtzaamheid begaan bij de uitvoering van zijn taak als EPB-klimaatregelingstechnicus;6° Hij beschikt over het naar behoren onderhouden materiaal vereist voor het uitvoeren van de metingen tijdens het onderhoud;7° Hij beschikt over de gepaste technische middelen om zijn verplichtingen te vervullen;8° Hij wijkt bij het onderhoud en bij de afstelling van het klimaatregelingssysteem niet af van de voorschriften van de fabrikanten van de onderdelen;9° Hij houdt het logboek bij;10° Hij houdt een chronologisch register bij van alle onderhoudswerkzaamheden die hij de voorbije vier jaar verrichte in het kader van de activiteit waarvoor hij erkend is;11° Hij bezorgt binnen de vijf werkdagen, op eenvoudig verzoek van de personeelsleden of de kwaliteitscontrole-instelling, een kopie van het register beoogd onder punt 10° ;12° Hij aanvaardt de kwaliteitscontrole van zijn prestaties door de personeelsleden of door de kwaliteitscontrole-instelling;13° Hij gebruikt de formulieren, de methodes en de hem eventueel door het Instituut ter beschikking gestelde berekeningstool;14° Hij stelt het Instituut schriftelijk in kennis van zijn nieuwe gegevens;15° Hij stelt de onderhoudsversalgen in overeenstemming met de realiteit op. Onderafdeling II. - Controleurs

Art. 21.§ 1. De erkenning als controleur wordt toegekend aan natuurlijke personen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Houder zijn van : a.Van een diploma burgerlijk ingenieur, bio-ingenieur, industrieel ingenieur, graduaat in klimaatregeling, elektromechanica of in automatisering, of van technicus elektromechanica of van een gelijkwaardig diploma uitgereikt in een andere Staat of van een certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek, in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2007 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven of een gelijkwaardig certificaat uitgereikt in een andere gewest of een andere Staat; en b. Beschikken over minstens drie jaar beroepservaring in de controle, het ontwerp, de installatie of het onderhoud van HVAC-installaties, voor zover deze ervaring daadwerkelijk werd opgedaan in het kader van zijn activiteiten als hoofdberoep of in het kader van zijn voltijdse beroepsactiviteiten, of minimum vijf jaar ervaring voor zover deze ervaring werd opgedaan in het kader van nevenactiviteiten of in het kader van deeltijdse beroepsactiviteiten;2° Houder zijn van het geldige bekwaamheidsattest als controleur, beoogd onder § 2 van onderhavig artikel;3° Zich ertoe verbinden om de verplichtingen beoogd onder artikel 22 na te leven;4° Niet ontzet zijn uit hun burgerlijke of politieke rechten. § 2. Het bekwaamheidsattest als controleur is geldig als het werd afgeleverd nadat de persoon in kwestie met vrucht een erkende opleiding krachtens artikel 33 heeft gevolgd en als het attest op het ogenblik van de indiening van de erkenningsaanvraag minder dan een jaar oud is. § 3. De erkenning wordt toegekend voor een periode van vijf jaar. De erkenning kan in navolging van de procedure bepaald onder artikel 25 met periodes van vijf jaar worden verlengd.

Art. 22.Bij de uitvoering van zijn opdrachten dient de controleur de volgende verplichtingen na te leven : 1° Hij past de bepalingen van voorliggend besluit toe;2° Hij is niet gebonden door een arbeidscontract of een associatieovereenkomst met de verantwoordelijke voor de technische installaties van het klimaatregelingssysteem dat hij controleert, noch met de EPB-klimaatregelingstechnicus belast met het onderhoud van de installatie of met de vennootschap die hem tewerkstelt;3° Hij voert de periodieke controle objectief uit, los van ieder commercieel belang en zonder enig commercieel voorstel betreffende de energiebevoorrading van het gebouw of aanbevolen energiebezuinigingsmaatregelen in het attest van periodieke controle te vermelden;4° Hij maakt de inlichtingen of de feiten waarvan hij bij de uitvoering van zijn opdracht kennis heeft gekregen en waarvoor een discretieplicht geldt niet openbaar;5° Hij vervult de verplichtingen die krachtens de sociale en fiscale wetgeving op hem rusten;6° Hij is gedekt door een verzekering « Beroepsaansprakelijkheid » ten aanzien van derden voor tekortkomingen of onachtzaamheid begaan bij de uitvoering van zijn taak als controleur;7° Hij beschikt over het naar behoren onderhouden materiaal vereist voor het uitvoeren van de metingen tijdens de controle;8° Hij beschikt over de gepaste technische en informaticamiddelen om zijn verplichtingen te vervullen;9° Hij houdt een chronologisch register bij van alle periodieke controles die hij de voorbije vier jaar verrichte;10° Hij bezorgt binnen de vijf werkdagen, op eenvoudig verzoek van de personeelsleden of de kwaliteitscontrole-instelling, een kopie van het register beoogd onder punt 9° ;11° Hij houdt gedurende vier jaar een kopie bij van de door hem opgestelde attesten van periodieke controle;12° Hij bezorgt het Instituut binnen een termijn van dertig dagen een kopie van ieder attest van periodieke controle;13° Hij aanvaardt de kwaliteitscontrole van zijn prestaties door de personeelsleden of door de kwaliteitscontrole-instelling;14° Hij gebruikt de formulieren, de methodes en de hem eventueel door het Instituut ter beschikking gestelde berekeningstool;15° Hij stelt het Instituut schriftelijk in kennis van zijn nieuwe gegevens;16° Hij stelt de attesten van periodieke controle in overeenstemming met de realiteit op. Onderafdeling III. - Over de erkenningsprocedure

Art. 23.§ 1. De aanvraag voor een of meerdere erkenningen wordt in één exemplaar bij aangetekende zending, of door koerier aan de zetel van het Instituut of elektronisch tot het Instituut gericht.

Het Instituut bezorgt onmiddellijk een ontvangstbewijs voor de indiening van de aanvraag. § 2. De aanvraag bevat : 1° Het/de naar behoren ingevulde en ondertekende erkenningsaanvraagformulier(en) waarvan het model ter beschikking wordt gesteld door het Instituut;2° Een kopie van het/de geldige respectieve bekwaamheidsattest(en);3° De bewijsstukken betreffende de door artikel 19, § 1, 1°, voor de EPB-klimaatregelingstechnici, en door artikel 21, § 1, 1° voor de controleurs beoogde voorwaarden inzake diploma en ervaring;4° Een kopie van het bewijs van betaling van het door artikel 28 van de ordonnantie beoogde dossierrecht;5° Een uittreksel uit het strafregister. § 3. Indien de aanvraag tot erkenning wordt ingediend door een persoon die houder is van een gelijkwaardige titel die in een ander gewest of in een andere staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte werd afgeleverd, bevat de erkenningsaanvraag : 1° Het/de naar behoren ingevulde en ondertekende erkenningsaanvraagformulier(en) waarvan het model ter beschikking wordt gesteld door het Instituut;2° Een kopie van het document houdende de titel afgeleverd door de bevoegde overheid van het gewest of van de lidstaat van de Europese Unie;3° Indien nodig, een vertaling in het Frans of het Nederlands van de reeds verkregen titel;4° Elk element dat de aanvrager in staat stelt om aan te tonen dat de voorwaarden van de reeds ontvangen titel gelijkaardig zijn aan de voorwaarden opgelegd door de artikelen 19, § 1 en 21, § 1;5° Een attest waaruit blijkt dat de reglementaire module van de opleiding waarvan de inhoud in bijlage 5 is vastgelegd, met vrucht werd gevolgd;6° Een kopie van het bewijs van betaling van het door artikel 28 van de ordonnantie beoogde dossierrecht;

Art. 24.§ 1. Het Instituut verstuurt een ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier aan de aanvrager binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot erkenning.

Als het dossier onvolledig is, stelt het Instituut de aanvrager op de hoogte van de ontbrekende documenten en gegevens. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de ontbrekende documenten, verstuurt het Instituut hem een ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier.

Het ontvangstbewijs van volledig of onvolledig dossier vermeldt de behandelingstermijnen van het dossier en de beroepsmogelijkheden tegen de beslissing. § 2. Het Instituut oordeelt over de aanvraag tot erkenning, rekening houdend met de elementen in het volledig verklaard dossier. Het Instituut betekent zijn beslissing bij ter post aangetekend schrijven of elektronisch binnen de dertig werkdagen na de datum van verzending van het ontvangstbewijs van het volledig verklaard dossier. Indien gerechtvaardigd door de complexiteit van het onderwerp mag de termijn eenmaal voor een beperkte duur door het Instituut worden verlengd. De verlenging en de duur ervan worden met redenen omkleed en worden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn ter kennis van de aanvrager gebracht. § 3. Bij gebreke aan betekening van de beslissing binnen de termijn voorzien onder § 2, kan de aanvrager, bij ter post aangetekend schrijven of elektronisch een herinnering richten aan het Instituut.

Indien de aanvrager bij het verstrijken van een nieuwe termijn van vijftien werkdagen te rekenen vanaf de neerlegging ter post van de aangetekende zending houdende de herinnering geen beslissing heeft ontvangen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd.

Art. 25.§ 1. De aanvraag voor de verlenging van de goedkeuring wordt ten laatste drie maanden voor het vervallen van de erkenning naar het Instituut gestuurd. § 2. Als er ten laatste zes maanden vóór het vervallen van de erkenning op vraag van het Instituut een bijscholingsopleiding wordt georganiseerd, gaat de verlengingsaanvraag, nadat bedoelde bijscholingsopleiding in het kader van hoofdstuk VII met succes werd gevolgd, vergezeld van het geactualiseerde bekwaamheidsattest.

Art. 26.De erkenning wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op het onlineportaal van het Instituut.

Alle handelingen die worden gesteld in het kader van de activiteit waarvoor de persoon erkend is, vermelden het nummer van de erkenning.

Onderafdeling IV. - Over de opschorting en de intrekking van de erkenning.

Art. 27.§ 1. Het Instituut kan de erkenning opschorten als de houder de verplichtingen beoogd onder de artikelen 20 en 22 niet vervult. § 2 Indien de houder van de erkenning niet langer voldoet aan de in de artikelen 19, § 1 et 21, § 1 beoogde erkenningsvoorwaarden, dan moet hij dat aan het Instituut laten weten en zijn situatie in regel stellen binnen een termijn van vijftien dagen.

Het Instituut kan de erkenning opschorten als het vaststelt dat de houder niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. § 3. Het Instituut kan de erkenning intrekken van een houder van wie de erkenning tweemaal werd opgeschort.

Art. 28.Elke beslissing tot schorsing wordt genomen, nadat de houder van de erkenning de mogelijkheid heeft gekregen om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk mee te delen.

Elke beslissing tot intrekking wordt genomen, nadat de houder van de erkenning hierover ten minste één waarschuwing heeft ontvangen, en nadat hij de mogelijkheid heeft gekregen om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk mee te delen.

De beslissing tot opschorting of intrekking wordt aan de houder van de erkenning betekend bij aangetekend schrijven. Ze wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op het onlineportaal van het Instituut zodra aan een van de volgende twee voorwaarden is voldaan : 1° De termijn voor het indienen van het beroep voorzien onder artikel 29 is verstreken.2° De beslissing werd bevestigd of wordt geacht te zijn bevestigd na het voorwerp te hebben uitgemaakt van het beroep voorzien in artikel 29. Binnen dezelfde termijn betekent de houder van de erkenning van wie de erkenning werd opgeschort of ingetrokken zijn bestaande klanten dat hij niet langer erkend is nu krachtens de ordonnantie alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.

Onderafdeling V. - Over de beroepsprocedure

Art. 29.§ 1. In uitvoering van artikel 24 van de ordonnantie kunnen alle personen van wie de erkenning werd geweigerd, geschorst, ingetrokken of die geen beslissing binnen de termijn beoogd door artikel 24, § 3, hebben verkregen, een beroep bij het Milieucollege indienen. § 2. De beroepstermijn van dertig dagen loopt vanaf de datum van kennisgeving van de door artikel 24, § 2 beoogde beslissing of vanaf het verstrijken van de in artikel 24, § 3 bedoelde termijn. § 3. Binnen de vijf dagen vanaf de datum van ontvangst van het beroep richt het milieucollege een kopie ervan aan het Instituut. § 4. Het Instituut bezorgt het Milieucollege een kopie van het dossier binnen de tien dagen na ontvangst van de kopie van het beroep. § 5. De verzoeker of zijn raadsman, en het Instituut of zijn afgevaardigde worden op hun verzoek gehoord door het Milieucollege.

Wanneer een van de partijen vraagt om te worden gehoord, worden ook de andere partijen uitgenodigd. Afdeling II. - Over de kwaliteitscontrole-instellingen

Art. 30.De aanwijzing door het Instituut als kwaliteitscontrole-instelling wordt toegekend aan personen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Ze hebben in hun midden een of meerdere natuurlijke personen aangeduid die voldoen aan de voorwaarden beoogd onder artikel 19, § 1;2° Ze hebben in hun midden een of meerdere natuurlijke personen aangeduid die voldoen aan de voorwaarden beoogd onder artikel 21, § 1;3° Ze zijn als controle-instelling geaccrediteerd in overeenstemming met het accreditatiesysteem dat werd ingevoerd in toepassing van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling of ze zijn erkend door een gelijkwaardige organisatie die criteria oplegt die dezelfde garanties bieden als voormeld accreditatiesysteem.

Art. 31.§ 1. De kwaliteitscontrole-instelling voert op verzoek van het Instituut de volgende opdrachten uit : 1° De controle van de verbintenissen van de EPB-klimaatregelingstechnici en controleurs, voorzien door respectievelijk de artikelen 20 en 22;2° De opstelling van de rapporten over de uitgevoerde kwaliteitscontroles en het verzenden ervan naar het Instituut. § 2. Indien uit de onder § 1, 1° van onderhavig artikel beoogde controle blijkt dat de EPB-klimaatregelingstechnicus of de controleur hun verplichtingen niet hebben nageleefd en dat door deze tekortkoming zich een nieuwe periodieke controle of een nieuw onderhoud in aanwezigheid van de betrokken partijen opdringen, dan komen de daardoor veroorzaakte kosten voor rekening van de EPB-klimaatregelingstechnicus of van de controleur. § 3. Het Instituut kan de resultaten van de onder § 1, 1° beoogde controle gebruiken om, mits naleving van de procedure beoogd onder artikel 28, de erkenning op te schorten of in te trekken. HOOFDSTUK VII. - Erkenning van de opleidingen Afdeling I. - Erkenning van de opleidingen voor controleurs en van de

opleidingen voor EPB-klimaatregelingstechnici Onderafdeling I. - Over de opleiding voor EPB-klimaatregelingstechnici

Art. 32.§ 1. De erkenning van de opleiding voor EPB-klimaatregelingstechnicus wordt toegekend aan opleidingen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° De opleiding bevat minstens de twee volgende modules waarvan de minimale inhoud wordt bepaald in bijlage 4 : a.Een reglementaire module; b. Een module over het uitvoeren van het onderhoud;2° Wat de module inzake de uitvoering van het onderhoud betreft, wordt de opleiding verstrekt binnen een infrastructuur die de praktische verwezenlijking van de tussenkomsten op het systeem voor klimaatregeling toelaat, conform de beschrijvingen van artikel 15, met uitzondering van de tussenkomsten die worden beschouwd als werkzaamheden aan de koelinstallaties in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2007 inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven;3° De evaluatietests betreffende deze modules worden uitgevoerd in aanwezigheid van een examenjury waarvan de samenstelling door het Instituut wordt goedgekeurd. § 2. Elke instelling waarvan de opleiding door het Instituut wordt erkend, levert een geldig bekwaamheidsattest af als EPB-klimaatregelingstechnicus. § 3. In voorkomend geval zal het Instituut de instellingen over in een ander gewest of andere lidstaat gegeven gelijkwaardige modules of gelijkwaardige onderdelen van modules informeren en hen de toelating geven om een vrijstelling een of meerdere modules of onderdelen van modules, met uitzondering van de reglementaire module, toe te kennen aan elke natuurlijke persoon die een bewijs van deelname aan een dergelijke gelijkwaardige module of aan bedoeld gelijkwaardig onderdeel van een module voorlegt.

Onderafdeling II. - Over de opleiding voor controleur

Art. 33.§ 1. De erkenning van de opleiding voor controleurs wordt toegekend aan opleidingen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° De opleiding bevat minstens de twee volgende modules waarvan de minimale inhoud wordt bepaald in bijlage 4 : a.Een reglementaire module; b. Een module over het uitvoeren van de periodieke controle;2° Wat de module inzake de uitvoering van de periodieke controle betreft, wordt de opleiding verstrekt binnen een infrastructuur die een praktische verwezenlijking van de periodieke controle, in overeenstemming met artikel 13, toelaat;3° De evaluatietests betreffende de twee modules worden uitgevoerd in aanwezigheid van een examenjury waarvan de samenstelling door het Instituut wordt goedgekeurd. § 2. § 2. Elke opleidingsinstelling waarvan de opleiding door het Instituut wordt erkend, levert een geldig bekwaamheidsattest als controleur af. § 3. In voorkomend geval zal het Instituut de instellingen over in een ander gewest of andere lidstaat gegeven gelijkwaardige modules of gelijkwaardige onderdelen van modules informeren en hen de toelating geven om een vrijstelling voor één of meerdere modules of onderdelen van modules, met uitzondering van de reglementaire module, toe te kennen aan elke natuurlijke persoon die een bewijs van deelname aan een dergelijke gelijkwaardige module of aan bedoeld gelijkwaardig onderdeel van een module voorlegt.

Onderafdeling III. - Over de erkenningsprocedure

Art. 34.§ 1. De aanvraag voor een of meerdere erkenningen wordt in één exemplaar bij aangetekende zending, of door koerier aan de zetel van het Instituut of elektronisch tot het Instituut gericht en omvat de gegevens bepaald in bijlage 5.

Het Instituut bezorgt onmiddellijk een ontvangstbewijs voor de indiening van de aanvraag. § 2. De aanvraag wordt onderzocht in overeenstemming met de procedure beschreven onder de artikelen 24 en 26.

De bepalingen in verband met de beroepsprocedure beoogd onder artikel 29 zijn op onderhavig hoofdstuk van toepassing.

Art. 35.§ 1. De instelling waarvan de opleiding wordt erkend, leeft de volgende verplichtingen na : 1° Ze meldt het Instituut de opleidingsdata, minstens vijftien werkdagen op voorhand.Het Instituut heeft vrije toegang tot de opleidingen; 2° De instelling bezorgt het Instituut jaarlijks een activiteitenrapport waarin ze de georganiseerde erkende opleidingen beschrijft en evalueert, de afgeleverde bekwaamheidscertificaten opsomt en verklaart dat de opleiding nog steeds de erkenningsvoorwaarden vervult;3° Ze bezorgt op vraag van het Instituut het pedagogisch ondersteuningsmateriaal van de opleiding;4° Ze werkt in navolging van de richtlijnen van het Instituut het pedagogisch ondersteuningsmateriaal bij;5° Ze organiseert bijscholingsopleidingen op basis van de richtlijnen van het Instituut zoals bedoeld onder 4° ;6° Ze deelt het Instituut alle wijzigingen mee betreffende elk gegeven aanwezig in het erkenningsdossier.

Art. 36.Het Instituut kan beslissen om de erkenning op te schorten of in te trekken, waarbij het de onder artikel 28 voorziene procedure dient te respecteren. 1° Als de voorwaarden voor de erkenning niet langer zijn vervuld, of 2° Indien de instelling waarvan de erkenning wordt erkend niet langer de verplichtingen beoogd onder artikel 35 vervult. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen

Art. 37.Elke persoon die op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk de installatie of het onderhoud van klimaatregelings- of koelinstallaties verricht als zelfstandige of voor rekening van een in de Kruispuntbank van Ondernemingen opgenomen onderneming, waarvan de hoofd- of de nevenactiviteit in de installatie of het onderhoud van voormelde installaties bestaat, is bij wijze van overgangsmaatregel gemachtigd om gedurende een periode van twee jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk toezicht uit te oefenen op het onderhoud in overeenstemming met artikel 15.

Art. 38.De EPB-eisen beoogd onder de artikelen 3, 4, 5 en 8 zijn niet van toepassing op de klimaatregelingssystemen die na de inwerkingtreding van hoofdstuk II werden geïnstalleerd en die het voorwerp vormen van een aanvraag bepaald onder artikel 3, 15° van de ordonnantie ingediend voor de inwerkingtreding van hoofdstuk II. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 39.Onderhavig besluit evenals artikel 21 van de ordonnantie treden in werking op de 1 september 2012, met uitzondering van de hoofdstukken VI en VII van onderhavig besluit die tien dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad in werking treden.

Art. 40.De Minister is belast met het uitvoeren van dit besluit.

Brussel, 15 december 2011.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Stadsvernieuwing, Mevr. E. HUYTEBROECK

REGERING VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Voorontwerp van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating Bijlagen Bijlage 1 : Eisen betreffende de thermische isolatie van koelwaterleidingen en accessoires Bijlage 2 : Eisen betreffende de verdeling van de distributie van koude en lucht Bijlage 3 : Minimale inhoud van het attest van periodieke controle van de klimaatregelingssystemen Bijlage 4 : Minimale inhoud van de opleidingsmodules voor controleurs en voor EPB-klimaatregelingstechnici Bijlage 5 : Minimale inhoud van de aanvragen tot erkenning van de opleiding voor controleur en van de opleiding voor EPB-klimaatregelingstechnici

Bijlage 1 : Eisen betreffende de thermische isolatie van koelwaterleidingen en accessoires 1. Thermische isolatie van koelwaterleidingen 1.1. Algemeen 1. Onder leidingen dienen te worden begrepen, rechte segmenten, bochtstukken, elke ander verandering van richting, stukken die bruusk of geleidelijk van doorsnede veranderen, aftak- of samenloopstukken ongeacht hun oriëntatie in de ruimte.2. De isolatie is dicht en zodanig uitgevoerd dat er geen risico op condensatie ontstaat. 1.2. Koelwaterleidingen waarvan de vertrektemperatuur lager is dan of gelijk aan 15 ° C Koelwaterleidingen waarvan de vertrektemperatuur minder bedraagt dan of gelijk is aan 15 ° C worden thermisch geïsoleerd overeenkomstig de thermische geleidbaarheid van het isolatiemateriaal, waarvan de minimale dikte, uitgedrukt in mm, vermeld staat in tabel 1 :

Minimale dikte (in mm) van de thermische isolatie met een lambdawaarde (W/mK) van 0° vermeld in de kolom

Diameter DN

0,020

0,025

0,030

0,035

0,040

0,045

0,050

0,055

0,060

0,065

0,070

10

4,2

6,0

8,0

10,6

14,0

17,4

22,6

28,8

36,2

43,6

54,2

15

4,6

6,2

8,2

10,8

14,0

17,0

21,2

26,4

33,2

40,8

48,0

20

4,8

6,4

8,6

11,0

13,6

16,8

20,0

24,4

30,4

35,8

43,0

25

5,2

6,8

8,8

11,2

13,8

16,6

19,6

24,0

28,2

34,2

39,2

32

5,6

7,4

9,4

11,6

14,1

16,8

19,9

23,2

27,0

31,0

36,4

40

6,1

8,1

10,2

12,6

15,2

18,1

21,3

24,7

28,5

32,7

37,3

50

6,9

9,1

11,4

14,0

16,8

19,8

23,1

26,7

30,5

34,7

39,3

65

7,6

9,9

12,4

15,0

17,9

21,0

24,4

27,9

31,8

35,9

40,4

80

8,4

10,9

13,6

16,5

19,6

22,8

26,4

30,1

34,2

38,5

43,1

100

9,6

12,4

15,3

18,4

21,8

25,3

29,0

33,0

37,1

41,6

46,3

125

10,5

13,4

16,6

19,9

23,4

27,0

30,9

34,9

39,2

43,7

48,4

150

11,2

14,3

17,6

21,0

24,6

28,4

32,3

36,4

40,7

45,2

49,9

200

12,3

15,7

19,3

22,9

26,7

30,7

34,8

39,1

43,5

48,1

52,9

250

13,4

17,0

20,7

24,6

28,6

32,7

37,0

41,4

46,0

50,7

55,5

300

13,9

17,7

21,5

25,5

29,6

33,8

38,1

42,6

47,2

51,9

56,8

350

14,4

18,2

22,1

26,2

30,4

34,6

39,0

43,6

48,2

53,0

57,9

400

14,9

18,9

22,9

27,1

31,3

35,7

40,2

44,8

49,5

54,3

59,2


TABEL 1 1.3. Koelwaterleidingen waarvan de vertrektemperatuur hoger is dan 15 ° C Koelwaterleidingen waarvan de vertrektemperatuur meer bedraagt dan 15 ° C worden thermisch geïsoleerd overeenkomstig de thermische geleidbaarheid van het isolatiemateriaal, waarvan de minimale dikte, uitgedrukt in mm, vermeld staat in tabel 2 :

Minimale dikte (in mm) van de thermische isolatie met een lambdawaarde (W/mK) van 0° vermeld in de kolom

Diameter DN

0,020

0,025

0,030

0,035

0,040

0,045

0,050

0,055

0,060

0,065

0,070

10

0,7

0,9

1,2

1,6

2,0

2,6

3,2

4,0

5,0

6,1

7,4

15

1,1

1,5

1,9

2,4

3,0

3,7

4,5

5,5

6,5

7,7

9,1

20

1,4

1,9

2,4

3,0

3,7

4,4

5,3

6,3

7,4

8,7

10,1

25

2,0

2,6

3,3

4,0

4,9

5,8

6,9

8,0

9,3

10,7

12,2

32

2,5

3,3

4,1

5,1

6,1

7,2

8,3

9,6

11,0

12,6

14,2

40

2,9

3,8

4,7

5,8

6,9

8,1

9,4

10,8

12,3

13,9

15,6

50

3,5

4,5

5,6

6,8

8,0

9,3

10,8

12,3

13,9

15,6

17,5

65

3,8

5,0

6,1

7,4

8,7

10,1

11,6

13,1

14,8

16,6

18,4

80

4,4

5,7

7,0

8,4

9,8

11,4

13,0

14,7

16,5

18,4

20,4

100

5,2

6,6

8,2

9,7

11,4

13,1

14,9

16,8

18,8

20,9

23,0

125

5,8

7,4

9,1

10,8

12,6

14,4

16,4

18,4

20,4

22,6

24,9

150

6,3

7,9

9,7

11,5

13,4

15,3

17,4

19,4

21,6

23,8

26,1

200

7,1

9,0

10,9

12,9

15,0

17,1

19,2

21,5

23,8

26,1

28,6

250

7,8

9,8

11,9

14,1

16,3

18,5

20,9

23,2

25,6

28,1

30,7

300

8,1

10,2

12,4

14,6

16,9

19,2

21,6

24,0

26,5

29,0

31,6

350

8,4

10,6

12,8

15,1

17,5

19,8

22,3

24,7

27,3

29,8

32,4

400

8,8

11,1

13,4

15,8

18,2

20,6

23,1

25,7

28,3

30,9

33,6


TABEL 2 2. Thermische isolatie van koelwateraccessoires Nieuw geïnstalleerde koelwateraccessoires of bestaande maar niet thermisch geïsoleerde koelwateraccessoires, waarvan de vertrektemperatuur lager is dan of gelijk aan 15 ° C worden thermisch geïsoleerd volgens de norm NBN D30-041.3. Temperatuur van de vloeistoffen De vloeistoftemperaturen vermeld in deze bijlage zijn de nominale berekeningstemperaturen van de klimaatregelingssystemen die beantwoorden aan de basisvoorwaarden inzake winter- en zomertemperatuur krachtens de geldende normen.4. Afwijkingen 1.In geval van ontoegankelijkheid mag van de thermische isolatie van de leidingen en accessoires die vóór de inwerkingtreding van hoofdstuk II van onderhavig besluit bestonden, maar die thermisch niet waren geïsoleerd, worden afgeweken. 2. Wanneer de onmiddellijke omgeving van de leidingen en accessoires geen thermische isolatie toelaten, mag van de thermische isolatie worden afgezien indien de dikte van de bestaande en niet thermisch geïsoleerde leidingen die vóór de inwerkingtreding van hoofdstuk II van onderhavig besluit bestonden, overeenstemmen met de voorschriften van deze bijlage.In dat geval moeten de leidingen en accessoires worden voorzien van een thermische isolatie met een volgens de onmiddellijke omgeving maximale dikte; 3. Indien de leidingen moeten worden voorzien van een warmte-isolator met een dikte groter dan vermeld in de tabellen van deze bijlage om oppervlaktecondensatie binnen de projectomstandigheden te vermijden, dient de grootste dikte te worden toegepast. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, van 15 december 2011, betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating.

Brussel, 15 december 2011.

De Minister-President van de Regering, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeheer, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 2 : Eisen betreffende de verdeling van de distributie van koude en lucht HOOFDSTUK 1. - Nieuw geïnstalleerde klimaatregelingssystemen De klimaatregelingssystemen die na de inwerkingtreding van hoofdstuk II van onderhavig besluit werden geïnstalleerd, nemen de noties zone en installatie van afsluitvoorzieningen volgens onderstaande voorschriften in aanmerking : 1. Afbakening van de zones 1.Een zone is een geheel van aanpalende vertrekken met eenzelfde bestemming en met gelijkaardige thermische behoeften, comforteisen, tijdschema's en bedrijfsregimes. 2. Iedere zone bedient een geklimatiseerde of geventileerde vloeroppervlakte van maximum 1 250 m2.3. In afwijking van punt 2 mag de door de zone bediende oppervlakte gelijk zijn aan maximaal 1 875 m2 op voorwaarde dat ze op dezelfde verdieping grenst aan een zone waarvan de oppervlakte maximaal 625 m2 bedraagt, als deze zoneopdeling beter tegemoetkomt aan de onder punt 1 vermelde criteria betreffende de gelijkwaardigheid.4. Iedere wooneenheid vormt een zone.5. Indien aangrenzende zones bestemd voor kantoren en diensten en met gelijkwaardige thermische behoeften, comforteisen, tijdschema's en bedrijfsregimes zich op verschillende verdiepingen bevinden, dienen er minstens evenveel zones als verdiepingen te worden voorzien, zodat iedere zone alle lokalen omvat die zich op eenzelfde verdieping bevinden.2. Afsluitvoorzieningen De zone-instroom- en zone-uitstroompunten van de leidingen van hydraulische koelwaterdistributienetten worden uitgerust met afsluitvoorzieningen.De afsluitvoorziening wordt voor het zone-instroompunt gemotoriseerd als het hydraulisch net meer dan een zone bedient.

De afsluitvoorzieningen op de zone-instroom- en zone-uitstroompunten van de zone in appartementsgebouwen zijn toegankelijk via het appartement dat de zone vormt of via een gemeenschappelijke ruimte.

Voor de aëraulische luchtdistributienetten van gebouwen bestemd voor kantoren en diensten worden de luchtaanvoer- en luchtafvoerkokers op de zone-instroom- en zone-uitstroompunten uitgerust met afsluitvoorzieningen. De afsluitvoorzieningen op de zone-instroom- en zone-uitstroompunten zijn gemotoriseerd als het aëraulisch net meer dan een zone bedient.

De zones zijn onderling parallel verbonden. HOOFDSTUK 2. - Gerenoveerde klimaatregelingssystemen Na vervanging of toevoeging van hydraulische koelwaterdistributienetten of aëraulische luchtdistributienetten zijn de vereisten voorzien onder hoofdstuk 1 van deze bijlage van toepassing op de vertrekken die door deze netten worden bediend.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, van 15 december 2011, betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating.

Brussel, 15 december 2011.

De Minister-President van de Regering, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeheer, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 3 : Minimale inhoud van het attest van periodieke controle van de klimaatregelingssystemen 1. Administratieve gegevens 1.1. Controleur - Naam en voornaam; - Erkenningsnummer; - Onderneming; - Ondernemingsnummer; - Adres (straat, nummer, postcode, gemeente); - Telefoonnummer; - Faxnummer; - E-mailadres; - Uitvoeringsdatum. 1.2 Verantwoordelijke voor de technische installaties - Naam en voornaam; - Onderneming; - Adres (straat, nummer, postcode, gemeente); - Telefoonnummer; - Faxnummer; - E-mailadres. 1.3 Contactpersoon binnen het gebouw - Naam en voornaam; - Onderneming; - Telefoonnummer; - Faxnummer; - E-mailadres. 1.4 Installateur - Onderneming; - Ondernemingsnummer. 1.5 Koeltechnisch bedrijf (1) - Onderneming; - Registratienummer. 2. Gebouw - Naam; - Adres (straat, nummer, postcode, gemeente); - Bruto-oppervlakte van het beschermde volume; - Geklimatiseerde netto-oppervlakte; - Bestemming : (bijvoorbeeld : wooneenheid/Gemeenschappelijk residentieel/). 3. Klimaatregelingssysteem (1) - Type (zie tabel 3); - Effectief nominaal vermogen. 5. Beoordeling van de dimensionering het klimaatregelingssysteem 6.Controle van de parameters van het regelsysteem 7. Evaluatie van het onderhoud 8.Controle van de EPB-eisen van toepassing op klimaatregelingssystemen 9. Aanbevelingen bettreffende de voor de klimaatregelingssysteem uitbatingsvoorwaarden 10.Aanbevelingen Het document dat werd aangemaakt met behulp van de tool die door het Instituut ter beschikking werd gesteld voor de periodieke controle van de klimaatregelingssystemen wordt bij het attest van periodieke controle gevoegd. (1) Opmerking : Deze informatie moet worden vermeld op het attest pas bij de eerste periodieke controle of wanneer de periodieke controle wordt uitgevoerd na de installatie van een nieuw klimaatregelingssysteem of na de wijziging van een bestaand klimaatregelingssysteem als het effectief nominaal vermogen van het toegevoegde of vervangen deel groter is dan of gelijk aan 70 % van het effectief nominaal vermogen van het klimaatregelingssysteem na de werken. Type klimaatregelingssystemen

Subsystemen

Voornaamste componenten

Systemen voor de emissie van koelenergie

Ventilo-convectoren

Cassettes in verlaagd plafond

Koud plafond

Geactiveerde vloerplaat in beton

Directe koeling in de wand (vloer, plafond of muur)

Statische koelbalken

Dynamische koelbalken

Ventilo-convector

Koude batterij in LBC

Koude batterij in koker

Inwendige eenheid splitklimaatregelaar

Inwendige eenheid multisplitklimaatregelaar of DRV


Systeem voor de distributie van koelenergie

Verluchtingskokers

Koelwaternetwerk

Koelmiddelleidingen


Systeem voor de productie van koelenergie

Aggregaat voor de productie van koelwater door condensatie van lucht

Aggregaat voor de productie van koelwater door condensatie van water

Aggregaat voor de productie van koelwater door afzonderlijke condensor

Condensor spliteenheid

Condensor van de multisplit- of DRV-eenheid

Aggregaat voor de productie van koelwater door absorptie/adsorptie

Warmtepomp met lucht/lucht-bodem-water

Warmtepomp met water/lucht-bodem-water

Warmtepomp bodem/lucht-bodem-water


TABEL 3 Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, van 15 december 2011, betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating.

Brussel, 15 december 2011.

De Minister-President van de Regering, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeheer, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 4 : Minimale inhoud van de opleidingsmodules voor controleurs en voor EPB-klimaatregelingstechnici 1. Reglementaire module - Inzicht verwerven in de uitdagingen op het vlak van energie en milieu; - De EPB-ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten begrijpen; - Kennis van de bepalingen periodieke controle en onderhoud van de verwarmingssystemen; - Kennis van de bepalingen betreffende de verantwoordelijkheid van de controleur en de EPB-klimaatregelingstechnicus en betreffende de klimaatregelingssystemen; - Inzicht in de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.

De reglementaire module omvat ook een test waarbij de kennis wordt beoordeeld op basis van een theoretische proef. 2. Technische module over het uitvoeren van de periodieke controle - Het doel van de controle en het onderhoud begrijpen; - In staat zijn de voor de controle vereiste metingen uit te voeren en te interpreteren; - De berekening van een klimaatregelingssysteem kunnen evalueren op basis van het specifieke verbruik, het geïnstalleerde specifieke vermogen, enz.; - Inzicht in het geheel van controlepunten van de tool, hun energie-impact en de daarmee samenhangende diverse adviezen; - De tool kunnen gebruiken; - De eisen kunnen nagaan en ze desgevallend aan de verantwoordelijke van de technische installatie kunnen uitleggen; - De correcte uitvoering van het onderhoud kunnen nagaan; - De checklist met de uitbatingsvoorwaarden kunnen gebruiken.

De technische module betreffende de uitvoering van de periodieke controle omvat een test waarbij de kennis wordt beoordeeld op basis van een theoretische proef, een praktische proef en de uitvoering van een periodieke controle. 3. Technische module betreffende het uitvoeren van het onderhoud - Inzicht in de energie-impact van het onderhoud; - Inzicht in de minimale inhoud van het onderhoud bepaald door de Minister; - De voor het onderhoud vereiste metingen, verschillend van de metingen die worden beschouwd als werkzaamheden aan de koelinstallaties in de zin van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, van 22 maart 2007, inzake de bepaling van de minimumopleidingseisen voor koeltechnici en de registratie van koeltechnische bedrijven kunnen uitvoeren en interpreteren; - De metingen uitgevoerd door een bevoegde koeltechnicus kunnen interpreteren; - Het begrip logboek begrijpen.

De technische module betreffende de uitvoering van het onderhoud omvat een test waarbij de kennis wordt beoordeeld op basis van een theoretische en een praktische proef.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, van 15 december 2011, betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating.

Brussel, 15 december 2011.

De Minister-President van de Regering, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeheer, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 5 : Minimale inhoud van de aanvragen tot erkenning van de opleiding voor controleur en van de opleiding voor EPB-klimaatregelingstechnici 1. Administratieve inlichtingen over de opleidingsinstelling - Officiële naam van de opleidingsinstelling; - Straat en nummer : - Postcode en plaatsnaam; - Telefoonnummer; - Faxnummer; - E-mailadres; - Internetsite; - Naam en voornaam van de directeur van de opleidingsinstelling; - Naam en voornaam van de opleidingsverantwoordelijke; - Een kopie van de bekendmaking van de statuten van de rechtspersoon en van de laatste akte van benoeming van de bestuurders, of een kopie van de aanvraag tot bekendmaking van de statuten; - De nominatieve lijst van de bestuurders, zaakvoerders of personen die de rechtspersoon waarvoor de erkenningsaanvraag werd ingediend kunnen binden; - De eventueel door de bevoegde overheid van een ander gewest of van een ander land toegekende erkenningen. 2. Infrastructuur - Beschrijving van de technische infrastructuur voor het organiseren van de opleiding : * Locatie van de opleidingen; * Beschrijving van de lokalen en uitrustingen; * Type pedagogisch ondersteuningsmateriaal. 3. Opleiders en pedagogische omkadering - Naam, voornaam, titels en diploma's van de opleiders; - Curriculum vitae van de opleiders; - Een kopie van de diploma's en titels van de opleiders; - Beschrijving van de middelen die worden aangewend om de pedagogische en wetenschappelijke kwaliteit van de opleiding evenals de evaluatiewijze van de opleiding te verzekeren. 4. Opleidingsprogramma - Gedetailleerd programma van de vakken die worden gegeven in het kader van een type opleidingscyclus (die de verschillende modules bevat) in de vorm van een tabel met aanduiding van : * De benaming van de cursussen; * Het aantal uur dat daaraan wordt besteed; * De naam van de betreffende opleider(s). - Praktisch organisatie van de opleidingen : * Het ontwerp van kalender van de opleidingscycli voor een typejaar; * Het maximaal aantal deelnemers dat per opleidingscyclus wordt toegelaten; * Het taalstelsel per opleidingscyclus; * Het inschrijvingsrecht voor de opleiding. - Een beschrijving van de voorwaarden voor toelating van de kandidaten tot de opleiding. - Een model van het bekwaamheidsattest en een beschrijving van de criteria voor uitreiking van dit attest Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, van 15 december 2011, betreffende het onderhoud en de controle van klimaatregelingssystemen en betreffende de geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbating.

Brussel, 15 december 2011.

De Minister-President van de Regering, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeheer, Mevr. E. HUYTEBROECK

^