gepubliceerd op 19 december 2011
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de tuchtregeling en tot regeling van de schorsing in het belang van de dienst van de personeelsleden Net Brussel, Gewestelijk Agentschap voor Netheid
29 OKTOBER 2011. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de tuchtregeling en tot regeling van de schorsing in het belang van de dienst van de personeelsleden Net Brussel, Gewestelijk Agentschap voor Netheid
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid, artikel 8, § 2;
Gelet op het besluit van 23 maart 1995 tot vaststelling van de tuchtregeling en tot regeling van de schorsing in het belang van de dienst van de personeelsleden het Gewestelijk Agentschap voor Netheid "Net Brussel";
Gelet op het protocol nr. 2011/01 in het comité van sector XV ondertekend op 16 februari 2011;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën 7 juli 2011;
Gelet op het advies 50.121/2/V van de Raad van State, gegeven op 24 augustus 2011, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het akkoord van de Minister van Openbaar Ambt van 29 oktober 2011;
Op de voordracht van de Minister-President bevoegd voor Openbare Netheid en van de Minister bevoegd voor Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - De tuchtstraffen
Artikel 1.De in artikel 3 vermelde tuchtstraffen kunnen worden opgelegd onder meer wegens : 1. tekortkomingen aan de beroepsplichten;2. handelingen die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengen.
Art. 2.De volgende tuchtstraffen kunnen worden opgelegd : 1° de terechtwijzing;2° de blaam;3° de inhouding van wedde;4° de tuchtschorsing;5° de terugzetting in graad;6° het ontslag van ambtswege;7° de afzetting.
Art. 3.De inhouding van wedde mag drie maanden wedde niet overschrijden en mag de in artikel 23, tweede lid van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers, bedoelde inhouding niet overschrijden.
In geval van deeltijdse prestaties wordt dit bedrag proportioneel tot de omvang van de prestaties beperkt.
Art. 4.De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden. De schorsing heeft zolang zij duurt verlies van de wedde tot gevolg.
Het verlies van wedde kan het in artikel 3 bedoelde verlies niet overschrijden.
Hierdoor wordt het personeelslid van ambtswege in de administratieve toestand van niet-activiteit geplaatst. Gedurende deze periode mag het zijn aanspraken op verandering van graad, bevordering en verhoging van wedde niet doen gelden.
Art. 5.De terugzetting in graad bestaat in de toewijzing van een graad in dezelfde rang met een lagere weddeschaal of van een graad in een lagere rang van hetzelfde niveau of van een lager niveau.
Art. 6.Het geschorste of in graad teruggezette personeelslid mag niet aangewezen worden voor de uitoefening van een hogere functie vooraleer zijn straf is doorgehaald. HOOFDSTUK II. - De bevoegde overheden Afdeling I. - De overheid die de straf uitspreekt
Art. 7.§ 1. Voor het meester- en werkliedenpersoneel wordt de straf voorgesteld door de industrieel ingenieur van openbare reiniging die verantwoordelijk is voor de activiteiten waarin het ten laste gelegde feit is gebeurd.
Voor de hoofdcontroleur en zijn ploeg wordt de straf nochtans door de adjunct-leidend ambtenaar voorgesteld.
Voor het begeleidingspersoneel met een rang lager dan rang 15, wordt de straf voorgesteld door de adjunct-leidend ambtenaar of, in zijn afwezigheid, door de ambtenaar van niveau 1 met een rang ten minste gelijk aan rang 15 aan wie hij deze bevoegdheid delegeert.
Vormen de feiten, die een personeelslid met een rang lager dan rang 15 ten laste gelegd worden, een overtreding van de regelen inzake verlof of zijn ze het gevolg van een gedrag dat aan de waardigheid van het ambt afbreuk kan doen, dan wordt de straf voorgesteld door het personeelslid van niveau 1 met een rang ten minste gelijk aan rang 10 aangewezen door de leidend ambtenaar. Het personeelslid dat de sanctie voorstelt, heeft een hogere of gelijkwaardige graad dan die van het betrokken personeelslid.
Voor het begeleidingspersoneel met een rang gelijk aan of hoger dan rang 15 wordt de straf door de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Openbare Reiniging voorgesteld. § 2. Wanneer de feiten, die door een personeelslid met een rang lager dan rang 15 gepleegd werden, tot het instellen van een tuchtonderzoek aanleiding kunnen geven, het voorwerp zijn geweest van een verslag door de hoofdcontroleur, wordt het onderzoek verricht en de straf voorgesteld door de in § 1 bedoelde bevoegde overheid en in haar afwezigheid door de adjunct-leidend ambtenaar. Afdeling II. - De overheid die de straf uitspreekt
Art. 8.Voor het personeel van niveau 2+, 2, 3 en 4, de hoofdcontroleur en zijn ploeg inbegrepen, wordt de straf uitgesproken door de leidend ambtenaar en, in zijn afwezigheid, door de adjunct-leidend ambtenaar.
Voor het personeel van niveau 1 met een rang lager dan rang 15 wordt de straf uitgesproken door de leidend ambtenaar en, in zijn afwezigheid, door de adjunct-leidend ambtenaar, met uitzondering van de afzetting en het ontslag van ambtswege die door de Regering worden uitgesproken.
Voor het personeel met een rang gelijk aan of hoger dan 15 wordt de straf door de Regering uitgesproken. HOOFDSTUK III. - De tuchtprocedure
Art. 9.De in dit besluit vastgelegde termijnen worden gerekend van middernacht tot middernacht. Zij worden gerekend vanaf de dag volgend op die van de handeling of de gebeurtenis die deze doet ingaan en omvatten alle dagen, zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen inbegrepen.
De vervaldag is in de termijnen begrepen. Is die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan is de eerstvolgende werkdag de vervaldag.
Onder werkdag wordt iedere dag van de week verstaan, behalve de zondag en de wettelijke feestdagen.
De in maanden of in jaren bepaalde termijnen worden van de zoveelste tot de dag voor de zoveelste gerekend.
Art. 10.§ 1. Het tijdens het onderzoek samengestelde dossier bevat alle stukken en verklaringen van het personeelslid betreffende de hem ten laste gelegde feiten.
Het onderzoek wordt geacht te zijn aangevat zodra een begeleidingspersoneelslid van de feiten die het personeelslid ten laste worden gelegd kennis neemt.
Worden het personeelslid meerdere feiten ten laste gelegd, dan wordt er echter slechts één enkele procedure aangevat die tot de uitspraak van slechts één enige tuchtstraf aanleiding kan geven.
Indien het personeelslid gedurende een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd kan een nieuwe procedure worden aangevat zonder dat de aan de gang zijnde procedure onderbroken wordt.
Ingeval van strafvordering en indien het openbaar ministerie de definitieve gerechtelijke beslissing aan de leidend ambtenaar medegedeeld heeft, dient de tuchtprocedure een aanvang te nemen binnen zestig dagen na de datum van de kennisgeving. § 2. Voordat de overheid een straf voorstelt, hoort ze het personeelslid.
Het personeelslid mag de stukken uit zijn tuchtdossier inzien en er een kopie van ontvangen ten minste 6 werkdagen voor de ondervraging.
Hij kan worden bijgestaan door de persoon van zijn keuze. § 3. Het onderzoek eindigt met de kennisgeving van het voorstel aan het personeelslid per aangetekende postzending of door afgifte tegen ontvangstbewijs.
Indien deze kennisgeving niet gebeurt binnen zestig dagen na het begin van het onderzoek, wordt de overheid geacht van vervolgingen af te zien.
Art. 11.De tuchtprocedure gaat in op de dag die volgt op de kennisgeving van de voorgestelde straf aan het personeelslid.
Vanaf deze datum heeft het personeelslid vijftien dagen om de zaak aanhangig te maken bij de in artikel 12 en volgende artikelen bedoelde raad van beroep.
Wanneer het personeelslid de zaak niet bij de raad van beroep aanhangig heeft gemaakt, wordt de beslissing betekend binnen vijfenveertig dagen na de kennisgeving van de voorgestelde beslissing.
Heeft het personeelslid de zaak bij de raad van beroep aanhangig gemaakt, dan wordt de beslissing binnen vijfenzeventig dagen na de kennisgeving van de voorgestelde straf betekend.
Art. 12.De raad van beroep bevat twee afdelingen : een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling. De Franstalige afdeling wordt door de voorzitter voorgezeten. De Nederlandstalige afdeling wordt door de ondervoorzitter voorgezeten. De taalrol van de verzoeker bepaalt de afdeling waarvoor hij verschijnt.
Art. 13.De raad van beroep stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Minister van Openbaar Ambt voor.
Art. 14.De raad van beroep is samengesteld uit : 1° volgens de taalrol van de verzoeker, de voorzitter of de ondervoorzitter, die beiden magistraat zijn en benoemd zijn door de Minister bevoegd voor Openbaar Ambt;2° een griffier die niet stemgerechtigd is;3° een assessor per representatieve vakorganisatie;4° een aantal assessoren aangewezen door de overheid, gelijk aan het aantal vermeld in de bepaling onder 3° ;5° plaatsvervangers van de voorzitter, van de assessoren en van de griffier die in aanwezigheid van de vaste leden geen zitting hebben. De verzoeker heeft het recht om de assessoren te wraken. De wraking dient te worden gemotiveerd.
De voorzitter kan de assessoren wraken indien hij acht dat ze als rechter in eigen zaak beschouwd kunnen worden.
De gewraakte assessoren worden door hun plaatsvervanger vervangen.
Art. 15.De overheid die de straf heeft voorgesteld, overhandigt aan de raad het volledige dossier van de zaak met alle stukken betreffende de beoordeling van de verzoeker.
De verzoeker en diens verdediger zijn toegelaten om kennis te nemen van het dossier.
Art. 16.De overheid die de straf heeft voorgesteld of het personeelslid dat ze te dien einde heeft gedelegeerd, verdedigt in elke zaak het betwiste voorstel. Ze mogen niet aan de beraadslaging deelnemen.
Art. 17.De verzoeker verschijnt persoonlijk. Zijn verdediger mag geen lid zijn van de raad van beroep. Hij kan zich in geval van overmacht of ziekte laten vertegenwoordigen door de persoon van zijn keuze.
Indien, hoewel regelmatig uitgenodigd, het personeelslid of zijn vertegenwoordiger, zonder geldig excuus, niet komt opdagen, beschouwt de voorzitter de raad als ontlast en bezorgt het dossier aan de overheid die de straf uitspreekt.
Art. 18.Het advies wordt met meerderheid van stemmen uitgebracht. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. De stemming is geheim, zodra één van de leden van de raad hierom vraagt.
Art. 19.De raad van beroep kan zelf een aanvullend onderzoek instellen of aanbevelen, alsmede onder meer het verhoor van nieuwe getuigen.
Art. 20.Na onderzoek en binnen dertig dagen na de datum waarop de aanhangigmaking heeft plaatsgevonden, stuurt de raad van beroep het volledig dossier aan de overheid die de straf uitspreekt en deelt deze laatste en de verzoeker haar advies mede.
Art. 21.De overheid die de straf uitspreekt, geeft de raad er kennis van wanneer deze beslissing niet overeenstemt met haar advies.
Art. 22.Onverminderd de uitvoering ervan worden de straffen, met uitzondering van het ontslag van ambtswege en de afzetting, ambtshalve in het persoonlijk dossier van het personeelslid doorgehaald, twee jaar na de uitspraak behalve indien een nieuwe straf binnen deze termijn wordt uitgesproken.
De doorhaling heeft als gevolg dat er met de doorgehaalde straf geen rekening meer mag worden gehouden, met name bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering of bij de toekenning van de beoordeling.
In geval van tuchtschorsing en terugzetting in graad mag de doorhaling het personeelslid niet herstellen in de administratieve en geldelijke toestand die het genoten zou hebben zonder straffen.
Van de doorhaling wordt melding gemaakt in de kantlijn van de acte die de straf had meegebracht.
De doorhaling wordt eveneens ingeschreven in het individueel dossier van het personeelslid, dat zijn rechten van vóór de straf terugkrijgt, maar zonder terugwerkende kracht. HOOFDSTUK IV. - De voorlopige schorsing in het belang van de dienst
Art. 23.Het geschorste personeelslid kan het recht worden ontzegd om zijn aanspraken op bevordering en op verhoging van wedde te doen gelden en looninhouding kan worden uitgevoerd in de volgende gevallen : 1° wanneer het strafrechtelijk vervolgd wordt;2° wanneer het tuchtrechtelijk vervolgd wordt wegens een ernstig vergrijp waarvoor het op heterdaad werd betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn. De looninhouding mag niet hoger zijn dan die vastgesteld bij artikel 3.
Art. 24.De voorlopige schorsing wordt uitgesproken door de overheid die bevoegd is om de tuchtstraf voor te stellen.
Art. 25.Zodra deze overheid kennis genomen heeft van de feiten die aan het personeelslid ten laste worden gelegd, roept ze onverwijld het personeelslid op om het te horen.
De verzoeker en diens verdediger zijn toegelaten kennis te nemen van het dossier.
Tijdens het verhoor mag het personeelslid zich laten bijstaan door een verdediger naar keuze.
De schorsing wordt uitgesproken binnen twee werkdagen na het ogenblik waarop de overheid van de feiten kennis heeft genomen. Ze is uitvoerbaar niettegenstaande ieder beroep bij de raad van beroep. Ze wordt door de leidend ambtenaar of de adjunct-leidend ambtenaar binnen twee werkdagen na de uitspraak bevestigd.
Het personeelslid heeft tien werkdagen vanaf de dag waarop de straf is uitgesproken om zijn zaak bij de raad van beroep aanhangig te maken.
De kamer spreekt zich uit en deelt haar advies mede aan de leidend ambtenaar en aan het personeelslid binnen zeven werkdagen na de aanhangigmaking.
Ingeval van gunstig advies voor het personeelslid spreekt de leidend ambtenaar of het personeelslid aan wie hij deze bevoegdheid delegeert, zich in laatste instantie uit. De straf wordt aan de raad medegedeeld wanneer ze met haar advies niet overeenstemt.
Indien het personeelslid, na afloop van het onderzoek van zijn geval, een schorsing als tuchtstraf wordt opgelegd, werkt die schorsing terug tot de datum waarop de voorlopige schorsing werd uitgesproken. In dit geval wordt de duur van de preventieve schorsing op de duur van de tuchtschorsing aangerekend. Het bedrag van de gedurende de preventieve schorsing ingehouden wedde wordt eveneens afgetrokken van het bedrag van de verloren wedde die aan de tuchtstraf is verbonden. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 26.Het Besluit van 23 maart 1995 tot vaststelling van de tuchtregeling en tot regeling van de schorsing in het belang van de dienst van de personeelsleden het Gewestelijk Agentschap voor Netheid "Net Brussel" wordt opgeheven.
Art. 27.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 28.De Minister bevoegd voor Openbare Netheid en de Minister bevoegd voor Openbaar Ambt zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 oktober 2011.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, J.-L. VANRAES