Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2008
gepubliceerd op 01 december 2008

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de verplichting tot periodieke kennisgeving van milieugegevens voor bepaalde ingedeelde industriële inrichtingen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2008031594
pub.
01/12/2008
prom.
13/11/2008
ELI
eli/besluit/2008/11/13/2008031594/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de verplichting tot periodieke kennisgeving van milieugegevens voor bepaalde ingedeelde industriële inrichtingen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de verordening EG nr. 166/2006 van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (de zogenaamde EPRTR-verordening), en in het bijzonder de artikelen 5, 6, 7 en 20 toe;

Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, in het bijzonder op artikel 6;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 25 juni 2008;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 21 oktober 2008, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State;

Op voorstel van de minister van Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit : Toepassingsgebied en doelstelling

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op ingedeelde inrichtingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar een of meer van de in bijlage I vermelde activiteiten uitgeoefend worden.

Jaarlijkse rapportageverplichtingen van de exploitanten

Art. 2.§ 1. De exploitant van elke ingedeelde inrichting waar een of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden in een mate die de daarin gespecificeerde toepasselijke capaciteitsdrempelwaarde overtreft, rapporteert jaarlijks aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) per aangetekend schrijven of per elektronische gegevensoverdracht, met vermelding of het gaat om informatie gebaseerd op een meting, een berekening of een raming, de volgende hoeveelheden : a) de uitstoot in de lucht, in het water en in de bodem van alle in bijlage II genoemde verontreinigende stoffen waarvoor de in bijlage II gespecificeerde toepasselijke drempelwaarde overschreden is;b) de overbrengingen naar plaatsen buiten het terrein van gevaarlijk afval ten belope van meer dan twee ton per jaar of de overbrengingen van ongevaarlijk afval ten belope van meer dan tweeduizend ton per jaar voor alle activiteiten met betrekking tot nuttige toepassing of verwijdering, met uitzondering van de verwijderingsactiviteiten « behandeling op of in de bodem » en « injectie in de diepe ondergrond », als bedoeld in paragraaf 6, waarbij met « R » respectievelijk « D » aangegeven wordt of dit afval bestemd is voor nuttige toepassing of verwijdering, en waarbij, in het geval van grensoverschrijdende overbrengingen van gevaarlijk afval, de naam en het adres van de onderneming die de nuttige toepassing of de verwijdering van het afval uitvoert en van het terrein waar de feitelijke nuttige toepassing of verwijdering van het afval plaatsvindt aangegeven worden;c) de overbrengingen naar plaatsen buiten het terrein van alle in bijlage II gespecificeerde verontreinigende stoffen in afvalwater dat bestemd is voor afvalwaterzuivering en waarvoor de in bijlage II, kolom 1b, gespecificeerde drempelwaarde overschreden is. De exploitant deelt de informatie mee door de betrokken inrichting te identificeren overeenkomstig de door het BIM gespecificeerde formulieren.

In het geval van gegevens waarvan vermeld wordt dat zij op een meting of op een berekening gebaseerd zijn, duidt de exploitant de toegepaste analysemethode en/of berekeningsmethode aan.

De uitstoot bedoeld in bijlage II die overeenkomstig punt a) van deze paragraaf gerapporteerd wordt, omvat alle uitstoot van alle bronnen op het terrein van de inrichting als bedoeld in bijlage I. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde informatie omvat de uitstoot en de overbrengingen die het resultaat zijn van alle opzettelijke of accidentele activiteiten met al dan niet een routinematig karakter. § 3. De exploitant verzamelt met een gepaste frequentie de informatie die nodig is om te bepalen welke uitstoot en welke overbrengingen naar plaatsen buiten het terrein onder de rapportagevoorschriften bedoeld in paragraaf 1 vallen. § 4. Bij het opstellen van het verslag maakt de exploitant gebruik van de beste beschikbare informatie, in voorkomend geval monitoringgegevens, emissiefactoren, massabalansvergelijkingen, indirecte monitoring of andere berekeningen, technische beoordelingen of andere methoden. Hij garandeert de kwaliteit van de informatie die hij verstrekt. § 5. De exploitant houdt gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf het einde van de betrokken referentieperiode, de documentatie van de gegevens waarop de gerapporteerde informatie gebaseerd is, ter beschikking van het BIM. Die documentatie bevat ook een beschrijving van de voor de gegevensverzameling gebruikte methodiek. § 6. Afval dat onderworpen wordt aan de verwijderingsactiviteiten behandeling op of in de bodem' of injectie in de diepe ondergrond', als opgesomd in bijlage I van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 januari 1997 betreffende het afvalregister, wordt slechts door de exploitant van de inrichting waarvan het afval afkomstig is, als een uitstoot in de bodem gerapporteerd. § 7. De exploitant bezorgt het BIM alle bedoelde gegevens overeenkomstig de volgende kalender : a) voor het eerste referentiejaar, binnen twaalf maanden na het einde van het referentiejaar;b) voor alle volgende referentiejaren, binnen zes maanden na het einde van het referentiejaar. Het eerste referentiejaar is het jaar 2007.

De jaarlijkse rapportageverplichting ontslaat de exploitant niet van de verplichting om het BIM informatie te verstrekken die eventueel opgelegd wordt door de voorschriften van de milieuvergunning of door eender welke andere toepasselijke wetgeving of regelgeving.

Bovendien moet een dergelijke rapportage ook ingediend worden binnen de kortst mogelijke termijnen na elk voorval of ongeval dat het leefmilieu significant beïnvloedt.

Eindbepaling

Art. 3.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 november 2008.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De minister-voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage I Categorieën van industriële activiteiten zoals voorzien in artikel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Capaciteitsdrempel (1) Een asterisk (*) betekent dat er geen capaciteitsdrempel van toepassing is (alle inrichtingen vallen onder de rapportageplicht).(2) De capaciteitsdrempel wordt uiterlijk in 2010 herzien aan de hand van de resultaten van de eerste rapportageronde. Bijlage II Verontreinigende stoffen bedoeld in artikel 2 VERONTREINIGENDE STOFFEN * Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voetnoten : (1) Tenzij anders aangegeven wordt bij rapportage van een verontreinigende stof vermeld in bijlage II de totale massa van die verontreinigende stof vermeld of, als het om een groep van verontreinigende stoffen gaat, de totale massa van de groep.(2) Een streepje (-) geeft aan dat voor betrokken parameter en milieucompartiment geen rapportagevereiste geldt.(3) Totale massa flurokoolwaterstoffen : som van HFC23, HFC32, HFC41, HFC4310mee, HFC125, HFC134, HFC134a, HFC152a, HFC143, HFC143a, HFC227ea, HFC236fa, HFC245ca, HFC365mfc.(4) Totale massa perfluorkoolwaterstoffen : som van CF4, C2F6, C3F8, C4F10, c-C4F8, C5F12, C6F14.(5) Totale massa van de stoffen van groep VIII van bijlage I bij Verordening (EG) nr.2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2003 (PB L 265 van 16.10.2003, blz. 1), met inbegrip van hun isomeren. (6) Totale massa van de stoffen van groep I en II van bijlage I bij Verordening (EG) nr.2037/2000, met inbegrip van hun isomeren. (7) Totale massa van de stoffen van groep III en VI van bijlage I bij Verordening (EG) nr.2037/2000, met inbegrip van hun isomeren. (8) Alle metalen worden gerapporteerd als de totale massa van het element in alle chemische vormen aanwezig in de uitstoot.(9) Gehalogeneerde organische verbindingen die aan actieve kool adsorberen, uitgedrukt als chloride.(10) Uitgedrukt als I-Teq.(11) Rapportage voor de afzonderlijke verontreinigende stoffen is vereist indien de drempelwaarde voor BTEX (de sommatieparameter voor benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen) wordt overschreden.(12) Totale massa van de volgende gebromeerde difenylethers : penta-BDE, octa-BDE en deca-BDE.(13) Totale massa van fenol en eenvoudige gesubstitueerde fenolen, uitgedrukt als totaal koolstof.(14) Met het oog op de rapportage van de uitstoot in de lucht moeten polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) worden gemeten als benzo(a)pyreen (50-32-8), benzo(b)fluorantheen (205-99-2), benzo(k)fluorantheen (207-08-9), indeno(1,2,3-cd)pyreen (193-39-5) (afgeleid van Verordening (EG) nr.850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5)). (15) Totale massa van tributyltinverbindingen, uitgedrukt als massa tributyltin.(16) Totale massa van trifenyltinverbindingen, uitgedrukt als massa trifenyltin. (17 Totale massa xyleen (ortho-, meta- en paraxyleen).

^