gepubliceerd op 23 oktober 2007
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de nadere bepaling van de specifieke criteria en de procedure betreffende de toekenning van het statuut van beschermde afnemer door de Reguleringscommissie voor energie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
4 OKTOBER 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de nadere bepaling van de specifieke criteria en de procedure betreffende de toekenning van het statuut van beschermde afnemer door de Reguleringscommissie voor energie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 2, 29°, ingevoegd bij de ordonnantie van 1 april 2004 en vervangen bij de ordonnantie van 14 december 2006, op artikel 25octies, § 3, ingevoegd bij de ordonnantie van 14 december 2006, en op artikel 31, § 2, gewijzigd bij de ordonnantie van 14 december 2006;
Gelet op de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 3, 24°, en artikel 20quinquies, § 4, ingevoegd bij de ordonnantie van 14 december 2006, en op artikel 23, § 2;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 2007;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 29 maart 2007;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 3 mei 2007;
Gelet op het advies 43.484/1/V van de Raad van State, gegeven op 16 augustus 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Minister belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Renovatiepremies en Groenvoorzieningen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° « elektriciteitsordonnantie » : de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 14 december 2006, 2° « gasordonnantie » : de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 14 december 2006, 3° « beschermde afnemer » : het gezin dat elektriciteit of gas verbruikt en dat toegelaten wordt tot het voordeel van het statuut dat wordt uitgewerkt in de artikelen 25septies en 25octies van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingelast in deze ordonnantie door de ordonnantie van 14 december 2006, en in de artikelen 20quinquies en 20sexies van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingelast in deze ordonnantie door de ordonnantie van 14 december 2006, 4° « BRUGEL » : de Reguleringscommissie voor energie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals georganiseerd door de bepalingen van artikel 30bis tot 30octies van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingelast in deze ordonnantie door de ordonnantie van 14 december 2006, 5° « gezin » : het gezin zoals gedefinieerd in artikel 2, 30° van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingelast in deze ordonnantie door de ordonnantie van 14 december 2006, en in artikel 3, 23° van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingelast in deze ordonnantie door de ordonnantie van 14 december 2006, 6° « referentiejaar » : het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar van de indiening van de aanvraag, 7° « werkdag » : dag die geen wettelijke feestdag is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van maandag tot en met vrijdag. HOOFDSTUK 2. - Toelaatbaarheidsvoorwaarden
Art. 2.Het verbruik van het kandidaat-gezin op de dag van de indiening van zijn aanvraag, mag voor dit gezin slechts beroepsuitgaven vormen in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen ten belope van een maximum bedrag van 30 %, berekend op het totale verbruik van het gezin.
Art. 3.§ 1. De samengevoegde inkomsten van alle leden van het gezin dat kandidaat is voor het statuut van beschermde afnemer mogen, voor een gegeven belastingsjaar, niet hoger zijn dan 18.000 EUR. Deze inkomsten omvatten niet deze van de kinderen ten laste, zijnde kinderen waarvoor kinderbijslag of wezenbijslag wordt uitbetaald aan een lid van dit gezin. Deze inkomsten houden rekening met het kadastraal inkomen van de in België of in het buitenland gelegen onroerende goederen, al dan niet bewoond als hoofdverblijfplaats, verminderd met een bedrag van 745 euro.
Voor de gezinnen waarvan tenminste twee leden op de datum van de indiening van de aanvraag beroepsinkomsten ontvangen in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, wordt dit bedrag verhoogd tot 20.000 EUR. Voor elk lid van het kandidaat-gezin dat door de fiscale wetgeving wordt beschouwd als persoon ten laste, worden de bovenstaande bedragen verhoogd; deze verhoging bedraagt 3.000 EUR voor de eerste persoon ten laste en 1.500 EUR voor de volgende personen ten laste. § 2. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de prijsindex overeenkomstig het mechanisme dat is vastgelegd door de wet van 2 augustus 1971. De aanvankelijke spilindex is 428,54, hetzij deze van de maand augustus 2007.
Art. 4.De in aanmerking te nemen inkomsten bestaan uit de samenvoeging van : - het belastbare inkomen in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van elk lid van het gezin dat zich kandidaat stelt voor het statuut van beschermde afnemer, - de integratie-uitkeringen, ontvangen van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, - alle bedragen, al dan niet belastbaar in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, die regelmatig worden ontvangen door een lid van het gezin dat zich kandidaat stelt voor het statuut van beschermde afnemer.
Worden evenwel niet beschouwd als inkomsten : de kinderbijslagen, de wezenbijslagen, de studiebeurzen, de wachtuitkeringen inzake werkloosheid ontvangen in de hoedanigheid van samenwonende, het gedeelte van de tegemoetkomingen aan mensen met een handicap dat bestemd is om de kosten te dekken van de hulp van een derde persoon, evenals de roerende inkomsten van spaarrekeningen en -boekjes die vrijgesteld zijn van roerende voorheffing volgens het bovenvermelde Wetboek.
Art. 5.§ 1. De inkomsten die in aanmerking worden genomen voor de toelating van het kandidaat-gezin, zijn deze die werden ontvangen tijdens het referentiejaar. Bij gebrek aan een fiscaal attest betreffende de inkomsten ontvangen tijdens het referentiejaar, worden de inkomsten in aanmerking genomen van het laatste belastingsjaar waarvoor een fiscaal attest beschikbaar is; in dit geval dient het kandidaat-gezin de bijkomende documenten te verstrekken die worden gevraagd.
Wanneer de inkomsten van het gezin op de datum van de aanvraag evenwel 10 % lager zouden liggen dan de in aanmerking te nemen inkomsten, dan worden alleen de huidige inkomsten in aanmerking genomen.
Indien, in de loop van het referentiejaar, één enkel lid van het kandidaat-gezin beroepsinkomsten heeft ontvangen in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, dan worden de huidige, op jaarbasis berekende inkomsten van de andere leden van dit gezin, indien er dergelijke inkomsten zijn, bij die van het referentiejaar gevoegd. § 2. De inkomsten dienen te worden bewezen aan de hand van het aanslagbiljet en van de documenten die hierna worden opgesomd, alsook aan de hand van alle andere bewijsstukken. HOOFDSTUK 3. - Indiening van de aanvragen
Art. 6.§ 1. Het kandidaat-gezin dient zijn aanvraag in op het hiervoor bestemde formulier. Dit zal worden opgesteld volgens het model vastgesteld door de Minister, en zal aan het kandidaat-gezin worden overhandigd door zijn leverancier op het ogenblik dat deze het vermogen opnieuw laat beperken tot het voorheen begrensde vermogen overeenkomstig artikel 25sexies, § 8, van de elektriciteitsordonnantie, of samen met de brief, voorzien in artikel 20quater, § 4, van de gasordonnantie.
Voor zover hij over deze informatie beschikt, vermeldt de leverancier op dit formulier het opgenomen jaarverbruik van de huishoudelijke afnemer tijdens elk van de drie laatste jaarlijkse facturatieperiodes. § 2. Dit formulier vermeldt de volledige identiteit, de geboorteplaats en -datum, het beroep en de aard van de bestaansmiddelen van elk van de personen die deel uitmaken van het kandidaat-gezin; het bevat een beschrijving van de aard van het verbruik van het kandidaat-gezin.
De aanvraag wordt voor echt verklaard en ondertekend door de huishoudelijke afnemer en verstuurd naar het adres van BRUGEL. Ze wordt medeondertekend door elke andere meerderjarige persoon die deel uitmaakt van zijn gezin.
Ze zal uitwerking hebben ofwel op de dag van de ontvangst, door BRUGEL of haar gemachtigde, van de gewone brief, ofwel op de derde werkdag die volgt op dag van neerlegging bij de postoperator, door het kandidaat-gezin, van de gecertifieerde of aangetekende zending die het formulier bevat. § 3. Op de zetel van BRUGEL wordt een chronologisch register bijgehouden van de ontvangen aanvragen.
Art. 7.Het kandidaat-gezin dient bij het formulier van indiening van zijn aanvraag steeds de volgende documenten te voegen : - een kopie van het aanslagbiljet betreffende de inkomsten van het referentiejaar of van het laatste belastingsjaar waarvoor deze inkomsten beschikbaar zijn voor zover dit document beschikbaar is, - indien hij de werkelijke kosten aftrekt als beroepskosten, een kopie van de bijlagen bij zijn belastingsaangifte die in detail de bedragen vermelden die als dusdanig werden afgetrokken, - een certificaat van gezinssamenstelling afgeleverd door het gemeentebestuur van de woonplaats van de huishoudelijke afnemer op wiens naam het formulier is opgesteld, - een overzicht van de volledige identiteit van alle andere personen die hun gewone verblijfplaats hebben in het kandidaat-gezin, ook indien ze niet als dusdanig zijn ingeschreven in het bevolkingsregister, - individueel, voor elk lid van het kandidaat-gezin dat meerderjarig is op datum van de aanvraag, een verklaring op eer, door dit gezinslid voor echt verklaard en ondertekend, die hetzij het ontbreken van inkomsten vermeldt, hetzij de aard en het bedrag van alle inkomsten vermeldt die niet op het bij het dossier gevoegde aanslagbiljet werden vermeld en die werden ontvangen in de loop van datzelfde jaar, of later moeten worden ontvangen, vergezeld van alle bewijsstukken. - het afschrift van het aanzuiveringsplan opgesteld door het gezin en de leverancier, evenals een bewijs van de niet-naleving van dit plan. - het afschrift van hetzij de ingebrekestelling voorzien in artikel 25sexies, § 2, eerste lid van de Elektriciteitsordonnantie, hetzij van de brief voorzien in artikel 20quater, § 1, van de Gasordonnantie.
Art. 8.§ 1. Indien een meerderjarig lid van het kandidaat-gezin in de loop van het referentiejaar geen inkomsten heeft ontvangen, voegt dit gezinslid bij het formulier voor indiening van de aanvraag, een voor echt verklaarde en ondertekende verklaring op eer die hetzij het ontbreken van inkomsten vermeldt, hetzij de aard en het bedrag vermeldt van zijn huidige inkomsten, vergezeld van alle bewijsstukken. § 2. Het gezin dat in aanmerking wil komen voor de verhoging van het toegestane inkomen die wordt toegekend indien er kinderen ten laste zijn, dient bij zijn aanvraag een attest te voegen van het Kinderbijslagfonds waarin wordt verklaard dat het gezin, op de datum van de aanvraag, kinderbijslag ontvangt. § 3. Het gezin dat zich wil beroepen op een vermindering van zijn inkomsten vergeleken met degene die in aanmerking moeten worden genomen volgens het bij het dossier gevoegde aanslagbiljet, dient individueel, voor elk lid van het kandidaat-gezin dat meerderjarig is op de datum van de aanvraag, een voor echt verklaarde en ondertekende verklaring op eer voor te leggen, waarin het bedrag wordt vermeld van alle inkomsten die werden ontvangen in de loop van de laatste twaalf maanden die voorafgingen aan de aanvraag, vergezeld van alle bewijsstukken. § 4. Het kandidaat-gezin dat het vereiste aanslagbiljet niet kan overleggen, dient de oorzaken te vermelden waardoor dit niet mogelijk is. Het kan toelaatbaar worden verklaard indien de aangehaalde oorzaak als gegrond wordt beschouwd, en indien het voldoet aan alle andere vereisten. § 5. Wanneer geen aanslagbiljet kan worden overgelegd voor de inkomsten van het referentiejaar, dient het kandidaat-gezin bij zijn aanvraag een verklaring op eer te voegen, voor echt verklaard en ondertekend door de huishoudelijke afnemer, waarin de aard en het totale jaarlijkse bedrag worden vermeld van alle belastbare inkomsten die in de loop van dat jaar werden ontvangen door elk lid van dit gezin, vergezeld van alle bewijsstukken. HOOFDSTUK 4. - Behandeling van de aanvraag
Art. 9.§ 1. Om ontvankelijk te worden verklaard, moet de kandidaatstelling van een gezin naast het volledig ingevulde en ondertekende formulier van kandidaatstelling ook vergezeld zijn van alle vereiste bewijsstukken.
Het OCMW van de woonplaats van de huishoudelijke afnemer in wiens naam de aanvraag werd ingediend en de griffie van het Vredegerecht dat territoriaal bevoegd is, worden zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de ontvangst van de aanvraag. § 2. Het dossier wordt onderzocht door BRUGEL binnen de termijn van achttien werkdagen na de datum van ontvangst van de aanvraag overeenkomstig artikel 6.
Indien het dossier volledig is, wordt de aanvraag ontvankelijk verklaard en wordt deze beslissing onmiddellijk per overeenstemmende brief betekend aan de aanvrager.
Indien het dossier onvolledig is, wordt de met redenen omklede beslissing van niet-ontvankelijkheid per gecertifieerde of aangetekende brief binnen de termijn van twaalf werkdagen betekend aan de aanvrager, met een gedetailleerde vermelding van alle elementen, formaliteiten, documenten of bewijsstukken die vereist zijn om de aanvraag ontvankelijk te maken. Deze brief wordt van kracht op de derde werkdag die volgt op de datum van neerlegging ervan bij de postoperator.
Onder voorbehoud van § 3, beschikt de indiener van de aanvraag dan over een termijn van twintig dagen om de vereiste bijkomende elementen te bezorgen aan het adres van BRUGEL. Na deze termijn wordt de aanvraag van rechtswege als onontvankelijk beschouwd. Binnen negen werkdagen na ontvangst van de bijkomende elementen en rekening houdend met de genoemde termijn van 20 dagen, deelt BRUGEL aan de indiener van de aanvraag mede dat, al naargelang het geval, zijn aanvraag ontvankelijk is, van rechtswege onontvankelijk is, of onontvankelijk is wegens onvolledigheid ervan. Bij de beslissing bevindt zich een document dat de afnemer inlicht over de modaliteiten inzake hoger beroep. Van de beslissing wordt zo vlug mogelijk kennis gegeven aan het OCMW van de woonplaats van de huishoudelijke afnemer in wiens naam de aanvraag werd ingediend, evenals aan de griffie van het Vredegerecht dat territoriaal bevoegd is. § 3. Indien het kandidaat-gezin om uitzonderlijke, ernstige en relevante redenen, waarvan het de aard en de gevolgen ervan op de vereisten van de procedure in detail moet verantwoorden aan de hand van alle nuttige bewijsstukken, niet aan alle vereisten kan voldoen binnen de termijn die het krachtens § 2 werd opgelegd, kan BRUGEL bij een met redenen omklede beslissing de aanvraag evenwel voorlopig ontvankelijk verklaren.
In voorkomend geval is BRUGEL gemachtigd om deze ontvankelijkheid te koppelen aan de overlegging, binnen een termijn die ze in haar beslissing zal vermelden, van de ontbrekende elementen, formaliteiten, stukken of bewijsstukken die ze nader zal preciseren. Op verzoek van de aanvrager, ingediend vóór de aldus meegedeelde termijn is verstreken, kan BRUGEL, zolang de uitzonderlijk, ernstig en relevant geachte redenen bestaan en op overlegging door de aanvrager van de bewijsstukken van zijn verzoek, deze termijn verlengen bij een met redenen omklede beslissing. § 4. Op de zetel van BRUGEL wordt een chronologisch register bijgehouden van alle beslissingen die worden genomen inzake ontvankelijkheid.
Art. 10.§ 1. Binnen een termijn van 15 werkdagen na de beslissing van ontvankelijkheid doet BRUGEL uitspraak over de gegrondheid van de aanvraag. Geen enkele aanvraag mag worden verworpen wanneer het kandidaat-gezin het bewijs levert, volgens het bereik van zijn aanvraag, dat het kandidaat-gezin het aanzuiveringsplan, voorzien in artikel 25sexies, § 5, laatste lid van de Elektriciteitsordonnantie of in artikel 20quater, § 3, tweede lid, van de Gasordonnantie, niet heeft nageleefd, en dat het voldoet aan alle vereisten, voorzien in dit besluit.
Het uitblijven van een beslissing binnen de voornoemde termijn staat gelijk met een beslissing tot weigering. § 2. Elke beslissing tot toekenning van het statuut van beschermde afnemer wordt aan deze afnemer betekend en wordt meegedeeld aan de noodleverancier, aan de leverancier met wie de beschermde afnemer contractueel verbonden is, alsook aan het OCMW van de woonplaats van de aanvrager.
Elke beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed en wordt betekend per gecertifieerd of aangetekend schrijven. Deze brief heeft uitwerking op de derde werkdag die volgt op de neerlegging ervan bij de postoperator. Zij is vergezeld van een document dat de afnemer inlicht over de modaliteiten van hoger beroep. § 3. Indien de aanvraag gegrond werd verklaard ten gevolge van een voorlopige beslissing van ontvankelijkheid en de beschermde afnemer niet binnen de toegestane termijn voldoet aan alle voorwaarden die hem door deze beslissing worden opgelegd, wordt de beslissing tot toelating van de afnemer tot het beschermingssysteem van rechtswege ongeldig. De beschermde afnemer wordt hiervan dadelijk op de hoogte gebracht per gecertifieerd of aangetekend schrijven en hiervan wordt eveneens dadelijk kennis gegeven aan de noodleverancier, aan de leverancier met wie de beschermde afnemer contractueel verbonden is, aan het OCMW van de woonplaats van de huishoudelijke afnemer in wiens naam de aanvraag werd ingediend, en aan de griffie van het Vredegerecht dat territoriaal bevoegd is. § 4. Op de zetel van BRUGEL wordt een chronologisch register bijgehouden van alle beslissingen die worden genomen inzake de toelaatbaarheid tot het beschermingssysteem.
Art. 11.BRUGEL kan het kandidaat-gezin op elk moment vragen om alle inlichtingen te verstrekken die nuttig zijn voor de beoordeling van de gegrondheid van de ingediende aanvraag.
De vraag om inlichtingen wordt geformuleerd per gecertifieerd of aangetekend schrijven. Ze preciseert dat het kandidaat-gezin beschikt over een termijn van één maand om er gevolg aan te geven. Deze termijn gaat in op de derde werkdag die volgt op de datum van neerlegging van het vermelde schrijven bij de postoperator. Indien geen antwoord wordt ontvangen binnen de toegestane termijn, wordt de aanvraag van rechtswege beschouwd als zijnde ongegrond.
Art. 12.§ 1. Wanneer hij zijn aanvraag indient, of wanneer hij antwoordt op het verzoek om zijn dossier te vervolledigen of om bijkomende inlichtingen te verstrekken, of wanneer hij vraagt de termijn te hernieuwen bij een beslissing tot voorlopige ontvankelijkheid, kan de aanvrager de wens uitdrukken te worden gehoord door BRUGEL. Hij moet dit dan schriftelijk vragen in de akte zelf van zijn aanvraag of in zijn antwoord aan BRUGEL. § 2. Wanneer de aanvrager heeft gevraagd om te worden gehoord door BRUGEL, wordt hij hiertoe opgeroepen per gecertifieerd of aangetekend schrijven dat wordt neergelegd bij de postoperator ten laatste acht werkdagen vóór de datum van verhoor die zal worden vastgesteld. Bij deze gelegenheid kan hij zich laten bijstaan of zich laten vertegenwoordigen door een raadsman van zijn keuze. Indien een raadsman dergelijke aanvraag heeft ingediend voor rekening van zijn cliënt, wordt hij er bovendien van op de hoogte gebracht per gewone post.
In beginsel zal een éénmalig uitstel worden toegelaten. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden die moeten worden beoordeeld door de Voorzitter op de zitting, zal er vervolgens uitspraak worden gedaan, zelfs al verschijnt noch de aanvrager, noch zijn eventuele raadsman.
Art. 13.Door de indiening van de aanvraag machtigt elk lid van het kandidaat-gezin BRUGEL zonder voorbehoud om zich door elke Administratie, met inbegrip van de belastingsadministratie, door elke openbare dienst of openbare dienstverlener alle inlichtingen te doen overleggen die nodig, nuttig of relevant zijn voor het onderzoek van de gegrondheid van de aanvraag van het statuut van beschermde afnemer in het licht van dit besluit en van de gas- en elektriciteitsordonnantie.
Art. 14.Elke aanvraag van het statuut van beschermde afnemer ter ondersteuning waarvan documenten of verklaringen worden overgelegd die onjuist blijken te zijn, wordt ambtshalve ongegrond verklaard. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 15.Wanneer een aanvraag ongegrond werd verklaard, kan geen enkele nieuwe aanvraag die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp worden ingediend binnen een termijn van zes maanden na de kennisgeving van de beslissing van ongegrondheid.
Deze beperking zal worden opgeheven indien, tijdens deze periode, nieuwe elementen opduiken die niets te maken hebben met de verantwoordelijkheid, de nalatigheid of de tekortkomingen van alle leden van het kandidaat-gezin.
Art. 16.§ 1. Het statuut van beschermde afnemer kan op elk moment worden ingetrokken bij een met redenen omklede beslissing van BRUGEL indien blijkt dat het werd verkregen door fraude, valse verklaringen of valse documenten. § 2. Wanneer BRUGEL kennis heeft van dergelijke feiten, brengt ze de beschermde afnemer hiervan op de hoogte aan de hand van een waarschuwing die per gecertifieerde of per aangetekende brief wordt verstuurd, waarin ze de feiten vermeldt waarop ze zich baseert en waarbij ze de afnemer, minstens één maand vooraf, de datum meedeelt waarop ze uitspraak zal doen over de eventuele intrekking van het statuut. De waarschuwing maakt melding van het recht van de afnemer om te worden gehoord. De gecertifieerde of aangetekende brief wordt van kracht op de derde werkdag die volgt op de datum van neerlegging ervan bij de postoperator.
De beschermde afnemer die wenst te worden gehoord, moet dit aanvragen per gecertifieerd of per aangetekend schrijven binnen de vijftien dagen na deze waarschuwing. Hij kan bij deze gelegenheid de wens uitdrukken om zich te laten bijstaan of te laten vertegenwoordigen door een raadsman van zijn keuze.
In beginsel zal een éénmalig uitstel worden toegelaten. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden die moeten worden beoordeeld door de Voorzitter op de zitting, zal er vervolgens uitspraak worden gedaan, zelfs al verschijnt noch de beschermde afnemer, noch zijn eventuele raadsman. § 3. BRUGEL omkleedt haar beslissing met redenen en betekent deze per gecertifieerd of per aangetekend schrijven aan de aanvrager en per gewone post aan zijn eventuele raadsman.
Elke beslissing tot intrekking van het statuut van beschermde afnemer wordt bovendien meegedeeld aan de noodleverancier, aan de leverancier met wie de beschermde afnemer contractueel verbonden is, aan het OCMW van zijn woonplaats en aan de griffie van het Vredegerecht dat territoriaal bevoegd is.
Art. 17.§ 1. De in de artikelen 9 tot 11 voorziene termijnen die aanvangen en verstrijken tussen 15 juli en 31 augustus, worden ambtshalve verlengd tot 15 september of tot de eerste werkdag die er op volgt. § 2 De in de artikelen 9 tot 11 voorziene termijnen worden geschorst tijdens de schoolvakanties van de Kerst- of de Paasvakantie.
Art. 18.Zonder afbreuk aan de eventuele intrekking van het statuut van beschermde afnemer, zal elke valse verklaring die bewust wordt gedaan teneinde van dit statuut te kunnen genieten, worden bestraft met een boete waarvan het bedrag zal variëren tussen 125 euro en 495 euro maximum in functie van de ernst van het bedrieglijke opzet.
Art. 19.De Minister die bevoegd is voor Energie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 oktober 2007.
Door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De minister-voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De minister bevoegd voor Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK